ECLI:NL:RBOVE:2023:5294

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
08/146358-23 + 08/278155-22 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Almelo

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1991 en verblijvende in de P.I. Almelo, werd schuldig bevonden aan het steken van een slachtoffer met een mes op 16 juni 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte negen keer met een mes in de borst, buik en arm van het slachtoffer had gestoken, wat leidde tot licht letsel. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte zich niet kon herinneren te hebben gestoken. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de wijze van verdediging niet proportioneel was ten opzichte van de aanranding. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclassering en opname in een zorginstelling. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers : 08/146358-23 + 08/278155-22 (TUL) (P)
Datum vonnis : 22 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Almelo aan de Bornsestraat 333, 7601 PB in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.L.A.N. Weusthof, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 29 september 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (
primair) heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door die [slachtoffer] negen keer met een mes en/of schroevendraaier in de borst en/of buik en/of torso en/of rug en/of armen en/of benen te steken en/of prikken en/of snijden en/of krassen en/of bewegen dan wel (
subsidiair) heeft geprobeerd om die [slachtoffer] zwaar te mishandelen dan wel (
meer subsidiair) die [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
(primair)
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te [plaats], althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
voornoemde [slachtoffer], negen keer, althans één of meermalen met een mes en/of
schroevendraaier, althans enig(e) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en)
over en/of in en/of nabij de borst (ter hoogte van het hart) en/of buik en/of (linker) (zijkant van) de torso en/of rug en/of arm(en), althans over en/of in het bovenlichaam, en/of be(e)n(en), althans over en/of in het lichaam
heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of gekrast en/of bewogen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(subsidiair)
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te [plaats], althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
voornoemde [slachtoffer], negen keer, althans één of meermalen met een mes en/of schroevendraaier althans enig(e) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp (en)
over en/of in en/of nabij de borst (ter hoogte van het hart) en/of buik en/of (linker) (zijkant van) de torso en/of rug en/of arm(en), althans over en/of in het bovenlichaam, en/of be(e)n(en), althans over en/of in het lichaam
heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of gekrast en/of bewogen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(meer subsidiair)
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te [plaats], althans in Nederland,
[slachtoffer]
heeft mishandeld door
voornoemde [slachtoffer]
negen keer, althans één of meermalen met een mes en/of schroevendraaier, althans enig(e) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp (en)
over en/of in en/of nabij de borst (ter hoogte van het hart) en/of buik en/of (linker) (zijkant van) de torso en/of rug en/of arm(en), althans over en/of in het bovenlichaam, en/of be(e)n(en), althans over en/of in het lichaam te steken en/of prikken en/of snijden en/of krassen en/of bewegen.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste
gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken. Zij heeft in dit verband naar voren gebracht dat verdachte tijdens het eerste politieverhoor heeft voorgedaan hoe hij zich met duwende en slaande, en dus niet stekende, bewegingen heeft afgeweerd. Volgens de raadsvrouw sluit dit aan op de omschrijving van de letsels van [slachtoffer]. Uit deze omschrijving is, wat betreft de raadsvrouw, af te leiden dat het om snijletsels gaat, waarbij de lengte omvangrijker is dan de diepte. Daarbij komt dat alle letsels licht zijn bevonden en de meeste letsels niet zijn gehecht. Vanwege deze omstandigheden heeft het handelen van verdachte niet de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] met zich gebracht, aldus de raadsvrouw. Mocht de rechtbank daarover anders denken, dan is volgens de raadsvrouw in elk geval niet vast te stellen dat hij die aanmerkelijke kans bewust zou hebben aanvaard.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Tijdens de zitting van 12 december 2023 heeft verdachte verklaard dat hij op 16 juni 2023 in de woning van [getuige] (hierna: [getuige]) aan de [adres] was. [2] [slachtoffer] stond buiten en [getuige] deed de voordeur voor hem open. Vervolgens sloeg [slachtoffer] [getuige] aan de kant en vloog hij op verdachte af, die op ongeveer twee meter van de voordeur stond. Verdachte weet niet meer wat er daarna precies gebeurde. Het werd hem zwart voor de ogen.
Over het vervolg heeft [slachtoffer] verklaard dat hij verdachte in een hoekje duwde en dat verdachte hem daarna meerdere keren heeft gestoken. [3]
Het klapmes, dat verdachte tijdens de aanhouding bij zich droeg, is onderzocht door het NFI. [4] Bij het onderzoek werd het DNA-profiel van verdachte en [slachtoffer] betrokken.
Op het heft van het mes ([nummer 1]) is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Met betrekking tot de bewijskracht staat in het rapport dat het DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Op grond van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat het DNA dat is aangetroffen op het heft van het mes van verdachte is.
Op de punt en de snijrand van het lemmet van hetzelfde mes ([nummer 2]) is een
DNA profiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer]. Met betrekking tot de bewijskracht staat in het rapport dat het DNA-profiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer], dan
wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
Op grond van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat het DNA dat is aangetroffen op de punt en de snijrand van het lemmet van het mes van [slachtoffer] is.
Verder is lichamelijk onderzoek verricht bij [slachtoffer]. Uit de forensisch geneeskundige letselbeschrijving blijkt dat hij negen scherprandige verwondingen had op zijn romp (linker- en rechterzijde buik, linkerzijde borstkas en links op de borstkas) en linkerarm (boven en onder). In de letselbeschrijving staat over dit type verwondingen onder meer dat snij- en steekletsels vormen zijn van scherprandig geweld, waarbij de huid is doorklieft. Het ontstaat door contact van de huid met een scherprandig snijdend oppervlak, zoals bij een mes of een ander voorwerp met een scherprandig oppervlak. In de letselbeschrijving staat daarnaast dat het onderscheid tussen snij- en steekletsels niet altijd goed te maken is, zoals ook in dit geval. [5]
De rechtbank stelt op basis van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer] negen keer met een mes heeft gestoken en/of gesneden in zijn borst (ter hoogte van het hart) en/of buik en/of arm.
Poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling of mishandeling?
Het is vervolgens de vraag of dit handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, zoals primair ten laste is gelegd, een poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair ten laste is gelegd, of een mishandeling, zoals meer subsidiair ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet op de dood van [slachtoffer]. Daarmee dient de vraag te worden beantwoord of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg (in dit geval dus de dood van [slachtoffer]) is aanwezig, indien een verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat een verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan deze kans is niet alleen vereist dat een verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Vast staat dat verdachte [slachtoffer] negen keer met een mes, vooral in de borstkas, heeft gestoken
en/of gesneden. Wanneer iemand met een mes steekt en/of snijdt in de borstkas van een ander, waarin zich vitale delen bevinden, zoals het hart, de longen en de slagaders, terwijl, zoals in casu, sprake is van ongecontroleerde en onverwachte bewegingen over en weer, dan is de kans dat die ander ten gevolge van het steken en/of snijden in de borstkas overlijdt, naar algemene maatstaven aanmerkelijk te noemen. De rechtbank acht dit een feit van algemene bekendheid: iedereen weet dat en verdachte wist dat dus ook. Door met die wetenschap toch in de borstkas van [slachtoffer] te steken en/of snijden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Hoewel verdachte zegt zich niets te kunnen herinneren van het steken zelf, is niet gebleken dat hij op het moment van handelen kampte met een totaal gebrek aan bewustzijn. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer].
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juni 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer], negen keer met een mes in en/of nabij de borst (ter hoogte van het hart) en/of buik en/of arm
heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie was de wijze waarop verdachte zich verdedigde niet proportioneel. Het beroep op noodweer kan daarom niet slagen, aldus de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) allereerst de vraag moet worden beantwoord of sprake was van noodweersituatie: een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding (of een onmiddellijke dreiging daartoe) van lijf, eerbaarheid en/of goed. Als die vraag bevestigend kan worden beantwoord, moet worden getoetst of een verdachte zich in die situatie heeft moeten verdedigen en er dus een noodzaak tot verdediging heeft bestaan (subsidiariteitseis). Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake als een verdachte zich aan de situatie heeft kunnen onttrekken. Tot slot moet de wijze waarop een verdachte zich heeft verdedigd in redelijke verhouding staan tot de ernst van de aanranding (proportionaliteitseis).
Naar het oordeel van de rechtbank bevond verdachte zich in een noodweersituatie. Uit de
hierboven weergegeven verklaringen volgt dat [slachtoffer], in agressieve toestand, de woning
waarin verdachte verbleef binnendrong en vanaf ongeveer twee meter afstand op verdachte
afvloog en hem in een hoekje duwde. Er was hiermee sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, gericht tegen verdachte. Verdachte had, gelet op de omstandigheden dat verdachte vanaf korte afstand op hem afvloog en hem vervolgens in een hoekje duwde, niet de mogelijkheid om zich uit de voeten te maken. Om die reden was het noodzakelijk dat verdachte zich verdedigde. Aan de eis van subsidiariteit is daarmee voldaan.
De vraag is of de manier waarop verdachte zich verdedigde proportioneel was. Hoewel de
rechtbank van oordeel is dat verdachte op zich het recht had om zichzelf te verdedigen, stond het door verdachte gekozen verdedigingsmiddel en de wijze waarop hij dat heeft aangewend niet in redelijke verhouding tot de ernst van aanranding. Verdachte heeft [slachtoffer] negen keer met een mes gestoken en/of gesneden, terwijl [slachtoffer] “slechts” op hem afvloog en hem in een hoekje duwde. Uit het dossier volgt bovendien niet dat [slachtoffer] op dat moment een wapen met zich droeg of dat [slachtoffer] hem heeft geslagen. De rechtbank vindt het negen keer steken en/of snijden met een mes onder die omstandigheden geen passende wijze van verdediging en disproportioneel. Het beroep op noodweer slaagt dan ook niet en wordt verworpen.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 Sr en levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, in het geval het beroep op noodweer niet slaagt, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweerexces toekomt.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat bij verdachte geen sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging die enkel veroorzaakt is door de aanranding. De gemoedsbeweging mag niet in belangrijke mate terug te voeren zijn op boosheid bij verdachte over eerder gedrag van [slachtoffer] en die boosheid was er wel. Om die reden kan volgens hem het beroep op noodweerexces niet slagen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat sprake was van een noodweersituatie en dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
Zij ziet zich daarom nu voor de vraag gesteld of aannemelijk is geworden dat verdachte verder is gegaan dan geboden als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging, die is veroorzaakt door een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding (dubbele causaliteit).
In dit verband overweegt de rechtbank dat verdachte zelf niet heeft verklaard dat hij in een
hevige gemoedsbeweging verkeerde. Verdachte verklaart dat hij zich van het steken niets
kan herinneren, dat sprake is van een “zwart gat”. Details over wat er door hem heen ging of hoe hij zich voelde en ook de oorzaak van deze gevoelens zijn daarmee onbekend gebleven. Dit maakt dat niet beoordeeld kan worden of bij verdachte daadwerkelijk sprake was van een hevige gemoedsbeweging. Ook overigens biedt het dossier daarvoor onvoldoende ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van een getuigenverklaring. Getuige [getuige] die alles van dichtbij heeft zien gebeuren, heeft daarover niets verklaard.
Gelet hierop kan de rechtbank op basis van het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen niet vaststellen dat bij verdachte sprake was van een in essentie door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging, als gevolg waarvan hij de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
Nu ook voor het overige geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf
van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, moet hiervan worden afgetrokken.
Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals de reclassering die adviseert in haar rapport van
21 november 2023. Deze voorwaarden houden in: meldplicht, opname in een zorginstelling (langdurige klinische behandeling), ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. Tot slot heeft de officier van justitie opgemerkt dat de duur van de langdurige klinische behandeling moet worden gemaximeerd tot één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voorwaardelijk, namelijk in het geval het beroep op noodweerexces niet zou slagen, verzocht om de zaak aan te houden voor de periode van één maand, zodat de reclassering zich kan uitlaten over een plaatsingsdatum. Volgens de raadsvrouw kan er dan meer maatwerk geleverd worden, in die zin dat verdachte na detentie zo snel mogelijk geplaatst kan worden in de kliniek.
Mocht de rechtbank het voorwaardelijke verzoek niet honoreren dan volstaat een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijkgesteld moet worden aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, aldus de raadsvrouw.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het voorwaardelijke verzoek tot aanhouding
De strafoplegging, zoals die hieronder is vermeld, heeft de rechtbank geen aanleiding
gegeven tot aanhouding van de zaak. Zij wijst het voorwaardelijke aanhoudingsverzoek van
de raadsvrouw dan ook af.
Met betrekking tot de gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde
feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft [slachtoffer] meerdere malen met een mes in de borst (ter hoogte van het hart) gestoken. Ook heeft het mes [slachtoffer] in zijn buik en arm geraakt. [slachtoffer] is door deze messteken ‘slechts’ licht gewond geraakt, maar het had, gelet op de plekken waar hij is gestoken, eenvoudig fataal voor hem kunnen aflopen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij met zijn handelen op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer].
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte ervan heeft de
rechtbank acht geslagen op voormeld rapport van [naam 1]. Hierin staat dat verdachte lijdt aan een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD), gecombineerde type, een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken en een ernstige stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel en cocaïne. Volgens [naam 1] is er een duidelijk verband te leggen tussen deze stoornissen en het bewezenverklaarde. [naam 1] heeft gerapporteerd, en dat blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook wel uit het dossier, dat verdachte al langere tijd onder hoge spanning stond vanwege pesterijen en bedreigingen vanuit [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] die bewuste avond voor de deur stond, liep de spanning verder op en ten tijde van de aanval van [slachtoffer] was de spanning extreem hoog. Volgens [naam 1] had verdachte vanuit onvoldoende copingvaardigheden, voortkomend uit de ADHD en persoonlijkheidsproblematiek, zijn impulsen onvoldoende onder controle en stak hij vervolgens [slachtoffer]. [naam 1] meent, gelet op het aantal keren dat is gestoken, dat sprake is geweest van een agressiedoorbraak. Hij acht het waarschijnlijk, zonder het zeker te weten, dat deze doorbraak werd veroorzaakt door extreme spanning, als gevolg van de aanval van [slachtoffer] waarbij verdachte niet de mogelijkheid had om terug te vallen op zijn reguliere coping (vermijding), in combinatie met ontremming vanuit amfetamine- en cocaïnegebruik. Cocaïne en amfetamine werken stimulerend voor de hersenen waardoor zelfvertrouwen (overmoed) en alertheid toeneemt, wat agressieverhogend kan werken, aldus [naam 1]. Ook is het mogelijk dat de persoonlijkheidsproblematiek heeft doorgewerkt in het blijven steken van [slachtoffer]. [naam 1] adviseert om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en rekent het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toe.
In het rapport van [naam 1] staat verder dat het recidiverisico matig is. Om dit risico te
beperken is het van belang dat verdachte structurering krijgt bij zijn problematiek. Daarnaast
is het zeer van belang dat hij goede copingvaardigheden aanleert om te kunnen omgaan met stress. Dit kan worden gedaan door middel van psycho-educatie, vaardigheidstraining, cognitieve gedragstherapie en/of schematherapie bij een instelling voor (forensische) geestelijke gezondheidszorg gespecialiseerd in dubbel diagnose-problematiek. Ook wordt beschermd wonen wenselijk geacht. [naam 1] adviseert de behandeling langdurig klinisch te starten, waarbij tijdens de klinische opname het natraject in de vorm van een plaatsing binnen beschermd wonen en eventuele ambulante behandeling kan worden vormgegeven.
De reclassering conformeert zich in haar rapport van 21 november 2023 aan het advies van [naam 1] en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling (langdurige klinische behandeling), ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Uit beide rapporten blijkt dat verdachte gemotiveerd is voor behandeling. Tijdens de zitting
van 12 december 2023 heeft verdachte verklaard dat hij zijn verslaving graag wil aanpakken.
Hij denkt het meeste gebaat te zijn bij een langdurig klinisch traject en begint hier nog liever
vandaag dan morgen aan.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij zich de afgelopen achttien jaren niet schuldig heeft gemaakt aan geweldsfeiten. Maar hij is wel vaker met politie en justitie in aanraking geweest. Meest recent is hem bij strafbeschikking van 17 mei 2023 een geldboete van € 550,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. En hij is dit jaar, namelijk op 21 februari, ook nog door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken wegens diefstal en heling.
Vanwege voornoemde omstandigheden, waarbij de rechtbank ook nadrukkelijk de rol van [slachtoffer], die verdachte op agressieve wijze heeft opgezocht en daarmee aanleiding heeft gegeven tot het voorval in ogenschouw neemt, is de rechtbank van oordeel dat de deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de officier van justitie die heeft geëist, passend en geboden is. De rechtbank legt verdachte dus op een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet hiervan worden afgetrokken.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarde, ook de bijzondere voorwaarden koppelen zoals de reclassering die in haar rapport van
21 november 2023 heeft geadviseerd, te weten: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank bepaalt de duur van de klinische opname op maximaal één jaar.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, door middel van zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede,
als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij heeft een bedrag van € 2.328,00 als materiële schade gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende posten:
  • 1. Eigen risico € 385,00
  • 2. Kleding € 440,00
  • 3. Mobiele telefoon € 499,00
  • 4. Hotelkosten € 1.000,00
Hij heeft daarnaast een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade gevorderd. In totaal heeft hij dan ook een bedrag van € 7.328,00 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] in zijn gehele vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat sprake is van eigen schuld.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [slachtoffer] gevorderde materiële
schade moet worden afgewezen, omdat geen enkele schadepost is onderbouwd. Met
betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw primair verzocht om deze af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft zij verzocht om het schadebedrag te matigen, gelet op [slachtoffer] zijn eigen rol.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer] schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde handelen. Daarmee is een grondslag voor schadevergoeding in beginsel gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk dat [slachtoffer] een (groot) aandeel heeft gehad in (het ontstaan van) de vechtpartij met verdachte en de daardoor ontstane schade. In welke mate de aan [slachtoffer] toe te rekenen omstandigheden en anderzijds de aan verdachte toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen aan de ontstane schade is evenwel niet zonder meer vast te stellen. Een nader onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal [slachtoffer] daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de schriftelijke vordering van de officier van justitie tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 08/278155-22 moet worden afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt
hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf ) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering van het Leger des Heils aan de Tubantiasingel 5 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen in een dubbel diagnose kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal één jaar of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich (aansluitend op de klinische behandeling) ambulant laat behandelen door
Transfore of Justact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering,
indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
- ( aansluitend op de klinische behandeling) verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/278155-22
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. A. Polstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
Buiten staat
Mr. Polstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ON2R023045/2023269713 (Fuchsia23). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 december 2023.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] van 16 juni 2023, pagina 19, regel 14.
4.Een geschrift, te weten een door ing. [naam 2] opgemaakt rapport van het NFI, van 23 november 2023, losbladig.
5.Een geschrift, te weten een door forensisch arts E.A. van der Molen opgemaakte forensisch geneeskundige letselbeschrijving, van 7 juli 2023, losbladig.