ECLI:NL:RBOVE:2023:5218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
08.312179.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met terbeschikkingstelling en schadevergoeding

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan poging tot doodslag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, die lijdt aan een chronische psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie, volledig ontoerekeningsvatbaar is voor zijn daden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 november 2022, waarbij de verdachte een bezorger met een mes heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de bezorger van het leven te beroven door hem meerdere keren met een mes te steken. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld en hem veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De totale vordering van de benadeelde partij bedraagt € 5.453,49, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de schade. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan diverse voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van het feit en het hoge recidiverisico zonder adequate behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.312179.22 (P)
Datum vonnis: 19 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, PPC.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 maart 2023, 23 mei 2023, 8 augustus 2023, 29 augustus 2023, 24 november 2023 en 5 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.R. Buisman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door benadeelde partij [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 23 mei 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat:
verdachte op 29 november 2022 in [plaats] [slachtoffer]
primairopzettelijk heeft geprobeerd van het leven te beroven
dan welgeprobeerd heeft hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in het lichaam te steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 november 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de borst en/of de linker(boven)arm en/of de rug gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de borst en/of de linker(boven)arm en/of de rug gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake geweest van een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij door verdachte met kracht richting de borststreek van [slachtoffer] is gestoken. De officier van justitie gaat uit van vol opzet, onder meer omdat verdachte de deur op slot heeft gedraaid voordat hij [slachtoffer] aanviel en omdat verdachte meermalen richting de borststreek heeft gestoken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. De raadsman heeft betoogd dat het letsel van [slachtoffer] gekwalificeerd is als licht letsel en dat er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag
BeoordelingDe rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Op 29 november 2022 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 29 november 2022 omstreeks 13:30 uur een bed kwam bezorgen in de woning van verdachte. [2] Toen hij onderdelen van het bed de slaapkamer in tilde, hoorde hij de deur op slot gaan. [3] [slachtoffer] verklaarde vervolgens door verdachte te zijn aangevallen, waarbij hij zich heeft afgeweerd door zijn armen omhoog te doen. Hij voelde dat hij met een flinke impact geraakt werd op zijn borstkas. [4] [slachtoffer] heeft verdachte toen weggeduwd, waarna verdachte hem wederom aanviel. Hij heeft zich weer met zijn armen afgeweerd. [slachtoffer] voelde direct dat hij geraakt werd op zijn linker arm en zag later ook een bloedende snee op zijn arm. Hij heeft langs verdachte te vluchten en zeer haastig de deur van het slot te halen. [5]
Uit de forensisch-geneeskundige letselbeschrijving van 8 februari 2023 blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake was van meerdere kras-, schaaf-, snij- en steekverwondingen aan het bovenlichaam. Aan zijn borstkas zijn meerdere krasverwondingen aangetroffen. [6] Aan zijn linker bovenarm zijn een tweetal steekverwondingen aangetroffen, waarbij gedacht wordt aan een insteek- en uitsteekverwonding als gevolg van een messteek. [7] Het mes is aangetroffen in de woning van verdachte en betreft een vlees-/keukenmes. [8]
Verdachte heeft bij de politie op 30 november 2022 en ter terechtzitting op 5 december 2023 bekend dat hij [slachtoffer] met een mes heeft aangevallen en meermalen op hem in heeft gestoken. [9]
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 29 november 2022 in zijn woning in [plaats] [slachtoffer] meermalen heeft gestoken met een mes. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of dit handelen gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij zich bedreigd en boos voelde. Hij heeft [slachtoffer] ingesloten in zijn woning door de deur op slot te draaien, omdat hij niet wilde dat [slachtoffer] hem kon ontvluchten. Vervolgens heeft verdachte met een groot mes meermalen richting de borststreek van [slachtoffer] gestoken, waarbij [slachtoffer] daadwerkelijk met het mes in de borst is geraakt en zich heeft moeten afweren met zijn armen om verder letsel in de borststreek te voorkomen. In de borststreek bevinden zich vitale organen, zoals het hart, de longen en de lever. Nu verdachte doelgericht meermalen met een mes in de richting van dat deel van het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte (vol) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Dat het letsel van [slachtoffer] door de forensisch arts gekwalificeerd is als licht letsel doet hieraan niet af.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2022 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) met een mes in de borst en de linkerarm en de rug heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
het misdrijf: poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben beide onder verwijzing naar de conclusies van de deskundigen in de pro Justitia rapportages het standpunt ingenomen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard voor het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
  • het pro Justitia rapport van 12 april 2023 opgemaakt door dr. H.A. de Haan, psychiater, en drs. L.M.T. Lacomblé, psychiater in opleiding;
  • het pro Justitia rapport van 23 augustus 2023 opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog.
De deskundigenrapportages houden - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een chronisch psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van tabak en alcohol (in remissie). Daarnaast is er vermoedelijk sprake van beperkte cognitieve vermogens.
De schizofrenie was ook aanwezig ten tijde van het gepleegde feit. De psychiater en psycholoog achten het waarschijnlijk dat verdachte psychotisch was ten tijde van het ten laste gelegde. Zij concluderen dat de psychose met zich bracht dat verdachte vanuit zijn ziektebeeld te weinig controle over zijn gedrag en handelen had om op het moment dat hij zich bedreigd voelde tot een adequate oplossing van de situatie te komen. De psychiater acht het zeer waarschijnlijk dat de opgelopen spanningen rondom de levering van het bed en verdachtes paranoïde wanen leidend zijn geweest voor zijn gedrag met betrekking tot het ten laste gelegde. De beperkte cognitieve vermogens in combinatie met de waanbeleving dat verdachte werd aangevallen maakten dat hij geen vrijheid van handelen meer had. Vanuit het gevoel van bedreiging was hij daarnaast angstig geworden en was mogelijk sprake van een paniektoestand, waarbij in ieder geval duidelijk is dat verdachte tevens werd beïnvloed door een verstoord affectief functioneren.
De psycholoog en psychiater concluderen dat de stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedden en adviseren om het ten laste gelegde, indien bewezen, niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de psychiater en psycholoog over en maakt die tot de hare. Gelet op de inhoud hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van de primair bewezen verklaarde poging tot doodslag. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte
niet strafbaaris voor de bewezen verklaarde poging tot doodslag. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van de poging tot doodslag de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs-maatregel) wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd om aan de maatregel de voorwaarden, zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 2 november 2023, te verbinden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. Tot slot heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt het verzoek van 4 augustus 2023 tot het opleggen van een zorgmachtiging in te trekken, nu binnen dat kader het gewenste beveiligingsniveau niet kan worden geboden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de tbs-maatregel met voorwaarden, onder de voorwaarden als door de reclassering is geadviseerd, een passende maatregel is en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de oplegging daarvan. De verdediging heeft verzocht om niet de GVM op te leggen, omdat de noodzaak van die ingrijpende maatregel niet gebleken is. De verdediging heeft zich gerefereerd voor wat betreft het oordeel van de rechtbank over de zorgmachtiging.
6.3
De gronden voor een maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan hem voor het gepleegde feit geen straf worden opgelegd. Wel zal aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank overweegt daar toe als volgt.
Ernst van het strafbare feit
Eind november 2022 kwam een bezorger in de RIBW-woning waar verdachte verbleef een bed bezorgen. Op het moment dat de bezorger het bed in de slaapkamer van verdachte wilde plaatsen, werd hij ineens door verdachte aangevallen. Verdachte heeft geprobeerd de bezorger te doden door meermalen met een mes op zijn bovenlichaam in te steken. Enkel door het adequate en snelle handelen van het slachtoffer kwam een einde aan zijn benarde positie. Het onverwachte gewelddadige handelen van verdachte is, zo heeft het slachtoffer zelf ook tijdens de zitting verwoord, zeer beangstigend voor het slachtoffer geweest. Als hij er niet in was geslaagd aan de situatie te ontvluchten, had het heel anders met hem af kunnen lopen. De rechtbank overweegt dat slachtoffers van misdrijven als deze nog lang hinder kunnen ondervinden in hun dagelijks leven. Uit de slachtofferverklaring is gebleken dat het feit een groot effect op het (dagelijkse) leven van het slachtoffer en zijn gezinsleden heeft gehad en nog steeds heeft.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte tientallen jaren geleden voor het laatst veroordeeld is.
Zoals hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte al is uiteengezet volgt uit de deskundigenrapportages dat verdachte is gediagnostiseerd met schizofrenie, waardoor hij geheel ontoerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde.
De psychiaters stellen dat de kans op recidive hoog is zonder adequate hulpverlening.
De psycholoog noemt dat het risico op gewelddadige recidive laag tot matig is wanneer betrokkene goed in zorg is maar toeneemt tot hoog wanneer er sprake is van stress, slecht slapen en toename van achterdocht en problemen in de interacties met anderen.
De psychiater en de psycholoog achten een in eerste instantie klinische behandeling noodzakelijk. Gedurende de behandeling is medicatie en cognitieve gedragstherapie noodzakelijk om de kans op herhaling duurzaam te verlagen. Om geweldrecidives te voorkomen zal de nadruk van de behandeling vooral moeten liggen op het optimaliseren van de medicamenteuze en psychosociale behandeling van de schizofrenie en de daarmee gepaard gaande achterdocht, agressie- en stressregulatie, het maximaliseren van de therapietrouwheid, het vergroten van het ziekte-inzicht en daarmee ook het blijvend motiveren voor abstinentie van alcohol en liefst tabak, naast het zo mogelijk verbeteren van de sociale en coping vaardigheden. De deskundigen komen tot het advies om de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De reclassering heeft in haar rapport van 2 november 2023 geadviseerd tbs met voorwaarden op te leggen. De reclassering heeft de voorwaarden geformuleerd en ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel geadviseerd. Daarnaast heeft de reclassering geadviseerd een GVM op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden opgelegd kunnen worden na afloop van de tbs-maatregel.
Gezien de ernst en blijvendheid van de stoornis van verdachte, het hoge recidiverisico en de benodigde intensieve behandeling in een gedwongen kader is naar het oordeel van de rechtbank een langdurige behandeling binnen een dwingend kader noodzakelijk.
De maatregel
Gelet op de hiervoor genoemde adviezen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging op grond van artikel 37a Sr is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Daarnaast is de rechtbank op basis van de hiervoor genoemde rapportages van oordeel dat er zonder adequate behandeling een reële kans op herhaling bestaat. Een intensieve behandeling in een gedwongen kader is noodzakelijk voor het terugdringen van het hoge recidiverisico.
Ingevolge artikel 38d, eerste lid, Sr geldt de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaren. Nu de maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon of personen, is sprake van een terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.
De verdachte heeft zich bereid verklaard mee te willen werken aan de voorwaarden. De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel met voorwaarden aan verdachte opleggen. Aan deze maatregel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd in haar rapport van 2 november 2023.
De rechtbank zal bevelen dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Om het recidivegevaar in te perken kan een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z Sr, worden opgelegd. Nu de tbs-maatregel aan verdachte wordt opgelegd, en de bescherming van de veiligheid van anderen dit nodig maakt, is aan de voorwaarden voor het opleggen van de GVM-maatregel voldaan. De rechtbank acht oplegging van de GVM-maatregel proportioneel en noodzakelijk, omdat dit aanvullende kader samen met de tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet biedt. De rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het in het procesdossier genoemde mes verbeurd verklaard moet worden en dat de Samsung telefoon aan verdachte kan worden teruggegeven.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank overweegt dat, nu een volledige en duidelijke beslaglijst ontbreekt, zij niet in staat is een oordeel te vellen over de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank zal ten aanzien van het beslag geen beslissing nemen.
6.5
Het verzoek zorgmachtiging
Ter zitting is gebleken dat de officier van justitie het verzoek zorgmachtiging van
4 augustus 2023 niet handhaaft. Nu het verzoek niet meer inhoudelijk wordt beoordeeld, zal de rechtbank de officier van justitie in het verzoek zorgmachtiging d.d. 4 augustus 2023 niet-ontvankelijk verklaren. Dat zal in een afzonderlijke beslissing worden opgenomen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.453,49,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 287,31 aan eigen risico;
- € 166,18 aan reiskosten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toewijsbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij bereid is de schade te vergoeden. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden. De rechtbank acht vergoeding van de gevorderde immateriële schade billijk, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank houdt verder rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend.
De rechtbank zal het gevorderde daarom in haar geheel toewijzen tot een bedrag van
€ 5.453,49,te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de
schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 62 (tweeënzestig) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a en 38z van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het primair bewezen verklaarde en
ontslaatverdachte daarvoor
van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden;
algemene voorwaarden
- betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
- betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
- betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • betrokkene laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
  • betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • betrokkene werkt mee aan huisbezoeken.
  • betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
bijzondere voorwaarden
  • betrokkene laat zich opnemen in FPA De Boog, FPA GGZ Westelijk-Noord-Brabant ‘De Mare’ of een soortgelijke forensische instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt). Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • betrokkene dient met justitieel vervoer naar de kliniek te worden gebracht.
- betrokkene laat zich, na afloop van het klinische traject, behandelen bij een nader te bepalen forensische polikliniek of zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- als de reclassering dat nodig vindt en betrokkene daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
- betrokkene verblijft, na afloop van het klinische traject, in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
- betrokkene werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om het alcoholgebruik te controleren en/of te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- beveelt dat deze maatregel en de bijbehorende voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]ten aanzien van het primair bewezen verklaarde feit geheel toe tot een bedrag van € 5.453,49, bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag
van € 5.453,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
29 november 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezen
verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.453,49,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 ten behoeve van [slachtoffer]
, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag
niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
62 (tweeënzestig) dagenkan worden
toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, onderzoek Lisdodde met registratienummer ON1R022087. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 79, de eerste alinea, de eerste en tweede regel
3.Pagina 79, de vierde alinea, de vierde en vijfde regel
4.Pagina 80, de eerste alinea, de eerste, tweede en vierde tot en met achtste regel
5.Pagina 80, de tweede alinea, de tweede, derde en achtste regel en derde alinea, de zesde tot en met achtste regel.
6.Pagina 68, pagina 69 en pagina 73.
7.Pagina 69 en pagina 76.
8.Pagina 41, de drieëntwintigste en vierentwintigste regel en pagina 45.
9.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 5 december 2023.