ECLI:NL:RBOVE:2023:4961

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
08-171989-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd in vereniging

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte is schuldig bevonden aan het stelen van rollen dakbedekking en een telefoon, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een beveiliger. De feiten vonden plaats op 29 januari 2023 in Enschede, waar de verdachte samen met medeverdachten het bouwterrein binnendrongen en de goederen wegnamen. Tijdens de diefstal bedreigde de verdachte de beveiliger met geweld en mishandelde hem. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om de gestolen goederen wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en een schadevergoeding van € 92,40 aan de benadeelde partij, de beveiliger. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen blijk van inzicht in zijn daden heeft getoond en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag, wat de strafmaat heeft beïnvloed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-171989-23 (P)
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[woonplaats 1],
wonende aan de [woonplaats 2],
nu verblijvende in P.I. Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. de Munnik en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B. van Elst, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
29 januari 2023 al dan niet samen met anderen rollen dakbedekking en een telefoon heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt en gedreigd heeft geweld te gebruiken tegen beveiliger [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere bitumen dakbedekking rollen en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] en/of [slachtoffer] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: ‘als je iemand gaat bellen om
hier wat aan te doen dan trappen we je samen in elkaar’, althans woorden van gelijk
dreigende aard en/of strekking en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] uit zijn handen te slaan, waardoor de telefoon op de
grond viel en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) te trappen in/op/tegen het
gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (al dan niet terwijl die [slachtoffer]
weerloos op de grond lag en/of werd vastgehouden) en/of
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen in/op/tegen het
gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] (al dan niet terwijl die
[slachtoffer] weerloos op de grond lag en/of werd vastgehouden) en/of
- een wurggreep/nekklem aan te brengen en/of deze wurggreep/nekklem vol te
houden bij die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] te dwingen zijn ID-kaart te tonen, zodat die [slachtoffer] gevonden kon
worden als de politie erbij gehaald zou worden en/of foto’s te maken van het
rijbewijs van die [slachtoffer] en/of
- tegen een mededader te zeggen: ‘pak een mes want ik snij zijn strot door’, althans
woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te hebben gehad. Voor het overige heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van de gedachtestreepjes die zien op het dreigen met geweld, het slaan van de telefoon uit de handen van [slachtoffer] en het maken van een foto van zijn rijbewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
- Vaststelling van de feiten omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de daar getoonde camerabeelden van de diefstal, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 januari 2023 in de avond is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) en een andere man, waarvan verdachte de naam niet wil noemen (hierna aangeduid als: de derde man), in een bus met aanhangwagen naar een bouwterrein in Enschede gereden. Daar aangekomen hebben zij het hek van het bouwterrein opengemaakt en hebben zij 21 rollen dakbedekking van het bouwterrein gepakt en in de aanhangwagen gelegd. Tijdens het inladen van die rollen, rond 23:15 uur, kwam er een auto van [bedrijf 3] met daarin beveiliger [slachtoffer] het bouwterrein oprijden. De beveiliger is uitgestapt en naar de bus met aanhangwagen gelopen. Op het moment dat hij in de aanhangwagen keek en zag dat daarin rollen dakbedekking lagen, kwamen twee mannen op hem afgelopen: verdachte en de derde man. [medeverdachte] was weggerend. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat als [slachtoffer] de politie zou bellen, hij door hen in elkaar zou worden getrapt. Hierna sloeg verdachte de telefoon uit de handen van [slachtoffer]. De derde man pakte vervolgens de telefoon op en hield deze bij zich. Verdachte en de derde man hebben, afwisselend, meerdere keren getrapt en geslagen tegen het lichaam en/of hoofd van [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, nadat verdachte hem daar had neergegooid. Verdachte hield [slachtoffer] steeds vast en drukte hem naar beneden richting de grond. [slachtoffer] kon hierdoor geen kant op. Ook is [slachtoffer] enige tijd door verdachte in een zogenoemde nekklem gehouden. Verder heeft verdachte een foto van het rijbewijs van [slachtoffer] gemaakt nadat hij hem had gedwongen deze af te geven en heeft hij gedreigd de keel van [slachtoffer] door te snijden. Uiteindelijk zijn verdachte en de derde man in de bus met aanhangwagen met daarin de rollen dakbedekking gestapt en weggereden. [slachtoffer] heeft zijn telefoon niet teruggekregen.
- Overwegingen daderschap
Dat verdachte de hiervoor beschreven geweldshandelingen heeft verricht baseert de rechtbank op wat zij ter zitting op de camerabeelden heeft waargenomen en op de daarmee overeenstemmende beschrijving in het hierna onder 4 genoemde ambtsedige proces-verbaal van verbalisant Velers. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij de man is die [slachtoffer] in een nekklem pakt.
- Overwegingen oogmerk
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat bewezenverklaard kan worden dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Verdachten hebben samen een aanzienlijke hoeveelheid rollen dakbedekking in een aanhangwagen geladen met de bedoeling deze mee te nemen. Op dat moment was de diefstal in feite al voltooid. Na ontdekking op heterdaad en na het uitgeoefende geweld, is verdachte samen met in elk geval de derde man en volle aanhanger weggereden. Ook door met een aanhanger vol met andermans rollen dakbedekking weg te rijden, heeft verdachte daarover als heer en meester beschikt en staat vast dat hij het oogmerk had zich de rollen dakbedekking wederrechtelijk toe te eigenen.
- Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en de rechtbank afzonderlijk overwegingen heeft gewijd aan de opmerkingen van de verdediging over het oogmerk - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 januari 2023 (p. 102 tot en met 106);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 30 januari 2023 (p. 113 tot en met 116);
het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) van verbalisant
R.J. Velers van 14 februari 2023 (p. 125 tot en met 143).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 januari 2023 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meerdere bitumen dakbedekking rollen en een telefoon die aan de [bedrijf 1] en/of [slachtoffer] en/of [bedrijf 2], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: ‘als je iemand gaat bellen om
hier wat aan te doen dan trappen we je samen in elkaar’ en
- de telefoon van die [slachtoffer] uit zijn handen te slaan, waardoor de telefoon op de
grond viel en
- meermalen (met kracht) te trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (al dan niet terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond lag en/of werd vastgehouden) en
- meermalen te slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] (al dan niet terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond lag en/of werd vastgehouden) en
- een nekklem aan te brengen en deze nekklem vol te houden bij die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] te dwingen zijn ID-kaart te tonen, zodat die [slachtoffer] gevonden kon
worden als de politie erbij gehaald zou worden en foto’s te maken van het
rijbewijs van die [slachtoffer] en
- tegen een mededader te zeggen: ‘pak een mes want ik snij zijn strot door’.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v Sr voor de duur van drie jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] waarbij vervangende hechtenis voor de duur van een week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden op te leggen met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een grote hoeveelheid rollen dakbedekking van een bouwterrein gestolen. Nadat zij op heterdaad door beveiliger [slachtoffer] waren betrapt, heeft verdachte samen met een van zijn mededaders [slachtoffer] mishandeld en ernstig bedreigd. Dat zij daarbij een foto van de persoonsgegevens van [slachtoffer] hebben gemaakt droeg bij aan het bedreigende karakter van hun handelen. Deze gebeurtenis is voor [slachtoffer] zeer beangstigend en intimiderend geweest. Hij heeft voor zijn leven gevreesd. De rechtbank kan zich dat, zeker gelet op de ter zitting getoonde beelden, goed indenken. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent het verdachte verder aan dat hij tijdens de zitting geen blijk van inzicht in de ernst van zijn gedragingen heeft getoond en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. Extra kwalijk hierbij is dat verdachte zichzelf in de slachtofferrol plaatst. Hij gaat daarmee volstrekt voorbij aan de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het daadwerkelijke slachtoffer.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uitgebreide strafblad van verdachte van
6 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder politie- en justitiecontacten heeft gehad en recentelijk is veroordeeld door het gerechtshof voor zware mishandeling en vernieling tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 18 september 2023. Hierin is te lezen dat verdachte geen problemen heeft op de verschillende leefgebieden en geen hulpvraag heeft. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
De rechtbank is gezien de ernst van het gepleegde feit zoals hierboven omschreven van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor de hoogte van die onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd. De rechtbank acht passend en geboden om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op te leggen.
De rechtbank bepaalt dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Anders dan is gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank op basis van het dossier geen aanleiding een maatregel in de zin van artikel 38v Sr inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen.

7.De schade van de benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 92,40 vanwege een dag inkomensverlies omdat hij zich als gevolg van het ten laste gelegde heeft moeten ziek melden.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 92,40, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 januari 2023.
7.4.1
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.4.2
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met een dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 92,40 (materiële schade);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 92,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 92,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van een dag kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023045269, PL0600-2023316047, PL0600-202304670 (onderzoek Bedstro/ON2R023011). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.