ECLI:NL:RBOVE:2023:505

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
08-200302-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstige gevolgen door rijden onder invloed en op verkeerde weghelft

Op 10 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige Britse man, die op 30 september 2018 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed op de Deurningerstraat (N738) in Deurningen, gemeente Dinkelland, op de verkeerde weghelft en met een snelheid van ongeveer 101 km/u, terwijl de maximumsnelheid 80 km/u was. Hij was ook onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 0,88 milligram per milliliter bloed. Het ongeval resulteerde in een frontale botsing met een tegemoetkomende auto, waarbij de bijrijdster, mevrouw [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder levensbedreigende verwondingen aan haar darmen en milt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de conclusie dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van roekeloosheid, maar achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging onder feit 1 en 2 subsidiair gerechtvaardigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en het feit dat de verdachte geen contact had opgenomen met hen na het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-200302-18 (P)
Datum vonnis: 10 februari 2023
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1973 in [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven en overigens ook zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst opgegeven adres: [adres 1] ,
Groot-Brittannië.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor de heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden is ontstaan.
feit 2:met een hoeveelheid van 0,88 milligram alcohol per milliliter bloed, een personenauto heeft bestuurd
(primair)dan wel een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 september 2018 te Deurningen, in de gemeente Dinkelland,
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Bornsedijk en/of
gaande in de richting van de Ossendijk, daarmede rijdende over de weg, de
Deurningerstraat (N738),
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- ( vanaf het oprijden van de Deurningerstraat (N738)) over een (zeer) lange afstand
en/of een (zeer) geruime tijd, in strijd met artikel 3, eerste lid, van het Reglement
verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel
mogelijk rechts te houden, immers heeft hij (voortdurend) met het door hem
bestuurde motorrijtuig op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer
gereden en/of
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 101 kilometer per uur, in elk geval
met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig
verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer reed en/of een
tegemoetkomend motorrijtuig reeds (kort) genaderd was,
- niet (tijdig) heeft teruggestuurd naar het voor hem bestemde weggedeelte, maar
naar links is gereden en/of (vervolgens) in strijd met artikel 43, derde lid, van het
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (met nagenoeg onverminderde
snelheid) heeft gereden over de vluchthaven en/of
- na het verlaten dan wel berijden van de vluchthaven (wederom) voortdurend op
het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde motorrijtuig een vluchtheuvel naderde,
welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Deurningerstraat (N738) en/of
- op of nabij voornoemde vluchtheuvel (twee) in zijn richting gekeerd en voor hem
bestemd borden D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 waren geplaatst, inhoudende het gebod dat bord en/of die
vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
voornoemde vluchtheuvel en/of voornoemde borden aan de linkerzijde voorbij is
gereden,
- terwijl hij (nog steeds) op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer reed
en/of een tegemoetkomend motorrijtuig hem al enige tijd en/of afstand naderde,
- niet heeft teruggestuurd naar het voor hem bestemde weggedeelte, maar toen
voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig reeds (kort) genaderd was, heeft
gestuurd naar links en/of op een zich aldaar naast de rijbaan en/of berm bevindend
fietspad terecht is gekomen, naar welk fietspad voornoemd tegemoetkomend
motorrijtuig was uitgeweken en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met voornoemd
tegemoetkomend motorrijtuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (te weten [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de
toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet
1994;
2
hij op of omstreeks 30 september 2018 te Deurningen, gemeente Dinkelland, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,88 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2018 te Deurningen, gemeente Dinkelland, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zeer onvoorzichtig gereden, als gevolg waarvan sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), waardoor mevrouw [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en wat bij de heer [slachtoffer 1] heeft geleid tot tijdelijke verhindering van zijn normale bezigheden. Volgens de officier van justitie dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde en kan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Het juridisch kader
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van de onder feit 1 ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dit betekent dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval en dat verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Dit juridisch kader toepassend op deze zaak, stelt de rechtbank op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
De feiten en omstandigheden
Verdachte is inwoner van Groot-Brittannië. Op 30 september 2018 was hij bestuurder van een personenauto van het merk Toyota, type Avensis Business, voorzien van een kenteken uit het Verenigd Koninkrijk, te weten: [kenteken 1] . Hij is met dit voertuig weggereden vanaf de parkeerplaats van een horecagelegenheid gelegen aan [adres 2] te Oldenzaal. Verdachte had een feest bezocht waar hij enkele glazen alcoholhoudende drank had gedronken.
Verdachte is gaan rijden op de N738, ook wel bekend als de Deurningerstraat. Verdachte reed over de Deurningerstraat, komende uit de richting van de Bornsedijk en gaande in de richting van de Ossendijk. De rijbaan van de Deurningerstraat bestaat uit een rijstrook die in beide rijrichtingen berijdbaar is en de weginrichting voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen voor weginrichting van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW). Op de Deurningerstraat geldt een maximale snelheid voor motorvoertuigen van 80 km/u, waarbij er verder geen bijzondere verkeersmaatregelen van kracht zijn.
Na het verlaten van de Oldenzaalsedijk is verdachte direct op de verkeerde weghelft van de Deurningerstraat gaan rijden. Hij reed op zijn route tot aan de plaats van het ongeval met een maximumsnelheid van 101 km/u. Verdachte heeft gedurende 66 seconden op de verkeerde weghelft gereden. Hij heeft, 29 seconden voor de aanrijding met de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , ternauwernood een tegenligger kunnen ontwijken door verder naar links te sturen waar zich een geasfalteerde parkeerhaven bevond. Verdachte is vervolgens, zonder snelheid te minderen, doorgereden op de verkeerde weghelft. Rijdend op de verkeerde weghelft heeft hij een vluchthaven en vluchtheuvels met het bord D02 (van bijlage 1 van het Rvv 1990) gepasseerd. Op het verlichte bord D02 wordt met een witte pijl de kant aangegeven waar het verkeer dient te passeren. Dit alles heeft verdachte er niet toe bewogen om op de voor hem bestemde rechter rijstrook te gaan rijden.
De heer [slachtoffer 1] , de bestuurder van de in tegenovergestelde richting naderende personenauto, met daarin ook mevrouw [slachtoffer 2] , als passagier, is naar rechts uitgeweken om een botsing op de rijbaan te voorkomen. Verdachte is naar links uitgeweken. Beide voertuigen zijn op het naast gelegen fietspad terechtgekomen, waar zij frontaal met elkaar in botsing zijn gekomen.
Als gevolg van dit ongeval heeft mevrouw [slachtoffer 2] ernstig letsel opgelopen.
Er waren geen bijzonderheden wat betreft de weersgesteldheid, het wegdek en de verkeerssituatie en er waren geen objecten die het zicht in de rijrichting van de voertuigen hebben gehinderd. Beide voertuigen vertoonden geen technische gebreken.
In dit geval is sprake van een causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval. De rechtbank dient te beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De mate van schuld
Met betrekking tot het schuldverwijt merkt de rechtbank op dat de officier van justitie drie schuldgradaties ten laste heeft gelegd, te weten (1) dat verdachte
roekeloosheeft gereden, (2) dat hij
zeeronvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden en/of (3) dat hij
aanmerkelijkonvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden.
(1) Roekeloosheid
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt die de conclusie kunnen dragen dat verdachte roekeloos heeft gereden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
(2)
Zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam
Verdachte is als inwoner van Groot-Brittannië gewend om op de linker weghelft te rijden. Dat verdachte zich in Nederland een moment vergist en op de verkeerde weghelft terecht komt, acht de rechtbank daarom voorstelbaar. In dit geval heeft verdachte echter langdurig op de verkeerde weghelft gereden, waarbij hij verschillende op zichzelf staande ernstige verkeersovertredingen heeft begaan, met een frontale botsing op het naastgelegen fietspad tot gevolg. Verdachte reed harder dan was toegestaan en verkeerde onder invloed van alcohol. Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat het dus aan zijn schuld – in de zin van zeer ernstige schuld – te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door zijn rijgedrag heeft verdachte de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden en heeft hij welbewust een onaanvaardbaar risico genomen. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 WVW.
Het letsel
Mevrouw [slachtoffer 2]
De rechtbank merkt het door mevrouw [slachtoffer 2] opgelopen letsel aan als zwaar lichamelijk letsel. Uit de medische informatie in het dossier volgt dat zij met levensbedreigend letsel aan onder meer haar darmen en milt in het ziekenhuis is opgenomen, waar zij direct is geopereerd. Zij is vervolgens overgebracht naar de intensive care afdeling en een aantal dagen kunstmatig in coma gehouden. Mevrouw [slachtoffer 2] is nog een aantal keer geopereerd en kampt met blijvende invaliditeit en beperkingen vanwege het ongeval.
De heer [slachtoffer 1]
In het dossier bevindt zich geen medische informatie waaruit blijkt dat bij de heer [slachtoffer 1] sprake was van een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op letsel bij de heer [slachtoffer 1] .
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Feit 2 primair
Bij verdachte is na het ongeval bloed afgenomen voor het verrichten van onderzoek naar het bloedalcoholgehalte. In de aanloop van deze procedure zijn onherstelbare fouten gemaakt, zodat het resultaat van het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut met betrekking tot het bepalen van het bloedalcoholgehalte niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Feit 2 subsidiair
Na zijn aanhouding is verdachte gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. Dit voorlopig ademonderzoek is afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen ademtestapparaat. Als resultaat van deze test gaf het ademtestapparaat een alcoholindicatie aan van A. Dit resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 WVW. De rechtbank stelt op grond van de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en op grond van het resultaat van de blaastest vast dat verdachte op 30 september 2018 te Deurningen met zijn auto heeft gereden, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol. Het is bekend dat alcohol, al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof, de rijvaardigheid kan verminderen. Om die reden bestaan er richtlijnen voor alcohol in het verkeer, niet alleen in Nederland, maar ook in Groot-Brittannië.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 30 september 2018 te Deurningen, in de gemeente Dinkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Bornsedijk en
gaande in de richting van de Ossendijk, daarmede rijdende over de weg, de
Deurningerstraat (N738),
zeer onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- ( vanaf het oprijden van de Deurningerstraat (N738)) over een lange afstand en een geruime tijd, in strijd met artikel 3, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden, immers heeft hij met het door hem bestuurde motorrijtuig op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer gereden en
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 101 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
- terwijl hij op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer reed en een tegemoetkomend motorrijtuig reeds genaderd was,
- niet (tijdig) heeft teruggestuurd naar het voor hem bestemde weggedeelte, maar naar links is gereden en (vervolgens) in strijd met artikel 43, derde lid, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (met nagenoeg onverminderde snelheid) heeft gereden over de vluchthaven en
- na het verlaten dan wel berijden van de vluchthaven wederom voortdurend op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en
- terwijl hij met het door hem bestuurde motorrijtuig een vluchtheuvel naderde, op de Deurningerstraat (N738) en
- op of nabij voornoemde vluchtheuvel (twee) in zijn richting gekeerd en voor hem bestemd borden D2 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 waren geplaatst, inhoudende het gebod dat bord en die vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
voornoemde vluchtheuvel en/of voornoemde borden aan de linkerzijde voorbij is gereden,
- terwijl hij (nog steeds) op het weggedeelte voor het tegemoetkomend verkeer reed en een tegemoetkomend motorrijtuig hem naderde,
- niet heeft teruggestuurd naar het voor hem bestemde weggedeelte, maar toen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig genaderd was, heeft gestuurd naar links en op een zich aldaar naast de rijbaan en berm bevindend fietspad terecht is gekomen, naar welk fietspad voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig was uitgeweken en
- ( vervolgens) is gebotst tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander te weten [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 30 september 2018 te Deurningen, gemeente Dinkelland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair:
eendaadse samenloop van de misdrijven
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het ongeval.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft op een zeer onverantwoorde en onaanvaardbare wijze aan het verkeer deelgenomen en medeweggebruikers in gevaar gebracht. Het gebruik van alcohol in combinatie met het besturen van een voertuig is op zich al een ernstig verkeersmisdrijf. Dat dit is gebeurd in Nederland, waar andere verkeersregels gelden dan in het land waar verdachte normaal gesproken aan het verkeer deelneemt, waardoor juist extra voorzichtigheid van hem had mogen worden verwacht, maakt het gedrag van verdachte extra verwijtbaar. Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . Mevrouw [slachtoffer 2] heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen en kampt tot op de dag van vandaag met de gevolgen daarvan. De impact daarvan op haar en haar gezin, blijkt uit de slachtofferverklaring die zij ter zitting heeft voorgelezen en uit de medische stukken in het dossier.
De persoon van verdachte
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 7 november 2022, is de verdachte (in Nederland) niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het dossier blijkt dat verdachte elk contact met de heer [slachtoffer 1] en mevrouw
[slachtoffer 2] heeft afgehouden. Dit terwijl zij meerdere pogingen hebben gedaan om met verdachte in contact te komen.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van artikel 6 WVW als uitgangspunt genomen.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zeer hoge mate van schuld, waarbij mevrouw [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. Het uitgangspunt is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaren. Daarin is de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 WVW met overtreding van artikel 8 WVW verdisconteerd.
De rechtbank ziet in dit geval, net als de officier van justitie, reden om hiervan af te wijken. Er zijn inmiddels ruim vier jaren en vier maanden verstreken sinds de strafbare feiten door verdachte zijn begaan. Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie aanvankelijk heeft besloten om de zaak tegen verdachte voorwaardelijk te seponeren, waardoor hij geen rekening meer heeft hoeven houden met vervolging. Nadat mevrouw [slachtoffer 2] met succes een procedure in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft gevoerd, is verdachte alsnog vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank zal verdachte een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank het verdachte aanrekent dat hij na het ongeval geen contact heeft opgenomen met de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . Dit terwijl zij geprobeerd hebben om met verdachte in contact te komen. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven dat hij zich heeft bekommerd om de gevolgen die het ongeval voor hen heeft gehad.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd c.q. ingehouden is geweest, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 179 WVW en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair:eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.
Buiten staat
Mr. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PLO600-2019542009, gesloten op 5 december 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf (pagina 4), voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Vermoedelijke toedracht
1: [verdachte] en [naam 1] , auto met kenteken [kenteken 1] .
1. reed over de Deurningerstraat, komende uit de richting van Bornsedijk en gaande de richting van Ossendijk.
2.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, BVH-nummer 2018441607, en de daarbij gevoegde bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , en gesloten op 1 oktober 2019 (bladzijde 19 tot en met 41), voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Op 30 september 2018, hebben wij technische ondersteuning verleend bij de afwikkeling van het hierna beschreven verkeersongeval.
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving [1]
Het betrof een verkeersongeval op de provinciale weg N738. Het gedeelte van de N738 waarop het ongeval plaatsvond word ook wel Deurningerstraat genoemd. De exacte plaats ongeval lag ter hoogte van perceel 60 van de Deurningerstraat. Dit was buiten de bebouwde kom van Deurningen in de gemeente Dinkelland.
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
- Personenauto, merk Toyota, type Avensis Business, voorzien van een kenteken uit het Verenigd Koninkrijk, [kenteken 1]
- Personenauto, merk Hyundai, type I20, voorzien van het Nederlandse kenteken, [kenteken 2] .
1.2.1
Personenauto, merk Toyota, voorzien van het kenteken [kenteken 1]
De bestuurder van de Toyota reed ten tijde van het ongeval niet over de voor hem bestemde rijstrook van de N738, maar op de links hiernaast gelegen rijstrook voor het tegemoet komende verkeer. Daar botste hij met zijn voertuig frontaal met een hem tegemoet komende Hyundai op het naastgelegen fietspad.
1.2.2
Personenauto, merk Hyundai, voorzien van het kenteken [kenteken 2]
De bestuurder van dit voertuig reed over voor zijn bestemde rijstrook en botste frontaal op de tegemoet komende personenauto, merk Toyota.
1.4
Conclusie / beantwoording
C. Op basis van de aangetroffen sporen en de afgelegde verklaringen, kwamen wij tot de volgende conclusie:
Het ongeval werd veroorzaakt door het rijgedrag van de bestuurder van de Toyota, die op het moment van het ongeval niet over de voor hem bestemde rijstrook reed, maar op de tegenstelde rijstrook voor het tegemoet komend verkeer. Gezien de uitloopbeweging van de Toyota was er geen reden om aan te nemen dat de bestuurder van de Toyota voor of na het ongeval alert gereageerd had op het ontstane gevaar of het ongeval of deze heeft proberen te vermijden.
Uit de beelden opgenomen via twee camera's in de Toyota Avensis bleek dat de bestuurder gedurende 66 seconden niet op de voor hem bestemde rijstrook reed. De bestuurder wist hierbij een onbekend tegemoet komend voertuig 29 seconden voor de aanrijding ternauwernood te ontwijken. De bestuurder van de Toyota reed 19 seconden voor de aanrijding aan de linkerkant van de vluchtheuvel welke was voorzien van meerdere verkeersborden, conform model D02 van bijlage 1 van het Rvv 1990.
Uit de camerabeelden bleek dat bestuurder van de Toyota op zijn route tot aan de plaats van
het ongeval volgens gegevens van zijn GPS een maximale snelheid had gereden 101 km/u.
2.3
Omschrijving plaats ongeval
2.3.1
Wegsituatie
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op het vrij liggende verplichte fietspad dat, gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting van de Toyota links naast de hoofdrijbaan van de Deurningerstraat gelegen is. Beide voertuigen komen hier terecht nadat ze hebben getracht
elkaar te ontwijken. Op de Deurningerstraat geldt een maximale snelheid voor motorvoertuigen van 80 km/u, waarbij er verder geen bijzondere verkeersmaatregelen van kracht waren.
2.3.2
Verkeersregels
Uit het onderzoek was gebleken dat de Toyota voorafgaand aan het ongeval aan op de voor het tegemoet komende verkeer bestemde rijstrook had gereden. De weginrichting voldoet aan de geldende CROW weginrichting richtlijnen.
3 Voertuigonderzoek
3.2
Betrokken voertuig, merk Toyota
Het voertuig was voorzien van het kenteken uit Groot Brittannië [kenteken 1] .
3.2.5
Bijzonderheden in het voertuig
In het voertuig troffen wij een tweetal camera’s aan met bijbehorende opslag recorder aan. Deze recorder hebben wij vervolgens uit en het voertuig gedemonteerd en in beslag genomen om te kunnen laten onderzoeken naar beelden van het ongeval.
3.2.7
Algemeen technisch onderzoek
Het voertuig werd door ons technisch onderzocht. Dit voor zover een gebrek een relatie kon hebben tot de oorzaak van dit ongeval en voor zover dit nog mogelijk was door de ontstane schade. Wij troffen hierbij verder geen technische gebreken of afwijkingen aan, welke mogelijk een rol hadden gespeeld in het ontstaan van het ongeval.
3.3
Betrokken voertuig, merk Hyundai
Het betrof hier een personenauto voorzien van met Nederlandse kenteken [kenteken 2] .
3.3.1
Eindpositie voertuig Hyundai
Gezien van uit de oorspronkelijke rijrichting van de Hyundai, zagen wij dat de Hyundai
frontaal getroffen was. De voorzijde van de Hyundai was schuin richting de berm gericht.
3.3.5
Technisch onderzoek voertuig
Het voertuig werd door ons technisch onderzocht. Dit voor zover een gebrek een relatie kon
hebben tot de oorzaak van dit ongeval en voor zover dit nog mogelijk was door de ontstane
schade. Wij troffen hierbij verder geen technische gebreken of afwijkingen aan, welke
mogelijk een rol hadden gespeeld in het ontstaan van het ongeval.
4 Onderzoek videobeelden Toyota
4.2
Analyse onderzoek camerabeelden
De door het Digitale Opsporing veilig gesteld videomateriaal betroffen videobeelden van een
tweetal posities in het voertuig. Eén van de videobeelden laat gebeurtenissen aan de binnenkant van het voertuig zien, het andere videobeeld toont het beeld door de voorruit
naar buiten. De camerabeelden zijn uitgekeken en geanalyseerd.
De analyse heeft enkel plaatsgevonden op de laatste gereden route van de Toyota. Deze rit vond plaats op 30-09-2018 en startte volgens de camerabeelden rond het tijdstip 22:30 op de parkeerplaats van horecagelegenheid [horecagelegenheid] gelegen aan [adres 2] te Oldenzaal. De laatste waargenomen rijdende positie die op de camerabeelden te zien is zijn de momenten vlak voor het ongeval. Hierbij wordt vooral ingezoomd op de afgelegde route waarbij de Toyota op de N738 rijdt.
De weergegeven nummering correspondeert daarbij met de opvolgende afbeeldingen welke afkomstig zijn uit de videobeelden.
Figuur 16: Beeld vanaf de Oldenzaalsedijk voor het opdraaien van de Deurningerstraat N738. Op de hiervoor afgelegde route bestond de rijbaan uit 1 rijstrook welke in beide rijrichtingen berijdbaar is.
Figuur 17: Toyota komt direct op de verkeerde weghelft te rijden van de N738 na het verlaten van de Oldenzaalsedijk. Het tijdsverschil met het voorgaande beeld bedraagt 4 sec.
Figuur 18: Maximaal behaalde GPS-snelheid van 101 km/u voorafgaand aan het ongeval, volgens het GSP- systeem welke gekoppeld is aan de camerabeelden. De Toyota rijdt hierbij op de verkeerde weghelft.
Figuur 20: De Toyota wijkt uit naar links, waar zich een geasfalteerde parkeerhaven bevindt. De Toyota mindert hierbij geen snelheid.
Figuur 23: De Toyota nadert een vluchthaven en passeert deze aan de verkeerde zijde. Het moment met de eerdere tegemoet komende heeft de bestuurder er nog niet toe bewogen om op de voor hem bestemde rijstrook te gaan rijden.
Figuur 24: De Toyota passeert het bord D02 aan de zijde welke voor hem verboden is te passeren.
Figuur 25: De Toyota passeert nogmaals een bord D02 aan de zijde welke voor hem verboden is te passeren.
Figuur 26: In dit beeld zijn voor het eerst de koplampen van de naderende Hyundai waar te nemen.
Figuur 27: Drie seconden nadat de naderende Hyundai voor het eerst waar te nemen is zit de Hyundai recht in het gezichtsveld van de bestuurder van de Toyota.
Figuur 28: Geeft het allerlaatste frame van het videobeeld weer waar beide voertuigen elkaar nog niet hebben geraakt. Hieruit wordt duidelijk dat op het aller laatste moment van de aanrijding de Toyota uitwijkt naar links en de tegemoet komende Hyundai naar rechts. Hierdoor komen beide voertuigen op het naast gelegen fietspad met elkaar in botsing.
5 Nader onderzoek en analyse
5.2.
Toedracht ongeval
De bestuurder van de Toyota was met zijn voertuig gereden vanaf de parkeerplaats van horeca het ‘ [horecagelegenheid] ’, gelegen aan [adres 2] te Oldenzaal. Hij heeft zich op zijn route richting Hengelo gedurende 66 seconden op het de verkeerde weghelft van de N738 bevonden.
Op de Deurningerstraat ter hoogte van perceel [nummer] is de bestuurder van de Toyota ternauwernood in staat gebleken een tegemoet komend voertuig te ontwijken. Na dit voorval heeft de bestuurder zijn keuze voor de te berijden rijstrook niet gewijzigd, waardoor hij verder is gereden op de rijstrook voor het tegemoet komende verkeer.
Hierop volgend heeft de bestuurder de vluchtheuvel, gelegen op het kruispunt N738 met de Hoofdstraat te Deurningen, aan de verboden zijde gepasseerd. De bestuurder is hierop blijven rijden op de niet voor hem zijnde bedoelde rijstrook.
De bestuurder van de Toyota heeft op het moment vlak voor het ongeval besloten uit te wijken naar links. Waarbij links naast zijn bereden rijstrook een fietspad was gelegen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , genummerd PL0600-2018441607-16 (pagina 51 en 52), voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 30 september 2018 was ik samen met mijn man, [slachtoffer 1] , betrokken geraakt bij een aanrijding.
Ten gevolge van deze aanrijding ben ik geopereerd. Er was een bloeding ontstaan in mijn milt, dunne darm en dikke darm, deze verwondingen waren levensbedreigend. Nadat men de bloedingen gestelpt had en delen van zowel de dunne als de dikke darm verwijderd waren heeft men de wond opengelaten zodat de volgende dag de hersteloperatie plaats kon vinden. De operatie aan de darmen slaagde, maar het herstel zou nog weken, zo niet maanden, gaan duren. Ik ben vervolgens twee dagen in slaap gehouden. Door behandelend medisch personeel werd in het ziekenhuis ook vastgesteld dat ik drie ruggenwervels had gebroken en een botbreuk had in mijn linker arm. Boven mijn linker oog was een wond die gehecht moest worden.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , genummerd
PL0600-2018441607-22, opgemaakt door [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 5 juni 2020, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 september 2018 omstreeks 23.30 uur was ik samen met mijn vrouw betrokken bij een aanrijding. Ik was de bestuurder en mijn vrouw was de bijrijder. Dit was in Hengelo. Ik zag twee koplampen op een afstandje. Ik hoorde mijn vrouw nog roepen voor een tegemoet komende auto en dat deze auto op onze weghelft reed. Voordat ik het wist voelde ik een gigantische klap.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, genummerd PL0600-2018441607-8 (pagina 54 en 55), voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Vragen verbalisant.
A: Antwoord.
A: Ik was tegen mijn vriend aan het praten. Ik keek naar mijn vriend. We kwamen van een snelweg. We namen een bocht. Toen zag ik ineens een auto recht voor mij. Tijdens het rijden keek ik naar mijn vriend, toen ik terug keek was daar ineens die auto recht voor mij. Ik had geen tijd om te reageren.
V: Wie reed er?
A: Ik.
6.
Het geschrift, te weten medisch advies van 25 juni 2019 opgemaakt door [verbalisant 6] , medisch adviseur CED, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als samenvatting van de medische stukken:
Naam gelaedeerde: [slachtoffer 2]
Geb. datum [geboortedag] -1961
2. Samenvatting (medische) stukken
2-10-2018 chirurg [naam 2] :
Werd op 1-10-2018 gezien na een frontale aanrijding tussen twee auto’s. Was bijrijdster.
Bij onderzoek is de nek gezekerd, forse snijwond linker wenkbrauw.
Op beeldvormend onderzoek een bloedende slagader in het buikvlies met kans op darmletsel en mogelijk miltletsel, een verdenking op een bloeding uit de aorta, een breuk van het dwarsuitsteeksel van de wervel L3, breuken van de wervels L4 en L5, mogelijk een breuk in de handwortel links, diverse kleine wondjes. Zij wordt opgenomen ter spoedoperatie.
24-10-2018 chirurg [naam 3] :
Betrokkene was opgenomen van 6 tot en met 20 oktober hoog energetisch trauma tussen twee auto’s.
Er bleek sprake van letsels aan de dunne darm, sigmoid, bloeding aan de milt, breuken van de wervels L3, L4 enL.5, een breuk van de linker ellepijp met verplaatsing.
Op 1 oktober 2018 werd een deel van de dunne darm verwijderd, de bloeding bij de milt gestopt.
Op 2 oktober 2018 werd nogmaals geopereerd waarbij verdere verwijdering van delen van de darm.
Op 9 oktober 2018 een operatie waarbij plaatmateriaal werd geplaatst aan de linker ellepijp.
3. Mijn commentaar
A. Algemeen
Er was sprake van: diverse letsels aan de darmen waarvoor gedeeltelijke verwijdering, bloeding aan de milt, breuken van de wervels L3, L4 en 13, een breuk van de linker ellepijp met verplaatsing. In het voorjaar van 2019 is er nog sprake van last van de rug, diarree, de linker hals. Het is onduidelijk of de klachten van de hals in een medisch causaal verband met het ongeval moeten worden gezien. De overige problematiek kan als ongevalsgevolg worden beoordeeld. Een relatieve medische eindsituatie is nog niet aan de orde, deze wordt niet eerder dan een jaar na datum ongeval bereikt. Betrokkene zal blijvende invaliditeit alsmede blijvende beperkingen blijven ervaren ten gevolge van het ongeval.
Voor het darmletsel moet rekening worden gehouden met een BIGP [2] van 16%.
Voor de letsels aan de wervels is het percentage blijvende invaliditeit afhankelijk van eventuele inzakking van de wervels, voor de schadereservering moet worden
[uitgegaan]aan een BIGP van 7-14%. Het letsel aan de milt genereert geen blijvende invaliditeit, waarschijnlijk geldt dat ook voor de breuk van de ellepijp.
Feit 1en 2
7.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, genummerd PL0600-2018441607-8 (pagina 54 en 55), voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Vragen verbalisant.
A: Antwoord.
V: Hoeveel hebt u gedronken de afgelopen 24 uur voor het ongeluk?
A: Ik heb twee traditionele drankjes gehad. Dit heet Arraq (fonetisch). Het glas zit dan voor 98 procent vol met water en heel iets alcohol.
V: Hoeveel glazen heeft u van deze drank gehad?
A: 2 glazen.
8.
Het proces-verbaal van rijden onder invloed, genummerd PL0600-2019541852-1 (pagina 13 tot en met 16) voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven als relaas van de verbalisant:
Op 30 september 2018 heeft een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Deurningerstraat, Deurningen Dinkelland, binnen de gemeente Dinkelland plaatsgevonden. Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften werd een onderzoek ingesteld.
Daaruit bleek, dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1973 in Soedan, als bestuurder van een personenauto, Toyota, Groot-Brittannië, kenteken [kenteken 1] , bij dat verkeersongeval betrokken was.
Vordering voorlopig onderzoek uitgeademde lucht
Ik heb op 1 oktober 2018 om 00:00 uur, de bestuurder gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht (voorlopig ademonderzoek), alsmede de aanwijzingen die ik in dat kader heb gegeven, op te volgen.
Medewerking voorlopig onderzoek uitgeademde lucht
Met medewerking van de bestuurder heb ik hem dit voorlopig ademonderzoek afgenomen met behulp van een door de Minister aangewezen ademtestapparaat. Als resultaat van deze test zag ik dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf van: A. Dat resultaat leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft hier en verder in dit bewijsmiddel de nummering zoals gebruikt in het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse overgenomen.
2.percentage blijvende invaliditeit van de gehele persoon.