ECLI:NL:RBOVE:2023:5291

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
08-963564-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken met betrekking tot (meth)amfetamine en deelname aan criminele organisatie

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het smokkelen en handelen van (meth)amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk invoeren, bereiden en verkopen van 2539 kilogram (meth)amfetamine, evenals deelname aan een criminele organisatie. Tijdens de zittingen op 1, 11 en 22 december 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie had gevorderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraffen, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende betrokkenheid bij de feiten kon worden aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat hij handelingen verrichtte die verband hielden met de criminele organisatie en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens gelastte de rechtbank de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en hevelde het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963564-19 (P)
Datum vonnis: 22 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1, 11 en 22 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. J.J. Veldheer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het al dan niet samen met (een) ander(en), opzettelijk, invoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van 2539 kilogram (meth)amfetamine;
feit 2:het al dan niet samen met (een) ander(en) voorbereidingshandelingen treffen om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen;
feit 3:deelname aan een criminele (drugs)organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 13 juni 2019,
althans op of omstreeks 13 juni 2019 in de gemeente Rotterdam en/althans
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
  • opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) en/of
  • opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
  • opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]) ongeveer 2539 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine,
zijnde (meth)amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 juli 2019 te [plaats 1], in de gemeente Utrecht en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk
= bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
= vervaardigen, en/of
= binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/heden methamfetamine (Crystal Meth), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine/amfetamine, zijnde (meth)amfetamine (Crystal Meth) (telkens)
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
(een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, één of meermalen, daartoe (telkens) opzettelijk:
= (op of omstreeks 20/22 juni 2019) in een loods/bedrijfspand aan de [adres 2] te [plaats 1]: 17.485 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden zwavelzuur en/of
zoutzuur en/of Methyl Ethyl Keton en/of kaliumpermanganaat, en/of
= (op of omstreeks 11 juli 2019) in een loods/bedrijfspand aan de [adres 3] te [plaats 2]: 7995 liter, althans een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden petroleumether, en/of
= (op of omstreeks 26 februari 2019) in een bedrijfspand aan de [adres 4] te [plaats 3]: 433 kilogran methamfetamine en/of 1020 liter, althans een (grote) hoeveelheid/ hoeveelheden aceton, en/of
= (op of omstreeks 2 juni 2019) in een woning aan de [adres 5] te [plaats 4]: 25 kilogram methanfetamine kristallen en/of 50 liter methamfetamine bevattende vloeistof, opgeslagen, verpakt, bereid, verwerkt en/of voorhanden gehad en/of doen/laten opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren en/of voorhanden hebben, en/of
= (in de periode van 1 februari 2019 tot en met 10 juli 2019) een bedrijfspand aan de [adres 6] gehuurd en/of in dat bedrijfspand een partij kalkzandsteenblokken (inhoudende metamfetamine) en/of een hoeveelheid chemicaliën opgeslagen, verpakt, bereid, verwerkt en/of voorhanden gehad en/of doen/laten opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren en/of voorhanden hebben;
3
hij in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 31 juli 2019, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Den Haag en/althans (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere verdachte en/althans een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven,
namelijk/als bedoeld in:
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het (telkens) opzettelijk verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben en/of het voorbereiden/ bevorderen van voornoemde misdrijven, een en ander als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet.

3.De voorvragen

De raadsman heeft primair verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging, omdat verdachte aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te kunnen begrijpen. Ook is niet te verwachten dat hij op enig moment die strekking wel zal gaan begrijpen. De vervolging van verdachte levert een schending van artikel 6 EVRM op, omdat verdachte om die reden niet effectief kan deelnemen aan zijn eigen strafproces.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om de vervolging van verdachte te schorsen, omdat de ontwikkeling van de geestesvermogens van verdachte zodanig gebrekkig is, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, zoals bedoeld is in artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging en dat er geen reden is om de vervolging van verdachte te schorsen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit verschillende rapporten blijkt dat verdachte functioneert in het maatschappelijke verkeer en dat wat de raadsman van verdachte heeft aangevoerd onvoldoende is om te constateren dat verdachte “unfit to stand trial” is.
De rechtbank stelt vast dat GGZ Fivoor Den Haag in het rapport van 20 november 2023 heeft geconstateerd dat verdachte is gediagnosticeerd met een matig verstandelijke beperking (met een IQ van 45). Uit het rapport blijkt dat verdachte geen pro criminele houding heeft en weet te benoemen dat je niet met de politie in aanraking moet komen, dat “je slecht bent” als je dat toch doet en dat “mensen lief moeten zijn voor elkaar”. Verdachte wilde niet graag “slecht” genoemd worden, raakte overstuur als over het delict werd gesproken en hij wil nooit meer met justitie in aanraking komen.
Bij de politie heeft verdachte tijdens zijn verhoren antwoord kunnen geven op gestelde vragen en hij heeft daarbij zijn lezing van het gebeurde gegeven.
Tijdens de terechtzitting op 1 december 2023 heeft de rechtbank met verdachte gesproken. Daarbij gaf verdachte antwoorden die pasten bij de aan hem gestelde vragen. Naar het oordeel van de rechtbank begreep de verdachte voldoende wat er aan de hand is en wat de strekking is van het strafproces tegen hem. De rechtbank concludeert dat de verstandelijke handicap van verdachte niet zodanig is, dat dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dan wel schorsing van de vervolging.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 13 juni 2019 vond er een doorzoeking plaats in het bedrijfspand aan de [adres 1] waar op dat moment de bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. gevestigd waren. In een verborgen ruimte werd een grote hoeveelheid blokken methamfetamine aangetroffen. Na weging bleek het te gaan om 2539 kilogram. Naar aanleiding van deze vondst werd onderzoek “26Seaford” opgestart. Verdachte is een van de verdachten die in dit onderzoek naar voren kwam. Het onderzoek richtte zich niet alleen op meerdere verdachten, maar gaandeweg ook op meerdere panden.
Op 21 juni 2019 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in een ook door [bedrijf 1] B.V. gehuurd pand aan de [adres 2] te [plaats 1], waar een grote hoeveelheid (stukgeslagen) gasbetonblokken, afkomstig uit Mexico, en chemicaliën is aangetroffen. De stukgeslagen gasbetonblokken hadden een holle ruimte waarin papier- en purschuimresten te zien waren. Tijdens een doorzoeking op 11 juli 2019 in een pand aan de [adres 7] te [plaats 2] werd 7.995 liter petroleumether aangetroffen. Op 26 februari 2019 werd in het pand aan de [adres 4] te [plaats 3] een grote hoeveelheid methamfetamine kristallen en aceton aangetroffen. Naar aanleiding van een melding van stankoverlast werd op 2 juni 2019 binnengetreden in een woning aan de [adres 8]
waar methamfetamine kristallen en een methamfetamine bevattende vloeistof werd aangetroffen. In een pand aan de [adres 6] werd op 29 mei 2019 gezien dat verdachte [medeverdachte 1] gasbetonblokken, afkomstig uit Spanje, aan het doorzagen was.
De daar aangetroffen gasbetonblokken waren soortgelijk aan de blokken die aan de [adres 9] in [plaats 1] zijn aangetroffen.
Het vermoeden van de politie is dat een criminele organisatie al vanaf 2014 de invoer van methamfetamine vanuit Mexico, in gasbetonblokken, via zeecontainerschepen naar Spanje en van daaruit per vrachtwagens naar Nederland organiseert. Leden van de criminele organisatie zouden panden hebben geregeld, zodat de methamfetamine in Nederland kan worden ontvangen. De blokken methamfetamine zouden in deze panden uit de gasbetonblokken worden gehaald en worden opgeslagen in het pand aan de [adres 1]. Daarna zou de methamfetamine worden bewerkt in drugslaboratoria en worden verkocht of uitgevoerd. De gasbetonblokken zouden worden achtergelaten in de panden, worden verpulverd en daarna worden afgevoerd naar vuilstortplaatsen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 2 jaren en 200 uur werkstraf per ten laste gelegd feit.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt met betrekking tot de rol van verdachte het volgende vast. Verdachte heeft op 21 juli 2019 samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werkzaamheden verricht in het pand aan de [adres 2] te [plaats 1]. Getuigen die ook werkzaamheden hebben verricht in dit pand hebben verklaard dat verdachte hen samen met medeverdachte [medeverdachte 3], de toenmalige partner/vriendin van verdachte, naar het pand bracht en hen vertelde wat zij daar moesten doen: stenen breken. Zij kregen daar van verdachte contant geld voor.
Op 11 juli 2019 heeft [medeverdachte 2] bij het pand aan de [adres 7] te [plaats 2] een Poolse vrachtwagenchauffeur geholpen met het uitladen van pallets, die in het pand werden gezet. Uit tapgesprekken volgt dat de verdachte aan [medeverdachte 2] telefonisch instructies gaf. [medeverdachte 2] moest onder andere stickers verwijderen en aan de chauffeur geven en de chauffeur betalen.
Feit 1
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd het medeplegen van opzettelijk, invoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben (in een pand aan de [adres 1]) van 2539 kilogram (meth)amfetamine in de periode van 1 februari 2019 tot en met 13 juni 2019.
Behoudens de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2], die er in de kern op neerkomen dat hij ([medeverdachte 2]) op verzoek van verdachte op 17 juni 2019 in het pand aan de [adres 1] is geweest, wat verdachte heeft ontkend, blijkt verdachtes betrokkenheid bij dit feit niet uit het dossier. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 ten laste gelegde feit, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Feit 2
Aan verdachte is onder 2 ten laste gelegd het medeplegen van het treffen van voorbereidingshandelingen om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen, door kort gezegd op verschillende locaties chemicaliën voorhanden te hebben.
De rechtbank zal zich beperken tot het bespreken van de chemicaliën genoemd in de eerste twee gedachtestreepjes van feit 2 (te weten de chemicaliën aangetroffen in het pand aan de [adres 2] in [plaats 1] en het pand aan de [adres 7] in [plaats 2]), omdat verdachtes betrokkenheid bij de overige gedachtestreepjes niet blijkt uit het dossier.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beoordelen of de in beslag genomen chemicaliën bestemd waren voor de voorbereiding van de productie van (meth)amfetamine.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 20 september 2019 blijkt dat in het onderzoeksmateriaal afkomstig uit het pand aan de [adres 2] te [plaats 1] zwavelzuur, zoutzuur, methylethylketon (MEK, 2-butanon) en kaliumpermanganaat is aangetoond. Zwavelzuur, zoutzuur, methylethylketon (MEK, 2-butanon) en kaliumpermanganaat zijn vermeld op bijlage I van de Verordening (EG) nummer 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage behorende bij Verordening (EG) nummer 111/2005
betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en
derde landen in drugsprecursoren. Naar beide Verordeningen wordt verwezen in de
Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Uit het rapport van het NFI d.d. 18 oktober 2019 blijkt dat de chemicaliën aangetroffen in de loods aan de [adres 7] te [plaats 2] petroleumether betreffen en dat petroleumether wordt gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse (synthetische) drugs.
De rechtbank overweegt dat de tenlastelegging specifiek ziet op de synthetische drugs (meth)amfetamine, terwijl deze specifieke drugs niet expliciet worden genoemd in voornoemde rapporten van het NFI. De rechtbank is derhalve van oordeel dat – daargelaten de vraag of bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van voornoemde chemicaliën – niet kan worden vastgesteld dat het voorhanden hebben van de in beslag genomen chemicaliën voorbereidingshandelingen kunnen opleveren voor de productie van (meth)amfetamine, zoals is ten laste gelegd.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Feit 3
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow), een organisatie die zich specifiek bezig houdt met verdovende middelen. Dit betreft een lex specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 11b Ow is in essentie dezelfde toets noodzakelijk aan de (juridische) kaders die gelden bij artikel 140 Sr.
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met althans bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugsgerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft.
Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugsgerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit verschillende personen, dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven in het kader van internationale methamfetaminehandel, staat voor de rechtbank vast, op basis van de bevindingen van het onderzoeksteam neergelegd in het strafdossier, zoals hiervoor in de “inleiding” summier opgesomd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet geoordeeld kan worden dat verdachte er wetenschap van had dat de criminele organisatie het plegen van drugsgerelateerde misdrijven tot oogmerk had. De rol van verdachte bestond uit het vervoeren, betalen en instrueren van verschillende personen, waaronder medeverdachte [medeverdachte 2], die werkzaamheden hebben verricht in [plaats 1] en [plaats 2]. Dat instrueren hield feitelijk niet meer in dan het doorgeven van boodschappen die verdachte op zijn beurt ontving van medeverdachte Günes. Die boodschappen hadden betrekking op werkzaamheden, zoals het verpulveren van gasbetonblokken, het laden van gasbetonblokken in voertuigen en dergelijke. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte op enig moment heeft geweten dat de werkzaamheden die hij uitvoerde en regelde verband hielden met verdovende middelen, laat staan een smokkelmethode gericht op het invoeren en verhandelen van methamfethamine. Het handelen van verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank daarom geen deelneming aan een criminele drugsorganisatie op.
De rechtbank zal verdachte gelet op het voorgaande vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.
3.5
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen vuurwapenkoffer moet worden onttrokken aan het verkeer, het in beslag genomen geld moet worden verbeurd verklaard en dat de overige in beslag genomen goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
De raadsman heeft betoogd dat de in beslag genomen vuurwapenkoffer moet worden teruggegeven aan de Nationale Politie, omdat die eigenaar is, en het in beslag genomen geld dient te worden teruggegeven aan verdachte. Voor het overige heeft de raadsman van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst vermelde vuurwapenkoffer, omdat op dit moment niet duidelijk is wie als zodanig kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave aan medeverdachte [medeverdachte 4] gelasten van het aan [medeverdachte 4] toebehorende op de beslaglijst vermelde vaccinatieboekje, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de overige aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde goederen (te weten geld, diverse administratie, een sleutel en 3 CD-roms), aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
3.6.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Gelet op de vrijspraak van het ten laste gelegde zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

4.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen vuurwapenkoffer (op de beslaglijst genoemd voorwerp onder nummer 5);
- gelast de teruggave van het in beslag genomen vaccinatieboekje aan medeverdachte [medeverdachte 4] (op de beslaglijst genoemd voorwerp onder nummer 7);
- gelast de teruggave van de overige in beslag genomen goederen aan verdachte, te weten geld, diverse administratie, een sleutel en 3 CD-roms (de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10 en 11);
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.