ECLI:NL:RBOVE:2023:4994

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
10701503 \ CV EXPL 23-3562
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. H.W. Meijer, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 12.450,00. De huurder, die in persoon procedeerde, was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023. De huurder had wel aangevoerd dat zij bezig was met schuldhulpverlening en vroeg om uitstel tot januari 2024 om in de woning te blijven.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van € 12.450,00 van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter stelde een termijn van 14 dagen voor de ontruiming vast. De vordering van de verhuurder om zelf de ontruiming uit te voeren werd afgewezen, omdat de wet al voorziet in de mogelijkheid tot reële executie van de ontruiming.

Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F. Koster, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10701503 \ CV EXPL 23-3562
Vonnis van 5 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: mr. H.W. Meijer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 oktober 2023
- de akte van verhuurder van 10 november 2023
- de e-mail van huurder van 21 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 21 november 2023. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Huurder is niet verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder de woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 450,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de dagvaarding € 10.200,00, berekend tot en met juni 2023, bedroeg en ten tijde van de mondelinge behandeling € 12.450,00 bedroeg, berekend tot en met november 2023.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder voert aan dat zij bezig is met schuldhulpverlening en op zoek is naar een andere woning. Zij vraagt of zij tot januari 2024 in de woning mag blijven.

4.De beoordeling

De huurachterstand.

4.1.
Omdat huurder geen verweer heeft gevoerd tegen de huurachterstand, zal de hoofdsom van € 12.450,00 worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.4.
De door verhuurder gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 556 lid 1 en 557 juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
.
4.5.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente van € 497,09 is toewijsbaar. De verdere wettelijke rente zal worden toegewezen over € 10.616,40, te weten: € 10.200,00 aan huurachterstand plus € 1.016,40 aan originele buitengerechtelijke kosten minus € 600,00 aan betaling genoemd in de dagvaarding vanaf 6 september 2023, omdat de gevorderde wettelijke rente is berekend tot en met 5 september 2023.
4.7.
De verdere wettelijke rente over de reeds verschenen wettelijke rente is niet toewijsbaar. Krachtens het bepaalde in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente namelijk eerst verschuldigd na verloop van een jaar. Verhuurder heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de thans gevorderde rente reeds over een vol jaar verschuldigd is.
4.8.
Verhuurder heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurder heeft aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De buitengerechtelijke incassokosten van € 1.016,40 kunnen in beginsel worden toegewezen. Hierop zal echter de betaling van € 600,00, genoemd in de dagvaarding, in mindering worden gebracht. Daarom zal het bedrag van € 416,40 aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
De proceskosten.
4.9.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 792,00 (2 punten x tarief € 396,00)
- nakosten €
132,00
Totaal € 1.298,49.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres];
5.2.
veroordeelt huurder om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen;
5.3.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
1. € 12.450 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand november 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 10.616,40 vanaf 6 september 2023 tot de dag van betaling;
2. € 497,09 € 497,09 aan wettelijke rente berekend tot en met 5 september 2023;
2. € 497,09 € 416,40 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2. € 497,09 een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 december 2023 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurder tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.298,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als huurder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet huurder ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023. (SK)