ECLI:NL:RBOVE:2023:4979

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/08/301121 / FA RK 23-2142
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap na overlijden zonder DNA-onderzoek

In deze zaak heeft verzoekster op 8 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van haar overleden vader, [de man]. De rechtbank Overijssel heeft op 23 november 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Verzoekster is geboren op [geboortedatum 1] 1984 en heeft nooit erkenning gekregen van [de man], die op [datum 3] is overleden. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2023 heeft verzoekster haar verzoek toegelicht, waarbij zij stelde dat [de man] haar biologische vader is, ondanks het ontbreken van een formele erkenning. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder brieven van verzoekster en verklaringen van familieleden. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:207 BW het ouderschap kan worden vastgesteld, ook na overlijden, en dat een DNA-onderzoek niet noodzakelijk is als er voldoende aanwijzingen zijn voor het vaderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van geboorte door [de man] een sterke aanwijzing is voor zijn rol als verwekker. Daarnaast is de naamgeving van verzoekster naar haar oma een bijkomende aanwijzing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gerede twijfel bestaat over het vaderschap van [de man] en heeft het verzoek tot vaststelling van het vaderschap toegewezen. De beslissing houdt in dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer een latere vermelding opmaakt van de vaststelling van het ouderschap en deze toevoegt aan de geboorteakte van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/301121 / FA RK 23-2142
beschikking van 23 november 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R. Westendorp-Hertgers.
De rechtbank merkt als
informantaan:
[informant] ,
verder te noemen: [informant] ,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 8 augustus 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend, strekkende tot het gerechtelijk vaststellen van het vaderschap.
1.2.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van:
  • een brief van 24 augustus 2023 met bijlagen van de zijde van verzoekster;
  • een brief van 30 oktober 2023 met productie eveneens van de zijde van verzoekster.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- verzoekster, bijgestaan door mr. Westendorp-Hertgers;
1.4.
[informant] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster is op [geboortedatum 1] 1984 te [geboorteplaats 1] geboren uit
[de moeder], nader te noemen de moeder.
2.2.
Van deze geboorte is op [datum 1] 1984 aangifte gedaan door
[de man], nader te noemen [de man] .
2.3.
Verzoekster is niet erkend.
2.4.
[informant] is op [geboortedatum 2] 1979 te [geboorteplaats 2] geboren uit de relatie van [de man] en
[naam 1].
2.5.
Verzoekster heeft nog een halfzus
[halfzus], geboren op [geboortedatum 3] 1987 te [geboorteplaats 3] . [halfzus] is geboren tijdens de relatie van de moeder en [de man] , maar [de man] is niet de biologische vader van [halfzus] .
2.6.
[de man] is de zoon van
[de oma]en
[de opa], hierna te noemen opa en oma vz. [de man] heeft een broer, genaamd
[naam 2], geboren op [geboortedatum 4] 1958 te [geboorteplaats 4] . Opa en oma vz zijn beiden overleden, oma vz op [datum 2] .
2.7.
[de man] is op [datum 3] overleden. De moeder is op [datum 4] overleden. Verzoekster is rechthebbende van het graf van [de man] en de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
het ouderschap van [de man] over haar vast te stellen;
de griffier op te dragen niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de gemeente Deventer.
3.2.
Verzoekster verzoekt de rechtbank verder bij voorwaardelijk incidenteel verzoek, indien en voor zover de rechtbank een DNA-onderzoek noodzakelijk acht alvorens te kunnen beslissen op genoemde verzoeken:
haar in de gelegenheid te stellen de heer [naam 2] in deze procedure te betrekken;
te bepalen dat de heer dr. J.W.J. van der Stappen van het CWZ in Nijmegen wordt benoemd tot deskundige, teneinde op basis van een vergelijking van het DNA van verzoekster, [informant] en [naam 2] vast te stellen of [de man] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van verzoekster;
[informant] en [naam 2] te bevelen mee te werken aan het DNA-onderzoek bij het CWZ in Nijmegen.
3.3.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt verzoekster dat [de man] haar verwekker is, maar dat hij haar nooit heeft erkend. Verzoekster is vernoemd naar oma vaderszijde. Toen verzoekster werd geboren, woonden de moeder en [de man] nog apart in verband met het ontvangen van een bijstandsuitkering, maar vanaf dat verzoekster drie jaar oud was tot het overlijden van [de man] in [datum 3] hebben zij als gezin samengewoond. Er is nooit discussie geweest over het biologisch vaderschap en ook het feit dat verzoekster een andere geslachtsnaam had dan haar vader, is geen reden geweest voor discussie of twijfel over het biologisch vaderschap. Verzoekster heeft belang bij haar verzoek omdat zij alsnog bij de afwikkeling van de nalatenschap van oma vz wil worden betrokken en haar aandeel in de nalatenschap wil ontvangen.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster haar verzoek nog nader toegelicht. Verzoekster kwam er pas achter dat zij niet door [de man] was erkend toen oma vz is overleden. Zij wil graag dat de juridische band tussen [de man] en haar alsnog wordt vastgesteld. Zij heeft die wens al langer, maar zij is door diverse persoonlijke omstandigheden niet eerder aan toegekomen aan het indienen van een verzoek. Verzoekster heeft geen contact (meer) met [informant] , die heeft aangegeven niks met deze zaak te maken te willen hebben. Met de broer van [de man] heeft verzoekster ook geen contact. Het is daarom lastig om een DNA-onderzoek te laten doen. Volgens verzoekster kan echter aan een DNA-onderzoek worden voorbijgegaan als er geen redenen zijn om te twijfelen over het verwekkerschap. Verzoekster is er absoluut zeker van dat [de man] haar biologische vader is. Zij lijkt precies op hem, dat wordt ook door anderen gezegd. Verder heeft [de man] de aangifte van geboorte gedaan en dat is volgens de wet voorbehouden aan degene die bij de bevalling aanwezig was of de vader. Daarnaast is er het rouwlint waarop staat: ‘Je vrouw [bijnaam moeder] en kinderen’. Verzoekster heeft niet meer bewijs van het vaderschap van [de man] omdat haar woning eens is ontruimd.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:207, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank kan worden vastgesteld op verzoek van het kind. De wet schrijft hierbij niet voor hoe moet worden aangetoond dat een persoon de verwekker is van een kind. Bepaalde omstandigheden kunnen ertoe leiden dat wordt afgeweken van de gewoonte om een DNA-onderzoek te verlangen. Het doen uitvoeren van een DNA-test is niet vereist.
4.2.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling gerichte vragen gesteld en met verzoekster gesproken over het gestelde vaderschap van [de man] . Uit de stukken en uit hetgeen zij heeft verklaard blijkt het volgende.
4.3.
Verzoekster heeft een verklaring van de zus van de moeder overgelegd. Daarin zegt deze zus dat verzoekster is geboren tijdens de relatie van de moeder en [de man] en dat deze relatie heeft geduurd tot het overlijden van [de man] . Omdat verzoekster heeft gesteld dat [halfzus] ook tijdens de relatie is geboren, maar dat [halfzus] niet het biologische kind van [de man] is, vindt de rechtbank de verklaring van de zus van de moeder geen aanwijzing voor de stelling dat [de man] de verwekker van verzoekster is.
4.4.
Van de geboorte van verzoekster heeft [de man] aangifte gedaan. Artikel 1:19e derde lid BW bepaalt dat tot de aangifte in persoon verplicht is de vader of de moeder uit wie het kind niet is geboren. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat, in het geval de in het derde lid genoemde personen ontbreken, ieder die bij het ter wereld komen van het kind tegenwoordig is geweest verplicht is om aangifte te doen. Dat betekent dat [de man] de aangifte òf als vader heeft gedaan òf als iemand die bij de geboorte aanwezig was. Van algemene bekendheid is dat een geboorte een intieme gebeurtenis is. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat [de man] bij de geboorte van verzoekster aanwezig was in een andere hoedanigheid dan als haar vader. Daarmee is de aangifte een sterke aanwijzing voor de stelling dat [de man] de verwekker is van verzoekster.
4.5.
Uit het overlijdensbericht van oma vz blijkt dat zij [de oma] heette en als roepnaam [roepnaam] had. Verzoekster heet ook [roepnaam] . Aan de stelling van verzoekster dat zij is vernoemd naar oma vz hecht de rechtbank dan ook waarde en vindt zij ook een sterke aanwijzing voor de stelling dat [de man] de verwekker is van verzoekster. Omdat in het overlijdensbericht geen nabestaanden zijn opgenomen, anders dan de broer van [de man] , geeft het overlijdensbericht verder geen aanwijzingen voor het verwekkerschap.
4.6.
Dat verzoekster rechthebbende is van het graf van [de man] en de moeder vindt de rechtbank geen aanwijzing voor het gestelde verwekkerschap omdat dit niet voorbehouden is aan personen die een biologische betrekking hebben op de overledene(n).
4.7.
Ook het graflint vindt de rechtbank geen aanwijzing voor het gestelde verwekkerschap. Dat zou mogelijk anders zijn als er op had gestaan: [bijnaam moeder] en
jekinderen, maar dat zou niet juist zijn nu verzoekster heeft gesteld dat [halfzus] geen biologisch kind is van [de man] .
4.8.
Ten slotte heeft verzoekster nog een aantal foto’s overgelegd. Deze foto’s zeggen weliswaar iets over de onderlinge verhoudingen tussen de moeder, [de man] en verzoekster, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzing voor het verwekkerschap.
4.9.
Al het voorgaande afwegende maakt dat de rechtbank met de aangifte van de geboorte van verzoekster door [de man] en de vernoeming van verzoekster naar oma vz geen gerede twijfel heeft over het verwekkerschap van [de man] ten aanzien van verzoekster. Een DNA-onderzoek acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet noodzakelijk. Zij weegt daarbij mee dat:
  • er geen DNA-materiaal van [de man] beschikbaar is;
  • [informant] heeft aangegeven niet betrokken te willen zijn bij deze zaak;
  • er geen contact is met de broer van [de man] , terwijl het CWZ, die DNA-onderzoeken uitvoert, heeft aangegeven dat het noodzakelijk is dat zowel [informant] als de broer van [de man] meewerken aan een DNA-onderzoek om tot een betrouwbaar resultaat te kunnen komen, en
  • dat [informant] niet ter zitting is verschenen om, zo nodig, het verzoek te weerspreken.
4.10.
In de gegeven omstandigheden behoort dit naar het oordeel van de rechtbank niet voor risico van verzoekster te komen. Het verzoek tot vaststelling van het vaderschap van [de man] zal dan ook worden toegewezen, nu ook overigens is voldaan aan het gestelde in artikel 1:207 BW. Aan beoordeling van de voorwaardelijke incidentele verzoeken komt de rechtbank niet toe.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
stelt vast het ouderschap van
[de man] ,geboren op [geboortedatum 5] 1955 te [geboorteplaats 5] en overleden op [datum 3] te [plaats] , over
[verzoekster], geboren op [geboortedatum 1] 1984 te [geboorteplaats 1] ;
5.2.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer een latere
vermelding op te maken van voormelde vaststelling ouderschap en deze toe te voegen aan de geboorteakte van
[verzoekster]met het nummer [nummer] ;
5.3.
verstaat dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en slechts indien geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F. Smeele in tegenwoordigheid van J.C. Bouman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.