Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, een rechtspersoon, was eerder schuldig bevonden aan het overtreden van de milieuwet, specifiek artikel 10.1 van de Wet milieubeheer. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 52.411,20. Deze vordering werd behandeld op openbare terechtzittingen op 13 en 15 november en 4 december 2023.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, [veroordeelde] B.V., betrokken was bij de bemiddeling in de afzet van afvalstoffen, in dit geval papierslib, aan co-vergisters. Dit gebeurde in de periode van 25 september 2018 tot en met 27 augustus 2019. De rechtbank heeft de opbrengst van deze bemiddeling, minus gemaakte kosten, als wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt. De totale opbrengst van de bemiddeling bedroeg € 104.822,40, terwijl de kosten voor de afvoer van het papierslib € 52.411,20 waren. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van dit bedrag.
De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.