4.3Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 16 maart 2022 (rond 10:41 uur) als bestuurder van een personenauto onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol, namelijk 1170 ug/l, een ernstig verkeersongeval veroorzaakt op de Hexelseweg (de provinciale weg N751) in de gemeente Wierden. Bij dit verkeersongeval was mevrouw [slachtoffer] betrokken als bestuurster van een motorfiets. Beide voertuigen verkeerden in voldoende rij-technische staat. Verder zijn er geen gebreken of belemmeringen op de weg vastgesteld die van invloed konden zijn op het ongeval.
Verdachte kwam uit Hengelo en hij reed over de Hexelseweg in de richting van Daarle. Hij is met zijn auto slingerend van de rechter weghelft naar de linker weghelft over de Hexelseweg gereden. Daarbij is hij een vluchtheuvel en een verkeersbord D2, aan de verkeerde kant, over de linker weghelft gepasseerd. Terwijl hij op de verkeerde weghelft reed is hij bijna tegen een tegemoetkomende auto gereden. Hij heeft zichzelf gecorrigeerd en heeft bijgestuurd naar de juiste weghelft waar hij met zijn auto in de berm terecht is gekomen. In de berm heeft hij een reflectorpaal omvergereden. Verdachte is vervolgens slingerend over beide weghelften verder gereden. Op dat moment kwam mevrouw [slachtoffer] op haar motorfiets vanuit de tegenovergestelde richting aanrijden. Om verdachte te kunnen ontwijken is zij met haar motorfiets zoveel mogelijk rechts gaan rijden tot in de berm. Rijdend op de linker weghelft heeft verdachte zijn auto nog verder naar links gestuurd. Hij is met zijn auto in de linkerberm terecht gekomen waar hij frontaal tegen mevrouw [slachtoffer] is gereden.
Mevrouw [slachtoffer] heeft als gevolg van deze botsing ernstig letsel opgelopen. Dit letsel bestond uit diverse gebroken botten (elleboog, spaakbeen en ellepijp), gecompliceerde breuken van twee middenhandsbeentjes, een (open) beenbreuk en gebroken kuitbenen. Van het rechterbeen waren alle banden en pezen afgescheurd.
Er is sprake van een causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval. De rechtbank merkt het door mevrouw [slachtoffer] opgelopen letsel aan als zwaar lichamelijk letsel, gezien de aard van het letsel, de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen en het langdurig herstel. Uit de verklaring van het slachtoffer – de rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen – blijkt verder dat zij lichamelijk niet meer zal worden wat zij vóór het ongeluk was. Dat betekent dat het letsel blijvend van aard is.
De rechtbank dient voorts te beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Aannemelijk is dat de mate van alcoholintoxicatie daaraan heeft bijgedragen. Naar algemeen bekend is, vermindert alcohol immers het inschattings- en reactievermogen. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd. De rechtbank zal moeten beoordelen of verdachte ten aanzien van het ontstaan van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt en zo ja, in welke mate. Zij overweegt daartoe het volgende.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval, ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Dat is het geval als de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) dat opzettelijk heeft gedaan en (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte slingerend over de weg heeft gereden. Hij heeft het verloop van de weg niet gevolgd en is met zijn auto meermaals gedurende een langere periode geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg terechtgekomen. Met dit rijgedrag, dat hij – zoals te zien is op camerabeelden – ook vertoonde terwijl hij achter een vrachtwagen reed en vlak voor het naderen van een bocht, heeft hij niet voldaan aan zijn verplichting om zoveel mogelijk rechts te houden op onoverzichtelijke plaatsen. Ook is hij een vluchtheuvel en een bord D2, met een naar rechts wijzende pijl, niet rechts, maar links voorbij gereden. Slingerend over de weg is hij in de linkerberm terechtgekomen. Dit zijn gedragingen die in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk zijn genoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als omschreven in die bepaling.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW is een dergelijke omstandigheid ook de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW. In dit geval is sprake van het schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, terwijl de verdachte een auto heeft bestuurd na gebruik van fors meer alcohol dan toegestaan. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft de keuze gemaakt om in de auto te stappen, terwijl hij zeer fors onder invloed van alcohol was. Verdachte verkeerde in een toestand waarin hij niet in staat was om een voertuig te besturen. Volgens zijn verklaring ter terechtzitting was hij niet alleen onder invloed (niet alleen van alcohol, maar ook van cocaïne), maar had hij ook een paniekaanval en heeft hij al rijdend een telefoongesprek gevoerd met een vriend, waardoor hij hevig geëmotioneerd is geraakt. Verdachte heeft zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond, waarbij hij herhaaldelijk op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is gekomen. Zelfs nadat verdachte net op tijd heeft kunnen uitwijken voor een tegemoetkomende auto is hij op dezelfde levensgevaarlijke wijze door blijven rijden. Deze gedragingen, in samenhang bezien, zijn naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder die onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol verkeert het hiervoor beschreven verkeersgedrag vertoont. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt waarbij mevrouw [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen is, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld in het verkeer, te weten roekeloosheid.
Na het ongeval is bij verdachte een ademanalyse afgenomen. De uitslag hiervan was
1170 Ug/l. Dit komt omgerekend neer op meer dan vijftien eenheden alcohol.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 januari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, opgemaakt en gesloten op 4 april 2022, pagina 12 tot en met 31 (integraal);
3 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 43 en 44;
4. De geneeskundige verklaring van 24 maart 2022 pagina 49;
5. Het proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 32 en 33;
6. het proces-verbaal bedienaar adamanalyse-apparaat, pagina 35;
7. Het geschrift, te weten de uitslag van een voltooid ademonderzoek, zoals vermeld op de bijgevoegde afdruk, pagina 62.