ECLI:NL:RBOVE:2023:4990

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
C/08/283083 / HA ZA 22-241
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor waterschade door lekkage bij combiketel en regresrecht van verzekeraar

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 6 december 2023, staat de aansprakelijkheid van Energiewacht B.V. centraal voor waterschade die is ontstaan door een lekkage bij een combiketel. De eisende partij, Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN), heeft als opstal- en inboedelverzekeraar de schade van haar verzekerde vergoed en vordert regres op Energiewacht. De lekkage werd veroorzaakt door een onjuiste borgclip die door een monteur van Energiewacht was gemonteerd. De rechtbank oordeelt dat Energiewacht aansprakelijk is voor de schade, omdat de monteur onzorgvuldig heeft gehandeld door een te grote en verbogen borgclip te gebruiken op een 15 mm waterleiding. NN heeft de schade vastgesteld op een totaalbedrag van € 157.168,88, bestaande uit opstalschade, inboedelschade en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft NN in de gelegenheid gesteld om te reageren op enkele stellingen van Energiewacht met betrekking tot de schade, waarna een beslissing over de hoogte van het te betalen bedrag zal volgen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van NN, waarna de rechtbank verder zal beslissen over de vorderingen van NN.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/283083 / HA ZA 22-241
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: NN,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
ENERGIEWACHT B.V.,
te Zwolle,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Energiewacht,
advocaat: mr. M.J.G. Boender-Lamers te Rotterdam.

1.Samenvatting van de uitspraak

1.1.
In deze zaak gaat het om waterschade ontstaan door een lekkage bij een combiketel. Oorzaak van de lekkage was het losraken van een te grote (18 mm) en verbogen borgclip die door een monteur van Energiewacht is gemonteerd op een 15 mm waterleiding. NN heeft als opstal- en inboedelverzekeraar de schade van haar verzekerde vergoed. Aan de orde is de vraag of NN regres kan nemen op Energiewacht en voor welk bedrag.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat Energiewacht aansprakelijk is voor de schade en dat NN regres kan nemen. Omdat NN nog niet heeft kunnen reageren op enkele stellingen met betrekking tot de schade wordt NN daartoe eerst in de gelegenheid gesteld. Daarna zal een beslissing worden genomen over de hoogte van het te betalen bedrag. Dit oordeel zal hieronder worden uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties met producties 1-12
- de conclusie van antwoord met producties 1-6
- productie 13 en 14 van NN
- de brief van 24 november 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en door NN spreekaantekeningen (met een wijziging van eis) zijn overgelegd
- de akte onderbouwing schade van NN met producties 15-23
- de antwoordakte na tussenvonnis van Energiewacht met productie 7.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
NN is de opstal- en inboedelverzekeraar van de familie [naam 1]. NN is rechtsopvolger van VIVAT Schadeverzekeringen N.V. VIVAT handelde ook onder de naam Reaal Schadeverzekeringen.
3.2.
De familie [naam 1] is vanaf begin 2015 woonachtig aan de [adres] (hierna: de woning). Op 9 december 2014 heeft de heer [naam 1] een overeenkomst (“koop op afbetaling/lease” van een combiketel AWB Tm 3HR 28 T) met Energiewacht gesloten. Tegen betaling van een leaseprijs stelde Energiewacht deze combiketel tot beschikking. Energiewacht heeft zich in dit contract verder verbonden tot het plegen van onderhoud, verhelpen van storingen en vervangen van ketelonderdelen.
3.3.
Op 31 mei 2018 heeft zich een lekkage aan de combiketel voorgedaan. Deze lekkage is op dezelfde dag door een monteur provisorisch verholpen. Op 1 juni 2018 heeft een tweede monteur de pakking van de platenwarmtewisselaar vervangen en een nieuw expansievat geplaatst. Daarbij zijn diverse borgclips gedemonteerd en weer gemonteerd.
3.4.
Op 11 juni 2018 is de combiketel ernstig gaan lekken en ontstond aanzienlijke waterschade in de woning.
3.5.
Onderzoeksbureau Dekra heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van de schade en daarvan op 31 augustus 2018 een rapport opgemaakt. Onderdeel van het rapport is een onderzoeksrapport van Element Materials Technology Rotterdam B.V. (hierna: Element) van 2 augustus 2018.
Het rapport van Dekra bevat de volgende conclusie:
Derhalve is het antwoord op de vraag: “Wat is de oorzaak geweest dat de betreffende snelsluitclip los heeft kunnen raken?”: Er is een te grote (18 mm) maat snelsluitclip middels moedwillige verbuiging gemodificeerd en vervolgens gemonteerd op de 15 mm leiding waardoor onvoldoende borging is gerealiseerd.
3.6.
De assurantietussenpersoon heeft de schade-expert Advidex ingeschakeld die een rapport heeft opgemaakt. Door Advidex en de contra-expert van [naam 1] is de schade vastgesteld. Reaal heeft de schade vergoed aan de familie [naam 1]. Op 27 november 2018 heeft Reaal aan Energiewacht gevraagd om op grond van haar regresrecht een bedrag van € 153.339,88 op haar rekening te voldoen.
3.7.
Energiewacht heeft geweigerd om tot betaling over te gaan. Zij heeft verwezen naar een rapport van 25 juni 2019 van [naam 2] waarin de oorzaak en het causale verband met de schade wordt weersproken.

4.Het geschil

4.1.
NN vordert – samengevat – na wijziging van eis:
Energiewacht te veroordelen tot betaling aan NN van € 157.168,88 (bestaande uit: opstalschade van € 119.164.68, inboedelschade van € 34.175,20 en buitengerechtelijke kosten van € 3.829,-) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2018, alsmede in de kosten van het geding waaronder de nakosten, bij niet betaling te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
Energiewacht voert verweer. Energiewacht concludeert tot niet-ontvankelijkheid van NN, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van NN, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van NN in de (na)kosten van deze procedure, bij niet betaling te vermeerderen met rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het erover eens dat [naam 1] schade heeft geleden en dat NN op grond van artikel 7:962 BW is gesubrogeerd in de rechten van [naam 1] jegens de aansprakelijke partijen. Niet in geschil is verder dat de Bedrijfsregeling Brandregres 2014 (hierna: BBr 2014) van toepassing is op het regres. In artikel 2.2. van BBR 2014 staat dat er alleen regres mogelijk is als sprake is van onzorgvuldig handelen en nalaten. Partijen verschillen van mening over de vraag of aan Energiewacht onzorgvuldig handelen in de zin van artikel 6:162 BW kan worden verweten.
Aansprakelijkheid
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat i) een monteur van Energiewacht werkzaamheden aan de combiketel heeft verricht ii) dat hij daarbij een 18mm clip gedemonteerd en later weer gemonteerd heeft op een 15 mm warmwater tapleiding en iii) dat deze clip voor onvoldoende borging heeft gezorgd. Niet in geschil is verder dat iv) deze clip was verbogen en niet (meer) van voldoende kwaliteit was en v) dat deze tien dagen later is losgeraakt. Verder staat vast dat vi) door het losraken van de clip waterschade is ontstaan. Gelet op het voorgaande staat het gebruik van een onjuiste borgclip en het causaal verband tussen het aanbrengen van die clip en de schade vast.
Naar het oordeel van de rechtbank mag van een redelijk handelend en redelijk bekwaam monteur worden verwacht dat hij het verschil tussen een 15 mm en 18 mm borgclip herkent en dat hij op een 15mm waterleiding geen 18 mm borgclip plaatst. Dat betekent dat het de monteur kan worden verweten dat hij een kenbaar verbogen 18 mm borgclip heeft hergebruikt die niet geschikt was voor deze 15 mm waterleiding. Dit handelen is ook toerekenbaar. De monteur heeft daardoor onzorgvuldig gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Het handelen van de monteur kan aan Energiewacht worden toegerekend op grond van artikel 6:170 BW. Dat leidt ertoe dat Energiewacht aansprakelijk is voor de ontstane schade. Dit oordeel zal hieronder aan de hand van de door Energiewacht gevoerde verweren verder worden toegelicht.
5.3.
Energiewacht stelt zich op het standpunt dat de monteur geen verwijt kan worden gemaakt van het hergebruiken van de te grote borgclip. Dit standpunt wordt door de rechtbank niet gevolgd. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam monteur mag immers worden verwacht dat hij zorgvuldig is bij het uitvoeren van onderhoud. Dat betekent dat een monteur in beginsel verantwoordelijk is voor het monteren van een borgclip met de juiste grootte. Dat uitgangspunt geldt ook in het geval dat er al eerder een verkeerde borgclip gemonteerd was. Dat er optisch weinig verschil bestaat tussen een 15 mm en 18 mm borgclip, zoals door Energiewacht is aangevoerd, is door NN gemotiveerd betwist door overlegging van het Dekra-rapport en wordt ook niet ondersteund door de afbeeldingen van verschillende borgclips. Uit de afbeeldingen volgt dat een borgclip van 18 mm niet alleen langer, maar ook breder en in diameter groter is. Na een verbuiging van de borgclip (dichtgeknepen) is de opening in het middenstuk wellicht smaller maar de opening aan de onderzijde niet. Niet in geschil is verder dat de monteur bij het plaatsen van de pakking twee borgclips van 15 mm en twee van 18 mm had moeten gebruiken. In dit geval zijn er drie borgclips van 18 mm en één van 15 mm gemonteerd. Op grond van de rapporten heeft NN gemotiveerd betoogd dat dit kenbaar moet zijn geweest. Uit die rapporten volgt onder meer dat de borgclip “niet lekker paste” en dat de te grote borgclip met geringe krachtsinspanning kon worden verwijderd, zeker in vergelijking met de overige soortgelijke snelsluitclips van de platenwarmtewisselaar. In het licht van deze omstandigheden heeft Energiewacht haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarbij geldt ook dat de heer [naam 3] van Energiewacht ter zitting zelf heeft uitgelegd dat bij het vervangen van een platenwisselaar, zoals in het onderhavige geval, alle vier borgclips er tegelijk worden afgehaald zodat een monteur deze naast elkaar kan zien liggen.
5.4.
De verklaring van de heer [naam 4], een ervaren medewerker van installatiebedrijf [bedrijf] B.V. maakt dat niet anders. [naam 4] erkent dat die 18 mm clip daar niet had mogen zitten maar vindt dat niet verwijtbaar omdat in de praktijk niet gemakkelijk te zien is of er sprake is van een 15 mm of een verbogen 18 mm clip. Volgens hem is enkel sprake geweest van pech. Gelet op het inhoudelijke rapport van Dekra en het technische onderzoek door Element legt zijn algemene verklaring over het werk van een monteur te weinig gewicht in de schaal om de feiten en omstandigheden, waarvan in het voorgaande is uitgegaan, gemotiveerd te betwisten. Daar komt bij dat de vraag of er al dan niet sprake is van verwijtbaarheid een juridisch oordeel is.
Dat hergebruik van borgclips in de branche gebruikelijk is, zoals [naam 4]/Energiewacht ook betoogt, leidt evenmin tot een ander oordeel. Hergebruik wordt Energiewacht immers niet verweten. Verwijtbaar is het gebruik van een onjuiste, verbogen clip waardoor onvoldoende borging is gerealiseerd en schade is ontstaan. Overigens kan uit het procesdossier ook niet worden afgeleid dat de betreffende monteur niet wist dat hij een verkeerde borgclip heeft geplaatst. In een interview verklaart hij enkel dat hij dezelfde klem er weer opgezet heeft en dat de klem prima functioneerde. Daaruit kan niet worden afgeleid dat hij niet heeft onderkend dat hij een 18 mm borgclip monteerde op een 15 mm leiding en ook niet dat hij dat moeilijk heeft kunnen onderkennen.
5.5.
Energiewacht stelt zich daarnaast nog op het standpunt dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen, omdat de verbogen clip al op de waterleiding zat en dat niet vaststaat dat Energiewacht die clip er destijds op heeft gezet. Dat zou ook gedaan kunnen zijn door de fabrikant bij assemblage of tijdens eerdere werkzaamheden aan de ketel.
Zoals uit het voorgaande al voortvloeit wordt ook dit verweer verworpen. Dat er al een verbogen 18 mm borgclip op de waterleiding gemonteerd was en dat de monteur de borgclip heeft hergebruikt, doet niet af aan de verwijtbaarheid. Indien een gedemonteerde borgclip niet meer van voldoende kwaliteit is moet deze niet meer worden hergebruikt, maar worden vervangen. Energiewacht is immers verantwoordelijk voor het onderhoud van de ketel en daar hoort ook het gebruik van de juiste onderdelen bij.
5.6.
Gelet op het voorgaande is sprake van onzorgvuldig handelen als bedoeld in de BBr 2014, zodat NN regres kan nemen op Energiewacht. Aan de vraag of Energiewacht in een eerder stadium aansprakelijkheid heeft erkend of niet, komt de rechtbank niet toe.
Schade
5.7.
Bij akte heeft NN haar schade nader onderbouwd. Zij stelt de volgende schade te hebben geleden: opstalschade € 119.164,68, inboedelschade € 34.175,20 en buitengerechtelijke kosten € 3.829,-.
Opstalschade5.8. Ter onderbouwing van de opstalschade verwijst NN naar het expertise-rapport van 28 augustus 2018 van Advidex en de e-mail van Advidex van 3 maart 2023. Daaruit blijkt dat de schade bestaat uit een waardevermindering van de opstal, vermeerderd met de sloop- en opruimingskosten en 5,5 maand huurderving.
Energiewacht voert gemotiveerd verweer door te verwijzen naar een brief van 17 april 2023 van een schade-expert van [naam 2].
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat NN voldoende heeft onderbouwd dat zij een bedrag van € 119.164,68 ter zake van opstalschade heeft uitgekeerd. Zij heeft een betalingsoverzicht in het geding gebracht, de onderliggende offertes bijgevoegd en de bedragen gespecificeerd. Aan de opmerking van de expert van Energiewacht dat een factuur ontbreekt heeft Energiewacht in haar akte geen conclusies verbonden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat NN per abuis de eerste factuur twee maal heeft overgelegd, waardoor de tweede factuur bij de producties ontbreekt. Gelet op het voorgaande zal daaraan geen gevolg worden verbonden.
5.10.
NN voert in haar toelichting aan dat het regresbedrag gelijkgesteld is aan de herstelkosten, omdat er geen verbetering is opgetreden. Energiewacht betoogt dat NN ten onrechte geen correctie nieuw voor oud heeft toegepast en baseert dat onder meer op het bouwjaar van de woning, te weten 1994. Zij vindt dat er een correctie nieuw voor oud moet plaatsvinden ten aanzien van installatiewerk, keuken, parketvloer en stuc-, schilder- en behangwerk. Daarbij stelt Energiewacht ook dat de huurderving buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat onder de inboedelschade de kosten voor tijdelijk verblijf elders al zijn opgenomen en wel voor een bedrag van € 11.215,12. Dat resulteert in een berekening van Energiewacht tot een bedrag aan opstalschade van € 93.335,70.
Aangezien NN daar nog niet op heeft kunnen reageren zal zij daartoe in de gelegenheid worden gesteld. De zaak zal daarom worden verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van NN. Vervolgens zal de zaak weer op de rol komen voor vonnis.
Inboedelschade
5.11.
Aan inboedelschade vordert NN een bedrag van € 34.175,20. Zij heeft deze schade vastgesteld op basis van de dag-nieuwwaarde clausule in de polis en heeft in overleg met de contra-expert een gemiddelde aftrek toegepast, aldus NN.
Energiewacht voert ten eerste aan dat de lumpsum aftrek aan afschrijvingen niet is onderbouwd en ook anderszins onvoldoende inzicht is gegeven in de schadeberekening.
Dat verweer wordt niet gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat NN de inboedelschade voldoende inzichtelijk heeft onderbouwd. Nu het lumpsum bedrag aan afschrijving niet inhoudelijk wordt betwist wordt dat verweer gepasseerd.
5.12.
Daarnaast stelt Energiewacht dat een correctie moet plaatsvinden ten aanzien van verschillende posten (onder meer bestaande uit het bespaarde nutsgebruik) tot een bedrag van in totaal € 350,10. NN heeft ook daar nog niet op kunnen reageren zodat zij in haar akte ook op dat punt zal kunnen ingaan.
Buitengerechtelijke kosten
5.13.
NN vordert een bedrag van € 3.829,- aan buitengerechtelijke kosten. Deze kosten bestaan volgens NN uit het vaststellen van de rechtspositie van NN en het uitgebreid aansporen van Energiewacht tot het buiten rechte voldoen van de vordering. NN heeft twee gespecificeerde facturen in het geding gebracht.
Energiewacht betwist dat dit kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.14.
Met Energiewacht is de rechtbank van oordeel dat de kosten waarvan vergoeding wordt gevorderd voor een deel moeten worden aangemerkt als gebruikelijke kosten ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak. Als er geen betaling buiten rechte volgt maar een procedure worden deze kosten vergoed volgens de regeling van proceskosten (artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv). Met andere woorden door het opstarten van de procedure zijn die kosten van kleur verschoten en vallen die onder de proceskostenveroordeling. Dit geldt voor de werkzaamheden ‘bestudering stukken’ en ‘opstellen advies’ (8,1 uur) genoemd op de factuur van 23 februari 2021 en ‘bestudering stukken’ (1,8 uur) genoemd op de factuur van 26 april 2021. Het voorgaande betekent dat slechts 2,8 uur die betrekking hebben buitengerechtelijke werkzaamheden die zien op het verkrijgen van verhaal, zoals correspondentie met de wederpartij, voor vergoeding in aanmerking komen. Dat resulteert in een toewijsbaar bedrag van € 813,12 (inclusief btw).
Slotsom
5.15.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van NN. Vervolgens zal de zaak weer worden verwezen naar de rol voor vonnis. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 10 januari 2024voor het nemen van een akte aan de zijde van NN over wat is vermeld onder r.o. 5.10 en 5.12,
vervolgens zal de zaak weer worden verwezen naar de rol voor vonnis,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.