Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.Het afdoeningsvoorstel
- de verdachte zal een bedrag van € 280.925,79 aan de Staat voldoen ter compensatie van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de verdachte zal bij onherroepelijk worden van het vonnis een bedrag van
- zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie wordt afgezien van het instellen van hoger beroep in deze zaak als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken, in die zin dat niet meer of minder dan drie maanden gevangenisstraf van de eis zal worden afgeweken en niet meer of minder dan € 15.000,-- van de ontnemingsvordering zal worden afgeweken.
4.Het standpunt van de officier van justitie
5.Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
6.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van gewoontewitwassen;
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
(Sv);