ECLI:NL:RBOVE:2023:5260

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
08-952340-17 en 08-952735-19 (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor hennepteelt, elektriciteitsdiefstal, wapenbezit en faillissementsfraude

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaken tegen een 56-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het telen van hennep, diefstal van elektriciteit, wapenbezit en faillissementsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 28 april 2014 en 1 mei 2017 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd in Deurningen, waar hij een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten en -stekken heeft gekweekt. Daarnaast heeft hij opzettelijk elektriciteit gestolen van Enexis Netbeheer B.V. door de elektriciteitsmeter te manipuleren. Tijdens de inval op 1 mei 2017 zijn er ook diverse wapens en munitie aangetroffen in de woning van de verdachte, waaronder een handgranaat en een gasrevolver. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan gewoontewitwassen, waarbij hij contante opbrengsten van de hennepkwekerij heeft gestort op de rekeningen van zijn vennootschappen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden en moet een schadevergoeding van € 40.311,09 betalen aan Enexis Netbeheer B.V. De rechtbank heeft de vordering van de curator in de faillissementszaken van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-952340-17 en 08-952735-19 (gev. ttz.) (P)
Datum vonnis: 21 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 februari 2022, 14 april 2022, 8 mei 2023, 22 november 2023, 23 november 2023 en
21 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Feuth en van wat door mr. M.M.A.J. Goris en mr. D.C.O. Ayinla, beiden advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, steeds al dan niet samen met een of meer anderen:
feit 1:op 1 mei 2017 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd;
feit 2:op 1 mei 2017 opzettelijk 16,1 kilogram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 3:in de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 stroom heeft gestolen van Enexis Netbeheer BV;
feit 4:op 1 mei 2017 een handgranaat, een gasrevolver, munitie en/of een loop van een gaspistool voorhanden heeft gehad;
feit 5:op 1 mei 2017 een airsoft machinepistool en/of een airsoft mitrailleur voorhanden heeft gehad;
feit 6:in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 mei 2017 een bedrag van in totaal
693.904 euro heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (in een
pand aan de [adres 1] en/of in een aldaar nabij geplaatste aanhangwagen)
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 582 hennepplanten en/of (ongeveer) 389 hennepstekken en/of (ongeveer) 18 moederhennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten/moederhennepplanten/hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel;
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad (ongeveer) 16,1 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel;
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 te Deurningen, gemeente Dinkelland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door een of meer zegels van de aansluitkast/electriciteitsmeter te verbreken en/of te verwijderen, althans door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 01 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van
categorie II, onder 7, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, en/of een wapen en/of munitie van categorie III, te weten een gasrevolver (merk Rohm, type RG-79) en/of een aantal (18) -scherpe- patronen (kaliber 9mm) en/of een loop van een gaspistool (merk Umarex), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 01 mei 2017 te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of twee wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, te weten een airsoft machinepistool (model HK, kaliber 6mm BB) en/of een airsoft mitrailleur (model GSG, kaliber 6mm BB), voorhanden heeft gehad;
6.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met
1 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland en/of te Hengelo (O) en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of te Deventer en/of te Delden, gemeente Hof van Twente en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal)(ongeveer) 14.717 euro op zijn, verdachtes, bankrekening heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)
551.427 euro op een bankrekening van [bedrijf 1] BV heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer) 34.800 euro op een bankrekening van [bedrijf 2] BV heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal)(ongeveer) 6.900 euro op een bankrekening van [bedrijf 3] BV heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer) 17.062 euro op een bankrekening van [naam 1] heeft/hebben gestort en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal)(ongeveer) 31.482 euro aan [naam v.o.f.] ” heeft/hebben betaald voor geleverde goederen en/of diensten en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer) 8.500 euro aan [bedrijf 4] BV heeft/hebben betaald vanwege rente en/of
aflossingsverplichtingen en/of
- een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer) 29.016 euro aan [bedrijf 5] BV heeft/hebben betaald voor geleverde goederen en/of diensten
in ieder geval (telkens) een (grote) hoeveelheid (contant) geld (van in totaal ongeveer 693.904 euro), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
parketnummer 08-952735-19 (Stockholm)
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, steeds als bestuurder van een of meer rechtspersonen:
feit 1:in de periode van 1 november 2018 tot 29 juni 2020, al dan niet samen met een of meer anderen, de inventaris van een sportschool, althans onderdelen daarvan, aan de faillissementsboedel heeft onttrokken;
feit 2:in de periode van 3 juli 2018 tot en met 29 juni 2020 niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de administratie van een aantal rechtspersonen te verschaffen aan de curator van deze rechtspersonen;
feit 3:in de periode van 1 juli 2016 tot en met 29 juni 20202 niet heeft voldaan aan de wettelijke administratieverplichting.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij als (indirect en/of feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] BV, voor of tijdens het faillissement, te weten op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot 29 juni 2020, te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Deurningen, gemeente Dinkelland en/of te De Lutte, gemeente Losser en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- de inventaris van een door [bedrijf 1] BV gedreven sportschool gevestigd aan de [adres 2] , althans een of meer onderdelen van de inventaris van een de/een door [bedrijf 1] BV gedreven sportschool gevestigd aan de [adres 2] ,
waaronder in elk geval
- een massagestoel en/of
- een aantal step-plateaus en/of
- ( blauwe) matten en/of
- hoepels en/of
- brandblussers en/of
- een afdekking van een airco-unit en/of
- ventilatoren en/of
- bureaustoelen en/of
- bureaus en/of
- een bureauonderstel en/of
- een patchkast en/of
- een of meer stepmachines (Technogym Wave) en/of
- een (dwars)balk, zijnde een onderdeel van een fitnessapparaat,
in elk geval (telkens) enig goed aan de boedel heeft/hebben onttrokken terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
2.
hij als (indirect en/of feitelijk) bestuurder van de rechtsperso(o)n(en)
- [bedrijf 1] BV en/of
- [bedrijf 6] BV en/of
- [bedrijf 7] BV en/of
- [bedrijf 8] BV,
tijdens het faillissement van een of meer van die rechtsperso(o)n(en), te weten in of omstreeks de periode van 3 juli 2018 tot en met 29 juni 2020, te Hengelo (O) en/of Tubbergen en/of Enschede en/of Deurningen, gemeente Dinkelland, in elk geval in Nederland
desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt;
3.
hij als bestuurder van de rechtsperso(o)n(en)
- [bedrijf 1] BV en/of
- [bedrijf 6] BV en/of
- [bedrijf 7] BV en/of
- [bedrijf 8] BV,
tijdens het faillissement van een of meer van die rechtsperso (o)n(en), te weten in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 29 juni 2020, te Hengelo (O) en/of
Tubbergen en/of Enschede en/of Deurningen, gemeente Dinkelland, in elk geval in Nederland
opzettelijk niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging onder 1 partieel nietig moet worden verklaard, omdat bij het eerste gedachtestreepje het deel
“de inventaris van een door [bedrijf 1] BV gedreven sportschool gevestigd aan de [adres 2] ”,in het licht van het onderliggende strafdossier zodanig algemeen en onbepaald is, dat niet duidelijk is op welke goederen dit onderdeel van de tenlastelegging ziet.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie moet het verweer worden verworpen, omdat uit het dossier voldoende blijkt om welke inventaris het gaat.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzittingen is besproken, het voor de verdachte mogelijk was om de tekst van de tenlastelegging te begrijpen en zich daartegen te verdedigen.
De rechtbank verwerpt het verweer en stelt vast dat de dagvaarding in haar geheel geldig is.
3.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft in beide zaken gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vervolging.
parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
Volgens de verdediging moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging voor alle verweten feiten, althans in elk geval van de feiten 1, 2, 3 en 6, wegens schending van de beginselen van een goede procesorde, in het bijzonder het recht van verdachte op een eerlijk proces en het verbod van détournement de pouvoir.
Het Openbaar Ministerie heeft volgens de verdediging – samengevat weergegeven – door de wijze van tenlasteleggen (te weten beperking van de tenlastegelegde periode in de feiten 1 en 2 tot de dag van de inval) de hem toekomende strafrechtelijke bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Door de gekozen wijze van tenlasteleggen heeft het Openbaar Ministerie de bewijslast in de ontnemingsprocedure (voor betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij in de periode voorafgaand aan de dag van de inval) neergelegd bij verdachte. Daarmee verwordt het recht op het voeren van een effectieve verdediging tot een bewijsplicht van verdachte, hetgeen in strijd is met het recht op fair trial als bedoeld in artikel 6 EVRM.
parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
Volgens de verdediging moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging voor de feiten 2 en 3, wegens schending van artikel 6 EVRM. In de faillissementsprocedure is verdachte gehouden om medewerking te verlenen en daarbij (uit zichzelf) inlichtingen te verschaffen. De door verdachte gegeven wilsafhankelijke gegevens zijn vervolgens terechtkomen in een aangifte van de curator. Dit maakt dat verdachte de facto het bewijs in zijn eigen strafzaak heeft vergaard, hetgeen als zelfincriminatie moet worden beschouwd, wat in strijd is met het strafrechtelijke nemo tenetur-beginsel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in beide zaken het verweer moet worden verworpen.
Het Openbaar Ministerie heeft een grote mate van vrijheid bij het voorleggen van de zaak aan de rechtbank van de omvang van de strafbare feiten.
Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie in het onderzoek Stockholm geen verklaringen van verdachte gebruikt die hij in de civiele procedure tegen de rechter-commissaris in faillissementen heeft afgelegd, zodat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM.
De overwegingen van de rechtbank
parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
Met betrekking tot de vraag of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging stelt de rechtbank voorop dat in artikel 167, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie door de gekozen wijze van tenlaste-leggen de hem toekomende bevoegdheid niet voor een ander doel heeft gebruikt dan waar-voor deze is gegeven. Van schending van het fair trialbeginsel als bedoeld in artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake.
De rechtbank verwerpt het verweer en acht het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
De rechtbank is van oordeel dat noch uit het dossier noch uit de behandeling ter terechtzitting blijkt dat door verdachte in de faillissementsprocedure verstrekte wilsafhankelijke informatie is gebruikt in de onderhavige strafvervolging, waardoor sprake zou zijn van schending van het nemo tenetur-beginsel.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
3.3
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van beide zaken en dat in beide zaken er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte (verder ook: [verdachte] ) is verdachte in de politieonderzoeken met de namen Bonfire en Stockholm.
Het onderzoek Bonfire betreft de verdenking van het exploiteren van een hennepkwekerij, het aanwezig hebben van hennep, de diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van diverse wapens en een handgranaat. Gaandeweg het onderzoek is de verdenking ontstaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van contante geldbedragen door deze te (laten) storten op de bankrekeningen van diverse vennootschappen van verdachte en door het betalen van crediteuren met die bedragen.
De boekhouder van verdachte, [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ), is medeverdachte van het witwassen.
Het onderzoek Stockholm betreft de verdenking van faillissementsfraude en is gestart nadat de curator in de faillissementen van [bedrijf 1] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 7] BV en [bedrijf 8] BV aangifte heeft gedaan wegens schending van de administratie-, bewaar en/of afgifteplicht en (later) het onttrekken van goederen aan de faillissementsboedel.
De rechtbank zal de verdenkingen per onderzoek in chronologische volgorde bespreken en stelt hierna op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, op welke wijze zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.2
Parketnummer 08-952340-17 (onderzoek Bonfire)
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat ten aanzien van feit 3 partieel vrijspraak moet volgen voor de tenlastegelegde periode tot medio 2016, nu op basis van verklaringen van de getuigen [getuige 1] en
[getuige 2] niet langer aannemelijk is dat vóór medio 2016 hennepteelt heeft plaats-gevonden.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat aan de verklaring van
[getuige 3] geen bewijswaarde moet worden toegekend. Als de rechtbank wel doorslag-gevende bewijswaarde aan de verklaring van [getuige 3] toekent dient voor feit 1 een bewezen-verklaring te volgen voor het aanwezig hebben van moederhennepplanten/hennepstekken en/of delen daarvan, nu deze zijn aangetroffen in een aanhanger van het bedrijf van verdachte en die aanhanger zichtbaar op het perceel aanwezig was.
Ten aanzien van feit 6 acht de officier van justitie een bedrag aan stortingen van in totaal
€ 693.281,-- bewezen, zodat partieel vrijspraak moet volgen voor het meerdere van € 620,--. Het gewoontewitwassen kan bewezen verklaard worden.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, samengevat weergegeven, dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken, met uitzondering van feit 4.
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 3 heeft de verdediging gesteld dat er geen bewijs is dat er vóór 2017 een hennepkwekerij is geweest. Uit niets blijkt dat verdachte op enig moment wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van een in werking zijnde hennepkwekerij in de kelder van de paardenstal op het terrein vanaf eind 2016/begin 2017, laat staan dat hij (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op betrokkenheid bij die kwekerij. Verdachte verhuurde de paardenstal aan [getuige 3] , zoals eerder aan [getuige 1] en diens partner [naam 2] . [getuige 3] heeft in een notariële verklaring de exploitatie van de hennepkwekerij erkend.
Ook uit technisch bewijs volgt niet dat verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. De aangetroffen fles Crystal Clear met speekselsporen van verdachte is aangetroffen in een andere ruimte. Daarnaast betekent het enkel aantreffen van een verplaatsbaar object ook niet dat verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij. Evenmin is er bewijs voor de diefstal van elektriciteit door verdachte.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd. Voor feit 5 moet volgens de verdediging vrijspraak volgen nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte geen lid was van een door de Minister erkende airsoftvereniging en verdachte de airsoftwapens niet op de openbare weg bij zich had.
Ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging is het Openbaar Ministerie ten onrechte uitgegaan van het kader van witwassen zonder gronddelict, terwijl wel een gronddelict (deels) ten laste is gelegd. Verder is het Openbaar Ministerie er niet in geslaagd aan te tonen dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs van witwassen.
Indien de rechtbank meent dat het stappenplan van toepassing is, geldt dat verdachte een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het contante geld. Deze verklaring is verifieerbaar, concreet en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, aldus de verdediging, maar de officier van justitie heeft geweigerd daar nader onderzoek naar te verrichten.
Indien de rechtbank de verklaring van verdachte onvoldoende vindt, geldt dat het enkel storten van gelden en verrichten van betalingen niet kan worden gekwalificeerd als witwashandelingen.
In het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de elektriciteitsdiefstal en/of het witwassen heeft de verdediging verzocht de getuigen [getuige 4] , [getuige 1] en [getuige 5] te horen.
4.2.3
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank bespreekt eerst gezamenlijk de feiten 1 t/m 5 en aansluitend feit 6.
Feiten 1 t/m 5
De rechtbank overweegt met betrekking tot de feiten 1 t/m 5 het volgende.
Hennepkwekerij
Op 1 mei 2017 heeft de politie een inval gedaan aan de [adres 1] .
Het perceel aan de [adres 1] betreft een vrijstaande woning met bijgebouwen in het buitengebied van Deurningen. Een van de bijgebouwen is een paardenstal. In de kelder van de paardenstal bevonden zich ruimtes die gebruikt werden voor het telen van hennep. In de paardenstal zijn diverse goederen en attributen aangetroffen die gebruikt worden voor het telen van hennep. Op de zolder boven de paardenstal was een droogruimte, waarin een grote hoeveelheid droge hennep lag.
De kelder van de paardenstal had een centrale ruimte die toegang gaf tot andere ruimtes in de kelder. In die centrale ruimte hingen en stonden goederen en attributen die voor het telen van hennep gebruikt werden. Er hingen schakelborden en trafo’s die aangesloten waren op de assimilatielampen in een van de kweekruimtes. Ook stonden er koolstoffilters en een ruime voorraad aan jerrycans met groei- en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten.
Aan de linkerkant van de centrale hal was een toegangsdeur met daarop onder meer een cijfer 1. De achterliggende ruimte (hierna: ruimte I) bevatte twee kweekbakken. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 8,4 vierkante meter. In de kweekbakken stonden hennepplanten van circa een meter hoog die ongeveer vijf weken oud waren. In totaal stonden er 160 hennepplanten.
De hennepplanten werden gelijkelijk belicht door twaalf assimilatielampen van 600 Watt. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Hierdoor werd de belichtingstijd van de planten tevoren en geheel automatisch geregeld.
Via een flexibele buis werd verse lucht aangevoerd vanuit de ruimte boven de kweekruimte.
De vervuilde lucht werd door een afzuigventilator die gekoppeld was aan een koolstoffilter, door een flexibele buis naar de zolderruimte afgevoerd. De hennepplanten werden door een irrigatiesysteem van water voorzien door middel van dompelpompen die gekoppeld waren aan een slang vanuit een watervat dat in de kweekruimte stond. Het watervat was deels gevuld met water, vermengd met voedingstoffen.
Naast ruimte I was een soort werkruimte (hierna: ruimte II) waarin twee tafels tegenover elkaar stonden. Op de ene tafel stonden 49 hennepstekken in glas- of steenwol. Op de andere tafel stonden 64 hennepstekken in glas- of steenwol. Boven beide tafels met hennepstekken hingen assimilatielampen. Verder stonden er watervaten met water al dan niet voorzien van voedingsmiddelen. Ook stonden er jerrycans met groei- en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten, een watervernevelaar en drie dompelpompen. De wanden van de ruimte waren beschimmeld.
Naast ruimte II bevond zich een kast. In deze kast stonden drie stekkenbakken. In elke bak werden 77 hennepstekken gekweekt. Boven de stekkenbakken hingen normale TL-lampen.
In de centrale ruimte stonden flesjes met wortelstimulator.
Aan de rechterkant van de centrale hal was een gangpad dat toegang gaf tot andere ruimtes. Links achter was een deur met daarop onder meer een cijfer 3 (hierna: ruimte III). In deze kweekruimte III stonden twee kweekbakken met tussen de kweekbakken een looppad. In de kweekbakken stonden 224 hennepplanten van circa 60 centimeter hoog die naar schatting ongeveer drie weken oud waren.
De hennepplanten werden gelijkelijk belicht door zeventienassimilatielampen van 690 Watt met een ingebouwde trafo en die een tijdschakelaar waren verbonden met het lichtnet. De belichtingstijd van de planten werd hierdoor automatisch geregeld. Ook hier werd de verse lucht aangevoerd door een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd behandeld door een airco en de vervuilde lucht werd door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte.
De hennepplanten werden van water voorzien door een irrigatiesysteem van dompelpompen
gekoppeld aan een slang vanuit een watervat dat deels met water voorzien van voedings- en meststoffen gevuld was.
In deze kweekruimte zijn een pvc-buis met productiedatum “4-6-2014” en een wandplaat met productiedatum “28-3-2014” aangetroffen.
Naast ruimte III stond op een deur onder meer een cijfer 4 (hierna: kweekruimte IV). In deze kweekruimte IV stonden ook weer twee kweekbakken met hennepplanten van circa 60 cm hoog en van ongeveer drie weken oud. In totaal stonden er 198 hennepplanten. De hennep-planten werden ook hier gelijkelijk belicht door assimilatielampen die met een tijdschakelaar waren verbonden met het lichtnet zodat de belichtingstijd automatisch werd geregeld, de verse lucht werd aangevoerd door een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte en de lucht in de kweekruimte werd behandeld door een airco. Vervuilde lucht werd naar de zolderruimte afgevoerd. Via een irrigatiesysteem van dompelpompen werden de planten van water en voedingsstoffen voorzien.
Aan de rechterzijde van de gang was ruimte V. In deze ruimte stonden twee kweekbedden met achttien moederhennepplanten. Verder stonden er een watervat en een watervernevelaar.
De moederhennepplanten stonden onder assimilatielampen van elk 400 Watt met elk een eigen trafo. Moederhennepplanten worden gebruikt voor de productie van stekken en hebben een levensduur van maximaal acht maanden.
Bij vier van de aangetroffen moederhennepplanten hebben de verbalisanten gekeken naar de verwondingen van de plant ontstaan door het knippen of snijden in de plant voor de hennepstekken. Gemiddeld zijn per plant 23,5 beschadigingen aangetroffen.
Op de zolderruimte van de paardenstallen is een droogruimte aangetroffen. In het achterste gedeelte van de droogruimte is 16,1 kilogram droge hennep aangetroffen. Verder zijn er zes gebruikte droognetten, waarvan er één aan een zolderhaak hing, een weegschaal, drie ventilatoren voor de luchtcirculatie en twee kachels aangetroffen. Voor de afzuiging van vervuilde lucht hing er een afzuigventilator en een ozonventilator gekoppeld aan een kool-stoffilter.
In de tussenruimte lagen zeven droognetten op de grond en in het plafond van deze ruimte zaten zeven haken, waar de droognetten aan konden hangen. Er stonden ventilatoren, een vervuilde cannacutter en een spanningsregelaar. In de voorste ruimte van de zolder stond nog een gaskachel en twee luchtbevochtigers.
In zowel een van de paardenstallen als buiten achter de woning lagen en stonden allerlei goederen en attributen die bij het kweken van hennep gebruikt konden worden; zoals nog niet aangebroken jerrycans met groei- en stimuleringsmiddelen voor hennenplanten, armaturen met ingebouwde trafo's voor assimilatielampen, losse assimilatielampen, schakel-borden, (gas-)kachels, dompelpompen, losse trafo's, tijdschakelaars, ventilatoren en een luchtafzuiger.
In een aanhangwagen met opschrift ‘ [bedrijf 1] ’ werden vuilniszakken met wortelvoeten van hennepplanten, een dompelpomp en een buisventilator aangetroffen. In een van de vuilniszakken zaten 45 hennepstekken.
Verdachte had op 1 mei 2017 de feitelijke leiding over de ‘ [bedrijf 1] ’ sportscholen.
In de voorruimte van de kelder stond een kast die als droogruimte werd gebruikt. Op een tafel in de voorruimte is een fles Crystal Clear aangetroffen. Rondom de drinkrand bevond zich DNA-materiaal dat matcht met het DNA van verdachte.
In een van de slaapkamers in het woonhuis van verdachte zijn sleutels aangetroffen die passen op de sloten in de deuren die toegang gaven tot de droogruimten boven de paardenstal.
Afname elektriciteit
De elektriciteitsvoorziening voor de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. Het verbruik voor het gehele perceel was afkomstig van diefstal. De borgzegels van de aansluitkast op het openbare elektriciteitsnetwerk waren verwijderd en de kilowattuurmeter van de elektrische installatie was vernield. De kilowattuurmeter lag ‘los’ onderin de meterkast. Het complete telwerk was uit de behuizing verwijderd waardoor er geen enkele verbruiksregistratie meer plaatsvond.
Verdachte was contractant bij de overeenkomst tot levering van energie op het perceel [adres 1] .
Aangetroffen wapens
In de woning en in de paardenstal zijn op vuurwapens gelijkende voorwerpen en munitie aangetroffen. In het kantoor van verdachte in de woning zijn in een kluis een handgranaat, een loop van een gaspistool en munitie aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de feiten 1 t/m 3: de hennepkwekerij, de aanwezigheid van hennep en de diefstal van stroom
Gelet op het vooroverwogene staat vast dat zich in het terrein van verdachte een hennep-kwekerij bevond en dat de elektriciteit ten behoeve van deze kwekerij én de overige elektriciteit op deze aansluiting zonder enige verbruiksregistratie werd verkregen.
De vraag die de rechtbank in de eerste plaats dient te beantwoorden is of verdachte degene is die op 1 mei 2017 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en zo ja, of hij in de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 de elektriciteit voor het gehele perceel (waaronder de hennepkwekerij) illegaal heeft afgenomen. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende:
- met betrekking tot de verklaring van verdachte
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie iedere betrokkenheid bij de hennepkwekerij ontkend en schriftelijk verklaard dat hij op 1 mei 2017 niet woonachtig was aan de [adres 1] . De rechtbank acht deze schriftelijke verklaring kennelijk leugenachtig en overweegt daartoe het volgende.
In het verhoor bij de politie op 18 december 2017 heeft verdachte de vraag of het klopt dat hij op 1 mei 2017 aan de [adres 1] stond ingeschreven, bevestigend beantwoord. Hij heeft verklaard dat hij daar ongeveer zestien jaren heeft gewoond, maar dat hij drie of vier maanden geleden (de rechtbank begrijpt: in augustus/september 2017) is verhuisd naar het adres [adres 3] . Blijkens gegevens uit het GBA stond verdachte van 10 december 2003 tot en met 12 juli 2017, derhalve ook op 1 mei 2017, ingeschreven op het adres [adres 1] . Volgens de GBA staat verdachte per 14 december 2021 wederom op het adres aan de [adres 1] ingeschreven.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 1 mei 2017 woonachtig was op het adres [adres 1] .
De rechtbank betrekt bij dat oordeel ook dat verdachte op 1 mei 2017 contractant was voor de levering van energie op het perceel [adres 1] .
- met betrekking tot de door de verdediging aangehaalde getuigenverklaringen
De verdediging heeft betoogd dat [getuige 3] de paardenstal vanaf september/oktober 2016 van verdachte heeft gehuurd en dat [getuige 3] degene is geweest die de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. In november 2019 heeft [getuige 3] dit schriftelijk verklaard en die verklaring is door een notaris gelegaliseerd.
De rechtbank stelt vast dat deze schriftelijke verklaring eerst in januari 2022 door de verdediging in de strafprocedure is ingebracht. Verdachte heeft in zijn politieverhoor elke betrokkenheid bij de hennepkwekerij ontkend en zich voortdurend op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft vanaf het moment van de ontdekking van de hennepkwekerij op 1 mei 2017 tot januari 2022 nimmer naar voren gebracht dat hij de paardenstal sinds 2016 had verhuurd aan [getuige 3] . [getuige 3] is in april 2022 overleden. Anders dan de verdediging stelt heeft [getuige 3] zijn verklaring niet ten overstaan van een notaris afgelegd. Het betreft een tevoren opgestelde schriftelijke verklaring, waarbij enkel de handtekening in november 2019 is gelegaliseerd. Weliswaar verklaart [getuige 3] daarin, jaren na dato, over betrokkenheid bij de hennepkwekerij, maar deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daarin betrekt de rechtbank niet alleen het onbegrijpelijke en langdurige zwijgen van verdachte over deze ontlastende omstandigheid, maar ook het feit dat niet is gebleken van het bestaan van een huurovereenkomst of zelfs maar huurbetalingen. De verklaring vindt bovendien op geen enkele wijze steun in overige bewijsmiddelen.
Integendeel: uit de bewijsmiddelen volgt dat de stroom voor het gehele perceel op evident zichtbare wijze is afgetapt vanuit de woning. In de slaapkamer van de zoon van verdachte zijn de sleutels aangetroffen die passen op de deur van de droogruimte boven de paardenstal en in de voorruimte in de kelder van de paardenstal is een fles Crystal Clear aangetroffen met DNA-materiaal dat matcht met het DNA van verdachte. Ook zijn op de zolder van de paardenstal wapens en munitie aangetroffen waarvan verdachte heeft verklaard dat deze van hem zijn.
Op het perceel stond een aanhanger met opschrift [bedrijf 1] – een van de bedrijven van verdachte – met daarin gebruikte kweekpotten en vuilniszakken met resten van moeder-planten, 49 hennepstekken en jerrycans met hennepgroeimiddelen. Ook zijn op het perceel diverse voor hennepteelt benodigde attributen aangetroffen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij als professional in de paardensport samen met zijn partner [naam 2] een onderneming dreef en dat zij van 2013 tot de herfst van 2016 de paardenstal op het perceel [adres 1] van verdachte heeft gehuurd om hun onderneming te kunnen voortzetten.
Volgens [getuige 1] heeft hij in die periode niets gezien of geroken dat duidde op de aanwezig-heid van een hennepkwekerij aan de [adres 1] .
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij [getuige 1] en [naam 2] van 2013 tot halverwege 2016 heeft geholpen met de paarden bij hun onderneming. Ook zij heeft in die periode niets gemerkt van een hennepkwekerij op het perceel van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank hangt de diefstal van elektriciteit onlosmakelijk samen met de exploitatie van de hennepkwekerij. Het is een feit van algemene bekendheid dat de exploitatie van een – grote – hennepkwekerij gepaard gaat met een zeer fors verbruik van elektriciteit, die doorgaans illegaal wordt afgenomen.
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en de foto’s in het dossier stelt de rechtbank vast dat de aangetroffen hennepkwekerij al vele jaren in gebruik was. De filter-doeken van de koolstoffilters van de kweekruimtes waren extreem vervuild, er was sprake van kalkafzetting in de watervaten, op de dompelpompen in de watervaten en in de droge waterpompen op de vloer van de kweekruimtes. Ook was er kalkafzetting in de bakken voor de retouropvang van teveel toegediend water met voedingsstoffen en er was zelfs sprake van schimmelvorming in de kweekruimtes tegen de wanden en het plafond en van algengroei op de vloer en de wanden. Er zat extreem veel stofafzetting op de in de kweekruimtes aan-wezige apparatuur en de aanzuigslang voor verse lucht was ernstig vervuild in de aanzuig-opening. Het in de kweekruimtes aangetroffen purschuim was ernstig verkleurd en was door warmte en fel licht al poreus aan het worden en in de kweekruimtes lagen hennepresten van eerder geoogste planten.
Daarnaast stond zowel op een pvc-buis als op een wandplaat in de hennepkwekerij de productiedatum “2014” vermeld.
Ook waren de in een paardenbox aangetroffen hennepgerelateerde attributen als bodemfolie, isolatiemateriaal, kweekbakken, dompelpompen, kopstukken voor flexibele slangen en transformatoren allemaal gebruikt en vervuild. Verder zaten er spinnenwebben op het los onderin de meterkast aangetroffen telwerk van de kilowattuurmeter en werd er een zwart geblakerde schakelkast in de kelder aangetroffen.
Ook het feit dat in juli 2016 vele zakken met resten van hennepplanten door afvalverwerker [naam 3] bij het vuilnis van verdachtes onderneming [bedrijf 1] aan de [adres 2] zijn aangetroffen en de mutatie van 21 mei 2014 van de melding van de schoonzus van verdachte over de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de kelder bij verdachte, dragen bij aan de overtuiging van de rechtbank dat de hennepkwekerij vele jaren voorafgaand aan 1 mei 2017 in werking is geweest.
De verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank hier-mee weerlegd, temeer ook nu de verklaring van [getuige 1] op geen enkele wijze is onderbouwd. Van enige huurovereenkomst met verdachte, huurbetalingen of zelfs betalingen voor gebruik van energie aan verdachte is niet gebleken, hetgeen in het kader van een jarenlange zakelijke bedrijfsvoering wel voor de hand had gelegen.
Conclusie met betrekking tot de feiten 1 t/m 3
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte degene is die op 1 mei 2017 een hennep-kwekerij heeft geëxploiteerd (feit 1), 16,1 kilogram hennep aanwezig heeft gehad (feit 2) en de elektriciteit voor het gehele perceel (waaronder de hennepkwekerij) gedurende de gehele tenlastegelegde periode illegaal heeft afgenomen (feit 3).
Met betrekking tot de feiten 4 en 5: de wapens en de munitie
De rechtbank acht de feiten 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen.
Het ten aanzien van feit 5 gevoerde verweer van de verdediging verwerpt de rechtbank, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte op 1 mei 2017 lid was van een door de Minister erkende airsoftvereniging. De vrijstelling ingevolge artikel 17a van de Regeling wapens en munitie is derhalve niet op verdachte van toepassing.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het in de feiten 1 t/m 5 ten laste gelegde medeplegen, omdat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet bewezen is dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft begaan.
Feit 6
Aan verdachte is onder 6 tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met
1 mei 2017 van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt door het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en/of omzetten van een contant geldbedrag van in totaal ongeveer € 693.904,--.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd in de paardenstal op het perceel aan de [adres 1] . De contante opbrengsten van deze hennepkwekerij zijn gestort op de bankrekeningen van vennootschappen waarvan verdachte (middellijk) bestuurder was en vervolgens gebruikt voor de bedrijfsvoering van die vennootschappen. Daarnaast zijn die contante opbrengsten gebruikt om crediteuren van die vennootschappen mee te betalen.
Dit oordeel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden.
Stortingen en betalingen
Verdachte was in de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 (feitelijk) bestuurder van [bedrijf 1] BV. In deze periode zijn op verschillende bankrekeningen contante geldbedragen gestort:
- op de rekening van verdachte is een contant bedrag van € 14.717,-- gestort;
- op de rekening van [bedrijf 1] BV is een bedrag van € 525.502,-- gestort;
- op de rekening van [bedrijf 2] BV is een bedrag van € 34.800,-- gestort;
- op de rekening van [bedrijf 3] BV is een bedrag van € 6.900,-- gestort;
- op de rekening van [naam 1] is een bedrag van € 17.062,-- gestort, waarna vervolgens een zelfde bedrag is overgemaakt naar de rekening van verdachte.
Verdachte heeft in dezelfde periode contante betalingen gedaan aan diverse crediteuren:
- aan [naam v.o.f.] is een bedrag van in totaal € 31.482,-- contant voldaan en
- aan [bedrijf 5] BV is een bedrag van in totaal € 20.069,-- contant voldaan.
De vorderingen van deze crediteuren zijn afgeboekt in de administratie van [bedrijf 1] BV.
De totale som aan contante stortingen en betalingen bedraagt € 650.532,--.
De contante betalingen van in totaal € 8.500,-- aan [bedrijf 4] BV zijn gedaan vóór 28 april 2014 en vallen daarmee buiten de hiervoor genoemde periode.
Herkomst van de geldbedragen
De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar hetgeen hiervoor met betrekking tot de feiten 1 t/m 3 is overwogen en geoordeeld over de aanwezigheid van de hennepkwekerij, de 16,1 kilogram hennep en de elektriciteitsdiefstal aan de [adres 1] .
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat in de boekhouding van de genoemde vennootschappen niet blijkt van een legale herkomst van de gestorte bedragen. De contante stortingen werden aanvankelijk gedaan met een pas met nummer 006; vanaf 31 juli 2014 is het merendeel van de stortingen gedaan met een pas met nummer 007.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het merendeel van de contante stortingen op de bovengenoemde rekeningen in opdracht van verdachte heeft verricht. Hij ontving het contante geld van verdachte meestal in kleine coupures in een envelop of plastic tas.
Nadat hij het geld had gestort, boekte hij de gelden weg als een schuld in rekening-courant aan verdachte of aan een van diens BV’s. Soms maakte hij ook in kleinere delen opgesplitste bedragen van verdachte via zijn eigen rekening naar rekeningen van verdachte of diens rechtspersonen over om MOT-meldingen te voorkomen. [medeverdachte] heeft verklaard dat de omzet van de sportscholen aan het eind van de maand – in overleg met verdachte – kunstmatig werd “opgehoogd” met een fictief bedrag. Vervolgens werd de rekening-courant schuld aan verdachte met hetzelfde bedrag verlaagd.
Ook de crediteuren werden regelmatig contant door verdachte betaald en dat werd in de administratie dan geboekt als een rekening-courant schuld aan verdachte.
Volgens [medeverdachte] werden de contante stortingen door verdachte gedaan omdat de financiële situatie van [bedrijf 1] penibel was. [medeverdachte] heeft verdachte gevraagd naar de herkomst van de contante geldbedragen, en kreeg als antwoord dat het geld van een vriend van verdachte afkomstig was. De stortingen hielden op nadat de hennepkwekerij op het perceel van verdachte op 1 mei 2017 was aangetroffen.
Daarnaast heeft de politie een ontnemingsrapportage opgemaakt. In die rapportage is het met de hennepkwekerij gerealiseerde wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode van
30 juni 2014 tot en met 30 april 2017 berekend op een bedrag van € 615.986,--.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij de hennepkwekerij ontkend. De in feit 6 genoemde contante geldbedragen zijn dus volgens hem geen opbrengsten van de hennepkwekerij. Verdachte heeft schriftelijk verklaard over de herkomst van de contante geldbedragen. Hij stelt dat de contante bedragen afkomstig zijn van de verkoop van een viertal paarden: [naam paard 1] , [naam paard 2] , [naam paard 3] en [naam paard 4] , en de verkoop van twee veulens. Grote contante transacties zijn in de paardenbranche volgens verdachte niet ongebruikelijk. Daarnaast heeft verdachte een Porsche en een motor verkocht en de betalingen contant ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte over de herkomst van de contante geldbedragen volstrekt onaannemelijk. De bij de schriftelijke verklaring gevoegde bijlagen gaan slechts over
aankoopvan de paarden [naam paard 1] , [naam paard 2] en twee veulens, jaren voor aanvang van de tenlastegelegde periode. Gegevens over verkoop van de verkochte paarden ontbreken ten enenmale. Dit klemt te meer nu het zou gaan om internationale transacties die kennelijk zien op waardevolle paarden die alleen al om veterinaire en vervoersrechtelijke redenen een papieren spoor zouden moeten nalaten. Dat dergelijke grote internationale transacties cash zouden plaatsvinden acht de rechtbank al even ongeloofwaardig als de stelling van verdachte dat de politie een notariële koopovereenkomst betreffende de verkoop van het paard [naam paard 1] zoekgemaakt zou hebben en dat van deze akte geen duplicaat bij de betreffende notaris verkregen kan worden. Over de Porsche is onweersproken gebleven dat volgens gegevens van de RDW noch verdachte, noch zijn echtgenote een Porsche op naam heeft gehad. Een foto van zijn echtgenote bij een Porsche met een Duits nummerbord volstaat in dat verband niet. De motor zou verdachte verkocht hebben aan een bedrijf in Apeldoorn dat op het moment van de gestelde transactie evenwel al geruime tijd in staat van faillissement verkeerde. De verklaringen van de partner van verdachte en de verklaring van [getuige 5] met betrekking tot de Porsche dragen naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan de aannemelijkheid van verdachtes verklaring over de herkomst van contante bedragen.
Deze feiten en omstandigheden in samenhang met de overige bevindingen in het dossier over de jarenlange exploitatie van een hennepkwekerij door verdachte, maken naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de ten laste gelegde geldbedragen uit het bewezenverklaarde misdrijf, en daarmee uit eigen misdrijf, afkomstig zijn.
Kwalificatieverweer van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het enkele storten van gelden en verrichten van betalingen niet kan worden gekwalificeerd als een witwashandeling en dat het verwerven of voorhanden hebben van de vermeende witwasbedragen niet strafbaar is. Voor de na 1 januari 2017 gestorte bedragen geldt dit verweer niet, maar het Openbaar Ministerie heeft er niet voor gekozen om artikel 420bis.1 Sr ten laste te leggen, zodat ook voor die bedragen niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende voorop. De Hoge Raad heeft beslist dat in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die op verhullen/verbergen is gericht en dat dan uit de motivering door de rechter moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. [1]
Uit het dossier blijkt dat verdachte de beschikking heeft gehad over grote contante geld-bedragen. Deze bedragen zijn voor het grootste deel gestort op rekeningen van zijn vennootschappen en daarnaast gebruikt om crediteuren van [bedrijf 1] BV te betalen.
Verdachte heeft niet alleen zelf de bedragen gestort; hij heeft boekhouder [medeverdachte] telkens opdracht gegeven om de bedragen te storten op de rekening van de vennootschappen en [medeverdachte] heeft deze opdrachten uitgevoerd. [medeverdachte] ontving grote bedragen contant geld en hij heeft daarvan ook bedragen op zijn eigen rekening gestort en deze vervolgens weer overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 1] BV.
In opdracht van verdachte heeft [medeverdachte] de contante geldbedragen in de boekhouding van [bedrijf 1] BV verwerkt. De bedragen zijn vervolgens gebruikt in de bedrijfsvoering van [bedrijf 1] BV, onder meer om het loon van werknemers mee te betalen.
Ook zijn contante bedragen gestort op de rekening van verdachte zelf en diens zoon. De op die rekening gestorte bedragen werden kort na de storting weer overgeboekt naar de rekening van verdachte.
De rechtbank is op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] handelingen heeft verricht die er op gericht waren om de criminele herkomst van de gelden te verbergen of te verhullen.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 – zijnde de periode waarin de hennepkwekerij werd geëxploiteerd – een bedrag van in totaal € 650.532,-- heeft witgewassen.
Gelet op het grote aantal contante stortingen en de lange periode waarin die zijn gedaan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het medeplegen van gewoontewitwassen.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen [getuige 4] , [getuige 1] en [getuige 5] wijst de rechtbank af nu de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet is gebleken.
4.3
Parketnummer 08-952732-19 (onderzoek Stockholm)
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
In dit verband heeft de verdediging verzocht om – op gronden die volgens de verdediging primair tot niet-ontvankelijkheid zouden moeten leiden (zie 3.2) – te komen tot bewijs-uitsluiting van alle door verdachte zelf onder dwang aangedragen, wilsafhankelijke informatie, omdat deze informatie de kern van de bewijsconstructie vormt.
Ook heeft de verdediging verzocht om de aangifte van de curator van 29 juni 2020 met bijlagen en de door de curator bij de rechter-commissaris op 26 januari 2023 afgelegde verklaring uit te sluiten van het bewijs. Beide verklaringen zijn afgelegd na 6 november 2019, zijnde de dag dat de curator slachtoffer is geworden van een schietincident en waarover de curator van meet af aan in het openbaar heeft gesteld dat verdachte daarvoor verantwoordelijk is te houden. Daardoor kan niet langer worden verondersteld dat de curator objectief en onbevangen heeft verklaard in deze strafzaak tegen verdachte.
Verder heeft de verdediging met betrekking tot feit 1 gesteld dat het aantreffen van goederen bij verdachte thuis niets zegt over de vraag of déze goederen afkomstig zijn uit de faillissementsboedel, omdat de politie heeft nagelaten hier nader onderzoek naar te doen. Er is enkel nader onderzoek gedaan naar de massagestoel, zodat de verdediging zich met betrekking tot deze stoel refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Ook is geen onderzoek gedaan naar de door de Koninklijke Marechaussee aangetroffen goederen: het gaat hier om generieke goederen en niet staat vast of deze goederen uit de faillissements-boedel afkomstig zijn.
Ten aanzien van het schenden van de afgifteplicht (feit 2) heeft de verdediging gesteld dat verdachte de digitale administratie niet kon verstrekken omdat deze verloren is gegaan door een computercrash. Daarnaast heeft verdachte bepaalde stukken niet meer. Bovendien heeft hij zijn boekhouder opdracht gegeven de administratie te verstrekken. Verder is een deel van de administratie in beslag genomen door het Openbaar Ministerie en niet gebleken is dat de curator het Openbaar Ministerie heeft verzocht om de afgifte van die stukken.
Ten aanzien van feit 3 dient vrijspraak te volgen van de periode 1 juli 2016 tot en met 2 juli 2018, omdat de tenlastelegging ziet op een periode tijdens het faillissement en de genoemde periode daarbuiten valt, nu [bedrijf 1] BV eerst op 3 juli 2018 in staat van faillissement is verklaard en de overige vennootschappen daarna.
Verder dient vrijspraak te volgen omdat verdachte de administratie heeft uitbesteed aan de boekhouder waarop hij onvoldoende toezicht heeft gehouden. Hierdoor is hoogstens sprake van een culpoos verwijt dat verdachte gemaakt kan worden. Van opzet, ook in voorwaarde-lijke zin, is geen sprake. Er is geen situatie waarbij verdachte de aanmerkelijke kans dat niet werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen, welbewust heeft aanvaard.
4.3.3
De overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot de bewijsuitsluiting
Uit het dossier en tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting is niet gebleken dat door verdachte in de faillissementsprocedure verstrekte wilsafhankelijke informatie gebruikt is in de strafvervolging, waardoor sprake zou zijn van schending van enig voorschrift of rechtsbeginsel.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de curator van 29 juni 2020 en 26 januari 2023 niet hoeven te worden uitgesloten van het bewijs. Deze verklaringen zijn
– ook ten opzichte van de door de curator voor 6 november 2019 afgelegde verklaringen – consistent en vinden steun in de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank verwerpt de beide verweren.
De feiten en omstandigheden
Verdachte is enig (feitelijk) bestuurder van de rechtspersonen [bedrijf 1] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 7] BV en [bedrijf 8] BV. Het betreft de facto een keten van ‘ [bedrijf 1] ’ sportscholen in de regio Twente.
Op 3 juli 2018 heeft verdachte het faillissement aangevraagd van [bedrijf 1] BV en op dezelfde dag is de vennootschap in staat van faillissement verklaard met benoeming van
mr. P.E.M. Schol als curator (hierna: de curator).
[bedrijf 6] BV is op 15 augustus 2018 failliet verklaard en de vennootschappen [bedrijf 7] BV en [bedrijf 8] BV zijn beide op 17 oktober 2018 failliet verklaard, telkens met benoeming van mr. Schol als curator (wederom hierna: de curator).
Op 4 juli 2018 heeft de curator een overzicht opgesteld van de inventaris van [bedrijf 1] BV.
Na aanvang van het faillissement heeft de curator door het toesturen van vragenlijsten verdachte verzocht om informatie en om afgifte van de administratie. Verdachte heeft in de vragenlijsten te kennen gegeven dat de administratie compleet en bijgewerkt was tot 30 april 2013. De door verdachte teruggestuurde vragenlijsten zijn volgens de curator niet volledig en op onderdelen onjuist.
Op 3 oktober 2018 is verdachte in faillissementsgijzeling genomen omdat hij niet voldeed aan de informatieverplichting.
Op 10 oktober 2018 is de faillissementsgijzeling opgeheven omdat verdachte boekhoud-kundige stukken heeft verstrekt aan de curator. Toen na bestudering van die stukken bleek dat de aangeleverde informatie niet volledig was, heeft de curator opnieuw verzocht de ontbrekende informatie aan te leveren.
Op 26 oktober 2018 heeft verdachte per e-mail stukken aangeleverd maar na bestudering daarvan heeft de curator opnieuw moeten vaststellen dat de ontvangen stukken niet volledig waren.
Op 30 oktober 2018 heeft de curator in de faillissementen van [bedrijf 7] BV en [bedrijf 8] BV verzocht om jaarrekeningen van de jaren 2013 tot en met 2016 te verstrekken, alsook de grootbroekrekeningen over die periode. De curator heeft daarop enkel de jaarrekeningen over 2013 tot en met 2015 en de grootboekkaarten over 2016 ontvangen.
De curator heeft verdachte eveneens op 30 oktober 2018 medegedeeld dat hij niet voldeed aan de boekhoud- en administratieplicht ten aanzien van [bedrijf 1] BV en [bedrijf 6] BV.
De curator heeft meermalen vastgesteld dat er goederen uit de sportschool aan de [adres 2] waren verdwenen. Het betrof vooral goederen van waarde die eenvoudig te verwijderen waren.
Op 3 december 2018 heeft de curator aangifte gedaan tegen verdachte.
Op 9 januari 2019 zijn tot twee keer toe mannen met een bestelbus aangetroffen in de nabijheid van het pand aan de [adres 2] . Bij de tweede controle bleek het te gaan om de zoon van verdachte, [naam 1] , als bestuurder, en verdachte en [getuige 5] als passagiers. [2]
Op 14 januari 2019 is de curator binnengetreden in de woning van verdachte aan [adres 1] . De curator heeft in de kelder van de woning goederen aangetroffen die afkomstig waren van de inboedel van [bedrijf 1] BV en die op 3 juni 2018 nog aanwezig waren in het bedrijfspand.
De aangetroffen goederen betreffen onder meer: een zwart lederen massagestoel met zeer specifieke slijtageplekken, stepplateau's, blauwe matten, hoepels, brandblussers, ventilatoren, een patchkast, bureaustoelen, bureaus, bureau onderstel, een patchkast en een afdekking van een airco-unit.
In de woning was verdachte aanwezig en hij ontkende dat de goederen afkomstig waren van de vestiging van [bedrijf 1] in [adres 2] .
Op 3 februari 2019 zijn [naam 1] en [getuige 5] aangehouden bij de grensovergang Duitsland-Nederland door de Koninklijke Marechaussee. In de vrachtauto, die was voorzien van een jammer, is fitnessapparatuur aangetroffen met een sticker met opschrift “eigendom [adres 2] BV”. De vrachtauto is door verdachte bij [bedrijf 9] gehuurd op 2 februari 2019 tot en met 5 februari 2019. De huurprijs is door verdachte betaald. Daarnaast is de vrachtauto in de gehuurde periode zes keer gelokaliseerd op het adres [adres 4] , zijnde in de onmiddellijke nabijheid van de locatie van [bedrijf 1] aan de [adres 2] .
Op 20 mei 2019 heeft de curator aangifte gedaan tegen verdachte van het onttrekken van goederen aan de faillissementsboedel.
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met anderen onderdelen van de inventaris van [bedrijf 1] aan de faillissementsboedel van die BV heeft onttrokken, wetende dat hierdoor schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld.
Het merendeel van de in de tenlastelegging onder 1 vermelde goederen is aangetroffen in de kelder van de paardenstal van verdachte aan de [adres 1] en de overige goederen zijn aangetroffen in een door de zoon van verdachte bestuurde vrachtauto die door verdachte was gehuurd en betaald.
Voort zover door verdachte is betoogd dat de goederen eigendom waren van [adres 2] BV is de rechtbank van oordeel dat hiervan niet is gebleken.
Ook het verweer dat er geen nader onderzoek is gedaan naar de aangetroffen goederen en dat het gaat om gelijksoortige goederen wordt verworpen. De aangetroffen goederen komen overeen met de op de ten behoeve van de boedel onmiddellijk na aanvang van het faillissement opgestelde inventarislijst. Het enkele feit dat zij voorzien waren van een ‘ [sticker] ’ is in het licht van bovenstaande volstrekt onvoldoende om een andere eigendomsverhouding te onderbouwen. Bovendien zijn dergelijke goederen daadwerkelijk ontvreemd uit het pand aan de [adres 2] en is een deel ervan herkend door de curator in de kelder bij verdachte thuis. De andere goederen zijn aangetroffen in een door verdachte gehuurde bestelbus waarin [naam 1] en [getuige 5] reden, die eerder samen met verdachte in een bestelbus in de nachtelijke uren door de politie werden aangetroffen nabij het pand aan de [adres 2] . Het op 3 februari 2018 staande gehouden voertuig bleek bovendien voorzien van een jammer, een apparaatje dat wordt gebruikt om mobiele telefoons en GPS-signalen te verstoren.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de in de kelder van verdachte en in de bestelbus aangetroffen goederen uit de boedel van [bedrijf 1] BV afkomstig zijn.
Feiten 2 en 3
Vaststaat dat verdachte de financiële administratie zoals door de curator verzocht niet aan de curator heeft overgedragen.
Ten aanzien van het gevoerde verweer dat sprake is van overmacht omdat de digitale administratie verloren is gegaan tijdens een computercrash en dat er geen back-up is van de digitale administratie, alsmede dat verdachte het voeren van de administratie had uitbesteed aan zijn boekhouder en hem heeft verzocht de stukken te verstrekken, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte als bestuurder in gebreke is geweest met het voeren van een administratie. Verdachte heeft de curator weliswaar bericht dat administratie van [bedrijf 1] BV compleet en bijgewerkt was tot 30 april 2015, maar nu geen verdere financiële administratie aan de curator is overhandigd, kan niet worden vastgesteld of verdachte überhaupt een financiële administratie heeft gevoerd. Voor zover die administratie bestaat, geldt ingevolge artikel 10 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dat de financiële administratie van een Nederlandse vennootschap gedurende zeven jaar dient te worden bewaard, althans op zijn minst een afschrift of back-up daarvan.
De rechtbank merkt daarbij op dat gezien de algemeen bekende kwetsbaarheid van elektronische gegevensdragers van een bestuurder die de administratie volledig elektronisch voert, mede gezien de verplichting om die te bewaren, mag worden verwacht dat hij met regelmaat een back-up maakt en deze op een veilige plaats bewaart. Hoe vaak hij dat moet doen is afhankelijk van de aard en omvang van de onderneming, het aantal mutaties in de boekhouding en overige relevante omstandigheden; in dit geval kan dat in het midden blijven, nu verdachte in het geheel geen back-up heeft gemaakt. Ook als verdachte wel een financiële administratie heeft gevoerd is hij, nu hij geen enkele back-up heeft gemaakt, in ieder geval tekortgeschoten in zijn bewaarplicht.
Verder geldt dat, indien de boekhouding door een onheil buiten de wil van de bestuurder beschadigd wordt, de bestuurder alle redelijke maatregelen moet nemen om zo veel mogelijk van die administratie te redden en indien dit niet mogelijk is, in elk geval over bewijsmidde-len dient te beschikken waaruit het verloren gaan van die administratie kan blijken. Hiervan is niet gebleken. Bovendien heeft navraag door de politie bij verdachtes digitale administra-tieleverancier uitgewezen dat dat bedrijf vele maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat een server crasht waardoor een administratie voor een klant niet meer opvraagbaar is. Zo worden alle data van klanten direct na invoer op minimaal twee plekken bewaard. Daarnaast worden elke vijftien minuten back-ups gemaakt. Een crash van een server zal daarom niet tot het verlies van een gehele administratie leiden, hooguit tot een dataverlies van wijzigingen gemaakt in de laatste vijftien minuten. [3]
Het verweer van de verdediging kan dan ook niet slagen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte de administratie heeft uitbesteed aan de boekhouder en hem hoogstens verweten kan worden dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden, is de rechtbank van oordeel dat ook dit verweer niet kan slagen.
Niet alleen disculpeert het uitbesteden van de administratie aan een boekhouder verdachte niet van de eigen verplichting om zorg te dragen voor een juiste boekhouding, daarnaast geldt in deze zaak dat verdachte zijn boekhouder [medeverdachte] juist zeer specifieke instructies heeft gegeven over de wijze van het bijhouden van de administratie en hoe de stortingen moesten worden verwerkt. [medeverdachte] heeft daarover verklaard dat hij juist in opdracht van verdachte doelbewust fictieve omzet moest creëren en de vele contante bedragen in rekening-courant in de administratie heeft verwerkt.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onder 3 genoemde periode van
1 juli 2016 tot en met 2 juli 2018, omdat de in tenlastelegging genoemde rechtspersonen gedurende dat deel van de ten laste gelegde periode niet in staat van faillissement verkeerden.
4.4
De bewezenverklaring
parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage I opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks01 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk (in een
pand aan de [adres 1] en/of in een aldaar nabij geplaatste aanhangwagen)
heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt,
(ongeveer)582 hennepplanten en
/of
(ongeveer)389 hennepstekken en
/of (ongeveer)18 moederhennepplanten
, althans
een groot aantal hennepplanten/moederhennepplanten/hennepstekken en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep,zijnde telkens hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel;
2.
hij op
of omstreeks01 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk (in een pand aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad
(ongeveer)16,1 kilogram hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van dat middel;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 28 april 2014 tot en met 1 mei 2017 te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., waarbij verdachte
en/of zijn mededaderszich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen
elektriciteit onder zijn
/haar/hunbereik heeft gebracht door
een of meerzegels van de aansluitkast/elektriciteitsmeter te verbreken
en/of te verwijderen, althans door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op
of omstreeks01 mei 2017, te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamenen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een wapen van categorie II, onder 7, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, en
/ofeen wapen en
/ofmunitie van categorie III, te weten een gasrevolver (merk Rohm, type RG-79) en
/of een aantal (18
)-scherpe- patronen (kaliber 9mm) en
/ofeen loop van een gaspistool (merk Umarex), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks01 mei 2017 te Deurningen, gemeente Dinkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een oftwee wapens van
categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, te weten een airsoft machinepistool (model HK, kaliber 6mm BB) en
/ofeen airsoft mitrailleur (model GSG, kaliber 6mm BB),
voorhanden heeft gehad;
6.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 29 april 2014 tot en met
1 mei 2017,
te Deurningen, gemeente Dinkelland en/of te Hengelo (O) en/of te Goor, gemeente Hof van Twente en/of te Deventer en/of te Delden, gemeente Hof van Twente en/of (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte en/of verdachtes mededader
(s) (telkens
) (een
)voorwerp
(en), te weten
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)14.717 euro op zijn, verdachtes, bankrekening heeft/hebben gestort en/of
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)525.502 euro op een bankrekening van [bedrijf 1] BV heeft/hebben gestort en/of
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)34.800 euro op een bankrekening van [bedrijf 2] BV heeft/hebben gestort en/of
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)6.900 euro op een bankrekening van [bedrijf 3] BV heeft/hebben gestort en/of
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)17.062 euro op een bankrekening van [naam 1] heeft/hebben gestort en/of
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)31.482 euro aan [naam v.o.f.] ” heeft
/hebbenbetaald voor
geleverde goederen
en/of dienstenen/of
-
een of meer contante geldbedragen tot een bedrag van (in totaal) (ongeveer)8.500 euro aan [bedrijf 4] BV heeft/hebben betaald vanwege rente en/ofaflossingsverplichtingenen/of
-
een of meercontante geldbedragen tot een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)20.069 euro aan [bedrijf 5] BV heeft
/hebbenbetaald voor geleverde goederen
en/of dienstenin ieder geval
(telkens
)een
(grote)hoeveelheid
(contant
)geld
(van in totaal 650.532 euro), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp
(en) (telkens
)–onmiddellijk of middellijk– afkomstig was
/warenuit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij als (indirect en/of feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] BV,
voor oftijdens het faillissement, te weten
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 november 2018 tot 29 juni 2020,
te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Deurningen, gemeente Dinkelland en/of te De Lutte, gemeente Losser en/of (elders)in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
- de inventaris van een door [bedrijf 1] BV gedreven sportschool gevestigd aan
de [adres 2] , althans een of meeronderdelen van de inventaris van een
de/eendoor [bedrijf 1] BV gedreven sportschool gevestigd aan de [adres 2] , waaronder
in elk geval
- een massagestoel en
/of
- een aantal step-plateaus en
/of
-
(blauwe
)matten en
/of
- hoepels en/of
- brandblussers en
/of
- een afdekking van een airco-unit en
/of
- ventilatoren en
/of
- bureaustoelen en
/of
- bureaus en
/of
- een bureauonderstel en
/of
- een patchkast en
/of
-
een of meerstepmachines (Technogym Wave) en
/of
- een
(dwars
)balk, zijnde een onderdeel van een fitnessapparaat,
in elk geval (telkens) enig goedaan de boedel heeft onttrokken terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
2.
hij als (indirect en/of feitelijk) bestuurder van de rechtsperso
(o)n
(en
)
- [bedrijf 1] BV en/of
- [bedrijf 6] BV en/of
- [bedrijf 7] BV en/of
- [bedrijf 8] BV,
tijdens het faillissement van
een of meer vandie rechtspersonen, te weten in
of omstreeksde periode van 3 juli 2018 tot en met 29 juni 2020,
teHengelo (O) en/ofTubbergen en/ofEnschede en/ofDeurningen, gemeente Dinkelland,in elk gevalin Nederland,
desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen
gevoerde en
/ofbewaarde administratie en
/ofde daartoe behorende boeken,
bescheiden en
/ofandere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de
hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de
curator heeft verstrekt;
3.
hij als bestuurder van de rechtsperso(o)n(en)
- [bedrijf 1] BV en/of
- [bedrijf 6] BV en/of
- [bedrijf 7] BV en/of
- [bedrijf 8] BV,
tijdens het faillissement van een of meer van die rechtsperso(o)n(en), te weten in
of omstreeksde periode van 3 juli 2018 tot en met 29 juni 2020,
teHengelo (O) en/ofTubbergen en/ofEnschede en/ofDeurningen, gemeente Dinkelland,in elk gevalin Nederland
opzettelijk niet heeft voldaan aan en
/ofheeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en
/ofhet bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en
/ofandere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Opiumwet. Het onder 3 en 6 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het onder 4 en 5 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
parketnummer 08-952739-19 (Stockholm)
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 343 en 344a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, tijdens het faillissement, enig goed aan de boedel onttrekken;
feit 2
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon tijdens het faillissement van de rechtspersoon desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevens-dragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken;
feit 3
het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon tijdens het faillissement van de rechts-persoon opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder beide parketnummers bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, daarbij rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn, verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier en een half jaar.
De officier van justitie is van mening dat het onder parketnummer 08-952340-17 onder 5 tenlastegelegde een overtreding betreft en heeft gevorderd dat aan verdachte hiervoor een geldboete van € 500,-- wordt opgelegd, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank komt tot een strafoplegging, verzocht om bij de strafoplegging toepassing te geven aan de meerdaadse samenloopregeling van artikel 58 Sr, alsmede rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, met het feit dat verdachte in het kader van de faillissementsprocedure in verzekerde bewaring is gesteld voor de duur van acht dagen en met de omstandigheid dat verdachte te lijden heeft gehad onder de media-aandacht die er sinds het aantreffen van de hennepkwekerij op het perceel van verdachte is en waarbij verdachte onophoudelijk in een kwaad daglicht is gesteld.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan een trits van strafbare feiten. Naast het vanaf mei 2014 tot mei 2017 exploiteren van een hennepkwekerij, het aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep en diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij, heeft verdachte een handgranaat en diverse wapens en munitie voorhanden gehad.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank het voorhanden hebben van wapens en munitie op een locatie waar een omvangrijke hennepkwekerij is, een zorgwekkende indicatie dat verdachte zich in een crimineel milieu beweegt waar (het dreigen met) geweld niet geschuwd wordt. Dat geldt in nog veel sterkere mate voor de complete en intacte scherfhandgranaat met bijbehorende transportkoker van een type dat in gebruik is geweest bij het voormalige Joegoslavische volksleger, die in verdachtes kluis is aangetroffen. Gelet op het glimmende voorkomen van de desbetreffende granaat op de foto’s in het dossier hecht de rechtbank in dat licht geen waarde aan de opmerking van verdachte dat hij deze half in het zand gevonden zou hebben in een schuur. De rechtbank acht de aanwezigheid van de genoemde wapens en munitie in deze context een strafverzwarende factor.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van zeer aanzienlijke bedragen, door de contante opbrengsten – tot een bedrag van € 650.532,-- – uit de exploitatie van de hennepkwekerij te (laten) storten op de bankrekening van zijn onderneming [bedrijf 1] en vervolgens in de bedrijfsvoering van die onderneming te gebruiken. Verdachte heeft zijn boekhouder opdracht gegeven om de contante stortingen als rekening-courant schuld aan verdachte in de administratie te verwerken. Door de winst vervolgens fictief te verhogen is de rekening-courant schuld weer verminderd.
Nadat de hennepkwekerij was ontmanteld en er geen contante bedragen meer in de onder-neming konden worden ingebracht is het met de ondernemingen in rap tempo bergafwaarts gegaan.
Om in beslagneming van goederen door de Belastingdienst te voorkomen heeft verdachte op 3 juli 2018 zelf het faillissement van [bedrijf 1] BV aangevraagd. Vanaf het moment dat het faillissement was uitgesproken heeft verdachte er alles aan gedaan om de afwikkeling van het faillissement van [bedrijf 1] BV en dat van zijn andere failliete ondernemingen te frustreren. Niet alleen heeft verdachte niet voldaan aan zijn boekhoud-, en bewaar- en afgifteplicht, ook heeft hij brutaalweg waardevolle fitnessapparatuur aan de faillissements-boedel onttrokken en deze in de kelder van zijn woning opgeslagen. Ook heeft hij zijn zoon en een derde ingezet om goederen aan de boedel te onttrekken. Verdachte heeft daardoor willens en wetens de verhaalsmogelijkheden van crediteuren in ernstige mate benadeeld.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte is de rechtbank niet veel bekend geworden, anders dan hetgeen de verdediging heeft gesteld. Uit de justitiële documentatie van verdachte van
10 november 2023 komt naar voren dat hij laatstelijk in 2012 is veroordeeld voor strafbare feiten.
De op te leggen straf
Bij de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gelet op de ernst van alle bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur op zijn plaats is.
Met betrekking tot de duur van die straf merkt de rechtbank op dat geen rekening kan worden gehouden met de tijd die verdachte in faillissementsgijzeling heeft doorgebracht. Niet alleen omdat het Wetboek van Strafrecht daar niet in voorziet, maar ook omdat faillissementsgijzeling een civielrechtelijk dwangmiddel is om die informatie te verkrijgen die op eerste verzoek aan de curator moet worden verstrekt; hieraan heeft verdachte in het faillissement van zijn onderneming slechts in beperkte mate voldaan.
De redelijke termijn
Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
Wat betreft de berechting van een zaak in eerste aanleg dient de zaak ter terechtzitting te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, behoudens bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, waartoe ook de omvang van het verrichte onder-zoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van verdachte en zijn raadsvrouw op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank merkt op dat beide strafzaken tegen verdachte deel uitmaken van een omvangrijk onderzoek: het betreft zowel het aantreffen van een hennepkwekerij – onder omstandigheden die bovenstaand genoegzaam zijn geschetst – en het daaruit ontstane witwasonderzoek als het onderzoek naar faillissementsfraude.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit type onderzoeken en met name ook de combinatie van beide veel tijd vraagt van de financiële recherche, heeft de officier van justitie geen afdoende verklaring kunnen geven voor het grote tijdsverloop in deze zaken.
In onderzoek Bonfire is verdachte op 1 mei 2017 en op 17 april 2018 in verzekering gesteld. In onderzoek Stockholm is verdachte op 10 februari 2019 in verzekering gesteld.
Daarmee heeft op 1 mei 2017 respectievelijk 10 februari 2019 zijn vervolging een aanvang genomen.
De zaken zijn op 8 februari 2022 voor de eerste keer ter terechtzitting behandeld. Op die datum is het onderzoek onderbroken vanwege het wrakingsverzoek van de raadsvrouw. Het verzoek tot wraking is ongegrond verklaard en op 14 april 2022 is de zitting hervat. Op de zitting van 14 april 2022 zijn de zaken verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van door de verdediging verzochte getuigen. Op 8 mei 2023 heeft een nadere regiezitting plaatsgevonden; op die zitting zijn de nadere onderzoekswensen van de verdediging afgewezen.
De inhoudelijke behandeling van beide zaken heeft op 22 en 23 november 2023 plaats-gevonden en op 21 december 2023 doet de rechtbank uitspraak. De tijdsduur van onderzoek Bonfire bedraagt daarmee zes jaren en ruim zeven maanden; de tijdsduur van onderzoek Stockholm vier jaren en ruim tien maanden. De overschrijding bedraagt daarmee vier jaren en zeven maanden, respectievelijk twee jaren en tien maanden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het procesverloop sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, die voor het overgrote deel niet aan de verdediging te wijten is. De rechtbank zal met deze omstandigheid rekening houden bij de op te leggen straf in die zin dat waar de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 51 maanden passend en geboden acht, zij de duur van de op te leggen gevangenisstraf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal compenseren met een termijn van drie maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
7.4
Het in beslag genomen voorwerp in parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen aanhanger met kenteken [kenteken 1] . De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde aanhanger met voornoemd kenteken moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.

8.De schade van de benadeelden

parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV
Enexis Netbeheer BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 41.511,09, inclusief een bedrag van € 1.200,-- aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over het gevorderde bedrag vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, zijnde 1 mei 2017.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar en verzoekt de rechtbank de vordering toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak die in het bijzonder ziet op de pleegperiode. Subsidiair heeft de vordering betwist en gesteld dat het schadebedrag niet toewijsbaar is omdat Enexis in de vordering uitgaat van de pleegdatum van 1 mei 2017, wat niet is te rijmen met de hoogte van de vordering.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten 1 en 3 in onderling verband en samenhang bezien, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De verdediging heeft de vordering zonder nadere motivering betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende onderbouwd en aannemelijk is geworden.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 40.311,09 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2017.
De benadeelde partij heeft de door haar gemaakte kosten ten behoeve van rechtsbijstand begroot op € 1.200,--, overeenkomstig het ‘Liquidatietarief Kanton 2019’.
De rechtbank zal de kosten voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg, toewijzen.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen voor de hoofdsom, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 236 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij mr. P.E.M. Schol q.q.
Mr. P.E.M. Schol heeft zich in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van [bedrijf 6] BV, [bedrijf 1] BV, [bedrijf 12] BV, [bedrijf 8] BV en [bedrijf 7] BV als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van primair € 5.947.448,99 + PM, subsidiair een bedrag van € 45.825,--.
De primair gevorderde schade bestaat uit de posten:
Faillissement [bedrijf 6] BV € 1.154.949,26 + PM;
Faillissement [bedrijf 1] BV € 1.513.126,56 + PM;
Faillissement [bedrijf 12] BV € 1.098.645,87 + PM;
Faillissement [bedrijf 8] BV € 1.099.888,32 + PM;
Faillissement [bedrijf 7] BV € 1.080.838,98 + PM.
De subsidiair gevorderde schade van € 45.825,-- betreft de waarde die de ontvreemde activa vertegenwoordigt.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de primaire vordering te complex en daarmee te belastend voor het strafproces is om daarvan onderdeel te zijn, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Ook in de subsidiaire vordering dient de curator volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd. Indien de rechtbank (een deel van) de vordering wel toe-wijst, verzoekt de officier van justitie daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet volgens de in artikel 51g, eerste lid, Sv geldende regels is ingediend.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de benadeelde partij in de primaire vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de door de curator gestelde schade niet in enig verband staat met de ten laste gelegde feiten, de vordering niet is onderbouwd en de door de curator genoemde civiele rechtsgrondslag ziet op een persoonlijk ernstig verwijt dat zou moeten leiden tot bestuursaansprakelijkheid. Verder levert een gedegen behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ook in de subsidiaire vordering dient de curator niet-ontvankelijk te worden verklaard. In de eerste plaats omdat vrijspraak van feit 1 is bepleit en in de tweede plaats omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd: de goederen staan weliswaar in een taxatierapport maar er is geen geldelijke waarde aan de goederen gekoppeld.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De ontvankelijkheid van de vordering
De rechtbank is van oordeel dat de curator ontvankelijk is de vordering omdat de stelling van de verdediging dat de indiening van de vordering slechts kan geschieden door middel van een voegingsformulier als genoemd in artikel 51g, eerste lid, Sv, geen steun vindt in het recht.
De beoordeling van de vordering
De rechtbank is van oordeel dat de door de curator gevorderde schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid dagvaarding in parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
- verklaart de dagvaarding geldig;
ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in parketnummer 08-952340-17 (Bonfire) en 08-952734-19 (Stockholm)
- verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-952340-17 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en het in de zaak met parketnummer 08-952734-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 08-952340-17 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en in de zaak met parketnummer 08-952734-19 onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-952340-17:
feit 1, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 4, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 5, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6, het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
parketnummer 08-952734-19:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken;
feit 2, het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon tijdens het faillissement van de rechtspersoon desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken;
feit 3, het misdrijf:
als bestuurder van een rechtspersoon tijdens het faillissement van de rechtspersoon opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08-952340-17 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en het in de zaak met parketnummer 08-952734-19 onder 1, 2 en 3 onder bewezen verklaarde;
straf
parketnummer 08-952340-17, feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en parketnummer 08-952734-19, feiten 1, 2 en 3
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
parketnummer 08-952340-17
- wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV toe tot een bedrag van
€ 40.311,09;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV van een bedrag van € 40.311,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
1 mei 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 1.200,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 40.311,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 236 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
parketnummer 08-952734-19
- bepaalt dat de benadeelde partij mr. P.E.M. Schol q.q. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
het in beslag genomen voorwerp (parketnummer 08-952340-17)
- verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp: aanhanger met kenteken [kenteken 1] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
Bijlage bewijsmiddelen I
parketnummer 08-952340-17 (Bonfire)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2017118643 van 24 januari 2018. Tenzij hier-onder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 t/m 3
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
2 mei 2017 (Map Bonfire, pag. 39), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2017 stelden wij een onderzoek in naar aanleiding van de volgende indicatoren:
Twee anonieme brieven binnengekomen bij de politie Hengelo, afdeling opsporing, en de politie Enschede, afdeling opsporing. Deze brieven hadden de volgende inhoud:
"Geachte, Bij deze wilde ik anoniem doorgeven, dat er bij de heer [verdachte] , eigenaar van de sportscholen [bedrijf 1] in Hengelo, Enschede, Losser, Tubbergen en Rheine, samenwonend met mevrouw [naam 4] , aan de [adres 1] , een hele grote wietkwekerij onder zijn huis heeft (en elders nog meerdere kwekerijen)".
Beide brieven waren met de post verstuurd en afgestempeld op 31 oktober 2016.
Uit de politiesystemen bleek dat op 21 mei 2014 in het BVH een mutatie was gemaakt met de volgende inhoud:
Kwam mevrouw [naam 5] aan het bureau van politie te Oldenzaal met het
volgende: (…) Haar zwager is eigenaar van meerdere [bedrijf 1] . (…) Mevrouw vertelde mij op het einde van het gesprek nog eens dat wij in de kelder moesten kijken van het pand aan de [adres 1] , omdat het haar niet zou verbazen, wanneer daar een wietplantage zou zijn.
Gezien bovenstaande heeft Netbeheerder Enexis twee keer een netmeting geplaatst ter controle op het adres [adres 1] . Deze netmetingen zijn geplaatst in de periode 2 januari 2017 tot en met 23 januari 2017 en in de periode 30 maart 2017 tot en met 10 april 2017. Beide netmetingen zijn als positief uitgelegd, wat betekent, dat het gemeten patroon duidt op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Er waren vier panden aangesloten op deze netmetingen.
Controle GBA
Op het genoemde adres [adres 1] , binnen de gemeente [gemeente] , staat de volgende persoon ingeschreven:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] .
Het pand betreft een vrijstaande woning in het buitengebied van Deurningen. Naast de
woning liggen een aantal bijgebouwen, waaronder een paardenstal.
Centrale ruimte in kelder:
In de kelder van de paardenstal was een centrale ruimte, welke toegang gaf tot
verschillende andere ruimtes, al dan niet voorzien van een toegangsdeur. In deze centrale ruimte in de kelder hingen en stonden allerlei goederen en attributen welke gebruikt werden voor het telen van hennep. In deze ruimte hingen de diverse schakelborden, gebruikt voor de hennepkweekruimtes achter de toegangsdeuren. Er hingen trafo's, welke aangesloten waren op de assimilatielampen in een van de kweekruimtes,. Er stonden een aantal koolstoffilters en er stonden diverse jerrycans, waarin volgens het opschrift groei- en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten zat.
Ruimte 1
Aan de linkerzijde vanuit deze centrale hal was een toegangsdeur. Op deze toegangsdeur stond een 1 met een aantal cijfers. Deze kweekruimte was 540 centimeter bij 300 centimeter groot. Deze ruimte had een oppervlakte van 16,2 vierkante meter.
In deze ruimte waren twee kweekbakken met de afmetingen 440 centimeter bij 100
centimeter en 400 centimeter bij 100 centimeter met tussen de kweekbakken een looppad. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 8,4 vierkante meter groot.
In deze kweekbakken stonden hennepplanten, van ongeveer 100 centimeter hoog. Deze hennepplanten waren naar schatting ongeveer vijf weken oud. In totaal stonden in deze kweekruimte 160 hennepplanten. Gezien de afmetingen van deze kweekbakken stonden in deze ruimte ongeveer 19 hennepplanten op een vierkante meter. De hennepplanten in deze kweekruimte werden gelijkelijk belicht door in totaal 12 assimilatielampen van 600 Watt. Het betreffen hier lampen met een ingebouwde trafo en lampen met een afzonderlijke trafo. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Op deze wijze kon de belichtingstijd van de planten op van tevoren geprogrammeerde wijze, geheel automatisch worden geregeld. De belichtingscyclus was ingesteld op een 12-urige cyclus.
De verse lucht werd aangevoerd middels een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd gekoeld door een opticlimate (airco) met een vermogen van maximaal 4,7 Kilowatt. De vervuilde lucht werd middels een afzuigventilator van 130 Watt, gekoppeld aan een koolstoffilter, door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte. Er stond een gaskachel in deze kweekruimte. Deze werd gebruikt voor CO2 toevoeging in de kweekruimte.
De hennepplanten in de kweekruimte werden middels een irrigatiesysteem van water
voorzien middels een dompelpomp van 250 Watt en een dompelpomp van 150 Watt, gekoppeld aan een tuinslang vanuit een rond watervat. Dit watervat stond in de
kweekruimte. Bedoeld rechthoekig watervat, met een doorsnede van 75 centimeter bij 60 centimeter en een hoogte van 90 centimeter was gedeeltelijk gevuld met water, al dan niet vermengd met voedings- c.q. meststoffen.
Ruimte 2
Vanaf de centrale hal was naast ruimte 1 een andere ruimte. Deze ruimte was een soort "werkruimte". De ruimte had de afmetingen 600 centimeter bij 340 centimeter. De totale oppervlakte van deze ruimte was 20,4 vierkante meter. In deze ruimte stonden twee tafels tegenover elkaar. De afmetingen van de tafel aan de linkerzijde was 200 centimeter bij 100 centimeter. Op deze tafel stonden 49 hennepstekken in glas- of steenwol. Boven deze hennepstekken hingen twee assimilatielampen van elk 400 Watt. De andere tafel aan de rechterzijde had de afmetingen 400 centimeter bij 100 centimeter. Op deze tafel stonden 64 hennepstekken in glas- of steenwol. Boven deze hennepstekken hingen zes assimilatielampen van elk 400 Watt. In de ruimte stonden verder acht watervaten, gevuld met water, al dan niet voorzien van voedingsmiddelen. Er stonden verschillende jerrycans, waarin blijkens het opschrift groei en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten zat. Verder stond in deze ruimte een watervernevelaar van 1200 Watt en er stonden drie dompelpompen van elk 1200 Watt.
De wanden van deze ruimte waren behoorlijk beschimmeld, kennelijk doordat deze ruimte al langer in gebruik was en doordat de ruimte behoorlijk vochtig was. In totaal stonden in deze "werkruimte" 113 hennepstekken. Naast ruimte 2 in de centrale ruimte was een zogenaamde hennepstekkenkast Deze stekkenkast had de afmetingen 230 centimeter bij 175 centimeter. In deze hennepstekkenkast stonden drie stekkenbakken gevuld met hennepstekken. In elk van deze stekkenbakken stonden 77 hennepstekken.
In totaal stonden in deze hennepstekkenkast 231 hennepstekken.
Boven de stekkenbakken met hennepstekken hingen 8 normale TL lampen van elk 58 Watt. Deze kast was bestemd voor het kweken van hennepstekken. In de kast zouden nog meer stekken hebben kunnen staan. In de centrale ruimte stonden flesjes met
wortelstimulator. Een hennepstek is een stukje van een moederhennepplant, dat afgeknipt wordt en opgekweekt wordt tot weer een nieuw hennepplant. Hennepstekken groeien normaliter op onder normale TL lampen, die 18 uur per dag branden. Hennepstekken hebben na ongeveer twee weken voldoende wortels om ze uit te planten.
Ruimte 3
Aan de rechterzijde vanuit de centrale hal was een gangpad, welke toegang gaf tot de andere ruimtes. Links achter was een toegangsdeur. Op deze toegangsdeur stond een 3 met een aantal cijfers.
Deze kweekruimte was 900 centimeter bij 270 centimeter groot. Deze ruimte had een
oppervlakte van 24,3 vierkante meter. In deze ruimte waren twee kweekbakken met de afmetingen 700 centimeter bij 100 centimeter en 600 centimeter bij 100 centimeter met tussen de kweekbakken een looppad. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 13 vierkante meter groot. In deze kweekbakken stonden hennepplanten, van ongeveer 60 centimeter hoog. Deze hennepplanten waren naar schatting ongeveer drie weken oud. In totaal stonden in deze kweekruimte 224 hennepplanten. Gezien de afmetingen van deze kweekbakken stonden in deze ruimte ongeveer 14 hennepplanten op een vierkante meter. De hennepplanten in deze kweekruimte werden gelijkelijk belicht door in totaal 17 assimilatielampen van 690 Watt. Het betreffen hier lampen met een ingebouwde trafo. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Op deze wijze kon de belichtingstijd van de planten op van tevoren geprogrammeerde wijze, geheel automatisch worden geregeld. De belichtingscyclus was ingesteld op een 12-urige cyclus. De verse lucht werd aangevoerd middels een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd gekoeld door een opticlimate (airco) met een vermogen van maximaal 4,7 Kilowatt.
De vervuilde lucht werd middels een afzuigventilator van 130 Watt, gekoppeld aan een koolstoffilter, door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte.
Er stond een gaskachel in deze kweekruimte. Deze werd gebruikt voor CO2 toevoeging in de kweekruimte.
De hennepplanten in de kweekruimte werden middels een irrigatiesysteem van water
voorzien middels een dompelpomp van 250 Watt en een dompelpomp van 365 Watt,
gekoppeld aan een tuinslang vanuit een rond watervat. Dit watervat stond in de
kweekruimte.
Bedoeld rechthoekig watervat, met een doorsnede van 75 centimeter bij 60 centimeter
en een hoogte van 90 centimeter was gedeeltelijk gevuld met water, al dan niet
vermengd met voedings- c.q. meststoffen.
In deze kweekruimte zagen wij op een in de kwekerij aangetroffen pvc buis een
productiedatum van 4-6-2014 staan en op een plaat, die gebruikt is als wand stond een productiedatum van 28-3-2014.
Ruimte 4
Rechts naast ruimte 3 stond op de toegangsdeur een 4 met een aantal cijfers.
Deze kweekruimte was 760 centimeter bij 300 centimeter groot. Deze ruimte had een
oppervlakte van 22,8 vierkante meter. In deze ruimte waren twee kweekbakken met de afmetingen 570 centimeter bij 100 centimeter en 570 centimeter bij 100 centimeter met tussen de kweekbakken een looppad. De totale oppervlakte van de kweekbakken was 11,4 vierkante meter groot. In deze kweekbakken stonden hennepplanten, van ongeveer 60 centimeter hoog. Deze hennepplanten waren naar schatting ongeveer drie weken oud. In totaal stonden in deze kweekruimte 198 hennepplanten. Gezien de afmetingen van deze kweekbakken stonden in deze ruimte ongeveer 17 hennepplanten op een vierkante meter. De hennepplanten in deze kweekruimte werden gelijkelijk belicht door in totaal 18 assimilatielampen van 645 Watt. Het betreffen hier lampen met een ingebouwde trafo. De lampen waren met een tijdschakelaar verbonden met het lichtnet. Op deze wijze kon de belichtingstijd van de planten op van tevoren geprogrammeerde wijze, geheel automatisch worden geregeld. De belichtingscyclus was ingesteld op een 12-urige cyclus.
De verse lucht werd aangevoerd middels een flexibele buis vanuit de ruimte boven de kweekruimte. De lucht in de kweekruimte werd gekoeld door een opticlimate (airco) met een vermogen van maximaal 4,7 Kilowatt. De vervuilde lucht werd middels een afzuigventilator van 130 Watt en een afzuigventilator van 200 Watt (hing in ruimte 5), gekoppeld aan een koolstoffilter door een flexibele buis afgevoerd naar de zolderruimte.
Er stond een gaskachel in deze kweekruimte. Deze werd gebruikt voor CO2 toevoeging in de kweekruimte.
De hennepplanten in de kweekruimte werden middels een irrigatiesysteem van water
voorzien middels een dompelpomp van 250 Watt en een dompelpomp van 365 Watt,
gekoppeld aan een tuinslang vanuit een rond watervat. Dit watervat stond in de kweekruimte. Bedoeld rechthoekig watervat, met een doorsnede van 75 centimeter bij 60 centimeter en een hoogte van 90 centimeter was gedeeltelijk gevuld met water, al dan niet vermengd met voedings- c.q. meststoffen.
Ruimte 5
Aan de rechterzijde was ruimte 5. Deze ruimte was 810 centimeter bij 230 centimeter
groot. Deze ruimte had een oppervlakte van 18,6 vierkante meter groot. In deze ruimte stonden twee kweekbedden van 650 centimeter bij 80 centimeter. Op deze kweekbedden stonden in totaal 18 moederhennepplanten. Verder stonden in deze ruimte een rond watervat en een watervernevelaar van 200 Watt. De moederhennepplanten waren gepoot in potaarde ronde bloempotten met een doorsnede van 30 centimeter en een hoogte van 35 centimeter. De moederhennepplanten stonden onder 12 assimilatielampen van elk 400 Watt, met elke een afzonderlijke trafo. Moederhennepplanten staan vaak in ruimtes waar lampen van 400 Watt boven hangen. Om te voorkomen dat moederhennepplanten in de bloei schieten omdat zij bedoeld zijn voor het knippen van hennepstekken, branden de lampen voor moederhennepplanten vaak 18 uur per dag. Vaak worden de moederhennepplanten zelf gekweekt om de hennepstekken verder op te laten groeien.
Na vier tot acht weken kunnen van de moederhennepplant wekelijks hennepstekken worden gesneden of geknipt. Uit gegevens op internet blijkt, dat de moederhennepplant
maximaal acht maanden meegaat. Van vier van deze moederhennepplanten is gekeken naar de verwondingen (door het knippen, danwel snijden in de plant voor de hennepstekken). Wij kwamen hierbij uit op een gemiddelde van 23,5 beschadiging per moederhennepplant.
Zolderruimte (droogruimte)
Op de zolderruimte van deze paardenstallen troffen wij een droogruimte aan. De zolderruimte was verdeeld in een aantal compartimenten In het achterste gedeelte van
de droogruimte troffen wij in totaal netto 16,1 kilogram droge hennep aan. Verder troffen wij zes gebruikte droognetten aan, waarvan er nog een aan een zolderhaak hing. In deze ruimte stond ook een weegschaal en twee kachels aan Voor de luchtcirculatie stonden hier drie ventilatoren van elk 60 Watt. ook stonden hier twee kachels van elk 3 Kilowatt. Voor de afzuiging van de vervuilde lucht hing hier een afzuigventilator en een ozonventilator van 400 Watt, gekoppeld aan een koolstoffilter. In de tussenruimte lagen zeven droognetten op de grond. Aan het plafond in deze ruimte zaten 7 haken gemonteerd, waaraan deze droognetten zouden kunnen hangen. Verder stonden hier drie ventilatoren van elk 60 Watt, lagen er twee ozonventilatoren, stond er een vervuilde cannacutter, een spanningsregelaar. In de voorste ruimte stond een gaskachel en lagen twee luchtbevochtigers.
Begane grond en achter woning
Hier werden onder andere aangetroffen: 25 nog niet aangebroken jerrycans, waarin volgens het opschrift groei- en stimuleringsmiddelen voor hennepplanten zou zitten, armaturen met ingebouwde trafo's voor assimilatielampen, losse assimilatielampen, schakelborden, (gas) kachels, dompelpompen, losse trafo's , tijdschakelaars, ventilatoren en een luchtafzuiger.
Aanhangwagen
Bij de woning stond een aanhangwagen voorzien van het kenteken [kenteken 1] . In deze
aanhangwagen lagen diverse vuilniszakken met wortelvoeten van hennepplanten, een dompelpomp, een buisventilator en verder zat in een van de vuilniszakken in totaal 45
hennepstekken.
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij
eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep),
waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [naam 6] , fraude-
inspecteur bij netwerkbeheerder Enexis. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
2.
Het proces-verbaal betreden perceel [adres 1] van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 2 mei 2017 (Map Bonfire, pag. 37), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2017 bevonden wij ons aan de [adres 1] . Nadat wij
hadden aangebeld zagen en hoorden wij een aantal blaffende honden op ons afkomen.
Nadat wij waren geconfronteerd met de blaffende honden kwam de dochter, [naam 7] , bij het hek. Wij vroegen [naam 7] de blaffende honden op een voor ons veilige plek onder te brengen.
Wij zijn van mening dat wij als onbekenden niet zomaar het perceel aan de [adres 1] hadden kunnen betreden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen eerdere oogst van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 2 mei 2017 (Bonfire, pag.83) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De filterdoeken van de koolstoffilters van de kweekruimtes waren extreem vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaatsen waar deze was aangebracht, het filterdoek een lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat het koolstoffilter in de kwekerij was bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en veroorzaakt kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht; Zichtbaar was dat de filtermatten van de koolstoffilters in de kweekruimte vervuild waren geraakt.
er was sprake van een kalkafzetting in de watervaten.
er was sprake van een kalkafzetting op de dompelpompen in de watervaten en in de droge waterpompen op de vloer van de kweekruimtes.
er was sprake van een kalkafzetting in de bakken voor de retouropvang van teveel toegediend water met voedingsstoffen.
er was sprake van schimmelvorming in de kweekruimtes tegen de wanden en het plafond.
er was sprake van algengroeí tegen de wanden van de kweekruimtes en op de vloer.
er was sprake van een extreme stofafzetting op de in de kweekruimtes aanwezige apparatuur.
bij de aanzuigslang waar verse lucht voor de kweekruimtes werd aangezogen was sprake van een ernstige vervuiling in de aanzuigopening.
in de kweekruimtes werden hennepresten aangetroffen van eerder geoogste hennepplanten
in de kweekruimtes werd ernstig verkleurd purschuim aangetroffen. Door warmte en fel licht was dit al weer poreus aan het worden.
In een paardenbox werden meerdere gebruikte hennepgerelateerde attributen aangetroffen zoals: gebruikt bodemfolie, gebruikt isolatiemateriaal, vervuilde kweekbakken, gebruikte dompelpompen, gebruikte koppelstukken waarop flexibele slangen werden aangesloten, transformatoren.
Door het zelf opkweken van hennepstekken was de verdachte niet afhankelijk van de aankoop van hennepstekken van derden.
Uitgaande van de melding de dato mei 2014, de vervuiling van de kweek- en droogruimtes, de netmetingen van Enexis en de diefstal van elektrische energie is het aannemelijk dat er sinds mei 2014 meerdere oogsten van hennepplanten in deze kweekruimte zijn geweest. Normaliter kunnen op jaarbasis 5 oogsten van hennepplanten per kweekruimte worden geoogst.
4.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 5] (Bonfire, pag. 164) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de voorruimte op een tafel zag ik een 1.5 liter fles 'Crystal Clear'. Deze fles werd door mij met behulp van een vochtig gemaakt wattenstaafje rondom de drinkrand bemonsterd. Deze bemonstering stelde ik veilig in een envelop, deze envelop werd door
mij verzegeld en gewaarmerkt middels een SIN-sticker.
Spoornummer PL0600-2017118643-98456
SIN AAKJ3716NL
Spooromschrijving Speeksel
Plaats veiligstellen: Bemonstering 1,51 fles crystal clear
5.
Het deskundigenverslag van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt door
[verbalisant 6] van 9 maart 2018 (Bonfire, pag. 522), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaat van het DNA-onderzoek
Fles AAKJ32716NL
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
6.
Het proces-verbaal aantreffen foto’s usb-stick van [verbalisant 3] van 10 mei 2017 (Bonfire, pag. 240) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2017 werd na aanhouding van verdachte [verdachte] een attachekoffer in beslag genomen. In deze Samsonite koffer werd een usb-stick aangetroffen.
Op de usb-stick werden foto's aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan de teelt van
hennep.
Foto 1 en 2: afbeeldingen met daarop geknipte henneptoppen.
Foto 3: een foto van een ruimte waarin hennep geteeld kan worden.
7.
Het proces-verbaal aantreffen sleutelbos slaapkamer zoon van [verbalisant 3] van 29 mei 2017 (Bonfire, pag. 246) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In slaapkamer 2 werd op de grond naast het bed een sleutelbos aangetroffen.
Later bleek dat de sleutels aangetroffen op slaapkamer 2 pasten op de sloten die toegang gaven tot de droogruimten boven de paardenstal.
8.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344a, eerste lid onder 5 Sv zijnde de “aangifte diefstal/verduistering elektriciteit” van [naam 8] van 8 mei 2017 (Bonfire, pag. 194) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, [naam 8] , ben gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadeel van Enexis Netbeheer B.V.
Op 1 mei 2017 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [adres 1] .
Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] in elk geval op het moment van binnentreden op 1 mei 2017 contractant is op genoemd perceel. Met contractant wordt bedoeld dat met deze persoon een overeenkomst is afgesloten betreffende de aansluiting en transport van energie naar genoemd pand.
Mijn aangifte is gebaseerd op waarnemingen die fraude-inspecteur [naam 6] ter plaatse heeft gedaan.
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de
hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door Enexis verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door Enexis aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd.
Uit onderzoek bleek dat de elektriciteitsmeter is beschadigd en/of gemanipuleerd met als doel de correcte registratie van de afgenomen hoeveelheid energie te beïnvloeden.
Hiervoor heeft Enexis geen toestemming verleend.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] van 16 juli 2015 (Bonfire, pag. 19), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 juli 2015 werd ik gebeld door teamleider Post van het Afval en Recyclage bedrijf [naam 3] . Hij vertelde dat collega's zojuist bij [bedrijf 1] aan de [adres 2] waren geweest waar ze afvalcontainers hadden geleegd. Toen de containers in de vrachtwagen werden geleegd, roken zijn medewerkers een henneplucht.
Ik heb de vuilniszakken in de vrachtwagen geopend. Hierin zaten vele vuilniszakken met
Isolatiemateriaal, cocons met afgeknipte hennepstengels, in staat van ontbinding, zijnde resten van hennepplanten en er was een henneplucht te ruiken.
De chauffeur van de vrachtwagen vertelde dat hij vorige week donderdag ook al een
henneplucht geroken had bij het ophalen van de vuilnis.
10.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344a, eerste lid onder 5 Sv, zijnde de Aanvullende verklaring [verdachte] , onder meer inhoudende:
1. Op het moment van inval was ik niet woonachtig op de [adres 1] .
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 december 2017 (Bonfire, pag. 285) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
waarbij O = opmerking
V = vraag
A = antwoord
V: Op 1 mei 2017 stond je ingeschreven en woonde je aan de [adres 1] . Dat klopt?
A: Ja. Ik denk dat ik daar sinds ongeveer 16 jaar ingeschreven heb gestaan en heb gewoond. Ik ben ongeveer 3 à 4 maanden geleden verhuisd vanaf dat adres naar [adres 3] .
12.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344a, eerste lid onder 5 Sv, zijnde de informatiestaat SKDB-persoon van 5 januari 2022, onder meer inhoudende:
Personalia:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Huidig BRP-adres
Datum ingang: 14-12-2021
Status: Ingezetene
Woonadres: [adres 1]
Postcode en woonplaats: [adres 1]
Historische BRP-adressen
Vanaf: 12-07-2017
Status: Ingezetene
Woonadres: [adres 3]
Postcode en woonplaats: [adres 3]
Vanaf: 10-12-2017
Status: Ingezetene
Woonadres: [adres 1]
Postcode en woonplaats: [adres 1]
Feiten 4 en 5
13.
Het proces-verbaal van [verbalisant 3] van 24 januari 2018 (Bonfire, pag. 10), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op diverse plekken in de woning werden op vuurwapen gelijkende voorwerpen en munitie
aangetroffen.
In het kantoor van de woning werd een kluis aangetroffen. Na opening bleek in de kluis een
handgranaat te liggen.
14.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 december 2017 (Bonfire, pag. 285) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
waarbij O = opmerking
V = vraag
A = antwoord
O: Op diverse plekken werden door ons wapens en munitie aangetroffen aan de [adres 1] .
V: Foto 1 afbeelding van een revolver. Herken je dit wapen?
A: Ja
A: Het wapen is van mij.
V: Foto 5 afbeelding van een militair wapen. Herken je dit wapen?
A: Ja
A: Het is een balletjespistool dat ik heb gekocht.
V: Foto 6 afbeelding van een militair wapen. Herken je dit wapen?
A: Ja
A: Balletjespistool.
A: Ik heb ook dit wapen gekocht.
V: Foto 4 afbeelding van munitie. Herken je deze munitie?
A: Het zal van mij kunnen zijn.
O: De wapens en munitie die ik je net op foto heb laten zien zijn aangetroffen in de paardenstal.
O: In het kantoor hebben wij een kluis aangetroffen.
Wil je vertellen van wie de kluis is?
A: Van mij.
(O): Weet jij wat dit is?
A: Het is een houder van een handgranaat met daarin een handgranaat.
Ik heb de handgranaat in de kluis gedaan.
Nog twee foto's van munitie aangetroffen in de kluis. Foto's 10a en 10b.
A: Dit is munitie die geschikt was voor het wedstrijdpistool.
A: De munitie is van mij.
A: Ik heb deze munitie in een vakje gelegd boven in de kluis.
V: herken je de munitie op foto 11?
A: Ja dit zijn volgens mij patronen die horen bij het vuurwerkpistool.
V: herken je de munitie op foto 12?
A: Volgens mij is dat de munitie die in de kluis lag en hoorde bij het wedstrijdpistool.
15.
Het deskundigenverslag van het NFI, opgemaakt door dr. J. Dalmolen van 17 april 2018 (Bonfire, pag. 532), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoeksmateriaal [AAHS5600NL] betreft een complete en intacte scherfhandgranaat van het type M75P3 (met bijbehorende transportkoker).
Gezien de opbouw, werking en verwachte uitwerking zijn scherfhandgranaten M75P3, zoals handgranaat [AAH55600NL], aan te merken als 'een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing', zoals vermeld in de Wet wapens en munitie, artikel 2, lid 1, categorie II, 7°.
16.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant 8] van 23 augustus 2017 (Bonfire, pag. 227) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2017 zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Goednummer PL0600-2017118643-1441160
Object Vuurwapen
Merk Rohm Rg-79
Spoor identificatienr. AAKD1392NL
Het op 1 mei 2017 inbeslaggenomen voorwerp is een gasrevolver van het merk Rohm, type RG 79 , kaliber 9 mm Knal.
Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder le van de Wet wapens en munitie.
Goednummer PL0600-2017118643-1441170
Object Vuurwapen (Mitrailleur)
Merk/type Umarex Hk Mp7 A1
Spoor identificatienr. AAKD1395NL
Het op 1 mei 2017 in beslag genomen voorwerp betreft een airsoft machinepistool, model HK kaliber 6 mm BB.
Het voorwerp is door de minister van Justitie aangewezen als een voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kan vormen of dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Derhalve is dit voorwerp een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7e van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
Goednummer PL0600-2017118643-1441175
Object Vuurwapen (Machinegeweer)
Merk/type Onbekend Kal.6mmbb
Spoor identificatienr. AAKD1394NL
Het op 1 mei 2017 in beslag genomen voorwerp betreft een airsoft mitrailleur, model GSG kaliber 6 mm BB.
Het voorwerp is door de minister van Justitie aangewezen als een voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kan vormen of dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Derhalve is dit voorwerp een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7e van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
Goednummer PL0600-2017118643-1441309
Object Munitie (Patroon)
Aantal 5 stuks
Spoor identificatienr. AAKD1393NL
Kaliber 9 mm
De op 1 mei 2017 in beslaggenomen voorwerpen betreffen 3 stuks munitie, type Knall, kaliber 9 mm en van met merk RWS.
Dit is munitie als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder 4e, en artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
17.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant 8] van 23 augustus 2017 (Bonfire, pag. 234) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2017 zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Goednummer PL0600-2017118643-1436668
Object Munitie (Patroon)
Aantal 9 stuks
Spoor identificatienr. AAKD1391NL
Kaliber 9 mm
De op 1 mei 2017 in beslaggenomen voorwerpen betreffen 9 stuks munitie, type volmantel,
kaliber 9 x 19 mm en van het merk S&B.
Dit is munitie als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder 4e en artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Goednummer PL0600-2017118643-1438726
Object Munitie
Aantal 6 stuks
Spoor identificatienr. AAKD1389NL
Kaliber 9 mm
De op 1 mei 2017 in beslaggenomen voorwerpen betreffen 6 stuks munitie, type volmantel,
kaliber 9 x 19 mm en van het merk S&B.
Dit is munitie als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder 4e en artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Goednummer PL0600-2017118643-1443758
Object Munitie
Spoor identificatienr. AAKD1390NL
Bijzonderheden onderzoek Bonfire uit kluis a.01.07.001
Het op 1 mei 2017 inbeslaggenomen voorwerp is een loop van een gaspistool van het merk Umarex.
Dit voorwerp is een wezenlijk deel van een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder le van de Wet wapens en munitie.
18.
Bijlage 1.4 bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming op grond van de artikelen 104 en 110 Sv van de rechter-commissaris van 10 mei 2017, onder meer inhoudende (pag. 388):
A.01.07.001 Grote kluis uit kantoorruimte
Feit 6 (in aanvulling op feiten 1 t/m 3)
19.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] van 6 maart 2018 (Map 2 Bonfire, pag. 787) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Rabobank
[rekeningnummer 1]
Tenaamstelling: [verdachte]
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer het volgende:
Contante stortingen/opnamen
Het onderstaande is gestort:
[afbeelding]
20.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] van 17 mei 2018 (Map Bonfire, pag. 842) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
2014
#1000 Kas: De contante stortingen (#1130 ING) worden voornamelijk in het begin van het jaar
(eerste halfjaar) via #2000 Kruisposten/#1000 Kas verantwoord. De verwerking van de kas vindt in
de loop van de periode op een later tijdstip plaats dan (de verwerking van) de contante storting.
(#1130 ING/#2000 Kruisposten)
[afbeelding]
(#2000 Kruisposten/#1000 Kas)
[afbeelding]
Uit de administratie van [bedrijf 1] B.V. (PV153) blijkt dat gedurende 2014 op meerdere momenten sprake is van een negatieve kas (er worden meer uitgaven verantwoord dan dat er geld in kas zit). Voor deze vaststelling is gebruik gemaakt van grootboekrekening #1000 Kas. Uit die grootboekrekening blijkt ook dat er stortingen in de kas worden verantwoord met omschrijving 'Strippenkaart ...'. Die stortingen zijn ronde bedragen en in de daaropvolgende jaren wordt een dergelijke omschrijving niet meer verantwoord.
Verschillende afstortingen dragen bij aan een negatief kassaldo en dat verschillende stortingen met omschrijving 'Strippenkaart ...' er mede voor zorgen dat het kassaldo weer positief wordt.
Verder blijkt dat in 2014 relatief veel omzet via de kas (Kasboek (JournalDesc)) is verantwoord op
#8010 Omzet contributie laag.
2015
#1650 RC [verdachte] : Gedurende 2015 worden verschillende contante stortingen geboekt op #2000 Kruisposten (in totaal € 102.185), maar per jaareinde vindt op die grootboekrekening per saldo een boeking (via Memoriaal) plaats naar #1650 RC [verdachte] . Dit zorgt ervoor dat ultimo 2015 op #2000 Kruisposten een saldo resteert van € 35.578,25. Dit verantwoorde bedrag heeft een logische strekking, omdat het aansluit met een tweetal boekingen met de omschrijving: 'Incasso jan', welke eind 2015 worden geboekt. De incassobatch is mogelijk aan het einde van het jaar verwerkt (afboeking van debiteuren), maar de verkrijging van de middelen vindt dan in het nieuwe jaar plaats.
[afbeelding]
[bedrijf 2] B.V.
[afbeelding]
21.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] van 21 juni 2017 (Map 2 Bonfire, pag. 698) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer het volgende:
Tenaamstelling [rekeningnummer 2]
[bedrijf 2] B.V.
Contante stortingen
De volgende bedragen worden contant op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van
[bedrijf 2] BV gestort:
11-01-2017 € 5.000,00
16-01-2017 € 4.500,00
07-04-2017 € 11.300,00
18-04-2017 € 14.000,00
In totaal betreft dit een bedrag van € 34.800,00.
22.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] van 6 maart 2018 (Map 2 Bonfire, pag. 785) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer het volgende:
[rekeningnummer 3]
Tenaamstelling: [bedrijf 3] B.V.
Contante storting/opname
Er is € 6.900 gestort op 14-08-2015 (omschrijving: STORTING ING (…) PASVOLGNR 002 (…)
Op 17-08-2015 heeft een opname van € 6.800 plaatsgevonden (omschrijving: GELDOPNAME
PASVOLGNR 002 (…)).
23.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] van 6 maart 2018 (Map 2 Bonfire, pag. 778) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer het volgende:
[rekeningnummer 4]
Tenaamstelling [naam 1]
Contante stortingen
Het onderstaande is gestort
[afbeelding]
Overboekingen van/naar de privérekening van [verdachte]
[afbeelding]
24.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] van 8 maart 2023 (Map 2 Bonfire, pag. 805)bevattende een overzicht van contante stortingen in de periode van 15 mei 2014 tot en met 7 juli 2023 met pasnummer 006 en in de periode van 31 van 31 juli 2017 tot en met 30 december 2016 met pasnummer 007.
25.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] en [verbalisant 11] van 31 mei 2017 (Map 2 Bonfire, pag. 703), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 mei 2017 spraken wij met [naam 9] en [naam 10] ,, beide vennoten van V.O.F. [naam v.o.f.] .
Zij vertelden ons:
Dhr en mevr [naam 9] vertelden ons onder meer het volgende:
Alle bedragen die het tankstation te goed had van [bedrijf 1] BV werden middels een
automatische incasso geïncasseerd. Vaak werden deze betalingen gestorneerd.
Na stornering werden de openstaande bedragen contant voldaan.
De contante betalingen ontvingen ze in enveloppen van [verdachte] , die achter werden
gelaten bij de kassa. Hierbij werd geen kwitantie gevraagd.
In de enveloppen zat vaak € 1.000 of € 1.500.
26.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] van 5 juli 2017 (Map 2 Bonfire, pag. 709), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De volgende bedragen werden contant ontvangen:
Jaar Contant ontvangen
2015 € 17.752,63
2016 € 7.500,00
2017 (t/m mei) € 6.230,00
Totaal € 31.482,63
27.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] van 21 december 2017 (Map 2 Bonfire, pag. 739), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Met betrekking tot de aan [verdachte] gelieerde ondernemingen [bedrijf 6] BV; [bedrijf 1] BV; [bedrijf 7] BV; [bedrijf 8] BV zijn door [bedrijf 5] BV, na vordering daar toe, gegevens uitgeleverd met betrekking tot alle facturen over de periode 01-01-2014 tot en met 01-05-2017.
In de uitgeleverde gegevens zag ik onder meer:
Datum factuurnr bedrag ontvangen
kas
04-06-2014 [nummers 1] € 48.000,00 € 5.000,00
19-10-2015 [nummers 2] € 79.846,69 € 15.000,00
13-01-2017 [nummers 3] € 59,82 € 59,82
Kasbetalingen
De betaling van € 5.000,00 op 11-06-2014 (is) opgenomen in de administratie van [bedrijf 1] BV als creditboekingen op de grootboekrekening ' [grootboekrekening] '.
De andere twee betalingen, € 15.000,00 op 30-10-2015 en € 59,82 op 13-01-2017, zijn op basis van de beschikbare gegevens niet terug te vinden in de administratie van de genoemde rechtspersonen.
28.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 17 april 2018 (Map 3 Bonfire, pag. 1250) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Waarbij geldt
O: opmerkingen verbalisanten
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
V: Welke rechtspersonen die gelieerd zijn aan [verdachte] zijn een relatie van [bedrijf 10]
en sinds wanneer?
A: [bedrijf 1] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 11] BV, [bedrijf 3] BV.
Voor [bedrijf 8] BV en [bedrijf 7] BV heb ik werkzaamheden verricht, maar deze bestaan niet meer. Voor [bedrijf 12] BV heb ik werkzaamheden verricht.
Sinds 2011 verricht ik/ [bedrijf 10] BV werkzaamheden voor deze BV's.
V: Wie was uw opdrachtgever bij de verschillende [bedrijf 1] 's, [bedrijf 6] BV en [bedrijf 11] BV?
A: Dat was altijd de heer [verdachte] .
V: Wie was uw opdrachtgever bij [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] ?
A: Dat was eveneens [verdachte] .
V: Wie waren volgens u de feitelijk leidinggevenden bij de verschillende [bedrijf 1] 's, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 11] BV, [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] BV?
A: Dat was [verdachte] .
O: Wij hebben gezien dat er veel contante stortingen door [verdachte] zijn gedaan waarbij
deze geboekt worden via de [grootboekrekening] .
V: Waarom worden er zoveel contante stortingen gedaan door [verdachte] ?
A: Dat kwam omdat de financiële situatie van [bedrijf 1] penibel is. Volgens mij zijn er de laatste tijd geen contante betalingen geweest. niet na mei 2017, niet nadat hij aangehouden is geweest in 2017.
V: Hoe was de solvabiliteit van de verschillende rechtspersonen?
A: Dat was dramatisch van al die rechtspersonen.
[bedrijf 1] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 5] tnv [bedrijf 1] BV worden in de periode april 2015
t/m december 2016 een aantal bedragen ontvangen van en overgeboekt naar bankrekening
[rekeningnummer 6] tnv [medeverdachte] .
Per saldo ontvangt [bedrijf 1] BV een bedrag van € 11.890,34.
V: Wie heeft de overboekingen naar de bankrekening tnv [bedrijf 1] BV uitgevoerd?
A: De uitvoering werd door mij gedaan.
A: Dat kwam omdat er altijd een dreiging beslaglegging was door de banken. Daarom werden
bedragen op mijn rekening gestort en later teruggestort op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] .
Het initiatief daarvoor ging uit van [verdachte] .
V: Kon u betalingen namens [bedrijf 1] uitvoeren?
A: Ik was gemachtigd. De gemachtigden waren dhr. [verdachte] en ik.
A: (…) dat [verdachte] mij gevraagd heeft om contante bedragen Van [bedrijf 1] op mijn INGrekening te storten met hetzelfde doel om het saldo van de rekening van [bedrijf 1] laag te houden. En die bedragen heb ik vervolgens overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 1] .
In opdracht van [verdachte] werden de bedragen gesplitst om te voorkomen dat bank dergelijke
hogere stortingen moesten melden.
O: Op 05-07-2016 vindt er een contante storting van € 9.950 plaats op [rekeningnummer 5] tnv [bedrijf 1] BV, welke in de administratie is uitgesplitst in 2 bedragen, waaronder € 2.000 op #2000 Kruisposten met omschrijving: [omschrijving]
V: Wat kunt u verklaren over deze boeking?
A: Het enige wat ik kan bedenken, net als bij de andere rekeningen, dat ik moest zorgen dat het weer op "0" moest uitkomen.
V: Stortte u wel eens geld op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] ?
A: Dat gebeurde wel eens.
V: Wist u wat de herkomst van dit geld was.
A: Ik weet alleen dat ik het geld van [verdachte] kreeg.
A: (…) het waren contante stortingen van [verdachte] .
Het ging om bedragen van 5 tot 15 duizend euro per keer.
29.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 18 april 2018 (Map 3 Bonfire, pag. 1264) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Waarbij geldt
O: opmerkingen verbalisanten
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
Contante stortingen
Olvmpic Gvm BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 5] tnv [bedrijf 1] BV wordt in de periode maart 2014 t/m december 2016 een aantal keren een contant bedrag gestort, totaal betreft het € 551.427,37.
V: Wie heeft dit geld op deze bankrekening gestort?
A: Het merendeel van deze stortingen heb ik gedaan in opdracht van [verdachte] . De overige stortingen
werden door [verdachte] zelf gedaan.
V: Waar kwam dit geld vandaan?
A: [verdachte] gaf aan dat dit van een vriend van hem afkomstig was.
A: Ik verwerkte deze bankmutaties op [grootboekrekening] .
V: Wiens opdracht was dit?
A: In overleg met [verdachte] heb ik dit zo geboekt.
[bedrijf 2] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 2] tnv [bedrijf 2] BV wordt in de periode 01-01-2014 t/m 28-04-2017, 4 keer een contant bedrag gestort. Totaal betreft dit
€ 34.800,00.
V: Wie heeft dit geld op deze bankrekening gestort?
A: Dat zal ik in opdracht van [verdachte] gedaan hebben.
A: [verdachte] gaf mij aan dat het van een vriend afkomstig was.
[bedrijf 3] BV
O: Op bankrekening [rekeningnummer 3] tnv [bedrijf 3] BV wordt op 14-08-2015 een contant
bedrag gestort van € 6.900,00.
V: Wie heeft dit geld op deze bankrekening gestort?
A: Dat heb ik ook gedaan in opdracht van [verdachte] .
A: [verdachte] gaf mij aan dat het van een vriend afkomstig was.
V: Hoe overhandigde [verdachte] in zijn algemeenheid dat geld aan u?
A: Hij overhandigde dat in een envelop of een plastic zak.
A: Het waren veelal kleine coupures, kleiner dan € 100,-.
V: Hoe wist u op welke rekening deze contante bedragen gestort moesten worden?
A: [verdachte] gaf aan op welke rekening dit gestort moest worden.
Contante betalingen
A: Ik weet dat [verdachte] regelmatig crediteuren contant betaalde.
V: Hoe werd dat in de administratie verwerkt?
A: Meestal werden de crediteuren afgeboekt ten gunste van de [grootboekrekening] .
V: Was dat ook in opdracht van [verdachte] ?
A: Dat heb ik altijd in overleg met [verdachte] gedaan.
V: Hoe wist u van het bestaan van deze contant betaalde crediteuren?
A: Dan kreeg ik van [verdachte] een factuur met hierop geschreven 'contant betaald [verdachte] '.
RC boekingen
O: Wij zien boekingen in relatie met omzet.
A: Het was een idee van [verdachte] om omzet bij te boeken om de schuld af te laten nemen.
A: Dat was geen echte omzet.
A: Het is een informele kapitaalstorting naar mijn idee. Windowdressing.
30.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] door de rechter-commissaris van
31 januari 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of ik over een bankpas beschikte van die rekening. Als ik een pas gebruikte, was deze op naam van het bedrijf.
U vraagt mij of de heer [verdachte] kundig was in boekhouden. Ik weet dat hij een opleiding bedrijfseconomie heeft gevolgd. U vraagt mij of ik de heer [verdachte] wel eens een boekhoudkundige handeling heb zien verrichten. Als u daarmee bedoelt bankboekingen, dan is het antwoord ‘ja’.
31.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van
[naam 11] van 31 mei 2018 (pag. 12) onder meer inhoudende:
Saldo wederrechtelijk verkregen voordeel € 615.986,=.
Bijlage bewijsmiddelen II
parketnummer 08-952734-19 (Stockholm)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2020408502 van 28 augustus 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van P.E.M. Schol van 13 december 2018 (pag. 59) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 juli 2018 werd door de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, het faillissement
uitgesproken van [bedrijf 1] B.V., KvK nummer: [kvk-nummer] . Dit faillissement werd
aangevraagd door [verdachte] .
Ik ben als curator aangesteld om de faillissementen van de besloten vennootschappen
[bedrijf 6] B.V., [bedrijf 12] B.V., [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 7]
B.V. en [bedrijf 8] B.V. af te wikkelen. In deze hoedanigheid ben ik gerechtigd om aangifte te doen.
Ten behoeve van de afwikkeling van de faillissementen van [bedrijf 6] is de complete boekhouding benodigd. Deze boekhouding ontbrak, althans deze was niet volledig.
Op 3 oktober 2018 werd de heer [verdachte] op grond van artikel 87 van de Faillissementswet in gijzeling genomen omdat hij niet voldeed aan de op hem rustende
informatieverplichting. De heer [verdachte] was voorafgaand aan de gijzeling meerdere
keren verzocht om de door mij als curator gevraagde informatie en stukken aan te
leveren.
Ik heb op 9 oktober 2018 advocaat Kolkman wederom bericht welke informatie nog steeds diende te worden aangeleverd.
De gijzeling werd op 10 oktober 2018 opgeheven nadat de heer [verdachte] mij een klapper met boekhoudstukken overhandigde en mij meedeelde dat dit alle gevraagde informatie zou zijn. Na bestudering van de op 10 oktober 2018 aangeleverde stukken constateerde ik dat de aangeleverde informatie wederom niet volledig was. Ik heb een afspraak gemaakt op 16 oktober 2018 met de heer [verdachte] en de heer [medeverdachte] . Toen is besproken dat de gegeven informatie niet volledig is en dat ik nog aanvullende vragen had over de aangeleverde informatie. Op 17 oktober 2018 heb ik een e-mail gestuurd met een opsomming van mijn constateringen en met de benoeming van de ontbrekende informatie. In deze e-mail heb ik de heer [verdachte] weer in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende informatie aan te leveren, uiterlijk op 26 oktober 2018.
Op 26 oktober 2018 leverde de heer [verdachte] per e-mail stukken aan. Ik heb na bestudering weer moeten vaststellen dat stukken/informatie niet zijn/is aangeleverd.
Voorts heb ik geconcludeerd dat de heer [verdachte] de boekhoud- en administratieplicht, in ieder geval ten aanzien van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 6] B.V. heeft geschonden.
Bij e-mail bericht van 30 oktober 2018 heb ik de heer [verdachte] het voorgaande
medegedeeld en wederom in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende informatie aan te leveren en inhoudelijk te reageren op mijn conclusies.
De heer [verdachte] heeft niet meer gereageerd op mijn e-mailbericht van 30 oktober 2018.
De boekhouder, [medeverdachte] , is als getuige bij de rechter commissaris onder ede gehoord op 3 september 2018.
Het volgende citaat uit het voorgenoemde proces verbaal dienen ter illustratie van
het feit dat er sprake is van een ondeugdelijke boekhouding en een ondeugdelijke
informatie vastlegging:
Het eerste wat ik wilde was alle geldstromen (in en uit) inzichtelijk maken en controleactiviteiten inbouwen.
Ik denk dat we onderscheid moeten maken tussen de kasstaat en de bonnetjes en de fysieke geldstromen. Daar had ik geen zicht op, ik had alleen zicht op wat ik kreeg aangeleverd. Het klopt dat ik geen controle uitvoerde over alles wat de BV ontving, aan de BV werd betaald, ook werd geboekt in de administratie. Daar waren geen controlemechanismes voor.
Ik weet wel dat de medewerkers hun uren inleverden en dat werd in de salarisadministratie vermeld. Schijnbaar waren er ook medewerkers die niet op de
loonlijst stonden, maar er waren ook medewerkers die als ZZP-er werden ingehuurd en die werden op factuur betaald.
U vraagt mij of er een controlemechanisme was om dit te voorkomen. Ik heb er geen weet van gehad dus heb ik er ook geen controle op kunnen uitvoeren.
Ik deed eigenlijk niets anders dan registeren wat werd aangeleverd. Ik controleerde niet.
Voor wat betreft de inventaris van [bedrijf 1] B.V. stel ik me op het standpunt dat de genoemde inventaris eigendom is van [bedrijf 1] B.V.
Hoewel [bedrijf 2] B.V. statutair op naam staat van [naam 4] , heeft de heer [verdachte] onder ede verklaard dat deze vennootschap van hem is.
De heer [verdachte] motiveert zijn standpunt, dat het eigendom van de inventaris bij [bedrijf 2] zou liggen, met verwijzing naar een notariële akte van 15 april 2013.
De heer Kolkman heeft een afspraak gemaakt bij mij op kantoor. Deze bespreking heeft
plaatsgevonden in de laatste week van oktober 2018. De heer Kolkman heeft mij verteld dat hij tot op heden van de heer [verdachte] geen, dan wel onvoldoende bewijsstukken heeft ontvangen op basis waarvan zou moeten worden vastgesteld dat het eigendom van de inventaris bij [bedrijf 2] B.V. zou moeten liggen.
2.
Bijlage 1 bij het proces-verbaal van aangifte van P.E.M. Schol van 13 december 2018, zijnde een overzicht van de besloten vennootschappen.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van P.E.M. Schol van 10 januari 2020 (pag. 217) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 januari 2019 ben ik naar het pand van [bedrijf 1] B.V. aan de [adres 2] gegaan. In zag dat meerdere zaken waren gestolen.
Ik heb gesproken met de heer [naam 12] van het in hetzelfde pand gevestigde “ [bedrijf 13] ”. Hij bevestigde dat deze zaken gedurende de kerstdagen, 25 en 26 december 2018 en op nieuwjaarsdag 1 januari 2019 waren gestolen. Door de heer [naam 12] is op
nieuwjaarsdag een foto gemaakt van een aantal zaken die waren geplaatst in het door [bedrijf 13] gehuurde gedeelte. Later waren die zaken weggehaald.
Ik kan hier nog bij vermelden dat slechts goederen zijn gestolen die toebehoorden aan
[bedrijf 1] . Er waren geen waardevolle spullen gestolen van [bedrijf 13] en [bedrijf 14] . Deze ruimtes waren vanuit de ruimte van [bedrijf 1] vrij te benaderen. Dit is voor mij een aanwijzing dat het bij deze diefstal uitsluitend ging om het wegnemen van goederen die onder het faillissement vallen.
Op 14 januari 2019 ben ik binnengetreden in de opstallen aan de [adres 1] . Hier werd door mij een groot aantal goederen aangetroffen die afkomstig waren van de inboedel van [bedrijf 1] aan de [adres 2] .
Deze goederen waren op de dag dat het faillissement werd uitgesproken nog aanwezig in het pand aan de [adres 2] .
De door mij aangetroffen goederen betroffen een zwart lederen massagestoel met zeer specifieke slijtageplekken, 17 stepplateau's, 15 blauwe matten, 8 hoepels, 13 brandblussers, 2 ventilatoren, een patchkast, bureaustoelen, 3 bureaus, 1 bureauonderstel.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van verbalisant [verbalisant 12] van 29 april 2020 (pag. 374), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 6] :
Ik herken deze stoel als hetzelfde type als op de afbeelding "stoel-1". Ik zie dat de beschadigingen op beide stoelen identiek zijn. Dit heb ik de afgelopen 10 jaar in de praktijk bij deze stoelen niet eerder gezien. In het bijzonder de grote beschadiging aan de rechterzijde van de stoel is dusdanig groot dat dit niet onder gebruik sporen valt. Deze vorm is echt een hele specifieke beschadiging. Gezien de identieke schade patronen, kan ik met 100% zekerheid zeggen dat de stoel op foto "stoel-1" en foto "stoel-2" dezelfde stoel is.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van P.E.M. Schol van 27 augustus 2020 (pag. 559) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 oktober 2018 is namens mij als curator een e-mail gestuurd naar de heer [verdachte] met het verzoek om de checklist (vragenlijst) voor de rechtspersonen [bedrijf 8] B.V. en [bedrijf 7] B.V. in te vullen en te retourneren voor 26 oktober 2018.
Op 4 december 2018 heb ik de heer [verdachte] een e-mail verzonden met het verzoek
om de toegezonden checklisten (vragenlijsten) van [bedrijf 8] B.V. en [bedrijf 7] B.V. ingevuld en getekend te retourneren. Ik had tot op die dag de vragenlijsten nog niet retour ontvangen.
Op 7 december 2018 ontving ik de ingevulde en ondertekende vragenlijsten retour.
Voor zowel de vragenlijst voor [bedrijf 8] B.V. en [bedrijf 7] B.V. constateer ik dat deze onvolledig en onjuist zijn ingevuld.
Op 17-10-2018 is [bedrijf 8] B.V.in staat van faillissement verklaard.
Op 20-06-2017 is bij de kamer van Koophandel geregistreerd dat de vennootschap [bedrijf 8] B.V. is opgehouden te bestaan omdat er geen bekende baten meer aanwezig waren met ingang van 01-05-2017.
De heer [verdachte] heeft in de vragenlijsten aangegeven dat de administratie compleet en
bijgewerkt was tot 30-04-2015. Aldus dient te worden vast gesteld dat de administratie van [bedrijf 8] BV over de periode van 30-04-2015 tot en met 01-05-2017 dan wel datum faillissement (17-10-2018) niet is gevoerd.
Van [bedrijf 8] B.V. is van de (feitelijke) bestuurder, de heer [verdachte] , geen fysieke administratie ontvangen ondanks mijn verzoek daartoe.
De noodzakelijke grootboekkaarten en de gehele digitale administratie aangaande [bedrijf 1]
B.V. heb ik niet ontvangen.
Nu een fysieke administratie niet is aangeleverd door de heer [verdachte] , is niets ten aanzien van de zeer beperkt aangeleverde digitale administratie (grootboekkaarten 2016) te toetsen door mij als curator.
Op 17-10-2018 werd [bedrijf 7] B.V.in staat van faillissement verklaard.
Op 07-06-2017 werd geregistreerd bij de kamer van Koophandel dat de voornoemde rechtspersoon is ontbonden en opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren met ingang van 01-01-2017. De heer [verdachte] heeft in zijn antwoorden op de vragenlijsten aangegeven dat de administratie van [bedrijf 7] BV compleet en bijgewerkt was tot 31-12-2016. Digitaal zijn alleen de jaarrekeningen van 2013 tot en met 2015 door mij ontvangen. Echter de noodzakelijke bijhorende grootboekkaarten noch de fysieke administratie dienaangaande zijn ontvangen. Enkel aangaande het boekjaar 2016 zijn grootboek kaarten ontvangen doch kan ik geen van de digitaal aangeleverde stukken toetsen nu de heer [verdachte] geen fysieke administratie heeft aangeleverd. De heer [verdachte] heeft verklaard dat er geen fysieke boekhouding is. De heer [verdachte] heeft na herhaalde verzoeken niet de volledige boekhouding van 2014 tot en met datum faillissement, aangeleverd bij mij.
6.
Het proces-verbaal van [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , verbalisanten bij de Koninklijke Mareschaussee, van 3 februari 2019 (pag. 449) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2019 zagen wij een Mercedes Benz voorzien van Nederlands kenteken
[kenteken 2] vanuit Duitsland Nederland in rijden. Wij hebben het voertuig staande gehouden.
De bestuurder toonde een Nederlandse identiteitskaart op naam gesteld van [naam 1] .
De bijrijder toonde een Nederlands rijbewijs op naam gesteld van [getuige 5] . Bestuurder [naam 1] heeft de zijdeur van de vrachtauto geopend. Hierop zagen wij fitnessapparatuur in de laadruimte liggen. Ik, [verbalisant 13] , zag boven de bijrijderstoel een vakje zitten. In deze ruimte lag een "Jammer". Ik zag dat de "Jammer" aan stond en dat onze C2000 apparatuur geen netwerk had. Uit ervaring weet ik dat deze "Jammer" het C2000 netwerk kan verstoren.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek voertuig met kenteken [kenteken 2] van [verbalisant 12] van 4 november 2019 (pag. 458) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 februari 2019 werd door mij de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] onderzocht.
In de bestuurderscabine van het voertuig trof ik documenten van [bedrijf 9] aan. Op het document is te zien dat het voertuig is gehuurd op 2 februari 2019 te 9.37 uur door
[verdachte] . Tevens is te zien op de aangehechte pinbon dat de borgsom van 695,35 euro is betaald op 2 februari 2019 te 9.38 uur. Het voertuig kon tot 5 februari 2019 te 9.37 uur gehuurd worden. In de laadruimte van het voertuig zag ik vier fitnesstoestellen van het merk Technogym en type Wave, een soort metalen balk in dezelfde kleuren als de fitnesstoestellen. Op drie van de vier fitnesstoestellen zaten stickers met opschrift " [opschrift] ".
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 12] van 10 januari 2020 (pag. 478) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[adres 5] . Het voertuig is op dit adres in twee dagen 6 keer gelokaliseerd. Deze locatie betreft het pand van het failliete [bedrijf 1] .

Voetnoten

1.Zie onder meer HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090.
2.Dossier Stockholm, pag. 347.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] van 14 juli 2020, dossier Stockholm, pag. 346.