ECLI:NL:RBOVE:2023:4981

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
08.097636.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van een minderjarige door de verdachte

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het mishandelen van een minderjarig kind, geboren in 2021. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had gepleegd. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 23 november 2023, waar de officier van justitie, mr. J.P. Dees, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump, hun standpunten naar voren brachten. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Bruning.

De tenlastelegging betrof mishandeling van het kind, waarbij de verdachte zou hebben geslagen tegen de billen, rug en gezicht van het slachtoffer tussen 1 en 9 april 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er letsel was geconstateerd bij het kind, maar kon niet vaststellen dat de verdachte verantwoordelijk was voor dit letsel. De deskundigen concludeerden dat het letsel waarschijnlijk niet accidenteel was, maar de rechtbank kon niet bepalen wanneer het letsel was ontstaan en wie het had veroorzaakt.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het feit was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien deze al eerder was geschorst.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.097636.23 (P)
Datum vonnis: 7 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.P. Dees en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij
[slachtoffer] door mr. J.E. Bruning is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 23 november 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte tussen 1 april 2023 en 9 april 2023 in Steenwijk, al dan niet samen met één of meer anderen, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 en behorend tot het gezin van verdachte, tegen de billen, de rug en het gezicht heeft geslagen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2023 tot en met
09 april 2023 te Steenwijk, in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 2021 heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (krachtig) één of meermalen op/tegen de billen en/of de rug en/of in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het slaan tegen het gezicht. Volgens de officier van justitie kan het niet anders dan dat verdachte het letsel aan [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft toegebracht, gelet op de periode waarin het letsel aan de billen en onderrug moet zijn ontstaan en de verantwoordelijkheid die verdachte op vrijdag 7 april 2023 en op zaterdag 8 april 2023 heeft gehad met betrekking tot de verzorging van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Volgens de raadsvrouw staat niet onomstotelijk vast dat het letsel een niet-accidentele oorzaak heeft, wanneer het letsel is ontstaan en dat het letsel is veroorzaakt door verdachte.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het aanwezige letsel
Op 8 april 2023 werd bij [slachtoffer] een forse blauwe plek op de billen geconstateerd. Hierop volgde een lichamelijk onderzoek, waarbij op meerdere plaatsen op haar lichaam blauwe plekken werden gezien. Verdachte en zijn partner, de moeder van [slachtoffer] , ontkennen beiden dat zij het letsel hebben toegebracht aan [slachtoffer] .
[slachtoffer] is op 9 en 10 april 2023 op verzoek van Veilig Thuis IJsselland onderzocht door forensisch arts T. Gelderman. Op foto’s van 9 april 2023 zijn op de billen grote rood-paars-blauwe huidverkleuringen zichtbaar. Op de onderrug is een donker, paarsblauwe huidverkleuring zichtbaar. Op het voorhoofd, de schouder, de armen en de benen zijn ook verschillende huidverkleuringen zichtbaar. In totaal hebben de deskundigen zeventien verschillende soorten letsel, verspreid over het gehele lichaam van [slachtoffer] , beoordeeld als bloeduitstortingen. Gelderman beschrijft dat bloeduitstortingen ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld, zoals slaan, schoppen, samendrukken of stoten. Er zijn geen aanwijzingen voor een medische oorzaak.
De oorzaak van dit letsel
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek hebben de forensisch artsen H. Stigter en
W. Duijst als deskundigen op 15 september 2023 gerapporteerd. De deskundigen zien uitgebreid letsel over het hele lichaam van [slachtoffer] , waaronder vele bloeduitstortingen over het hele lichaam.
De deskundigen sluiten niet uit dat enkele bloeduitstortingen door toedoen van [slachtoffer] zelf kunnen zijn ontstaan, zoals de blauwe plekken op het voorhoofd. Er bevindt zich echter letsel op plekken, zoals de billen en de onderrug, dat waarschijnlijker tot veel waarschijnlijker het gevolg is van een niet-accidentele krachtsinwerking dan van een accidentele krachtsinwerking. Het beschreven letsel is veel waarschijnlijker onder de hypothese toegebracht dan onder de hypothese accidenteel.
De deskundigen rapporteren dat alles overziend het waargenomen letsel verspreid over meerdere delen van het lichaam en het grote letsel op de billen veel waarschijnlijker is onder de hypothese toegebracht dan onder de hypothese van accidenteel. Beschreven accidenten zoals het vallen van de 2e of 3e trede van de trap of van een glijbaan zijn geen adequate trauma’s die dit uitgebreide letsel kunnen verklaren. Er zijn geen medische aandoeningen die de bevindingen kunnen verklaren.
Op grond van de bevindingen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van toegebracht letsel. Kort gezegd: [slachtoffer] is mishandeld.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft mishandeld. Verklaringen in dit dossier geven hier geen duidelijkheid over. De rechtbank zal dus eerst moeten vaststellen op welk moment [slachtoffer] is mishandeld, oftewel: wanneer is het letsel is toegebracht, op welk moment is het letsel ontstaan.
Het moment van ontstaan van het letsel
Vast staat dat op 8 april 2023 om 12.21 uur bloeduitstortingen te zien waren bij [slachtoffer] .
Volgens de deskundigen Stigter en Duijst kunnen bloeduitstortingen bij kinderen niet worden gedateerd op basis van kleur. Zij kunnen daarom de vraag binnen welke tijdspanne het letsel moet zijn toegebracht en de tijdspanne waarbinnen blauwe plekken zichtbaar worden niet beantwoorden. Zij doen dan ook geen uitspraak over het ontstaansmoment van het letsel.
Ook de overige bewijsmiddelen in het dossier verschaffen geen duidelijkheid over het moment van ontstaan van het letsel.
Dat het letsel niet is geconstateerd toen [slachtoffer] op donderdag 6 april 2023 bij het kinderdagverblijf was, betekent niet per definitie dat het letsel pas daarna moet zijn toegebracht, zoals de officier van justitie heeft betoogd.
De rechtbank kan door het ontbreken van duidelijkheid over het moment van ontstaan van het letsel niet vaststellen op welk moment tussen 1 april 2023 en 9 april 2023, de tenlastegelegde periode, het letsel is toegebracht. Uit het dossier volgt dat gedurende deze periode meerdere personen op één of meer moment(en) samen met [slachtoffer] zijn geweest.
De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte degene moet zijn geweest die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte daarvan dan ook vrij.

4.De schade van benadeelde

4.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. J.E. Bruning heeft zich als bijzonder curator van [slachtoffer] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 9.000,00 [negenduizend euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het gevorderde bedrag bestaat volledig uit immateriële schade.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag van de benadeelde partij kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering aanzienlijk lager moet worden begroot dan is gevorderd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij (wettelijke vertegenwoordigers van) [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is met ingang van 14 juli 2023 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. C.J. Sangers - de Jong en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023.