Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [verdachte] B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde B.V. € 11.597,62 bedraagt. Deze uitspraak volgt op een vordering van de officier van justitie, die het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft ingediend. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens openbare terechtzittingen op 13, 15 november en 4 december 2023, waarbij [verdachte] B.V. werd vertegenwoordigd door de heer [naam] en bijgestaan door mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat in Tilburg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] B.V. zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van artikel 10.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, door opzettelijk te bemiddelen in de afzet van papierslib aan co-vergisters, wat nadelige gevolgen voor het milieu heeft gehad. De officier van justitie heeft betoogd dat de opbrengst van deze bemiddeling, minus de gemaakte kosten, als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt. De verdediging heeft echter aangevoerd dat [verdachte] B.V. geen wederrechtelijk voordeel heeft behaald, omdat het ook mogelijk was om de afvalstoffen legaal af te voeren.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wel degelijk bestaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de financiële gevolgen van de strafzaak voor de onderneming en heeft besloten het te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel, namelijk op nihil. De beslissing is gegrond op artikel 36e Sr, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.