Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de veroordeelde, een B.V. die een industriële waterzuiveringsinstallatie exploiteert, werd beschuldigd van het overtreden van de milieuwet. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 475.345,17, maar later gewijzigd naar € 309.100,65. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 25 september 2018 tot en met 27 augustus 2019 zich ontdaan heeft van afvalstoffen op een manier die nadelige gevolgen voor het milieu kon hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door deze handelingen kosten heeft bespaard, wat als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt.
De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 309.100,65, gebaseerd op de besparingen die de veroordeelde heeft gerealiseerd door het afvoeren van papierslib naar co-vergisters in plaats van het op een legale manier afvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om rekening te houden met de toekomstige draagkracht van de veroordeelde, ondanks de aangekondigde sluiting van een van de papierfabrieken waarvoor de waterzuiveringsinstallatie het afvalwater zuivert. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt.