Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [veroordeelde] B.V., die eerder was veroordeeld voor het overtreden van de milieuwet. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vaststelde op € 53.067,98, dat was verkregen door bemiddeling in de afzet van papierslib aan co-vergisters. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens openbare zittingen op 13 en 15 november en 4 december 2023, waarbij de veroordeelde B.V. werd vertegenwoordigd door de heer [naam] en bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [veroordeelde] B.V. in de periode van 21 november 2018 tot en met 10 augustus 2019 betrokken was bij de bemiddeling van 5.851,34 ton papierslib, waarvoor een totaalbedrag van € 200.041,08 was gefactureerd. Na aftrek van de gemaakte bemiddelingskosten van € 146.973,10, resteerde een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 53.067,98. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met de aanzienlijke financiële gevolgen van de strafzaak voor de onderneming, waaronder reputatieschade en omzetverlies. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het te betalen bedrag vast te stellen op nihil, ondanks de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 0,00, waarmee de ontnemingsmaatregel in deze zaak is afgerond.