ECLI:NL:RBOVE:2023:4988

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
10757494 \ CV EXPL 23-4069
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING DELTAWONEN, hierna te noemen verhuurder, en een gedaagde huurder. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurder had een woning gehuurd van de verhuurder voor een huurprijs van € 718,38 per maand. Ten tijde van de dagvaarding was er een huurachterstand van € 3.551,68, die opliep tot € 4.270,06 bij de akte van verhuurder. De huurder heeft geen verweer gevoerd tegen de betalingsachterstand, maar wel tegen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van voldoende gewicht was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De rechter heeft een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming toegewezen, met een termijn van 22 maanden. De huurder werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F. Koster, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10757494 \ CV EXPL 23-4069
Vonnis van 5 december 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING DELTAWONEN,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: de heer D.M. Boes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 oktober 2023
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Partijen zijn met kennisgeving niet verschenen
- de akte van verhuurder, met als bijlage een door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst, met het verzoek dienovereenkomstig te beslissen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder de woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 718,38 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de dagvaarding € 3.551,68 bedroeg, berekend tot en met september 2023, maar ten tijde van de akte van verhuurder € 4.270,06, berekend tot en met november 2023.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde achterstand, maar wel tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

4.De beoordeling

De huurachterstand.

4.1.
Omdat huurder geen verweer heeft gevoerd tegen de betalingsachterstand, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is ten tijde van de dagvaarding en de akte, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen.
4.4.
Gelet op het woonbelang van huurder en meer in het bijzonder de door partijen overeengekomen regeling zal de kantonrechter een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming toewijzen, met dien verstande dat aan de voorwaarden een termijn zal worden verbonden van 22 maanden vanaf heden.
4.5.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente van € 81,05 zal, als onweersproken, worden toegewezen.
4.7.
Verhuurder heeft een bedrag van € 253,47 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurder heeft aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.8.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde €
264,00(1 punt x tarief € 264,00)
Totaal € 881,49.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 4.270,06 aan nog openstaande huurtermijnen berekend tot en met de maand november 2023;
€ 81,05 aan wettelijke rente;
€ 253,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurder tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 881,49;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] en veroordeelt huurder om binnen 14 dagen na de ontbinding het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege huurder daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van verhuurder te stellen, indien en zodra binnen 22 maanden na dit vonnis aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- huurder is in gebreke met tijdige nakoming van de overeengekomen betalingsregeling, die als volgt luidt:
1. huurder zal aan verhuurder tegen algehele finale kwijting voor wat betreft de gevorderde huurachterstand tot en met november 2023 voor het adres [adres], buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en rente voldoen het bedrag van € 5.486,07 (zegge: vierenvijftighonderdzesentachtig euro en zeven eurocent);
2. huurder zal het bedrag van € 5.486,07 aflossen in tweeëntwintig termijnen bestaande uit eenentwintig termijnen van € 250,00 (zegge: tweehonderdenvijftig euro) en één slottermijn van € 236,07 (zegge: tweehonderdzesendertig euro en zeven eurocent);
3. de bedragen dienen naast de lopende huurpenningen, welke gedaagde op de eerste dag van elke maand verschuldigd is, uiterlijk op de eerste dag van de desbetreffende maand te zijn betaald, voor het eerst uiterlijk op 1 december 2023, vervolgens op 1 januari 2024, etc. Huurder dient die bedragen en de lopende huurpenningen tijdig te betalen;
4. Betaling van de termijnbedragen zal geschieden door storting op bankrekening [rekeningnummer] op naam van “[naam]” onder vermelding van dossiernummer: “[nummer]”;
5. Indien huurder de afbetalingsregeling dan wel betaling van de huurpenningen niet stipt nakomt, zal de betalingsregeling komen te vervallen waarbij het alsdan in totaal verschuldigde bedrag direct en volledig opeisbaar wordt;
5.4.
veroordeelt huurder in het geval waarin de huurovereenkomst overeenkomstig onderdeel 5.3. wordt ontbonden, tot betaling aan verhuurder van € 718,38 per maand voor iedere ingegane maand vanaf de datum waarop de huurovereenkomst eindigt tot het tijdstip van ontruiming;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023. (SK)