ECLI:NL:RBOVE:2023:4963

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/08/304442 / KG ZA 23-234
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding betreffende executiemaatregelen en beslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vennootschap onder firma en een B.V. De eisende partijen, hierna aangeduid als [eisers], hebben vorderingen ingesteld om de executiemaatregelen van de gedaagde partij, [gedaagde], te schorsen en het gelegde beslag op te heffen. De achtergrond van het geschil ligt in een proces-verbaal van schikking van 6 december 2019, waarin afspraken zijn gemaakt over betalingen die [eisers] aan [gedaagde] diende te voldoen. [Eisers] erkent dat zij twee termijnen te laat hebben voldaan, maar stelt dat dit te wijten was aan persoonlijke omstandigheden. [Gedaagde] daarentegen betwist dat [eisers] zich aan de afspraken heeft gehouden en heeft de executie van het proces-verbaal in gang gezet.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2023 is de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de vraag of [gedaagde] misbruik maakt van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afspraken in het proces-verbaal duidelijk zijn en dat [eisers] zich niet aan deze afspraken heeft gehouden. De vorderingen van [eisers] worden dan ook afgewezen, en [eisers] wordt veroordeeld in de proceskosten.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het proces-verbaal en dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] uitvalt. De vorderingen van [eisers] worden afgewezen, en [eisers] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.928,00.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/304442 / KG ZA 23-234
Vonnis in kort geding van 5 december 2023
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma V.O.F. [eiser 1],

te [vestigingsplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 1],
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 2],
4.
[eiser 4],
te [woonplaats 3],
advocaat: mr. R.A. Shenouda te Almelo,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. M.A. Schuring te Almelo.

1.De procedure

[eisers] heeft op 13 november 2023 de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. Daarna heeft [eisers] aanvullende producties in het geding gebracht. Ook
[gedaagde] heeft een productie in het geding gebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. De heer [eiser 2] is verschenen namens de vof en namens de andere vennoten, bijgestaan door mr. Shenouda. De heer [naam] is ook verschenen, bijgestaan door mr. Schuring. De pleitnota van de zijde van [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling besproken. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken

2.De samenvatting: waar de zaak over gaat

2.1.
In een proces-verbaal van schikking van 6 december 2019 zijn tussen partijen afspraken gemaakt om het destijds aanhangig gemaakte geschil tot een einde te brengen. [gedaagde] meent dat [eisers] zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken. [eisers] erkent dat hij (abusievelijk) twee termijnen te laat heeft voldaan vanwege persoonlijke omstandigheden, maar heeft dat zelf ontdekt en is daarna ook tot versnelde aflossing van de laatste termijnen overgegaan. [eisers] verwijt [gedaagde] onder andere misbruik van recht.
2.2.
In dit executiegeschil wil [eisers] dat de tenuitvoerlegging van executiemaatregelen wordt geschorst en dat het door [gedaagde] gelegde beslag wordt opgeheven. De vordering van [eisers] wordt afgewezen. De voorzieningenrechter zal dat hierna toelichten. Daarvoor zijn de volgende feiten relevant.

3.De feiten

3.1.
Bij proces-verbaal van 6 december 2019 van deze rechtbank hebben partijen een minnelijk akkoord bereikt in de zaak met zaaknummer C/08/236247/HA ZA 19-274. Voor zover van belang staat in het proces-verbaal opgenomen:
‘(…)
1. [eisers]. betaalt aan [gedaagde] B.V. een bedrag van € 565,-- per maand, telkens te betalen voor het einde van de maand, te beginnen in januari 2020 voor een periode van vier jaar.2. Indien enige maandtermijn niet tijdig wordt betaald is een bedrag van € 41.000,-- minus hetgeen reeds is betaald, zonder verdere ingebrekestelling, ineens opeisbaar. In dat geval is ook de wettelijke rente verschuldigd over dit restant-bedrag vanaf de dag der dagvaarding.(…)’.
3.2.
[eisers] heeft tot en met februari 2023 de maandtermijnen zoals overeengekomen in het proces-verbaal van schikking tijdig aan [gedaagde] voldaan. In maart en april 2023 heeft [eisers] de maandtermijnen niet tijdig voldaan.
3.3.
Bij exploot van 16 mei 2023 heeft de deurwaarder in opdracht van [gedaagde] het proces-verbaal van 6 december 2019 betekend en bevel gedaan om een bedrag van
€ 25.620,94 te betalen, als volgt opgebouwd:
* hoofdsom conform vonnis € 41.000,00
* rente tot en met heden € 5.972,97
* rente vanaf heden p.m.
* proceskosten € 0,00
* nakosten € 0,00
* hierop kan in mindering strekken € 21.470,00 -/-
* kosten van dit exploot als aan de voet
dezes nader gespecificeerd € 117,97
*totaal € 25.620,94
3.4.
Bij exploot van 15 juni 2023 zijn een aantal motorrijtuigen en aanhangwagens in beslag genomen. Op dezelfde dag is het gelegde beslag aan [eisers] overbetekend. De verkoop is aangezegd tegen 19 juli 2023. De verkoop is opgeschort en bij exploot van 11 oktober 2023 opnieuw bepaald op 26 oktober 2023.
3.5.
[eisers] heeft, nadat de niet-betaalde maanden zijn voldaan, versneld afgelost en heeft op 11 oktober 2023 de laatste termijn van € 565,00 aan [gedaagde] voldaan.

4.Het geschil

De vordering4.1. [eisers] vordert -samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) [gedaagde] verbiedt om uitvoering te geven aan het proces-verbaal van 6 december 2019 van deze rechtbank, op straffe van een dwangsom;
2) [gedaagde] veroordeelt om het executoriale beslag met onmiddellijke ingang op te heffen, op straffe van een dwangsom;
3) [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van diens bevoegdheid over te gaan tot tenuitvoerlegging. Meer specifiek maakt [gedaagde] misbruik van haar bevoegdheid ex artikel 3:13 BW. Het hele schikkingsbedrag zoals overeengekomen in het proces-verbaal van schikking is voldaan. Er is niet (uitvoerig) onderhandeld over de opeisbaarheid van het totaalbedrag zonder ingebrekestelling. Dat [eisers] de betaling in maart 2023 niet tijdig heft voldaan, was een incident vanwege uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden. Het door [gedaagde] ingeroepen recht op het totale bedrag staat niet in verhouding tot de door [eisers] betaalde bedragen en de persoonlijke omstandigheden die aanleiding gaven tot enige vertraging. Er was geen sprake van betalingsonwil of verzuim.
Het verweer4.3. [gedaagde] stelt zich daarentegen op het standpunt [eisers] het proces-verbaal van schikking niet is nagekomen. [gedaagde] mocht daaraan gevolgen verbinden. Niet alleen maart 2023 is niet tijdig voldaan, ook april 2023 is niet tijdig voldaan. De persoonlijke omstandigheden die [eisers] noemt, waren bij verschillende zakelijke relaties kenbaar gemaakt, maar niet bij [gedaagde]. Door het uitblijven van de betaling van maart 2023 is de opdracht tot betekening en incassering in april 2023 naar de deurwaarder gegaan, die het verder heeft opgepakt. Dat niet uitdrukkelijk over de opeisbaarheid van de totaalsom, zonder ingebrekestelling, is onderhandeld, kan op basis van de inhoud van het proces-verbaal van schikking terzijde worden geschoven. De bepaling staat expliciet opgenomen. Van misbruik van recht is geen sprake.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Gelet op de aard van de vordering en al hetgeen daaromtrent is gesteld en toegelicht, heeft [eisers] daarbij voldoende spoedeisend belang. Dit betekent dat
[eisers] ontvankelijk is in zijn vordering en dat de vordering inhoudelijk kan worden behandeld.
5.2.
[eisers] verzet zich in dit kort geding op grond van artikel 438 Rv tegen de executie van de vaststellingsovereenkomst, die in een proces-verbaal van een terechtzitting op 6 december 2019 tussen partijen is vastgelegd. Het proces-verbaal verschaft op grond van artikel 89 lid 1 Rv en 430 Rv een executoriale titel. Ter beoordeling ligt voor of [gedaagde] in de gegeven omstandigheden bevoegd is om tot verdere executie over te gaan of dat het gelegde beslag moet worden opgeheven.
Juridisch kader5.3. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter een executoriaal beslag slechts opheffen of de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant -mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad- geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan.
5.4.
In het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) is onderscheid gemaakt tussen de executie van een vonnis waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat en de executie van een vonnis waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaan. In de onderhavige zaak gaat het over de executie van een partij van een in een proces-verbaal van zitting vastgelegde vaststellingsovereenkomst, ter beëindiging van een tussen partijen aanhangig gemaakt geschil. Deze situatie sluit aan bij de executie van een vonnis waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat. Met de in het proces-verbaal gemaakte afspraken hebben partijen namelijk beoogd een definitief einde te maken aan de tussen hen lopende procedure, en wat ook blijkt uit de in het proces-verbaal opgenomen finale kwijting en uitsluiting van de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden.
5.5.
In onderhavige zaak zal de voorzieningenrechter beoordelen in hoeverre
[gedaagde], mede gelet op de belangen van [eisers], misbruik maakt van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren proces-verbaal klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien de executie op grond van na het proces-verbaal voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
Inhoud proces-verbaal5.6. [eisers] heeft naar voren gebracht dat er niet uitvoerig is onderhandeld over de opeisbaarheid van het totaalbedrag zonder ingebrekestelling. [gedaagde] betwist dat: er is naar de mening van [gedaagde] juíst over gesproken, anders was het ook niet in het proces-verbaal terecht gekomen.
5.7.
Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat het proces-verbaal op een juridische of feitelijke misslag berust. Naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter is de inhoud van het proces-verbaal helder en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. [eisers] heeft tot en met februari 2023 de maandtermijnen van € 565,00 tijdig betaald. In de maanden maart en april 2023 heeft [eisers] geen termijnen aan
[gedaagde] betaald. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter punt 2 van het proces-verbaal van toepassing: indien enige maandtermijn niet tijdig wordt betaald, is [eisers] zonder verdere ingebrekestelling een bedrag van € 41.000,00 verschuldigd minus hetgeen reeds is betaald.
Dat de niet tijdige betalingen het gevolg zijn van de persoonlijke omstandigheden zoals genoemd door [eisers], maakt dit niet anders. Niet alleen [eisers] als vennoot is verantwoordelijk voor de tijdige betaling, dat geldt ook voor zijn ouders, de medevennoten.
Dat er volgens [eisers] niet is onderhandeld over de opeisbaarheid van het totaalbedrag en dat het lijkt op een boeteclausule, volgt de voorzieningenrechter evenmin. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling duidelijk naar voren gebracht dat deze stok (balk) achter de deur nodig was, omdat zij weinig vertrouwen had in een regeling met [eisers], omdat er bij meerdere bedrijven sprake zou zijn van een achterstand. Het is daarom naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter niet vreemd dat een dergelijke bepaling (de opeisbaarheid van het oorspronkelijke totaalbedrag) bewust in het proces-verbaal is terecht gekomen. Ook ziet de voorzieningenrechter niet dat sprake zou zijn van een boetebepaling. Dat [eisers] de regeling de eerste jaren wel conform afspraak is nagekomen, werpt evenmin een ander licht op de zaak.
Belangenafweging en noodtoestand
5.8.
[eisers] stelt zich verder op het standpunt dat [gedaagde] geen redelijk te respecteren belang heeft bij de executie, omdat hij alle betalingen inmiddels heeft voldaan. In de gegeven omstandigheden is het inroepen van punt 2 in het proces-verbaal onaanvaardbaar. [gedaagde] stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij geen misbruik maakt van recht of bevoegdheid. [gedaagde] heeft bovendien een substantieel, financieel belang bij het opeisen en executeren van het proces-verbaal. Dit belang is even groot, aangezien [eisers] het bedrag niet wil betalen, dat [gedaagde] wel betaald wil hebben.
5.9.
Het uitgangspunt bij de belangenafweging volgens het toetsingskader zoals uiteengezet in de rechtsoverwegingen 5.3. en 5.4., is dat [gedaagde] recht heeft op executie van het proces-verbaal. De voorzieningenrechter oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat executie tot een noodtoestand bij [eisers] zal leiden, die hij niet had kunnen voorzien, en dat de executie daarom zou moeten worden uitgesteld. Dat de vordering van [gedaagde] als gevolg van het niet nakomen van de afgesproken regeling in het proces-verbaal is verhoogd van € 27.120,00 naar € 41.000,00 is betreurenswaardig voor [eisers], maar het rechtstreekse gevolg van zijn niet tijdige betaling(en).
Conclusie5.10. De tussen partijen vastgelegde afspraken in het proces-verbaal zijn duidelijk en spreken voor zich. [eisers] heeft zich daar niet aan gehouden. Van een kennelijke misslag in dat proces-verbaal is geen sprake. Ook is van een noodtoestand onvoldoende gebleken. De belangenafweging valt uit in het voordeel van [gedaagde]. Daarom is de conclusie dat de vorderingen van [eisers] worden afgewezen.
Proceskosten
5.11.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld, tot op heden begroot op € 676,00 aan griffierecht, € 1.079,00 aan salaris advocaat en de nakosten van € 173,00.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 1.928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekent, dan moet [eisers] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart de kostenveroordeling onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.