Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsoverwegingen
€ 7.885,95 aan bijkomende kosten en overdrachtsbelasting alsmede een bedrag van
- op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 5] van de Engelse vennootschap [bedrijf 13] LTD (hierna: [bedrijf 13] ) naar rekening [rekeningnummer 6] van [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ) (omschrijving: ‘ [rekeningnummer 7] ’);
- op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 3] (omschrijving ‘Doessier [nummer 2] ’);
- op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 13] naar rekening [rekeningnummer 8] van [bedrijf 15] BV (hierna: [bedrijf 15] );
- op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 15] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Dossier [nummer 2] ’).
- op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 9] van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
- op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar rekening [rekeningnummer 14] van [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
- op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar rekening [rekeningnummer 10] van [bedrijf 16] BV (hierna: [bedrijf 16] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 3] ’);
- op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 11] van [bedrijf 17] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘ [nummer 4] ’);
- op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 12] van de Ierse [naam 6] naar [medeverdachte 4] en/of [naam 5] (omschrijvingen: ‘ [nummer 5] ’, ‘ [nummer 6] ’ en ‘ [nummer 7] ’);
- op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
- op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar [bedrijf 16] (omschrijvingen: ‘Factuur [nummer 8] ’ en ‘Factuur [nummer 9] ’);
- op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
- op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar rekening [rekeningnummer 15] van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 18] GmbH (hierna: [bedrijf 18] );
- op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 18] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
- op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar rekening [rekeningnummer 13] van [bedrijf 2] (telkens omschrijving: ‘Overeenkomst [bedrijf 19] ’);
- op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 2] ;
- op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 14] ;
- op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 10] ’);
- op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Dossier [adres 1] ’).
- op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 21] BV;
- op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 21] BV naar [bedrijf 2] (omschrijving: investering [bedrijf 10] );
- op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
- op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 22] BV naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 15] ;
- op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 17] van [medeverdachte 3] ;
- op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [medeverdachte 3] naar [bedrijf 15] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 15] naar [bedrijf 2] (omschrijving: investering [bedrijf 10] );
- op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 2] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 3] .
- op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 23] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 2] (omschrijving: Investering [bedrijf 24] );
- op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 2] € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘ [adres 1] dossier’).
- op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 2] ;
- op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 8] (zijnde de zoon van verdachte);
- op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
- op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 2] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 3] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres 1] ’).
- op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 14] ;
- op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 10] );
- op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
- op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 8] ;
- op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
- op 7 april 2017 maakte [bedrijf 2] € 30.000 over naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
- op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
- op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 18] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
- op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 16] ;
- op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 25] BVBA (hierna: [bedrijf 25] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 10] ’);
- op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 18] naar [bedrijf 25] ;
- op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 25] ;
- op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 25] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 10] ’);
- op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 26] BV (hierna: [bedrijf 26] );
- op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van [bedrijf 26] naar [bedrijf 18] (omschrijving: ‘Factuur [nummer 11] ’);
- op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 27] ;
- op 10 april 2017 maakte [bedrijf 27] € 9.750,-- over naar [bedrijf 18] ;
- op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 9] (dochter van medeverdachte [medeverdachte 4] );
- op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 9] naar [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
- op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 18] naar [medeverdachte 4] en/of [naam 5] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
- op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
- op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 7] ;
- op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 10] ’).
- op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
- op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 3] (omschrijvingen: ‘Restant [adres 1] ’ en ‘Restant van restant’);
- op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 8] ;
- op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘ [adres 1] ’).
€ 330.000,--. [79] Onder het document ‘ [bedrijf 30] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [80]
- op 8 en 18 september 2017 werd door verdachte via de rekening van [bedrijf 2] respectievelijk € 2.000,-- en € 2.500,-- overgeboekt;
- op 21 september 2017 maakte verdachte € 5.000,-- over via [bedrijf 28] ;
- op 9 september 2017, 1, 7 en 20 november 2017, 20 december 2017 en 15 februari 2018 maakte [medeverdachte 2] via [bedrijf 3] respectievelijk € 8.000,--, € 12.100,--,
- op 20 september 2017 werd € 2.100,-- betaald door verdachte via [bedrijf 28] ;
- op 16 januari 2018 werd € 52,-- contant betaald;
- op 14, 19 en 21 februari 2018 werd respectievelijk € 1.874,--, € 1.500,-- en € 500,-- betaald door verdachte via [bedrijf 2] ;
- op 6 maart 2018 werd € 7.500,-- betaald door [medeverdachte 2] via [bedrijf 3] .
- door [bedrijf 41] BV (hierna: [bedrijf 41] BV) ( [rekeningnummer 19] ) werd € 30.000,00 overgemaakt (€ 15.000,-- op 27 november 2017 en € 15.000,-- op 15 december 2017);
- door [naam 17] ( [rekeningnummer 20] ) werd op 7 november 2017 € 16.000,-- overgemaakt;
- door [bedrijf 28] ( [rekeningnummer 21] ) werd op 28 september 2017 € 8.700,-- overgemaakt;
- door [bedrijf 42] ( [rekeningnummer 22] ) werd € 13.000,-- overgemaakt (€ 8.000,-- op 3 oktober 2017 en € 5.000,-- op 4 oktober 2017);
- door [naam 18] ( [rekeningnummer 23] ) werd € 85.925,-- overgemaakt (€ 48.000,-- op 21 november 2017, € 14.965,-- en € 6.015,-- op 30 januari 2018 en € 6.500 en € 9.945,-- op 6 februari 2018);
- door [bedrijf 43] GmbH (34352799) werd op 6 februari 2018 € 10.000,-- overgemaakt;
- door [naam 19] ( [rekeningnummer 24] ) werd € 95.000,-- overgemaakt (€ 46.650,-- en € 48.350,-- op 11 januari 2018);
- door [bedrijf 2] ( [rekeningnummer 1] ) werd € 2.000,-- overgemaakt;
- door [bedrijf 44] BV ( [rekeningnummer 25] ) werd € 59.550,-- overgemaakt (€ 20.000,-- op 31 oktober 2017, € 10.000,-- op 1 november 2017, € 15.000,-- op 8 november 2017 en € 14.550,-- op 10 november 2017).
€ 31.500,--. [138] Voornoemd kenteken stond van 21 juni 2017 tot en met 5 december 2017 op naam van [bedrijf 11] .
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van gewoontewitwassen;
medeplegen van witwassen.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
medeplegen van gewoontewitwassen;
medeplegen van witwassen;
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden;
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren.
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.