ECLI:NL:RBOVE:2023:5254

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
08.030248.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na bewezenverklaring van openlijk geweld in vereniging

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was beschuldigd van openlijk geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 januari 2023 in Zwolle, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen drie slachtoffers in en rondom een restaurant. De officier van justitie had gevorderd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. Echter, de rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert, omdat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waardoor de verdachte gerechtvaardigd was om zich te verdedigen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.030248.23 (P)
Datum vonnis: 21 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
7 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.P.R. van Andel en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 7 december 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 januari 2023 in Zwolle samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2023 te Zwolle openlijk, te weten, in restaurant [bedrijf] gevestigd aan [adres] te Zwolle en/of in het aldaar gelegen winkelcentrum De Dobbe, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten:- [slachtoffer 1],- [slachtoffer 2],- [slachtoffer 3]door:- In restaurant [bedrijf] een kruk te pakken en die boven zijn hoofd te houden,- achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aan rennen als zij wegrennen bij [bedrijf],,- samen met die [slachtoffer 1] ten val te komen,- met een kruk die [slachtoffer 1] tegen zijn lichaam te slaan,- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een dienblad tegen zijn lichaam te slaan,- die [slachtoffer 1] meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen,- die [slachtoffer 2] bij zijn been en/of zijn broek, vast te pakken,- die [slachtoffer 2] vast te pakken en meerdere keren, in elk geval eenmaal, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen,- die [slachtoffer 2] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een dienblad tegen zijn hoofd te slaan,- die [slachtoffer 2] om zijn nek vast te pakken,- die [slachtoffer 1] bij zijn been en/of zijn broek vast te pakken en/of naar de grond te trekken,- die [slachtoffer 1] meerdere keren op zijn rug en/of zijn hoofd, in elk geval het lichaam, te slaan en/of te stompen,- die [slachtoffer 1] eenmaal met een schoen op/tegen zijn hoofd te slaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft volgens de officier van justitie verschillende geweldshandelingen uitgevoerd en een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Op zondag 8 januari 2023 vindt er een vechtpartij plaats tussen meerdere personen in en voor het restaurant ‘[bedrijf]’ in het winkelcentrum de Dobbe in Zwolle. Op de camerabeelden -uitgeschreven door de politie - is te zien dat de vechtpartij ontstaat in het sushirestaurant. In het restaurant maakt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) slaande bewegingen met de vuisten en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) maakt slaande bewegingen met een barkruk/stoel. In het restaurant houdt de broer van verdachte, [verdachte], een stoel/kruk boven zijn hoofd. [2] Hierna rennen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3] het restaurant uit. Zij bevinden zich nog in het overdekte gedeelte van het winkelcentrum, voor het restaurant. Verdachte, zijn broer en een medewerker rennen ook het restaurant uit.
Buiten het restaurant, in het winkelcentrum, slaat [verdachte] [slachtoffer 1] met de kruk. [3] Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) maakt meerdere slaande bewegingen met een blauw object richting [slachtoffer 1]. [4]
[slachtoffer 1] besluit niet verder te rennen naar de uitgang van het winkelcentrum, maar draait zich om en neemt een gevechtshouding aan jegens verdachte, waarbij verdachte vervolgens - na een vuistslag van [slachtoffer 1] in zijn gezicht - op de grond valt. Hierna wordt verdachte meerdere malen geschopt en geslagen door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij hij op enig moment het been van [slachtoffer 2] vasthoudt en vervolgens door [slachtoffer 2] wordt versleept. [medeverdachte], de collega van verdachte, komt erbij en slaat [slachtoffer 2] meermalen met het blauwe object wat hij in zijn handen heeft. Ook houdt hij [slachtoffer 2] bij de nek vast. [5] Verdachte komt los, gaat staan en maakt zesmaal een slaande beweging met gebalde vuist naar het hoofd van [slachtoffer 2]. Hierna houden verdachte en [slachtoffer 2] elkaar vast en slaan zij elkaar over en weer. Vervolgens loopt verdachte naar zijn broer toe, die in gevecht is met [slachtoffer 1]. [verdachte] slaat [slachtoffer 1] meermalen tegen zijn hoofd en lichaam. [6] Verdachte valt en trekt [slachtoffer 1] mee in zijn val. Hierna loopt de groep van [slachtoffer 1] richting de uitgang van het winkelcentrum, waarbij verdachte met een verloren schoen een slaande beweging maakt naar het hoofd van [slachtoffer 1]. [7]
De camerabeelden vinden onder meer steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. [getuige 1] verklaart dat ongeveer acht personen met elkaar op de vuist gingen in het winkelcentrum. [getuige 2] is bezorger bij [bedrijf] en verklaart dat zijn baas en een vriend buiten stonden te praten met drie jongens. De sfeer was niet goed. Ze praatten in het magazijn verder en gingen vervolgens met elkaar op de vuist. Er werd met stoelen gegooid en er werd tegen hoofden getrapt. Het was heftig en er lag bloed op de grond. [8]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat verdachte geen significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Hoewel de door verdachte uitgeoefende geweldshandelingen halverwege de vechtpartij plaatsvinden, is zijn bijdrage - welke onder meer bestond uit het zesmaal met gebalde vuist slaande bewegingen maken tegen het hoofd van [slachtoffer 2] - van voldoende gewicht om te spreken van een significante en wezenlijke bijdrage in de zin van artikel 141 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 januari 2023 te Zwolle openlijk, te weten, in restaurant [bedrijf] gevestigd aan [adres] te Zwolle en in het aldaar gelegen winkelcentrum De Dobbe in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten:- [slachtoffer 1],- [slachtoffer 2],- [slachtoffer 3]door:- In restaurant [bedrijf] een kruk te pakken en die boven zijn hoofd te houden,- achter die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aan rennen als zij wegrennen bij [bedrijf],,- samen met die [slachtoffer 1] ten val te komen,- met een kruk die [slachtoffer 1] tegen zijn lichaam te slaan,- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een dienblad tegen zijn lichaam te slaan,- die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht en het hoofd te slaan en te stompen,- die [slachtoffer 2] bij zijn been en zijn broek vast te pakken,- die [slachtoffer 2] vast te pakken en meerdere kerenop het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en te stompen,- die [slachtoffer 2] eenmaal met een dienblad tegen zijn hoofd te slaan,- die [slachtoffer 2] om zijn nek vast te pakken,- die [slachtoffer 1] bij zijn been en zijn broek vast te pakken en naar de grond te trekken,- die [slachtoffer 1] meerdere keren op zijn rug en zijn hoofd, in elk geval het lichaam, te slaan en te stompen,- die [slachtoffer 1] eenmaal met een schoen tegen zijn hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces, nu sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waarin de verdediging noodzakelijk en proportioneel was. In het restaurant was de wederpartij de agressor, waardoor voor verdachte een noodweersituatie ontstond. Dit is ook het geval bij de geweldshandelingen die worden uitgeoefend buiten het restaurant, in het gedeelte van het overdekte winkelcentrum. Verdachte wilde dat de wederpartij niet alleen het restaurant maar ook het winkelcentrum zou verlaten, zodat de situatie in het pand niet verder zou escaleren. Het is de wederpartij die besluit om terug te keren en de gewelddadige confrontatie aan te gaan. De raadsvrouw wijst bij de beoordeling van de situatie ook op de overval van het restaurant op 6 januari 2023 en het daarop volgende conflict tussen de eigenaar van ‘[bedrijf]’ en de wederpartij, door welke overval er bij dit nieuwe geweldsincident tevens een hevige emotie bij verdachte was ontstaan.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsvrouw moet worden verworpen, omdat van een noodweersituatie geen sprake is geweest. Verdachte had zich uit de confrontatie kunnen onttrekken door in het sushirestaurant te blijven, nadat de wederpartij het restaurant uit was gerend. In plaats daarvan rent verdachte het restaurant uit en achtervolgt hij de groep jongens. Daarmee heeft verdachte zichzelf in de gewelddadige situatie gebracht en was geen sprake meer van een noodweersituatie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed - dan wel een dreigend gevaar daarvoor - waartegen verdediging noodzakelijk was. De rechtbank acht, gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, dat hetgeen van de zijde van de verdediging is aangevoerd als feitelijke toedracht van de situatie aannemelijk is geworden dat er dus sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding jegens verdachte, zijn zaak en het aanwezige personeel.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen de volgende feiten vast. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, vanwege de bedreiging van zijn broertje, verhaal is gaan halen bij de eigenaar van ‘[bedrijf]’. Vervolgens gaat de broer van verdachte, [verdachte], in gesprek met [slachtoffer 1] en zijn vrienden in een voorraadkamer achter in de zaak. Verdachte is op dat moment aan het werk en is in eerste instantie niet aanwezig bij dat gesprek. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de broer van verdachte voor een keuze heeft gesteld: er kon een geldbedrag worden betaald of er zou aangifte worden gedaan van de bedreiging jegens het broertje van [slachtoffer 1]. Ook verschillende andere personen hebben verklaard dat de bezoekende groep om geld heeft gevraagd. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment hoorde dat het gesprek met stemverheffing werd gevoerd en hij heeft zich om deze reden bij het gesprek gevoegd. Hierna is het gesprek geëscaleerd in een vechtpartij, waarbij verdachte als eerste een klap heeft ontvangen.
Gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen in combinatie met de context van de zaak, in het bijzonder hetgeen zich voor en tijdens het gesprek in het restaurant heeft afgespeeld, acht de rechtbank de verklaring van verdachte aannemelijk geworden. Voor hem ontstond een noodweersituatie op het moment dat er een vechtpartij uitbrak in de voorraadkamer van zijn zaak en aan hem een klap is uitgedeeld. Hij mocht zichzelf en zijn zaak en het daarin aanwezige personeel verdedigen. Niet is gebleken van een reële mogelijkheid zich te onttrekken aan de wederrechtelijke aanranding.
Het voorgaande geldt ook voor de geweldshandelingen die zich buiten het restaurant, maar binnen het overdekte gedeelte van het winkelcentrum hebben voorgedaan. Naar het oordeel van de rechtbank valt ook het achterna rennen van de groep door verdachte onder de al bestaande noodweersituatie ter verdediging van zijn zaak. Verdachte wilde de groep jongens immers uit zijn zaak, maar ook uit de buurt van zijn zaak en het winkelcentrum hebben.
In die situatie draait [slachtoffer 1] zich om en [slachtoffer 1] slaat vervolgens verdachte met een gebalde vuist in het gezicht waarna verdachte valt. Eenmaal op de grond wordt verdachte nogmaals geslagen en geschopt door anderen. In deze situatie is nog steeds sprake is van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De daarna uitgeoefende geweldshandelingen door verdachte waren noodzakelijk voor de verdediging van zijn eigen lijf. Verdachte heeft hierbij voldaan aan zowel het proportionaliteitsvereiste als aan het subsidiariteitsvereiste, zodat het beroep op noodweer slaagt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. D.E Schaap en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
Buiten staat
Mr. D.E Schaap is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023012377. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 103.
3.Pagina’s 103 en 104.
4.Pagina’s 110 en 111.
5.Pagina’s 111 en 112.
6.Pagina 109.
7.Pagina’s 96 tot en met 103.
8.Pagina 25 en pagina’s 37 tot en met 39.