ECLI:NL:RBOVE:2023:5174

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
81-187918-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door opzettelijk onjuiste aangiften en vervalsing van documenten

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan belastingfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren. De verdachte, eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 1], heeft opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend over de periode van het vierde kwartaal 2020 tot en met het derde kwartaal 2021. Hij heeft valse inkoopfacturen en een vervalste grootboekadministratie ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst, wat resulteerde in een onterecht geclaimde voorbelasting van € 272.516,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangiften opzettelijk onjuist heeft gedaan, met als doel te weinig belasting te heffen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn openheid tijdens het verhoor en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank benadrukte het belang van vertrouwen in het systeem van de omzetbelasting en de gevolgen van de fraude voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 81-187918-22 (P)
Datum vonnis: 18 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
volgens zijn verklaring ter zitting geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] (Angola),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.G. Specker en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk onjuiste/onvolledige aangiften omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2020 tot en met het derde kwartaal van 2021 ten name van de eenmanszaak [bedrijf 1] heeft gedaan;
feit 2:opzettelijk valse of vervalste inkoopfacturen, een grootboekadministratie van [bedrijf 1] en een transactieoverzicht van de Bunq-bank voor raadpleging ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst;
feit 3:opzettelijk inkoopfacturen, een grootboekadministratie van [bedrijf 1] en een transactieoverzicht van de Bunq-bank valselijk heeft opgemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 24 januari 2021 tot en met
26 september 2021 te Nettetal (Duitsland) en/of Westervoort en/of Apeldoorn, in
elk geval in Duitsland en/of Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van hem, verdachte (handelend onder
de naam ‘[bedrijf 1]’), over het vierde kwartaal 2020 en/of het eerste
kwartaal 2021 en/of het tweede kwartaal 2021 en/of het derde kwartaal 2021
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, door
(telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan
verschuldigde omzetbelasting/voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting
op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt
geheven;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 23 juli 2021 tot en met 29
juli 2021 te Nettetal (Duitsland) en/of Westervoort en/of Apeldoorn, in elk geval in
Duitsland en/of Nederland,
(telkens) als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voor
raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere)
gegevensdragers en/of de inhoud daarvan,
deze (telkens) opzettelijk in valse en/of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking
heeft gesteld en/of heeft laten stellen,
immers heeft hij, verdachte
- (A) 10, althans één of meer, inkoopfacturen (DOC-024 tot en met DOC-033) en/of
- (B) een grootboekadministratie (DOC-023) en/of
- (C) een transactieoverzicht van Bunq (DOC-022)
ter beschikking gesteld en/of laten stellen aan (een ambtenaar van) de
Belastingdienst,
bestaande de valsheid/valsheden hierin dat, in strijd met de waarheid, - zakelijk
weergegeven –
(A) in die inkoopfacturen is opgenomen/vermeld dat de 10, althans één of meer,
onder B genoemde bedrijven motorvoertuigen hebben verkocht aan ‘[bedrijf 1]
’, terwijl deze bedrijven in werkelijkheid geen motorvoertuigen hebben
verkocht aan ‘[bedrijf 1]’ en/of verdachte en/of
(B) in die grootboekadministratie is opgenomen/vermeld dat ‘[bedrijf 1]’
betalingen heeft verricht aan ‘[bedrijf 2]’ (DOC-023, p. 2) en/of
‘[bedrijf 3] B.V.’ (DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 4]’
(DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 5]’ (DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 6]
’ (DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 7] B.V.’ (DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 8]’
(DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 9] B.V.’ (DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 10]
B.V.’ (DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 11]’ (DOC-023, p.
2), terwijl deze betalingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of
(C) in dat transactieoverzicht van Bunq rekening [rekeningnummer 1] de
onder B genoemde betalingen zijn opgenomen/vermeld en/of saldi zijn
opgenomen/vermeld (te weten: Euro 1.356.866,56 beginsaldo op 1-4-2021 en Euro
278.810,47 eindsaldo op 30-6-2021), terwijl die betalingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of die saldi van voorgenoemde rekening in werkelijkheid (veel) lager waren (te weten: Euro 10,81 beginsaldo op 1-4-2021 en Eur 51,57 eindsaldo op 30-6-2021; zie DOC-019),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd
geheven;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 juli 2021 tot en met 29
juli 2021 te Nettetal (Duitsland) en/of Westervoort en/of Apeldoorn, in elk geval in
Duitsland en/of Nederland,
- (A) 10, althans één of meer, inkoopfacturen (DOC-024 tot en met DOC-033) en/of
- (B) een grootboekadministratie (DOC-023) en/of
- (C) een transactieoverzicht van Bunq (DOC-022),
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft
hij, verdachte, in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
(A) in die inkoopfacturen opgenomen/vermeld dat 10, althans één of meer, onder B
genoemde bedrijven motorvoertuigen hebben verkocht aan ‘[bedrijf 1]’,
terwijl deze bedrijven in werkelijkheid geen motorvoertuigen hebben verkocht aan
‘[bedrijf 1]’ en/of verdachte en/of
(B) in die grootboekadministratie opgenomen/vermeld dat ‘[bedrijf 1]’
betalingen heeft verricht aan ‘[bedrijf 2]’ (DOC-023, p. 2) en/of
‘[bedrijf 3] B.V.’ (DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 4]’
(DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 5]’ (DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 6]
’ (DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 7] B.V.’ (DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 8]’
(DOC-023, p. 3) en/of [bedrijf 9] B.V.’ (DOC-023, p. 2) en/of ‘[bedrijf 10]
B.V.’ (DOC-023, p. 3) en/of ‘[bedrijf 11]’ (DOC-023, p.
2), terwijl deze betalingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en/of
(C) in dat transactieoverzicht van Bunq rekening [rekeningnummer 1] de
onder B genoemde betalingen opgenomen/vermeld en/of saldi
opgenomen/vermeld (te weten: Euro 1.356.866,56 beginsaldo op 1-4-2021 en Euro
278.810,47 eindsaldo op 30-6-2021), terwijl die betalingen in werkelijkheid niet zijn
verricht en/of die saldi van voorgenoemde rekening in werkelijkheid (veel) lager
waren (te weten: Euro 10,81 beginsaldo op 1-4-2021 en Eur 51,57 eindsaldo op
30-6-2021; zie DOC-019),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Verdachte is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 1]. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de import en export van en de in- en verkoop van tweedehands auto’s en handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. [2] Vanaf 2019 verzorgt verdachte zelf de administratieve werkzaamheden en dient ten name van [bedrijf 1] de kwartaalaangiften omzetbelasting in bij de Belastingdienst. [3]
In de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2021 wordt verzocht tot teruggaaf van € 193.543,00 aan voorbelasting. Vanwege een overschrijding van de negatieve norm wordt de aangifte door de Belastingdienst gesignaleerd en in behandeling genomen. [naam], werkzaam als controlemedewerker bij de Belastingdienst (hierna: [naam]), verzoekt verdachte ter onderbouwing van deze aangifte nadere stukken ter raadpleging beschikbaar te stellen. Op 23 en 29 juli 2021 doet verdachte per e-mailbericht tien inkoopfacturen, grootboekkaarten van [bedrijf 1] en een transactieoverzicht van de zakelijke Bunq-bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 2] aan [naam] toekomen. De door verdachte overgelegde stukken zijn door controlemedewerkers van de Belastingdienst onderzocht, waarna is geconstateerd dat deze zijn vervalst of valselijk zijn opgemaakt. Naar aanleiding hiervan is het vermoeden ontstaan dat verdachte de namens zijn eenmanszaak [bedrijf 1] ingediende aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2021 opzettelijk onjuist heeft ingediend, waarna het onderzoek ‘Exminster’ is gestart. [4]
Op basis van het voorgaande zijn vervolgens de namens [bedrijf 1] ingediende kwartaalaangiften omzetbelasting over de periode van het vierde kwartaal 2020 tot en met het derde kwartaal 2021 onderzocht. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat over deze periode voor een totaalbedrag van € 272.516,00 ten onrechte aan voorbelasting is geclaimd. [5] In totaal is door de Belastingdienst aan [bedrijf 1] een bedrag van € 45.911,00 aan teruggaaf omzetbelasting uitgekeerd. [6]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feiten 1, 2 en 3
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 december 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Feit 1
  • een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting ten behoeve van [verdachte] van 1 augustus 2022 (DOC-021);
  • een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring fiscaal nadeel [verdachte] over de periode 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2022 van 22 december 2022 (DOC-055).
Feiten 2 en 3
- een geschrift, te weten een transactieoverzicht van de bankrekening met IBAN-nummer [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] van Bunq B.V. over de periode 1 april 2021 t/m 30 juni 2021 (DOC-022);
- een geschrift, te weten een grootboekmutatiekaart van [bedrijf 1] over het tweede kwartaal van 2021 (DOC-023);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 1], van [bedrijf 2] (DOC-024);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 2], van [bedrijf 3] B.V. (DOC-025);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 3], van [bedrijf 4] (DOC-026);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 4], van [bedrijf 5] (DOC-027);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 5], van [bedrijf 6] B.V. (DOC-028);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 3], van [bedrijf 7] B.V. (DOC-029);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 6], van [bedrijf 8] (DOC-030);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 7], van [bedrijf 9] B.V. (DOC-031);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 8], van [bedrijf 10] B.V. (DOC-032);
  • een geschrift, te weten een (valse) inkoopfactuur, met factuurnummer [nummer 9], van [bedrijf 11] (DOC-033);
  • het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek van door verdachte beschikbaar gestelde transactieoverzicht) van 13 december 2022 (AMB-017).
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op tijdstippen in de periode 24 januari 2021 tot en met
26 september 2021 in Duitsland en Nederland,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale)
aangifte voor de omzetbelasting ten name van hem, verdachte (handelend onder
de naam ‘[bedrijf 1]’), over het vierde kwartaal 2020 en het eerste
kwartaal 2021 en het tweede kwartaal 2021 en het derde kwartaal 2021
(telkens) onjuist heeft gedaan, door
telkens in de ingeleverde/ingediende aangiften een onjuist bedrag aan
verschuldigde omzetbelasting/voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting
op te geven,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt
geheven;
2
hij op tijdstippen in de periode 23 juli 2021 tot en met 29
juli 2021 in Duitsland en Nederland,
telkens als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers en de inhoud daarvan,
deze telkens opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking
heeft gesteld, immers heeft hij, verdachte
- (A) 10 inkoopfacturen en
- (B) een grootboekadministratie en
- (C) een transactieoverzicht van Bunq
ter beschikking gesteld aan (een ambtenaar van) de Belastingdienst,
bestaande de valsheid/valsheden hierin dat, in strijd met de waarheid, - zakelijk
weergegeven –
(A) in die inkoopfacturen is opgenomen/vermeld dat de 10 onder B genoemde bedrijven motorvoertuigen hebben verkocht aan ‘[bedrijf 1]’, terwijl deze bedrijven in werkelijkheid geen motorvoertuigen hebben verkocht aan ‘[bedrijf 1]’ en
(B) in die grootboekadministratie is opgenomen/vermeld dat ‘[bedrijf 1]’
betalingen heeft verricht aan ‘[bedrijf 2]’ en ‘[bedrijf 3] B.V.’ en ‘[bedrijf 4]’ en ‘[bedrijf 5]’ en ‘[bedrijf 6]’ en ‘[bedrijf 7] B.V.’ en ‘[bedrijf 8]’en ‘[bedrijf 9] B.V.’ en ‘[bedrijf 10] B.V.’ en ‘[bedrijf 11]’, terwijl deze betalingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en
(C) in dat transactieoverzicht van Bunq rekening [rekeningnummer 1] de onder B genoemde betalingen zijn opgenomen/vermeld en saldi zijn opgenomen/vermeld (te weten: Euro 1.356.866,56 beginsaldo op 1-4-2021 en Euro 278.810,47 eindsaldo op 30-6-2021), terwijl die betalingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en die saldi van voorgenoemde rekening in werkelijkheid (veel) lager waren (te weten: Euro 10,81 beginsaldo op 1-4-2021 en Euro 51,57 eindsaldo op 30-6-2021),
terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
3
hij op tijdstippen in de periode 13 juli 2021 tot en met 29
juli 2021 in Duitsland en Nederland,
- (A) 10inkoopfacturen en
- (B) een grootboekadministratie en
- (C) een transactieoverzicht van Bunq,
telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
(A) in die inkoopfacturen opgenomen/vermeld dat 10 onder B genoemde bedrijven motorvoertuigen hebben verkocht aan ‘[bedrijf 1]’, terwijl deze bedrijven in werkelijkheid geen motorvoertuigen hebben verkocht aan ‘[bedrijf 1]’ en
(B) in die grootboekadministratie opgenomen/vermeld dat ‘[bedrijf 1]’ betalingen heeft verricht aan ‘[bedrijf 2]’ en ‘[bedrijf 3] B.V.’ en ‘[bedrijf 4]’ en ‘[bedrijf 5]’ en ‘[bedrijf 6]’ en ‘[bedrijf 7] B.V.’ en ‘[bedrijf 8]’ en [bedrijf 9] B.V.’ en ‘[bedrijf 10] B.V.’ en ‘[bedrijf 11]’, terwijl deze betalingen in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden en
(C) in dat transactieoverzicht van Bunq rekening [rekeningnummer 1] de onder B genoemde betalingen opgenomen/vermeld en saldi opgenomen/vermeld (te weten: Euro 1.356.866,56 beginsaldo op 1-4-2021 en Euro 278.810,47 eindsaldo op 30-6-2021), terwijl die betalingen in werkelijkheid niet zijn verricht en die saldi van voorgenoemde rekening in werkelijkheid (veel) lager waren (te weten: Euro 10,81 beginsaldo op 1-4-2021 en Euro 51,57 eindsaldo op 30-6-2021),
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk niet voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren alsook tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door vier aangiften omzetbelasting van zijn eenmanszaak opzettelijk onjuist te doen. Verdachte heeft onterecht bedragen aan voorbelasting geclaimd en omzetbelasting teruggevraagd. De (eenmanszaak van) verdachte had daarop geen recht, omdat onder meer valse inkoopfacturen aan de aangiften ten grondslag lagen. Verdachte heeft voor een totaalbedrag van € 272.516,00 ten onrechte aan voorbelasting geclaimd. Uiteindelijk heeft het handelen van verdachte een nadeel voor de maatschappij veroorzaakt van een bedrag van € 45.911,00. Dat het benadelingsbedrag beperkt is gebleven tot voornoemd bedrag is niet aan verdachte te danken geweest, maar aan het onderzoek van de controleambtenaren van de Belastingdienst. Het systeem van de omzetbelasting is mede gebaseerd op het vertrouwen dat een (rechts)persoon een juiste aangifte doet en dat de Belastingdienst op basis daarvan de verschuldigde omzetbelasting of teruggave daarvan vaststelt. Door aangiften te doen die niet stroken met de werkelijkheid, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting ondergraven.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en deze valse en vervalste stukken aan de Belastingdienst verstrekt. Met zijn handelwijze heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van (de hoogte van) de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is. Deze oriëntatiepunten geven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden of een taakstraf in overweging bij een benadelingsbedrag van € 10.000,00 tot € 70.000,00.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 september 2023, waaruit volgt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte ter zitting er blijk van heeft gegeven dat zijn handelwijze ontoelaatbaar is, hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en al in zijn verhoor bij de FIOD meteen openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank verdachte een niet mis te verstane waarschuwing te geven die hem ervan zal weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en hem er tevens van te doordringen dat hij als eigenaar van een eenmanszaak verantwoordelijk is voor het doen van juiste aangiften omzetbelasting. Een proeftijd van twee jaren zal goed als een stok achter de deur kunnen fungeren nu verdachte ter zitting te kennen heeft gegeven vooralsnog voornemens is te blijven ondernemen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk niet voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. D. ten Boer en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 71189 / Exminster. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2022 (AMB-012-01), p. 123, derde en vierde alinea.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 november 2022, pag. 30, eerste t/m vijfde alinea.
4.Het proces-verbaal van verdenking van 20 juli 2022 (AMB-002-01), p. 101 t/m 110.
5.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring fiscaal nadeel [verdachte] over de periode 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2022 van 22 december 2022 (DOC-055), p. 309 en 310.
6.Het proces-verbaal algemeen dossier Exminster van 8 maart 2023 (AD-001-01), p. 8, eerste alinea.