ECLI:NL:RBOVE:2023:5069

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
08.269658.22, 08.127158.20 (GEV), 08.032900.21 (GEV), 08.178001.22 (GEV) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor brandstichting, diefstal, bedreiging en huisvredebreuk

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting, diefstal, bedreiging en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 419 dagen en gelast dat zij ter beschikking wordt gesteld. De verdachte is schuldig bevonden aan het opzettelijk stichten van brand in een kerk, waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezigen is ontstaan. Daarnaast heeft de verdachte een jas van een ander gestolen, zich wederrechtelijk in een woning bevonden en een bedreiging geuit aan een slachtoffer via WhatsApp. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch onderzoek. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd en er zijn psychologische rapporten opgesteld die wijzen op een borderline persoonlijkheidsstoornis en andere psychische problemen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, en heeft besloten tot het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden, naast de gevangenisstraf. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel bepaald, gezien het recidivegevaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.269658.22, 08.127158.20 (GEV), 08.032900.21 (GEV),
08.178001.22 (GEV) (P)
Datum vonnis: 12 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 juni 2023, 12 september 2023 en 28 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink-van Dijk en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er onder parketnummer 08.269658.22, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een kerk, waarbij gevaar is ontstaan voor goederen en personen.
De verdenking komt er onder parketnummer 08.127158.20, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een jas van [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1]) heeft gestolen.
De verdenking komt er onder parketnummer 08.032900.21, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich wederrechtelijk in een woning van [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2]) heeft bevonden.
De verdenking komt er onder parketnummer 08.178001.22, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3]) heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
In de zaak met parketnummer 08.269658.22
zij op of omstreeks 14 oktober 2022 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een) brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan een bureaustoel en/of een wasmachine en/of een toilet(ruimte) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor het (gehele) pand/de kerk en/of het terrein (gevestigd op/aan de [adres 1]) en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemd pand en/of belendende percelen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
In de zaak met parketnummer 08.127158.20
zij, op of omstreeks 9 maart 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een blauwe jas,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 08.032900.21
zij op of omstreeks 12 december 2020 te Almelo
in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen op/aan de [adres 2] bij [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende
zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
In de zaak met parketnummer 08.178001.21
zij op of omstreeks 1 mei 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] via Whatsapp dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "Jij gaat dood"", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
In de zaak met parketnummer 08.269658.22
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte primair moet worden vrijgesproken voor brandstichting omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte de brand heeft gesticht. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen vol opzet heeft gehad op de brandstichting en dat haar hoogstens voorwaardelijk opzet kan worden verweten In ieder geval moet verdachte partieel worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het gevaar dat te duchten was voor personen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 14 oktober 2022 is verdachte in de [locatie] kerk in [plaats] waar op dat moment een bruiloft is. Verdachte komt op enig moment de hal van de kerk binnen en gaat daarna naar het (invaliden)toilet. Enige tijd later verlaat verdachte het toilet en vervolgens ook de kerk. Wanneer kerkbezoekers daarna de deur van het toilet openen wordt er in de toiletruimte een brand ontdekt waarbij sprake is van rookontwikkeling.
De overwegingen van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij opzettelijk brand heeft gesticht.
Uit forensisch onderzoek naar de brand is gebleken dat de primaire brandhaard in de toiletruimte was. Daarnaast is gebleken dat spontane ontbranding kan worden uitgesloten en dat er geen indicaties zijn dat er een technische oorzaak is voor het ontstaan van de brand. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat er brand is gesticht in de toiletruimte van de kerk.
Uit de beschikbare camerabeelden van de kerk blijkt dat verdachte gedurende de minuten voordat de brand wordt ontdekt in het invalidentoilet is geweest, de ruimte waarvan is vastgesteld dat daar de primaire brandhaard was. Van enige andere activiteit – tussen het moment dat verdachte het toilet verlaat en het moment dat de brandhaard wordt ontdekt – is uit het dossier (waarin zich ook camerabeelden bevinden) niets gebleken.
Dat verdachte is betrokken bij de brandstichting wordt ondersteund door de melding die zij zelf heeft gedaan bij de politie [plaats]. Zij meldt op 17 oktober 2022 dat zij op vrijdag heeft geprobeerd “de synagoge in de fik te steken op de [adres 1]”. De rechtbank stelt vast dat de vrijdag voor 17 oktober 2022, vrijdag 14 oktober 2022 betreft, de datum van de brandstichting. Verdachte is hiermee heel concreet over het moment waarop de brand is gesticht. Daarbij meldt zij ook de locatie, meer specifiek dat zij “het in de brand heeft gestoken op de WC” en dat er een bruiloft was. Kortom, verdachte geeft zelf informatie die heel specifiek is en overeenkomt met wat zich heeft voorgedaan in de kerk.
Hoewel verdachte ter terechtzitting verklaart zich niets van de brandstichting te kunnen herinneren is de rechtbank gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte de brand heeft gesticht. Niet alleen was zij kort voor het ontdekken van de brand door anderen de enige persoon in de ruimte waar de primaire brandhaard was, ook weet zij enkele dagen na de brandstichting heel gedetailleerde en specifieke informatie over de omstandigheden te melden aan de politie.
Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat door de brand schade is ontstaan aan een bureaustoel, een wasmachine en - door beroeting - ook aan de toiletruimte zelf. Gezien de situatie had de brand gemakkelijk over kunnen slaan naar naastgelegen ruimten, gang, zalen of de kerk waardoor gevaar voor goederen kon ontstaan. Door de brand en de rookontwikkeling hebben de kerkgangers en andere aanwezigen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar gelopen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
In de zaak met parketnummer 08.127158.20
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 maart 2020, pagina’s 3 t/m 5 en 7;
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.3
In de zaak met parketnummer 08.032900.21
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [2]
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 13 december 2020, pagina’s 3 en 4;
het proces-verbaal aanhouding verdachte opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 12 december 2023, pagina’s 5 en 6;
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.4
In de zaak met parketnummer 08.178001.22
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt geteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging. Er zit weliswaar voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier dat verdachte de uitlatingen heeft gedaan, maar er is onvoldoende bewijs dat de wil van verdachte was gericht op het oproepen van vrees. Als gevolg hiervan ontbreekt de noodzakelijke de opzet van verdachte. Verder waren de omstandigheden van dien aard dat bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees niet kon ontstaan.
3.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 1 mei 2022 neemt verdachte contact op met het [bedrijf 2] door naar de diensttelefoon een Whatsapp te sturen. [slachtoffer 3] heeft op dat moment dienst en zij verwijst verdachte naar de hulpverlening bij [bedrijf 1]. Verdachte appt vervolgens naar de diensttelefoon: “ik maak je dood als ik mijn poppetje niet krijg” en "jij gaat dood”.
De overwegingen van de rechtbank
Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat [slachtoffer 3] zich meteen kenbaar heeft gemaakt als “[slachtoffer 3]”. Verdachte wist dus wie er op haar berichten antwoord gaf. Nadat bleek dat [slachtoffer 3] niet kon voldoen aan de vraag van verdachte, namelijk het geven van haar poppetje, heeft verdachte haar met de dood bedreigd. Uit de bijlage bij de aangifte volgt dat verdachte vervolgens herhaaldelijk naar de diensttelefoon heeft gebeld en dat zij is blijven bedreigen en schelden via WhatsApp. Dit ging door totdat [slachtoffer 3] het nummer van verdachte heeft geblokkeerd. In de aangifte geeft [slachtoffer 3] aan dat zij zich door het gedrag van verdachte onveilig heeft gevoeld.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de aard van de ten laste gelegde uitlatingen een bedreiging tegen het leven gericht oplevert en dat het onder dit parketnummer ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 08.269658.22
zij op 14 oktober 2022 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof ten gevolge waarvan een bureaustoel en een wasmachine en een toilet(ruimte) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het gehele pand/de kerk (gevestigd aan de [adres 1]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemd pand bevindende personen, in elk geval levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
In de zaak met parketnummer 08.127158.20
zij, op 9 maart 2020 te Hengelo (O) een blauwe jas, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 08.032900.21
zij op 12 december 2020 te Almelo in de woning, gelegen aan de [adres 2] bij [slachtoffer 2], in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende
zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
In de zaak met parketnummer 08.178001.21
zij op 1 mei 2022 te Hengelo (O) [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] via Whatsapp dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood"
en "Jij gaat dood".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138, 157, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 08.269658.22
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
In de zaak met parketnummer 08.127158.20
het misdrijf: diefstal;
In de zaak met parketnummer 08.032900.21
het misdrijf: wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
In de zaak met parketnummer 08.178001.21
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 418 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op te leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde verminderd aan verdachte moet worden toegerekend. De raadsvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk zou moeten zijn aan de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel, wat een flinke stok achter de deur mag zijn, kunnen de voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd, behalve de voorwaarde om mee te werken aan schuldhulpverlening.
Mocht de rechtbank een tbs-maatregel met voorwaarden opleggen dan refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een kerk. Op dat moment was er in de kerk een bruiloft waardoor er een groot aantal personen in de kerk aanwezig was. Door de brand en de rookontwikkeling is er schade ontstaan aan het invalidentoilet van de kerk en aan goederen die in dat toilet stonden. De brand had gemakkelijk over kunnen slaan naar andere ruimten in het gebouw. Het is algemeen bekend dat brand en rook zich snel verspreiden. Rookontwikkeling is gevaarlijk voor de gezondheid en kan dodelijke gevolgen hebben. Brandstichting brengt in de regel gevoelens van onrust, angst en onveiligheid teweeg in de samenleving en bij betrokkenen en getuigen in het bijzonder. Verdachte heeft door haar handelen veel mensen in gevaar gebracht.
Naast de brandstichting heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan bedreiging, aan huisvredebreuk en aan diefstal. Verdachte heeft door haar handelen veel hinder, schade en overlast veroorzaakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor diefstal en geweld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte deskundigenrapportages.
Er is over verdachte een psychologisch pro-Justitia rapport opgemaakt door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, gedateerd 15 juni 2023.
Door de deskundige is vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis, een persisterende conversiestoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Hier was ten tijde van het plegen van de feiten ook sprake van. Er is bij verdachte sprake van een zeer beperkte en primitieve coping. Geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Er is daarnaast sprake van een hoog recidiverisico op algemeen agressief gedrag waardoor er sprake is van een behandelnoodzaak. Verdachte heeft in beginsel intensieve klinische behandeling en begeleiding nodig waarbij moet worden begonnen met het behandelen van de trauma gerelateerde stoornis omdat dit aan de verdere problematiek ten grondslag lijkt te liggen. Voor het behandelen van de borderline persoonlijkheidsproblematiek met de antisociale trekken is een langdurige behandeling nodig. Dit moet bij voorkeur plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek vanwege eerdere agressie richting zorgmedewerkers. Wanneer verdachte voldoende vaardigheden heeft aangeleerd zou zij behandeld kunnen worden in een ambulant kader.
Verder is over verdachte een psychiatrisch pro Justitia-rapport opgemaakt door N. van de Weg, psychiater, gedateerd 7 september 2023.
De deskundige stelt vast dat er bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis, een stoornis in alcoholgebruik en in cocaïnegebruik (grotendeels in remissie) en een conversiestoornis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, hoewel verdachte toen niet onder invloed van middelen verkeerde. De deskundige adviseert het ten laste gelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Indien verdachte onbehandeld blijft dan is het risico op recidive hoog. Vanuit haar stoornis zijn gevoeligheid voor afwijzing, impulsiviteit, emotieregulatieproblemen en agressieregulatieproblemen belangrijke factoren die aan het recidiverisico bijdragen. Hoewel de verslavingsproblemen grotendeels in remissie zijn blijft dit ook een aandachtspunt omdat het kan bijdragen aan recidive.
De deskundige adviseert om verdachte bij voorkeur klinisch te behandelen in een forensisch psychiatrische setting waar voldoende structuur geboden kan worden en die geschikt is voor langdurige behandeling. Ook is het van belang dat er mogelijkheden zijn voor insluiting of separatie bij eventuele agressie-incidenten. Op langere termijn kan dan toegewerkt worden naar beschermd wonen in combinatie met ambulante behandeling.
De deskundige adviseert om verdachte bij voorkeur te behandelen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Tot slot is er door [naam 1], reclasseringswerker, en door [naam 2], unitmanager, een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden opgemaakt, gedateerd 22 november 2023.
De reclassering adviseert een tbs met voorwaarden. Dit kader biedt mogelijkheden om verdachte langdurig behandeling aan te bieden en geeft een aanvullend stevig kader om haar te stabiliseren op de verschillende leefgebieden door ambulante behandeling en begeleiding. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden.
De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en zij stelt op basis daarvan vast dat het bewezenverklaarde in een verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Nu de rechtbank het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toerekent en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregel, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht te weten 419 dagen.
Tbs met voorwaarden
De rechtbank is ook van oordeel dat oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden, passend en noodzakelijk is in het kader van de beveiliging van de maatschappij en de beperking van het recidiverisico. De rechtbank heeft deze beslissing gebaseerd op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten en de ernst van de feiten. Ook weegt de rechtbank mee dat uit de adviezen volgt dat verdachte gebaat is bij een langdurige behandeling. Het kader tbs met voorwaarden biedt aan verdachte de meeste zekerheid dat de behandeling zal slagen. Het opleggen van een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde heeft het risico dat, wanneer behandeling niet slaagt, verdachte terug zou moeten naar de gevangenis en uiteindelijk onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Dit risico acht de rechtbank te groot.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs is voldaan. De bewezenverklaarde brandstichting is een misdrijf waarop, naar de wettelijke omschrijving, een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Ook bestond er bij verdachte, tijdens het begaan van het feit, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verder is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel vereist. Het risico op recidive van algemeen agressief gedrag wordt als hoog ingeschat indien verdachte onbehandeld blijft.
De rechtbank zal het advies van de reclassering overnemen en alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan de tbs verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard en gemotiveerd getoond zich aan alle gestelde voorwaarden te houden.
De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk voor een ander te duchten is. Met het oog op artikel 38e Sr kan de totale duur van de tbs bij omzetting van een tbs met voorwaarden naar een tbs met dwangverpleging, daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank toepassing geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr en bevelen dat de bij de tbs-maatregel te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37, 38a en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.269658.22, het in de zaak met parketnummer 08.127158.20, het in de zaak met parketnummer 08.032900.21 en het in de zaak met parketnummer 08.178001.22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
In de zaak met parketnummer 08.269658.22
het misdrijf:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
In de zaak met parketnummer 08.127158.20
het misdrijf:diefstal;
In de zaak met parketnummer 08.032900.21
het misdrijf:wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen;
In de zaak met parketnummer 08.178001.21
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08.269658.22, het in de zaak met parketnummer 08.127158.20, het in de zaak met parketnummer 08.032900.21 en het in de zaak met parketnummer 08.178001.22 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
419 (vierhonderdnegentien) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardendat verdachte;
  • zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
- zich op afspraken bij de reclassering meldt. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering helpt aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- meewerkt aan huisbezoeken;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, meewerkt aan een time-out inhoudende een opname in forensisch psychiatrisch afdeling (hierna ook: fpa) Roosenburg of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar duurt maximaal zeven weken met de mogelijkheid van verlening met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • niet naar het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
  • zich laat opnemen in fpa Roosenburg te Den Dolder of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • zich na afloop van een klinische behandeling, laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • na afloop van een klinische behandeling verblijft in een instelling voor beschermd-/ begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • als de reclassering dat nodig acht meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.
Buiten staat
Mr. B.T.C. Jordaans en mr. R.G.J. Gehring zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.269658.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland van 20 oktober 2022 met nummer PL0600-2022476616. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], namens [locatie], van
14 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 8 en 9):
Op 14 oktober 2022 hoorde ik dat er een brand gesticht is in het invalidentoilet op de begane grond van de Syrische kerk [locatie], gevestigd aan de [adres 1] in [plaats]. Ik zag dat er schade aan het toilet was. In het toilet stonden een wasmachine en een bureaustoel, die zijn door de brand onbruikbaar. Er zijn camerabeelden waarop te zien is dat een voor ons onbekende vrouw het invalidentoilet in- en uitloopt. Nadat zij het toilet had verlaten ontdekte een vrouw die aanwezig was in de kerk de brand. In de tussentijd is niemand anders in het invalidetoilet geweest.
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], van 17 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 13 en 15 tot en met 17):
Op zaterdag 15 oktober 2022 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1].
Ik zag dat in het invalidentoilet alles was aangetast door beroeting. Zowel de wanden, vloeren en het plafond waren aangetast. In deze ruimte stond een bureaustoel met hierop diverse textiel, aangetast door vuur. Ook de zitting van deze stoel was zwaar aangetast. Tevens stond hier een wasmachine met brandschade.
Gezien het totaalbeeld en de mij bekomen informatie was het aannemelijk dat hier een spontane ontbranding van middelen en of goederen uitgesloten kan worden. Een indicatie voor een technische oorzaak voor het ontstaan van een brand heb ik niet waargenomen.
Gezien de situatie was het mogelijk dat de brand had kunnen overslaan naar de naast gelegen ruimtes, gang, zalen en of kerk. De brand vond in de avond plaats. Door de brand en of rookontwikkeling was het mogelijk dat er gevaar voor goederen zou kunnen ontstaan in de omgeving van deze door vuur aangetaste toiletruimte.
Zowel de kerkgangers en of andere aanwezigen hebben door deze brand ook aanzienlijk gevaar gelopen om bij deze brand zwaargewond of zelfs het leven te laten. Er was bij deze brand derhalve levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat brand gepaard gaat met rook en dat brand en rook zich snel verspreiden. Rookontwikkeling draagt, naar de algemene ervaringsregel leert, een gevaar voor de gezondheid in zich met mogelijk fatale gevolgen.
Het was zeer aannemelijk dat de brand was ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en of achterlaten van vuur in enigerlei vorm in, op of nabij de bureaustoel in de toiletruimte. Hier was de primaire brandhaard, daar waar de brandschade het meest waarneembaar was.
3. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] van 18 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 31 en 32):
Om 18:24:39 uur zag ik op beeld dat de deur van de ingang van de kerk openging en dat er een vrouw naar binnen stapte.
Om 18:25:26 uur zag ik dat deze vrouw de eerste witte deur links voorbij de bocht opende. Ik zag dat deze vrouw de ruimte binnen liep en de deur achter zich sloot.
Om 18:27:19 uur zag ik op beeld dat de vrouw de deur opende en rustig uit deze ruimte stapte. Ik zag dat zij hierbij de deur van deze ruimte sloot.
Om 18:27:23 uur zag ik op beeld dat deze vrouw rustig de hal weer inliep. Ik zag dat deze vrouw rustig richting de ingang/uitgang van de kerk liep.
Om 18:40:48 uur zag ik op beeld dat er een onbekende man en een onbekende vrouw de kerk binnen komen. Ik zag dat deze onbekende vrouw de witte deur links voorbij de bocht met haar linkerhand opende. Ik zag dat zij bij het openen van deze deur achteruitdeinsde. Ik zag op beeld dat er een dichte zwarte rook aan de bovenzijde van de witte deur verscheen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] van 18 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 39 en 41):
Op 17 oktober 2022 wordt er ingebeld bij de Regionale Service Centrum in Enschede. De melder betreft [verdachte], geboren op [geboortedatum]-1977.
P: Ja, politie Enschede wat kan ik voor u doen.
S
[melder [verdachte]]: Nou, ik wou even zeggen dat ik vrijdag geprobeerd heb om de synagoge in de fik te steken op de [adres 1], die synagoge bij het Leger des Heils. Dat is blijkbaar is dat niet gelukt want ik heb geen brandweer gehoord. Ja, ik heb het ook in de brand gestoken op de WC. Er was daar een bruiloft.
In de zaak met parketnummer 08.178001.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022208983 van 7 juli 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, van [slachtoffer 3] van 13 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1 tot en met 3):
Ik, [slachtoffer 3] , ben werkzaam als [positie] bij [bedrijf 2] en doe aangifte uit hoofde van mijn functie.
Op zondag 1 mei 2022 kreeg ik een WhatsApp bericht van mevrouw [verdachte] op de kantoor mobiel. Mevrouw van [verdachte] vroeg mij om haar poppetje, dat voor haar een emotionele waarde heeft. Ik heb mevrouw van [verdachte] verwezen naar de hulpverlening van [bedrijf 1] maar ze was het niet eens met mijn antwoord en reageerde hier dwingend op naar mij.
Ze appt: "Ik maak je dood als ik mijn poppetje niet krijg", "jij gaat dood", en blijft [slachtoffer 3]. Vervolgens gaat mevrouw van [verdachte] mij uitschelden voor kutwijf, belt en daarna appt ze: "Ik hang je op", "smerig wijf", "klote wijf", "hoer", "ach sterf.
Ik doe aangifte omdat het een serieuze doodsbedreiging is en bewust op mij gericht was waarbij ik een gevoel van onveiligheid heb ervaren.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 5, 8 en 9):
Ik heb op zondag 1 mei 2022 naar de begeleiderstelefoon van het [bedrijf 2] WhatsApp berichten gestuurd. Ik heb een poppetje met veel emotionele waarde. Ik wilde het poppetje hebben omdat ik me met dat poppetje wat veiliger voelde. Ik werd van [bedrijf 1] naar de [bedrijf 2] gestuurd en niemand wilde mij het poppetje brengen. Ik heb vervolgens de begeleider die dienst had meerdere keren geappt en gebeld. Ik heb geappt met de tekst: "Ik maak je dood als ik mijn poppetje niet krijg" en "jij gaat dood". Vervolgens heb ik de medewerker uitgescholden en bedreigd via de WhatsApp met onder anderen "kutwijf", "smerig wijf", "ik hang je op", "klotewijf", "hoer" en "ach sterf”.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020114802 van 18 mei 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020588407 van 15 december 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.