ECLI:NL:RBOVE:2023:5190

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
84.192218.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na overtreding van de milieuwet door een rechtspersoon

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [veroordeelde] B.V., die eerder was veroordeeld voor het overtreden van de milieuwet. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vaststelde op € 53.067,98, dat was verkregen door bemiddeling in de afzet van papierslib aan co-vergisters. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens openbare zittingen op 13 en 15 november en 4 december 2023, waarbij de veroordeelde B.V. werd vertegenwoordigd door de heer [naam] en bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [veroordeelde] B.V. in de periode van 21 november 2018 tot en met 10 augustus 2019 betrokken was bij de bemiddeling van 5.851,34 ton papierslib, waarvoor een totaalbedrag van € 200.041,08 was gefactureerd. Na aftrek van de gemaakte bemiddelingskosten van € 146.973,10, resteerde een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 53.067,98. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met de aanzienlijke financiële gevolgen van de strafzaak voor de onderneming, waaronder reputatieschade en omzetverlies. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het te betalen bedrag vast te stellen op nihil, ondanks de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 0,00, waarmee de ontnemingsmaatregel in deze zaak is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.192218.21
Datum vonnis: 18 december 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde] B.V.,
gevestigd aan de [vestigingsplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 53.067,98.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 13 en 15 november 2023 en
4 december 2023. [veroordeelde] B.V., vertegenwoordigd door de heer [naam] en bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat in Bolsward, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 13 november 2023 heeft de officier van justitie mr. P.A. van der Vliet haar vordering gehandhaafd.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
[veroordeelde] B.V. is bij vonnis van deze rechtbank van 18 december 2023 veroordeeld, voor de strafbare feiten:
de eendaadse samenloop van:
feit 1, het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
en
feit 2, het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.55, eerste lid aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, te weten het met deze vordering samenhangende strafdossier, met onder meer het in de onderhavige zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 23 maart 2023.
[veroordeelde] B.V. is veroordeeld voor – zakelijk samengevat – de bemiddeling in de afzet van papierslib aan co-vergisters, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, in de periode van 21 november 2018 tot en met 10 augustus 2019. Bewezen is verklaard dat zij dit strafbare feit heeft medegepleegd met [bedrijf] (hierna: [bedrijf]).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opbrengst die [veroordeelde] B.V. uit deze bemiddeling heeft gehad, minus de door [veroordeelde] B.V. ten behoeve van het plegen van de feiten gemaakte kosten, als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt.
[veroordeelde] B.V. heeft bemiddeld in de afzet van 5.851,34 ton papierslib naar verschillende co-vergisters. [veroordeelde] B.V. heeft hiervoor een totaalbedrag van € 200.041,08 gefactureerd. [1]
[naam] heeft verklaard dat hij [bedrijf] betaalde voor de bemiddeling, namelijk
€ 25,00 per ton papierslib. Uit de administratie van [veroordeelde] B.V. blijkt dat aan [bedrijf] meestal een vergoeding van € 25,00 per ton werd betaald. Bij twee transporten werd een bedrag van € 40,00 per ton gefactureerd en ten aanzien van een aantal transporten ontbreken gegevens over betaalde bemiddelingskosten. In het voordeel van de veroordeelde wordt ervan uitgegaan dat ten aanzien van deze laatste transporten ook bemiddelingskosten ad € 25,00 per ton zijn betaald. De rechtbank gaat ervan uit dat [veroordeelde] B.V. in totaal € 146.973,10 aan bemiddelingskosten aan [bedrijf] heeft betaald. [2]
[veroordeelde] B.V. heeft met de bemiddeling in de afzet van het papierslib
€ 200.041,08 - € 146.973,10 = € 53.067,98 verdiend.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten en stelt op grond van bovenstaande de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 53.067,98.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
Namens de veroordeelde is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de strafzaak grote (financiële) gevolgen heeft gehad voor de onderneming. Onder andere door reputatieschade heeft [veroordeelde] B.V. klanten verloren en is de omzet flink gedaald.
De ontnemingsmaatregel is door de wetgever in de wetgeving opgenomen om het voordeel dat verdachten ten gevolge van het strafbare feit genieten weer te ontnemen, waardoor de verdachten terug worden gebracht in de financiële positie van voor het strafbare feit.
Nu ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat de financiële gevolgen voor de BV aanzienlijk zijn geweest, en er ook overigens op de zitting geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat de BV blijvend financieel voordeel heeft gehad door de gepleegde strafbare feiten, houdt de rechtbank hier rekening mee.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat het voldoende aannemelijk is geworden dat het voordeel dat [veroordeelde] B.V. door het plegen van de strafbare feiten wederrechtelijk heeft verkregen, hierdoor ruimschoots is teniet gedaan. De rechtbank houdt daar rekening mee en zal het te betalen bedrag lager vaststellen dan het geschatte voordeel, te weten op nihil.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 53.067,98;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 0,00 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023.
Buiten staat
Mr. D. van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (JM174), financieel dossier Brandgans, p. 613, tabel.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (JM174), financieel dossier Brandgans, p. 615 en 616.