ECLI:NL:RBOVE:2023:5253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10764395 \ CV EXPL 23-3834
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte wegens aanhoudende overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting R.K. Woningstichting Ons Huis en Senturra Bewindvoering B.V. De eisende partij, Ons Huis, vorderde de ontruiming van de woonruimte van de gedaagde, die in een eerdere procedure een laatste kans had gekregen om haar gedrag te verbeteren. De gedaagde had echter geen verbetering laten zien en veroorzaakte nog steeds (geluids)overlast, ondanks eerdere waarschuwingen en hulp van instanties. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ernstig tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat de ontruiming rechtvaardigt. De rechtbank heeft de Bewindvoerder veroordeeld om de woonruimte voor 1 april 2024 te ontruimen en in goede staat aan Ons Huis op te leveren, onder afgifte van de sleutels. Tevens is de Bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 921,42. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10764395 \ CV EXPL 23-3834
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
de stichting
R.K. WONINGSTICHTING ONS HUIS,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: Ons Huis,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
SENTURRA BEWINDVOERING B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Bewindvoerder en [gedaagde],
gemachtigde: mr. A. Hoekman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Ons Huis,
- de productie van de Bewindvoerder,
- de aanvullende producties van Ons Huis,
- de mondelinge behandeling op 14 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van de Bewindvoerder heeft ter zitting gebruik gemaakt van spreekaantekeningen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
De vraag die in deze procedure voorligt is of het tot ontruiming van het gehuurde moet komen. Partijen hebben eerder een procedure gevoerd waarbij [gedaagde] één laatste kans is gegeven haar gedrag te beteren. Vast is komen te staan dat [gedaagde] nog steeds (geluids)overlast veroorzaakt en geen hulp aanvaardt van hulpverlenende instanties. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de gevorderde ontruiming moet worden toegewezen.

3.De feiten

3.1.
Ons Huis en [gedaagde] hebben op 4 december 2017 een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten voor de woning aan de [adres]. De woning is onderdeel van een appartementencomplex van drie verdiepingen met daarin zes woningen. Het betreft een seniorencomplex waarvan de bewoners een gemiddelde leeftijd van 70+ hebben.
3.2.
Partijen hebben in 2019 een eerdere procedure bij deze rechtbank gevoerd (zaaknummer 7963222 \ CV EXPL 19-4676) waarbij Ons Huis ontruiming van het gehuurde heeft gevorderd op grond van (geluids)overlast veroorzaakt door [gedaagde].
3.3.
De kantonrechter heeft in het vonnis van 6 september 2019 geoordeeld dat [gedaagde] nog één laatste kans diende te krijgen. In het vonnis van 6 september 2019 is, voor zover van belang, het volgende overwogen:
“(…) 4.9. [gedaagde] geeft thans aan haar leven te willen beteren. Zij heeft reeds hulp gezocht en aanvaard om haar leven weer op de rails te krijgen. De eerste aanzet, het opzetten van een ondersteuningsplan, is hiertoe gegeven. Ook het ontzeggen van de kleinzoon van de toegang tot haar woning is daartoe een stap. Volgens [gedaagde] is er op 1x belletje tringelen na in augustus, geen overlast meer geweest.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op wat hierboven is overwogen voorshands onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaruit voortvloeiende ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zal worden geacht. De belangen van partijen vooralsnog tegen elkaar afwegend dient geoordeeld te worden dat [gedaagde] nogéén kansdient te worden gegeven om te laten zien dat zij haar gedrag zal corrigeren. Daarbij dient [gedaagde] zich te realiseren dat het voor haar een laatste kans is. Zij zal zich hebben te onthouden van enige vorm van (geluids-)overlast enhulp dienen te aanvaardenvan maatschappelijke hulpinstanties, zoals bij aanvang van de huurovereenkomst overeengekomen. De in het aanhangsel van de huurovereenkomst opgenomen voorwaarden blijven dan ookonverkort van krachtop de voort te zetten huurovereenkomst tussen partijen.
De avond-, nacht- en ochtendrust dient [gedaagde] hierbij zoveel mogelijk te respecteren en geluidsoverlast dan dient tot een minimum te worden beperkt.
Voorts kan gezegd worden dat alles waar een “knop” aanzit of alles dat voor directe menselijke beheersing vatbaar is, zoals elektrische muziek apparaten en een bepaald lawaai veroorzakend looppatroon of stemverheffing (schreeuwen), met die “knop” en met zelfbeheersing in de hand gehouden moeten kunnen worden. Anders gezegd: met die knop kan het apparaat ook worden afgezet en met zelfbeheersing kan eigen gedrag worden beïnvloed. Men dient rekening met elkaar te houden. (…)”
3.4.
De ondersteuning aan [gedaagde] vanuit verschillende wijkteams is medio november 2019 stopgezet, omdat [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat zij deze ondersteuning niet langer wilde.
3.5.
Ons Huis heeft in december 2019 nieuwe klachten over [gedaagde] ontvangen ter zake (geluids)overlast en dronkenschap.
3.6.
Ons Huis heeft in de periode vanaf juli 2023 tot heden wederom klachten van buurtbewoners over (geluids)overlast veroorzaakt door [gedaagde] ontvangen.

4.Het geschil

4.1.
Ons Huis vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, de Bewindvoerder in haar hoedanigheid van bewindvoerder veroordeelt:
I. om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te ontruimen en in goede staat aan Ons Huis op te leveren, onder afgifte van de sleutels aan Ons Huis;
II. in de proceskosten en in de nakosten.
4.2.
Aan haar vordering heeft Ons Huis het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is ernstig tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en de wet. Zij veroorzaakt structureel, ernstige (geluids)overlast. [gedaagde] onderhoudt het gehuurde niet naar behoren, valt medewerkers van Ons Huis lastig met zeer veel verontrustende berichten en is agressief. Het veroorzaken van dermate ernstige overlast levert een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst op die de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.3.
De Bewindvoerder voert verweer. De Bewindvoerder concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen van Ons Huis. Subsidiair verzoekt de Bewindvoerder de vordering voorwaardelijk toe te wijzen. Ten slotte verzoekt De Bewindvoerder de ontruimingstermijn te verlengen tot vier maanden na het te dezen te wijzen vonnis.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aan de orde is of de Bewindvoerder in haar hoedanigheid van bewindvoerder moet worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde], met het kort geding vonnis van
6 september 2019 één laatste kans is gegeven om haar overlast veroorzakende gedrag te corrigeren, onder meer omdat [gedaagde] in die procedure te kennen heeft gegeven haar leven te willen beteren en hulp van instanties te willen aanvaarden.
5.3.
Vast staat dat [gedaagde] ondersteuning vanuit instanties per medio november 2019 heeft stopgezet. Voorts staat vast dat Ons Huis in december 2019 wederom klachten van omwonenden over (geluids)overlast veroorzaakt door [gedaagde] heeft ontvangen. Verder heeft Ons Huis in de periode vanaf juli 2023 tot heden wederom vele klachten van buurtbewoners over [gedaagde] ontvangen. Het voorgaande maakt dat in deze procedure vast is komen te staan dat er aan de zijde van [gedaagde] sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagde] dient als goed huurder immers geen (geluids)overlast voor omwonenden te veroorzaken.
5.4.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.5.
Voor het antwoord op de vraag of de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Daarbij dient de kantonrechter ook de belangen van partijen af te wegen. Naar het oordeel van de kantonrechter is van omstandigheden waaruit moet worden afgeleid dat de tekortkoming in het onderhavige geval te gering van betekenis is, geen sprake. De (geluids)overlast duurt al jaren voort en geconstateerd moet worden dat [gedaagde] zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden en wederom (geluids)overlast veroorzaakt en sinds medio november 2019 geen hulp van hulpverlenende instanties meer aanvaardt.
5.6.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de door Ons Huis gevorderde ontruiming toewijsbaar is, nu voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaruit voortvloeiende ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zal worden geacht. De kantonrechter ziet geen aanleiding de gevorderde ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen. De ontruimingstermijn zal door de kantonrechter op 1 april 2024 worden gesteld. Hierbij houdt de kantonrechter rekening met de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval, waarbij het onwenselijk is dat [gedaagde] “op straat komt te staan” en haar (en hulpinstanties) nog enige tijd moet worden gegeven om een alternatief te vinden waarbij het de kantonrechter voorkomt dat de onderliggende problematiek van [gedaagde] hierbij wordt betrokken.
5.7.
De Bewindvoerder zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Ons Huis als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 529,00 (tarief van € 529,00)
- nakosten €
132,00+
Totaal € 921,42

6.De beslissing

6.1.
veroordeelt de Bewindvoerder in haar hoedanigheid van bewindvoerder om vóór 1 april 2024 de woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te ontruimen en in goede staat aan Ons Huis op te leveren, onder afgifte van de sleutels aan Ons Huis;
6.2.
veroordeelt de Bewindvoerder in haar hoedanigheid van bewindvoerder in de proceskosten, begroot op € 921,42. Als de Bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Bewindvoerder ook de kosten van betekening betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023. (TD)