ECLI:NL:RBOVE:2023:4997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
C/08/291888 / HA ZA 23-66
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in vrijwaring na afwijzing hoofdzaak inzake bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure. De eisende partijen, bestaande uit [eiser 1] B.V. en [eiser 2], hebben [gedaagden] opgeroepen in vrijwaring naar aanleiding van een hoofdzaak die betrekking heeft op bestuurdersaansprakelijkheid. De hoofdzaak, geregistreerd onder nummer C/08/287588 / HA ZA 22-377, betreft de verkoop en levering van onroerend goed aan [adres]. De rechtbank heeft in de hoofdzaak de vorderingen van [eisers] afgewezen, wat ook gevolgen heeft voor de vrijwaringszaak. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [eisers] in de vrijwaringsprocedure dezelfde afwijzing ondergaan, gezien het voorwaardelijke karakter van de vrijwaringsvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eisers] als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden]. De kosten zijn begroot op € 1.872,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de nakosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/291888 / HA ZA 23-66
Vonnis in vrijwaring van 6 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [vestigingsplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. C.W. Houtman te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 3],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 1],
3.
[gedaagde 3] B.V.,
te [vestigingsplaats 4],
4.
[gedaagde 4] B.V.,
te [vestigingsplaats 5],
5.
[gedaagde 5],
te [woonplaats 2],
6.
[gedaagde 6],
te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. L.J.A. de Vries te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 januari 2023 met 2 producties;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring met 5 producties;
- de mondelinge behandeling van 25 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
In de hoofdzaak heeft [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1]) als eisende partij naast [eisers] ook [bedrijf 2] B.V. en de heer [naam] gedagvaard. De hoofdzaak is geregistreerd onder nummer C/08/287588 / HA ZA 22-377 en betreft een bestuurdersaansprakelijkheidskwestie ter zake van de verkoop en levering van het onroerend goed aan de [adres] (hierna: het OG). Met toestemming van de rechtbank heeft [eisers] [gedaagden] in vrijwaring opgeroepen. De vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen. De rechtbank zal deze beslissing hierna toelichten.

3.De feiten

3.1.
Voor de relevante feiten wordt kortheidshalve verwezen naar het vonnis in de hoofdzaak.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(A) voor recht zal verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk is jegens [bedrijf 1] voor de door [bedrijf 1] geleden schade als gevolg van de verkoop en levering van het OG, althans voor de door [bedrijf 1] geleden schade als gevolg van het onbehoorlijk bestuur van [gedaagden], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(B) [gedaagden] zal veroordelen in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [eisers], samengevat, ten grondslag dat als in de hoofdzaak zal komen vast te staan dat [eisers] als (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] blaam treft met betrekking tot de verkoop en levering van het OG, dit dan ook geldt voor [gedaagden] als (middellijk) medebestuurders van [bedrijf 1]. Daarbij wijst [eisers] op de artikelen 2:9 lid 2 jo. artikel 2:11 BW waarin is bepaald dat elke bestuurder voor het geheel aansprakelijk is in geval van onbehoorlijk bestuur. Volgens [eisers] treft gedaagde sub 2 bovendien een specifiek verwijt, omdat hij – kennelijk bekend met de strategische ligging van het OG dat daarmee in zijn visie een hogere ontwikkelingswaarde heeft dan de gerealiseerde beleggingswaarde – heeft nagelaten om die kennis met zijn medebestuurders te delen, daarover te beraadslagen en ernaar te handelen met de verkoopinspanningen in de markt. Ook heeft gedaagde sub 2, toen er een aanvaardbaar compromis voorlag met alle betrokkenen, wederom uit eigen belang gehandeld door dit af te wijzen met het oneigenlijke argument dat hij het niet eens was met de beoogde ontwikkelaar, aldus [eisers]
4.3.
[gedaagden] voert, onder meer, als verweer dat haar geen tekortkoming valt te verwijten, omdat zij als niet-handelende bestuurders geheel niet is betrokken bij de verkoop en levering van het OG en met een bindende overeenkomst is geconfronteerd. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

5.1.
Nu de vorderingen van [bedrijf 1] in de hoofdzaak heden bij vonnis van deze rechtbank zijn afgewezen, treft de vordering van [eisers] in de onderhavige vrijwaring hetzelfde lot. Dit volgt uit het voorwaardelijke karakter van de vrijwaringszaak.
Proceskosten
5.2.
[eisers] geldt als de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de proceskosten moet worden veroordeeld. Deze partij heeft immers de keuze gemaakt om een vordering in vrijwaring in te stellen, terwijl zij ook de uitkomst van de hoofdzaak had kunnen afwachten alvorens een vordering in te stellen. De omstandigheid dat het niet tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering in vrijwaring komt, kan dan voor haar rekening en risico worden gebracht. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.196,00(2 punten x tarief € 598,00)
Totaal € 1.872,00
5.3.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.872,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.N. Bartels, M.A.M. Essed en A. Mul en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023. (PS)