ECLI:NL:RBOVE:2023:5261

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
08-770056-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen met contante stortingen uit illegale activiteiten

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2017, in opdracht van medeverdachte [medeverdachte], grote contante geldbedragen heeft gestort op verschillende bankrekeningen van rechtspersonen die gelieerd zijn aan [medeverdachte]. De verdachte heeft in totaal ongeveer € 593.127,-- aan contante stortingen verricht, waarvan een aanzienlijk deel afkomstig was uit de exploitatie van een hennepkwekerij die door [medeverdachte] werd geëxploiteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen, omdat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de gestorte bedragen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, die meer dan vijf jaar heeft geduurd, en de beperkte rol van de verdachte in het geheel. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat ook in zijn voordeel heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-770056-19 (P)
Datum vonnis: 21 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1966 in [geboorteplaats 1],
wonende [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 november 2023 en 21 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Feuth en van wat door de raadsvrouw mr. T.R. Oude Veldhuis, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2017, al dan niet samen met een of meer anderen, een bedrag van in totaal € 593.127,-- heeft witgewassen. Primair is dat ten laste gelegd als het medeplegen van gewoontewitwassen, subsidiair als het medeplegen van opzet- dan wel schuldwitwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2017, te [plaats], gemeente Dinkelland en/of te Hengelo (O) en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of te Deventer en/of te Delden, gemeente Hof van Twente en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
551.427 euro op een bankrekening van [bedrijf 1] BV heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
34.800 euro op een bankrekening van [bedrijf 2] BV heeft/hebben
gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer) 6.900 euro op een bankrekening van [bedrijf 3] BV heeft/hebben gestort,
in ieder geval (telkens) een (grote) hoeveelheid (contant) geld (van in totaal ongeveer 593.127 euro), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2017, te [plaats], gemeente Dinkelland en/of te Hengelo (O) en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of te Deventer en/of te Delden, gemeente Hof van Twente en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid (contant) geld, althans een of meer voorwerpen, te weten
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
551.427 euro op een bankrekening van [bedrijf 1] BV heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
34.800 euro op een bankrekening van [bedrijf 2] BV heeft/hebben
gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
6.900 euro op een bankrekening van [bedrijf 3] BV heeft/hebben gestort,
in ieder geval (telkens) een (grote) hoeveelheid (contant) geld (van in totaal ongeveer 593.127 euro),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) zijn verdachten in het opsporingsonderzoek ‘Bonfire’.
Dit onderzoek is gestart op 1 mei 2017 met een politie-inval op het perceel van [medeverdachte] waarbij een hennepkwekerij en -drogerij in een paardenstal werd aangetroffen. [medeverdachte] wordt er onder meer van verdacht dat hij de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. [medeverdachte] was destijds aandeelhouder/(feitelijk) bestuurder van verschillende rechts-personen die zich bezighielden met de exploitatie van een aantal sportscholen in Twente. Voortzetting van het onderzoek heeft geleid tot de verdenking dat grote contante geldbedragen, afkomstig uit illegale activiteiten, zijn gestort op aan [medeverdachte] en diens ondernemingen gelieerde bankrekeningen, omdat uit de boekhouding van deze bedrijven niet is gebleken van een legale herkomst van de contante geldbedragen.
Verdachte heeft in die periode de boekhouding verzorgd voor de diverse rechtspersonen waarvan [medeverdachte] aandeelhouder en/of (feitelijk) bestuurder was.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde gewoontewitwassen moet worden vrijgesproken. Volgens de officier van justitie is niet bewezen, ook niet via het voorwaardelijke opzet, dat verdachte wist dat de contante geldbedragen die hij in opdracht van [medeverdachte] op de rekeningen heeft gestort, van misdrijf afkomstig waren.
Het subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen – het medeplegen inbegrepen – kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging is er, samengevat weergegeven, geen bewijs dat sprake was van een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig was. Evenmin is er bewijs dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de contante geldbedragen die hij heeft gestort op verschillende rekeningen van enig misdrijf afkomstig waren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt allereerst op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
In de periode 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 heeft [medeverdachte] een grote hennep-kwekerij geëxploiteerd in een paardenstal bij zijn huis aan de [adres]. [medeverdachte] is (feitelijk) bestuurder van diverse rechtspersonen die zich bezighouden met de exploitatie van sportscholen.
In de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 heeft verdachte in opdracht van [medeverdachte] grote contante geldbedragen gestort op diverse rekeningen van (rechtspersonen van) [medeverdachte]. Op de rekening van [bedrijf 1] BV is vanaf 28 april 2014 een bedrag van € 525.502,-- gestort. Op de rekening van [bedrijf 2] BV is een bedrag van
€ 34.800,-- gestort en op de rekening van [bedrijf 3] BV is een bedrag van € 6.900,-- gestort. De contante stortingen op die rekening zijn aanvankelijk gedaan met een pas met nummer [nummer 2] en sinds 31 juli 2014 is het merendeel van de stortingen gedaan met een pas met nummer [nummer 1]. Verdachte heeft ook via stortingen op zijn eigen rekening geld op aan [medeverdachte] gelieerde rekeningen overgemaakt. Verdachte ontving de grote contante geldbedragen van [medeverdachte] meestal in kleine coupures. Hij boekte in de administratie de gelden weg als een schuld in rekening-courant aan [medeverdachte] of aan een van diens BV’s. Hij ontving dit geld in een plastic tas of envelop. De op zijn eigen bankrekening ontvangen bedragen boekte verdachte daarna in delen over naar de rekening van [bedrijf 1] BV om te voorkomen dat de bank hogere stortingen zou moeten melden in het kader van de meldplicht ongebruikelijke transacties. In de administratie werd de omzet van de sportscholen aan het eind van de maand kunstmatig opgehoogd met een fictief bedrag. Ook werden crediteuren regelmatig contant betaald, welke betalingen in de administratie werden geboekt ten gunste van de rekening-courant van [medeverdachte].
Verdachte volgde bij de boekhoudkundige verwerking van de stortingen, betalingen en fictieve ophoging van de omzet de instructies van [medeverdachte] op.
Na het aantreffen en ontmantelen van de hennepkwekerij op het perceel van [medeverdachte] zijn de contante stortingen gestopt.
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden
Om te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde dient de rechtbank achtereenvolgens de volgende vragen te beantwoorden:
(a) heeft verdachte in de tenlastelegging genoemde bedragen gestort?
(b) zo ja, zijn deze bedragen (on)middellijk van misdrijf afkomstig?
(c) zo ja, wist verdachte dat dan wel had hij dat moeten weten?
(d) en, in het laatste geval, is daarmee sprake van gewoontewitwassen?
Ad (a)
De rechtbank beantwoordt de eerste vraag bevestigend. Verdachte heeft als boekhouder in opdracht van [medeverdachte] werkzaamheden verricht voor diverse rechtspersonen van [medeverdachte], waaronder [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] BV. [medeverdachte] was altijd zijn opdrachtgever en verdachte heeft in opdracht van [medeverdachte] het merendeel van de contante geldbedragen gestort op de rekening van [bedrijf 1]. Verdachte gebruikte een bankpas behorende bij de rekening. Ook heeft verdachte een contant geldbedrag van in totaal € 34.800,-- gestort op de rekening van [bedrijf 4] BV en een contant geldbedrag van in totaal € 6.900,-- op de rekening van [bedrijf 3] BV.
Ad (b)
Vervolgens ligt de vraag voor of deze bedragen uit misdrijf afkomstig zijn. Voor een veroordeling ter zake van artikel 420bis en 420quater, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Daartoe is het volgende van belang. Op 1 mei 2017 is op het perceel van [medeverdachte] een grote hennepkwekerij aangetroffen. In de strafzaak tegen [medeverdachte] is bewezenverklaard dat hij op 1 mei 2017 die kwekerij geëxploiteerd heeft en dat hij zich in de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 schuldig heeft gemaakt aan diefstal (met verbreking) van elektriciteit. Naar het oordeel van de rechtbank hangt de diefstal van elektriciteit onlosmakelijk samen met de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij. De rechtbank heeft daarbij tevens vastgesteld dat de aangetroffen hennepkwekerij al sinds 2014 in gebruik was.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte na 28 april 2014 op de rekening van [bedrijf 1] BV, [bedrijf 4] BV en [bedrijf 3] BV gestorte contante geldbedragen opbrengsten zijn van de exploitatie van de hennepkwekerij, en daarmee uit misdrijf zijn verkregen.
Vanaf 28 april 2014 bedraagt het totaal aan contante stortingen op de rekening van [bedrijf 1] BV € 525.502,--. Uit de boekhouding blijkt niet van een legale herkomst van de gestorte bedragen en na 1 mei 2017 zijn de stortingen van contante geldbedragen gestopt.
Ad (c)
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen is verder vereist dat verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat de voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij op diverse bankrekeningen in opdracht van [medeverdachte] herhaaldelijk grote contante geldbedragen heeft gestort. Verdachte ontving die bedragen meestal in kleine coupures in een envelop of plastic tas van [medeverdachte]. Verdachte heeft [medeverdachte] gevraagd naar de herkomst van het contante geld, en kreeg het antwoord dat het geld van een vriend van [medeverdachte] afkomstig was. Verdachte heeft geen verdere vragen gesteld over de herkomst van het contante geld. Dat is des te opmerkelijker nu het niet om een eenmalig groot bedrag ging, maar om een jarenlange stroom van soortgelijke contante stortingen. Hij heeft vervolgens ook geen vragen gesteld bij de dubieuze wijze waarop deze bedragen vervolgens door hemzelf, na instructies daartoe van [medeverdachte], in de boekhouding van de BV’s werden verwerkt. Nadat hij het geld had gestort op de rekeningen van die BV’s, soms ook via zijn eigen bankrekening, boekte hij in de administratie de gelden als een schuld in rekening-courant aan [medeverdachte] of aan een van diens rechtspersonen. Om de rekening-courantschuld niet te hoog te laten oplopen heeft verdachte – wederom in opdracht van [medeverdachte] – fictieve omzet geboekt, die vervolgens in mindering werd gebracht op de rekening-courantschuld.
De op zijn eigen bankrekening ontvangen bedragen boekte verdachte in delen over naar de rekening van [bedrijf 1] BV om te voorkomen dat de bank hogere stortingen zou moeten melden in het kader van de meldplicht ongebruikelijke transacties.
Ook werden crediteuren regelmatig contant betaald en die betalingen werden in de administratie geboekt ten gunste van de rekening-courant van [medeverdachte].
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen enkele kritische vraag heeft gesteld bij de herkomst van een voortdurende stroom aan grote contante bedragen zonder enige aanwijsbare legale herkomst, die vervolgens door hem in de boekhouding moesten worden verwerkt. Verdachte was bovendien geen willekeurige medewerker, maar een HBO (plus)-opgeleide boekhouder. Door aldus te handelen heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de door hem gestorte bedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf. Hij heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan opzetwitwassen, in de voorwaardelijk opzetmodus.
Ad (d)
Gelet op het aantal stortingen en de periode waarin die stortingen hebben plaatsgevonden is de rechtbank voorts van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen.
Medeplegen
Tot slot is de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij het voorhanden hebben, het overdragen en het omzetten van de geldbedragen. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 28 april 2014 tot
en met 1 mei 2017,
te [plaats], gemeente Dinkelland en/of te Hengelo (O) en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of te Deventer en/of te Delden, gemeente Hof van
Twente en/of (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s)(telkens)(een)voorwerp
(en
), te weten
- een of meercontante geldbedragen
tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
551.427 euroop een bankrekening van [bedrijf 1] BV
heeft/hebbengestort en
- een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)
34.800 euro op een bankrekening van [bedrijf 2] BV
heeft/hebben
gestort en
- een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)
6.900 euro op een bankrekening van [bedrijf 3] BV
heeft/hebbengestort,
en daarmee
in ieder geval (telkens)een
(grote
)hoeveelheid
(contant
)geld
(van in totaal ongeveer 593.127 euro),
heeft verworven,voorhanden
heeftgehad,
heeftovergedragen en/of
heeftomgezet,
en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, daarbij rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de forse termijnoverschrijding, met de zeer beperkte rol die verdachte heeft gehad en aan hem een voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van grote hoeveelheden contant geld. Gedurende een periode van drie jaren heeft verdachte meegewerkt aan het storten van grote contante geldbedragen die afkomstig waren uit hennepteelt. Verdachte heeft er aan bijgedragen dat de contante geldbedragen werden verwerkt in de administratie van de vennootschappen van zijn medeverdachte en daarmee bijgedragen aan de schijn van legale herkomst van de gelden. Ook heeft verdachte daarvoor zijn eigen bankrekening ingezet. Daarnaast heeft hij welbewust fictieve omzet geboekt om de rekening-courantschuld aan zijn medeverdachte te kunnen verminderen. Verdachte heeft zich steeds verre van kritisch opgesteld ten aanzien van de medeverdachte en jarenlang nagelaten enig onderzoek te doen naar de herkomst van de geldbedragen. Daar komt bij dat (gewoonte) witwassen een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer heeft, de onderliggende criminaliteit faciliteert en aantasting oplevert van de legale economie. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De op te leggen straf
Bij de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De overschrijding van de redelijke termijn
In eerste aanleg dient een strafzaak te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de vervolging een aanvang heeft genomen, behoudens bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, waartoe ook de omvang van het verrichte onderzoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van de verdediging op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank merkt op dat de strafzaak tegen verdachte deel uitmaakt van een omvangrijk onderzoek gericht op het aantreffen van een hennepkwekerij (in de zaak van de medeverdachte) en het daaruit ontstane witwasonderzoek. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit type onderzoek veel tijd vraagt, heeft de officier van justitie geen afdoende verklaring kunnen geven voor het grote tijdsverloop tot het moment dat de dagvaarding aan verdachte werd uitgebracht.
Verdachte is in de onderhavige zaak op 17 april 2018 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Verdachte is gedagvaard voor de zitting van
8 februari 2022. Voorafgaand aan de zitting heeft de voorzitter bij beslissing van 7 februari 2022 het verzoek van de verdediging tot het horen van de medeverdachte als getuige toegewezen en de zaak daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. De dagvaarding is ingetrokken.
Verdachte is opnieuw gedagvaard voor de zitting van 22 november 2023 waar de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden. Op 21 december 2023 doet de rechtbank uitspraak. De tijdsduur van het onderzoek bedraagt daarmee vijf jaren en acht maanden. De rechtbank is van oordeel dat de gevolgde gang van zaken niet de langere duur van het geding verklaart en dat daarmee sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met drie jaren en acht maanden.
De rechtbank zal met deze omstandigheid rekening houden bij de op te leggen straf en de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door te kiezen voor een andere strafmodaliteit dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank zou hebben opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Hoewel de rechtbank – anders dan de officier van justitie – komt tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde gewoontewitwassen, zal de rechtbank geen zwaardere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank heeft hierbij, naast de hiervoor genoemde omstandigheden, rekening gehouden met de meewerkende houding van verdachte in zijn verhoren bij de politie en het feit dat hij anders dan zijn reguliere vergoeding als boekhouder niet heeft geprofiteerd van het gewoontewitwassen.
De rechtbank zal verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen met daarnaast een taakstraf van 240 uren, nu vanwege de ernst van het gepleegde feit niet kan worden volstaan met het opleggen van enkel een voorwaardelijke straf.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2017118643 van 24 januari 2018 (onderzoek ON2R017029/ Bonfire) en het proces-verbaal van 7 januari 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
2 mei 2017 (Map Bonfire, pag. 39), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2017 stelden wij in perceel [adres] een onderzoek in.
Controle GBA
Op het genoemde adres [adres], binnen de gemeente Dinkelland, staat de volgende persoon ingeschreven:
[medeverdachte], geboren op [geboortedatum 2] 1967 te [geboorteplaats 2].
Het pand betreft een vrijstaande woning in het buitengebied van [plaats]. Naast de
woning liggen een aantal bijgebouwen, waaronder een paardenstal.
Centrale ruimte in kelder:
In de kelder van de paardenstal was een centrale ruimte, welke toegang gaf tot
verschillende andere ruimtes, al dan niet voorzien van een toegangsdeur. In deze centrale ruimte in de kelder hingen en stonden allerlei goederen en attributen welke gebruikt werden voor het telen van hennep. In deze ruimte hingen de diverse schakelborden, gebruikt voor de hennepkweekruimtes achter de toegangsdeuren. Er hingen trafo's, welke aangesloten waren op de assimilatielampen in een van de
kweekruimtes,. Er stonden een aantal koolstoffilters en er stonden diverse jerrycans, waarin volgens het opschrift groei- en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten zat.
Ruimte 1
Aan de linkerzijde vanuit deze centrale hal was een toegangsdeur. Op deze toegangsdeur stond een 1 met een aantal cijfers. Deze kweekruimte was 540 centimeter bij 300 centimeter groot. Deze ruimte had een oppervlakte van 16,2 vierkante meter.
In deze ruimte waren twee kweekbakken met de afmetingen 440 centimeter bij 100
centimeter en 400 centimeter bij 100 centimeter met tussen de kweekbakken een looppad. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 8,4 vierkante meter groot.
In deze kweekbakken stonden hennepplanten, van ongeveer 100 centimeter hoog. Deze hennepplanten waren naar schatting ongeveer vijf weken oud. In totaal stonden in deze kweekruimte 160 hennepplanten. Gezien de afmetingen van deze kweekbakken stonden in deze ruimte ongeveer 19 hennepplanten op een vierkante meter. De hennepplanten in deze kweekruimte werden gelijkelijk belicht door in totaal 12 assimilatielampen van 600 Watt. Het betreffen hier lampen met een ingebouwde trafo en lampen met een afzonderlijke trafo. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Op deze wijze kon de belichtingstijd van de planten op van tevoren geprogrammeerde wijze, geheel automatisch worden geregeld. De belichtingscyclus was ingesteld op een 12-urige cyclus.
De verse lucht werd aangevoerd middels een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd gekoeld door een opticlimate (airco) met een vermogen van maximaal 4,7 Kilowatt. De vervuilde lucht werd middels een afzuigventilator van 130 Watt, gekoppeld aan een koolstoffilter, door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte. Er stond een gaskachel in deze kweekruimte. Deze werd gebruikt voor CO2 toevoeging in de kweekruimte.
De hennepplanten in de kweekruimte werden middels een irrigatiesysteem van water
voorzien middels een dompelpomp van 250 Watt en een dompelpomp van 150 Watt, gekoppeld aan een tuinslang vanuit een rond watervat. Dit watervat stond in de
kweekruimte. Bedoeld rechthoekig watervat, met een doorsnede van 75 centimeter bij 60 centimeter en een hoogte van 90 centimeter was gedeeltelijk gevuld met water, al dan niet vermengd met voedings- c.q. meststoffen.
Ruimte 2
Vanaf de centrale hal was naast ruimte 1 een andere ruimte. Deze ruimte was een soort "werkruimte". De ruimte had de afmetingen 600 centimeter bij 340 centimeter. De totale oppervlakte van deze ruimte was 20,4 vierkante meter. In deze ruimte stonden twee tafels tegenover elkaar. De afmetingen van de tafel aan de linkerzijde was 200 centimeter bij 100 centimeter. Op deze tafel stonden 49 hennepstekken in glas- of steenwol. Boven deze hennepstekken hingen twee assimilatielampen van elk 400 Watt. De andere tafel aan de rechterzijde had de afmetingen 400 centimeter bij 100 centimeter. Op deze tafel stonden 64 hennepstekken in glas- of steenwol. Boven deze hennepstekken hingen zes assimilatielampen van elk 400 Watt. In de ruimte stonden verder acht watervaten, gevuld met water, al dan niet voorzien van voedingsmiddelen. Er stonden verschillende jerrycans, waarin blijkens het opschrift groei en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten zat. Verder stond in deze ruimte een watervernevelaar van 1200 Watt en er stonden drie dompelpompen van elk 1200 Watt.
De wanden van deze ruimte waren behoorlijk beschimmeld, kennelijk doordat deze ruimte al langer in gebruik was en doordat de ruimte behoorlijk vochtig was. In totaal stonden in deze "werkruimte" 113 hennepstekken. Naast ruimte 2 in de centrale ruimte was een zogenaamde hennepstekkenkast Deze stekkenkast had de afmetingen 230 centimeter bij 175 centimeter. In deze hennepstekkenkast stonden drie stekkenbakken gevuld met hennepstekken. In elk van deze stekkenbakken stonden 77 hennepstekken.
In totaal stonden in deze hennepstekkenkast 231 hennepstekken.
Boven de stekkenbakken met hennepstekken hingen 8 normale TL lampen van elk 58 Watt. Deze kast was bestemd voor het kweken van hennepstekken. In de kast zouden nog meer stekken hebben kunnen staan. In de centrale ruimte stonden flesjes met
wortelstimulator. Een hennepstek is een stukje van een moederhennepplant, dat afgeknipt wordt en opgekweekt wordt tot weer een nieuw hennepplant. Hennepstekken groeien normaliter op onder normale TL lampen, die 18 uur per dag branden. Hennepstekken hebben na ongeveer twee weken voldoende wortels om ze uit te planten.
Ruimte 3
Aan de rechterzijde vanuit de centrale hal was een gangpad, welke toegang gaf tot de andere ruimtes. Links achter was een toegangsdeur. Op deze toegangsdeur stond een 3 met een aantal cijfers.
Deze kweekruimte was 900 centimeter bij 270 centimeter groot. Deze ruimte had een
oppervlakte van 24,3 vierkante meter. In deze ruimte waren twee kweekbakken met de afmetingen 700 centimeter bij 100 centimeter en 600 centimeter bij 100 centimeter met tussen de kweekbakken een looppad. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 13 vierkante meter groot. In deze kweekbakken stonden hennepplanten, van ongeveer 60 centimeter hoog. Deze hennepplanten waren naar schatting ongeveer drie weken oud. In totaal stonden in deze kweekruimte 224 hennepplanten. Gezien de afmetingen van deze kweekbakken stonden in deze ruimte ongeveer 14 hennepplanten op een vierkante meter. De hennepplanten in deze kweekruimte werden gelijkelijk belicht door in totaal 17 assimilatielampen van 690 Watt. Het betreffen hier lampen met een ingebouwde trafo. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Op deze wijze kon de belichtingstijd van de planten op van tevoren geprogrammeerde wijze, geheel automatisch worden geregeld. De belichtingscyclus was ingesteld op een 12-urige cyclus. De verse lucht werd aangevoerd middels een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd gekoeld door een opticlimate (airco) met een vermogen van maximaal 4,7 Kilowatt.
De vervuilde lucht werd middels een afzuigventilator van 130 Watt, gekoppeld aan een koolstoffilter, door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte.
Er stond een gaskachel in deze kweekruimte. Deze werd gebruikt voor CO2 toevoeging in de kweekruimte. De hennepplanten in de kweekruimte werden middels een irrigatiesysteem van water voorzien middels een dompelpomp van 250 Watt en een dompelpomp van 365 Watt, gekoppeld aan een tuinslang vanuit een rond watervat. Dit watervat stond in de kweekruimte. Bedoeld rechthoekig watervat, met een doorsnede van 75 centimeter bij 60 centimeter en een hoogte van 90 centimeter was gedeeltelijk gevuld met water, al dan niet vermengd met voedings- c.q. meststoffen.
In deze kweekruimte zagen wij op een in de kwekerij aangetroffen pvc buis een
productiedatum van 4-6-2014 staan en op een plaat, die gebruikt is als wand stond een productiedatum van 28-3-2014.
Ruimte 4
Rechts naast ruimte 3 stond op de toegangsdeur een 4 met een aantal cijfers.
Deze kweekruimte was 760 centimeter bij 300 centimeter groot. Deze ruimte had een
oppervlakte van 22,8 vierkante meter. In deze ruimte waren twee kweekbakken met de afmetingen 570 centimeter bij 100 centimeter en 570 centimeter bij 100 centimeter met tussen de kweekbakken een looppad. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 11,4 vierkante meter groot. In deze kweekbakken stonden hennepplanten, van ongeveer 60 centimeter hoog. Deze hennepplanten waren naar schatting ongeveer drie weken oud. In totaal stonden in deze kweekruimte 198 hennepplanten. Gezien de afmetingen van deze kweekbakken stonden in deze ruimte ongeveer 17 hennepplanten op een vierkante meter. De hennepplanten in deze kweekruimte werden gelijkelijk belicht door in totaal 18 assimilatielampen van 645 Watt. Het betreffen hier lampen met een ingebouwde trafo. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Op deze wijze kon de belichtingstijd van de planten op van tevoren geprogrammeerde wijze, geheel automatisch worden geregeld. De belichtingscyclus was ingesteld op een 12-urige cyclus.
De verse lucht werd aangevoerd middels een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd gekoeld door een opticlimate (airco) met een vermogen van maximaal 4,7 Kilowatt. De vervuilde lucht werd middels een afzuigventilator van 130 Watt en een afzuigventilator van 200 Watt (hing in ruimte 5), gekoppeld aan een koolstoffilter door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte. Er stond een gaskachel in deze kweekruimte. Deze werd gebruikt voor CO2 toevoeging in de kweekruimte. De hennepplanten in de kweekruimte werden middels een irrigatiesysteem van water voorzien middels een dompelpomp van 250 Watt en een dompelpomp van 365 Watt, gekoppeld aan een tuinslang vanuit een rond watervat. Dit watervat stond in de kweekruimte. Bedoeld rechthoekig watervat, met een doorsnede van 75 centimeter bij 60 centimeter en een hoogte van 90 centimeter was gedeeltelijk gevuld met water, al dan niet vermengd met voedings- c.q. meststoffen.
Ruimte 5
Aan de rechterzijde was ruimte 5. Deze ruimte was 810 centimeter bij 230 centimeter
groot. Deze ruimte had een oppervlakte van 18,6 vierkante meter groot. In deze ruimte stonden twee kweekbedden van 650 centimeter bij 80 centimeter. Op deze kweekbedden stonden in totaal 18 moederhennepplanten. Verder stonden in deze ruimte een rond watervat en een watervernevelaar van 200 Watt. De moederhennepplanten waren gepoot in potaarde ronde bloempotten met een doorsnede van 30 centimeter en een hoogte van 35 centimeter. De moederhennepplanten stonden onder 12 assimilatielampen van elk 400 Watt, met elke een afzonderlijke trafo. Moederhennepplanten staan vaak in ruimtes waar lampen van 400 Watt boven hangen. Om te voorkomen dat moederhennepplanten in de bloei schieten omdat zij bedoeld zijn voor het knippen van hennepstekken, branden de lampen voor moederhennepplanten vaak 18 uur per dag. Vaak worden de moederhennepplanten zelf gekweekt om de hennepstekken verder op te laten groeien.
Na vier tot acht weken kunnen van de moederhennepplant wekelijks hennepstekken worden gesneden of geknipt. Uit gegevens op internet blijkt, dat de moederhennepplant maximaal acht maanden meegaat. Van vier van deze moederhennepplanten is gekeken naar de verwondingen (door het knippen, danwel snijden in de plant voor de hennepstekken). Wij kwamen hierbij uit op een gemiddelde van 23,5 beschadiging per moederhennepplant.
Zolderruimte (droogruimte)
Op de zolderruimte van deze paardenstallen troffen wij een droogruimte aan. De zolderruimte was verdeeld in een aantal compartimenten In het achterste gedeelte van
de droogruimte troffen wij in totaal netto 16,1 kilogram droge hennep aan. Verder troffen wij zes gebruikte droognetten aan, waarvan er nog een aan een zolderhaak hing. In deze ruimte stond ook een weegschaal en twee kachels aan Voor de luchtcirculatie stonden hier drie ventilatoren van elk 60 Watt. ook stonden hier twee kachels van elk 3 Kilowatt. Voor de afzuiging van de vervuilde lucht hing hier een afzuigventilator en een ozonventilator van 400 Watt, gekoppeld aan een koolstoffilter. In de tussenruimte lagen zeven droognetten op de grond. Aan het plafond in deze ruimte zaten 7 haken gemonteerd, waaraan deze droognetten zouden kunnen hangen. Verder stonden hier drie ventilatoren van elk 60 Watt, lagen er twee ozonventilatoren, stond er een vervuilde cannacutter, een spanningsregelaar. In de voorste ruimte stond een gaskachel en lagen twee luchtbevochtigers.
Begane grond en achter woning
Hier werden onder andere aangetroffen: 25 nog niet aangebroken jerrycans, waarin volgens het opschrift groei- en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten zou zitten, armaturen met ingebouwde trafo's voor assimilatielampen, losse assimilatielampen, schakelborden, (gas) kachels, dompelpompen, losse trafo's , tijdschakelaars, ventilatoren en een luchtafzuiger.
Aanhangwagen
Bij de woning stond een aanhangwagen voorzien van het kenteken [kenteken]. In deze
aanhangwagen lagen diverse vuilniszakken met wortelvoeten van hennepplanten, een dompelpomp, een buisventilator en verder zat in een van de vuilniszakken in totaal 45
hennepstekken.
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij
eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [naam], fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder Enexis. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen eerdere oogst van [verbalisant 3] en
[verbalisant 2] van 2 mei 2017 (Bonfire, pag. 83) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De filterdoeken van de koolstoffilters van de kweekruimtes waren extreem vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaatsen waar deze was aangebracht, het filterdoek een lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat het koolstoffilter in de kwekerij was bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en veroorzaakt kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht; Zichtbaar was dat de filtermatten van de koolstoffilters in de kweekruimte vervuild waren geraakt. Er was sprake van een kalkafzetting in de watervaten.
Er was sprake van een kalkafzetting op de dompelpompen in de watervaten en in de droge waterpompen op de vloer van de kweekruimtes.
Er was sprake van een kalkafzetting in de bakken voor de retouropvang van teveel toegediend water met voedingsstoffen.
Er was sprake van schimmelvorming in de kweekruimtes tegen de wanden en het plafond.
Er was sprake van algengroeí tegen de wanden van de kweekruimtes en op de vloer.
Er was sprake van een extreme stofafzetting op de in de kweekruimtes aanwezige apparatuur. Bij de aanzuigslang waar verse lucht voor de kweekruimtes werd aangezogen was sprake van een ernstige vervuiling in de aanzuigopening.
In de kweekruimtes werden hennepresten aangetroffen van eerder geoogste hennepplanten. In de kweekruimtes werd ernstig verkleurd purschuim aangetroffen. Door warmte en fel licht was dit al weer poreus aan het worden.
In een paardenbox werden meerdere gebruikte hennepgerelateerde attributen aangetroffen zoals: gebruikt bodemfolie, gebruikt isolatiemateriaal, vervuilde kweekbakken, gebruikte dompelpompen, gebruikte koppelstukken waarop flexibele slangen werden aangesloten, transformatoren.
Door het zelf opkweken van hennepstekken was de verdachte niet afhankelijk van de aankoop van hennepstekken van derden.
Uitgaande van de melding de dato mei 2014, de vervuiling van de kweek- en droogruimtes, de netmetingen van Enexis en de diefstal van elektrische energie is het aannemelijk dat er sinds mei 2014 meerdere oogsten van hennepplanten in deze kweekruimte zijn geweest. Normaliter kunnen op jaarbasis 5 oogsten van hennepplanten per kweekruimte worden geoogst.
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344a, eerste lid onder 5 Sv zijnde de “aangifte diefstal/verduistering elektriciteit” van [aangever] van 8 mei 2017 (Bonfire, pag. 194) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, [aangever], ben gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadele van Enexis Netbeheer B.V.
Op 1 mei 2017 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [adres] te [plaats].
Uit onze administratie blijkt dat [medeverdachte] in elk geval op het moment van binnentreden op 1 mei 2017 contractant is op genoemd perceel. Met contractant wordt bedoeld dat met deze persoon een overeenkomst is afgesloten betreffende de aansluiting en transport van energie naar genoemd pand.
Mijn aangifte is gebaseerd op waarnemingen die fraude-inspecteur [naam] ter plaatse heeft gedaan.
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de
hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door Enexis verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door Enexis aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd.
Uit onderzoek bleek dat de elektriciteitsmeter is beschadigd en/of gemanipuleerd met als doel de correcte registratie van de afgenomen hoeveelheid energie te beïnvloeden.
Hiervoor heeft Enexis geen toestemming verleend.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 8 maart 2023 (Map 2 Bonfire, pag. 805)bevattende een overzicht van contante stortingen in de periode van 15 mei 2014 tot en met 7 juli 2023 met pasnummer [nummer 2] en in de periode van 31 van 31 juli 2017 tot en met 30 december 2016 met pasnummer [nummer 1].
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 17 mei 2018 (Map 2 Bonfire, pag. 842) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
2014
#1000 Kas: De contante stortingen (#1130 ING) worden voornamelijk in het begin van het jaar (eerste halfjaar) via #2000 Kruisposten/#1000 Kas verantwoord. De verwerking van de kas vindt in de loop van de periode op een later tijdstip plaats dan (de verwerking van) de contante storting.
(#1130 ING/#2000 Kruisposten)
[Afbeelding]
(#2000 Kruisposten/#1000 Kas)
[Afbeelding]
Uit de administratie van [bedrijf 1] B.V. (PV153) blijkt dat gedurende 2014 op meerdere
momenten sprake is van een negatieve kas (er worden meer uitgaven verantwoord dan dat er geld in kas zit). Voor deze vaststelling is gebruik gemaakt van grootboekrekening #1000 Kas. Uit die grootboekrekening blijkt ook dat er stortingen in de kas worden verantwoord met omschrijving 'Strippenkaart ...'. Die stortingen zijn ronde bedragen en in de daaropvolgende jaren wordt een dergelijke omschrijving niet meer verantwoord.
Verschillende afstortingen dragen bij aan een negatief kassaldo en dat verschillende stortingen met omschrijving 'Strippenkaart ...' er mede voor zorgen dat het kassaldo weer positief wordt.
Verder blijkt dat in 2014 relatief veel omzet via de kas (Kasboek (JournalDesc)) is verantwoord op #8010 Omzet contributie laag.
2015
#1650 RC [medeverdachte]: Gedurende 2015 worden verschillende contante stortingen geboekt op #2000 Kruisposten (in totaal € 102.185), maar per jaareinde vindt op die grootboekrekening per saldo een boeking (via Memoriaal) plaats naar #1650 RC [medeverdachte]. Dit zorgt ervoor dat ultimo 2015 op #2000 Kruisposten een saldo resteert van € 35.578,25. Dit verantwoorde bedrag heeft een logische strekking, omdat het aansluit met een tweetal boekingen met de omschrijving: 'Incasso jan', welke eind 2015 worden geboekt. De incassobatch is mogelijk aan het einde van het jaar verwerkt (afboeking van debiteuren), maar de verkrijging van de middelen vindt dan in het nieuwe jaar plaats.
[bedrijf 2] B.V.
[Afbeelding]
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] van 21 juni 2017 (Map 2 Bonfire, pag. 698) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer het volgende:
Tenaamstelling [rekeningnummer 1]
[bedrijf 2] B.V.
Contante stortingen
De volgende bedragen worden contant op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van
[bedrijf 2] BV gestort:
11-01-2017 € 5.000,00
16-01-2017 € 4.500,00
07-04-2017 € 11.300,00
18-04-2017 € 14.000,00
In totaal betreft dit een bedrag van € 34.800,00.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 6 maart 2018 (Map 2 Bonfire, pag. 785) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer het volgende:
[rekeningnummer 3]
Tenaamstelling: [bedrijf 3] B.V.
Contante storting/opname
Er is € 6.900 gestort op 14-08-2015 (omschrijving: STORTING ING (…) PASVOLGNR [nummer 3] (…)
Op 17-08-2015 heeft een opname van € 6.800 plaatsgevonden (omschrijving: GELDOPNAME
PASVOLGNR [nummer 3] (…)).
8.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 17 april 2018 (Map 3 Bonfire, pag. 1250) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Waarbij geldt
O: opmerkingen verbalisanten
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
V: Welke rechtspersonen die gelieerd zijn aan [medeverdachte] zijn een relatie van [bedrijf 5] en sinds wanneer?
A: [bedrijf 1] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 7] BV, [bedrijf 3] BV.
Voor [bedrijf 8] BV en [bedrijf 9] BV heb ik werkzaamheden verricht, maar deze bestaan niet meer. Voor [bedrijf 10] BV heb ik werkzaamheden verricht. Sinds 2011 verricht ik/[bedrijf 11] BV werkzaamheden voor deze BV's.
V: Wie was uw opdrachtgever bij de verschillende [bedrijf 1]'s, [bedrijf 6] BV en [bedrijf 7] BV?
A: Dat was altijd de heer [medeverdachte].
V: Wie was uw opdrachtgever bij [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3]?
A: Dat was eveneens [medeverdachte].
V: Wie waren volgens u de feitelijk leidinggevenden bij de verschillende [bedrijf 1]'s, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 7] BV, [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] BV?
A: Dat was [medeverdachte].
O: Wij hebben gezien dat er veel contante stortingen door [medeverdachte] zijn gedaan waarbij deze geboekt worden via de [medeverdachte].
V: Waarom worden er zoveel contante stortingen gedaan door [medeverdachte]?
A: Dat kwam omdat de financiële situatie van [bedrijf 1] penibel is. Volgens mij zijn er de laatste tijd geen contante betalingen geweest. Niet na mei 2017.
V: Hoe was de solvabiliteit van de verschillende rechtspersonen?
A: Dat was dramatisch van al die rechtspersonen.
[bedrijf 1] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 4] tnv [bedrijf 1] BV worden in de periode april 2015 t/m december 2016 een aantal bedragen ontvangen van en overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 5] tnv [verdachte]. Per saldo ontvangt [bedrijf 1] BV een bedrag van € 11.890,34.
V: Wie heeft de overboekingen naar de bankrekening tnv [bedrijf 1] BV uitgevoerd?
A: De uitvoering werd door mij gedaan.
A: Dat kwam omdat er altijd een dreiging beslaglegging was door de banken. Daarom werden bedragen op mijn rekening gestort en later teruggestort op de zakelijke rekening van [bedrijf 1]. Het initiatief daarvoor ging uit van [medeverdachte].
V: Kon u betalingen namens [bedrijf 1] uitvoeren?
A: Ik was gemachtigd. De gemachtigden waren dhr. [medeverdachte] en ik.
A: (…) dat [medeverdachte] mij gevraagd heeft om contante bedragen Van [bedrijf 1] op mijn INGrekening te storten met hetzelfde doel om het saldo van de rekening van [bedrijf 1] laag te houden. En die bedragen heb ik vervolgens overgeboekt naar de rekening van Olympic. In opdracht van [medeverdachte] werden de bedragen gesplitst om te voorkomen dat bank dergelijke hogere stortingen moesten melden.
O: Op 05-07-2016 vindt er een contante storting van € 9.950 plaats op [rekeningnummer 4] tnv [bedrijf 1] BV, welke in de administratie is uitgesplitst in
2 bedragen, waaronder € 2.000 op #2000 Kruisposten met omschrijving: Hr [verdachte] terug [rekeningnummer 5] [rekeningnummer 6] Hr [verdachte]
V: Wat kunt u verklaren over deze boeking?
A: Het enige wat ik kan bedenken, net als bij de andere rekeningen, dat ik moest zorgen dat het weer op "0" moest uitkomen.
V: Stortte u wel eens geld op de zakelijke rekening van [bedrijf 1]?
A: Dat gebeurde wel eens.
V: Wist u wat de herkomst van dit geld was.
A: Ik weet alleen dat ik het geld van [medeverdachte] kreeg.
A: (…) het waren contante stortingen van [medeverdachte]. Het ging om bedragen van 5 tot 15 duizend euro per keer.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 18 april 2018 (Map 3 Bonfire, pag. 1264) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Waarbij geldt
O: opmerkingen verbalisanten
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
Contante stortingen
[bedrijf 1] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 4] tnv [bedrijf 1] BV wordt in de periode maart 2014 t/m december 2016 een aantal keren een contant bedrag gestort, totaal betreft het € 551.427,37.
V: Wie heeft dit geld op deze bankrekening gestort?
A: Het merendeel van deze stortingen heb ik gedaan in opdracht van [medeverdachte]. De overige stortingen werden door [medeverdachte] zelf gedaan.
V: Waar kwam dit geld vandaan?
A: [medeverdachte] gaf aan dat dit van een vriend van hem afkomstig was.
A: Ik verwerkte deze bankmutaties op [medeverdachte].
V: Wiens opdracht was dit?
A: In overleg met [medeverdachte] heb ik dit zo geboekt.
[bedrijf 2] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 7] tnv [bedrijf 2] BV wordt in de periode 01-01-2014 t/m 28-04-2017, 4 keer een contant bedrag gestort. Totaal betreft dit
€ 34.800,00.
V: Wie heeft dit geld op deze bankrekening gestort?
A: Dat zal ik in opdracht van [medeverdachte] gedaan hebben.
A: [medeverdachte] gaf mij aan dat het van een vriend afkomstig was.
[bedrijf 3] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 3] tnv [bedrijf 3] BV wordt op 14-08-2015 een contant bedrag gestort van € 6.900,00.
V: Wie heeft dit geld op deze bankrekening gestort?
A: Dat heb ik ook gedaan in opdracht van [medeverdachte].
A: [medeverdachte] gaf mij aan dat het van een vriend afkomstig was.
V: Hoe overhandigde [medeverdachte] in zijn algemeenheid dat geld aan u?
A: Hij overhandigde dat in een envelop of een plastic zak.
A: Het waren veelal kleine coupures, kleiner dan € 100,-.
V: Hoe wist u op welke rekening deze contante bedragen gestort moesten worden?
A: [medeverdachte] gaf aan op welke rekening dit gestort moest worden.
Contante betalingen
A: Ik weet dat [medeverdachte] regelmatig crediteuren contant betaalde.
V: Hoe werd dat in de administratie verwerkt?
A: Meestal werden de crediteuren afgeboekt ten gunste van de [medeverdachte].
V: Was dat ook in opdracht van [medeverdachte]?
A: Dat heb ik altijd in overleg met [medeverdachte] gedaan.
V: Hoe wist u van het bestaan van deze contant betaalde crediteuren?
A: Dan kreeg ik van [medeverdachte] een factuur met hierop geschreven 'contant betaald [medeverdachte]'.
RC boekingen
O: Wij zien boekingen in relatie met omzet.
A: Het was een idee van [medeverdachte] om omzet bij te boeken om de schuld af te laten nemen.
A: Dat was geen echte omzet.
A: Het is een informele kapitaalstorting naar mijn idee. Windowdressing.