ECLI:NL:RBOVE:2023:4959

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
08-963568-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en witwassen van crimineel verkregen vermogen met betrekking tot diverse geldbedragen en voertuigen

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen en witwassen van crimineel verkregen vermogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden en ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van drie jaren. De verdachte is schuldig bevonden aan het witwassen van grote geldbedragen, in totaal meer dan € 500.000,-, door middel van verschillende constructies waarbij hij gebruik maakte van verscheidene ondernemingen en bankrekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders op verschillende momenten geldbedragen hebben overgemaakt en contant hebben gestort, waarbij de herkomst van deze bedragen niet kon worden verklaard. De verdachte heeft geen verifieerbare verklaring kunnen geven voor de herkomst van het geld, waardoor de rechtbank oordeelde dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de impact op de legale economie en het vertrouwen in het financiële systeem. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen spijt getoond. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de witwasconstructie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963568-18 (P)
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 en 24 oktober 2023 en 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. E.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 127.955,88, althans € 69.805,--(zaaksdossier A - verjaardagsfeest [naam 1] );
feit 2:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 357.149,95, althans de woning aan de [adres 1] (zaaksdossier B - aankoop van de woning aan de [adres 1] );
feit 3:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 408.927,71 (zaaksdossier B - verbouwingskosten van de woning aan de [adres 1] );
feit 4:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 66.500,--, althans een Land Rover, type Range Rover (zaaksdossier C - witwassen Land Rover Range Rover);
feit 5:zich, in de periode van 21 juni 2017 tot en met 5 december 2017, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 31.500,--, althans een Mercedes, type CLA 200 CDI (zaaksdossier F - witwassen Mercedes).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de onderzoeken 26Largo en 26Arcardia, waarin strafrechtelijk onderzoek werd gedaan naar de motorclub [club] als zijnde een criminele organisatie en het witwassen van crimineel verkregen vermogen door leden van [club] , werd een aantal verdachten aangemerkt als facilitators van dit witwassen. Hierop werd in 2018 onderhavig onderzoek met de naam 26Ederena opgestart. In dit onderzoek gaat het om de verdenking dat er geld is witgewassen bij de financiering van het 40-jarig verjaardagsfeest van (destijds) de President World van [club] (zaaksdossier A), bij de koop en de verbouwing van de woning aan de [adres 1] (zaaksdossier B) en bij de aanschaf en het gebruik van diverse voertuigen (zaaksdossiers C, E en F). De verdachten in dit onderzoek worden er onder andere van verdacht dat zij door middel van verschillende constructies, waarbij zij gebruik maakten van verscheidene ondernemingen en meerdere bank/bedrijfsrekeningen van deze ondernemingen, hebben geprobeerd de herkomst van de (vermoedelijk) criminele gelden te verhullen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, met dien verstande dat verdachte zich telkens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gewoontewitwassen van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde geldbedragen en/of de onder 4 en 5 ten laste gelegde voertuigen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair het standpunt ingenomen dat de stukken van de onderzoeken 13Oswego, 26Largo en 26Arcardia die zien op de inbeslagname en de rechtmatigheid daarvan, die de aanleiding vormden voor het onderzoek 26Ederena, niet in het dossier zitten, waardoor de aanleiding van het onderzoek niet kan worden gecontroleerd. Volgens de raadsman zijn de stukken ten onrechte niet gevoegd in onderzoek 26Ederena en daarom is sprake van een schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De verdediging meent dat de stukken die hieruit zijn voortgekomen om die reden dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd die niet door het Openbaar Ministerie (hierna ook: het OM) nader is onderzocht, en dat daarnaast het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Mocht de rechtbank wat betreft het onder 2 ten laste gelegde komen tot een bewezenverklaring, dan verzoekt de raadsman voorwaardelijk alsnog de reeds toegewezen getuige (en medeverdachte) [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) te horen.
Wat betreft het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman subsidiair gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij de financiering van de Land Rover, type Range Rover. Tot slot heeft de raadsman ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde subsidiair gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor enige betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Juridisch kader witwassen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er in de verschillende zaaksdossiers sprake is van witwassen.
Om te komen tot een bewezenverklaring van witwassen moet vaststaan dat de geldbedragen of goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. In bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat niet hoeft te worden bewezen door wie, wanneer en waar dit misdrijf is gepleegd. Het gronddelict hoeft dus niet bewezen te worden.
Voor het geval dit gronddelict niet uit het dossier blijkt, is in de jurisprudentie een toetsingskader ontwikkeld, om te beoordelen of een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’. Nu aan verdachte (en zijn medeverdachten) in onderhavige zaaksdossiers wordt verweten geldbedragen en goederen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen en goederen afkomstig zijn, zal de rechtbank dit toetsingskader hanteren.
Allereerst dient er sprake te zijn van een vermoeden van witwassen. Het OM moet feiten en omstandigheden aandragen die van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
Als er sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld of de goederen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Wanneer naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, dan is het bewijsvermoeden voldoende voor een bewezenverklaring van het onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen of goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Tot slot dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte opzet had op het witwassen, waarvoor voorwaardelijk opzet voldoende is.
3.4.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In het kader van onderzoek 13Oswego heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in het pand aan de [adres 2] . Bij deze doorzoeking is onder andere een laptop aangetroffen en in beslag genomen.
Bij brief van 13 juni 2018 is door de officier van justitie van het onderzoek 13Oswego ingevolge artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering (Sv) toestemming gegeven aan de officier van justitie van het onderzoek 26Ederena voor het gebruik van onderzoeksgegevens die zijn verkregen uit het opnemen van telecommunicatie en uit de inbeslagname van (digitale) gegevensdragers, telefoons en andere bescheiden.
De raadsman heeft, kort gezegd, aangevoerd dat het dossier geen stukken van het onderzoek 13Oswego bevat die zien op de doorzoeking en de inbeslagname, waardoor niet valt te verifiëren hoe dit onderzoek en de doorzoeking tot stand is gekomen, welke toestemming er was, waar het een en ander is aangetroffen en waarom de laptops in beslag zijn genomen. Omdat hierdoor de rechtmatigheid van de verkrijging niet kan worden gecontroleerd, moeten in de visie van de verdediging alle stukken die zijn voortgekomen uit het beslag inzake 13Oswego worden uitgesloten van het bewijs. Verder heeft de raadsman gesteld dat dit ook geldt voor de informatie verkregen uit de onderzoeken 26Largo en 26Arcardia.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het dossier voldoende informatie geeft om de herkomst van de stukken te duiden en dat door de verdediging geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die een begin van aannemelijkheid van onregelmatigheden of onrechtmatigheden meebrengen.
De rechtbank is van oordeel dat de processen-verbaal van onderzoek 13Oswego moeten worden gevoegd in het dossier van onderzoek 26Ederena als dat voor de toetsing van de rechtmatigheid van het vooronderzoek van belang is, maar enkel indien en voor zover die voor het onderzoek van de zaak van betekenis zijn. De verdediging dient daarvoor feiten en/of omstandigheden aan te voeren waaruit een begin van aannemelijkheid kan blijken dat er in de andere onderzoeken sprake is van onregelmatigheden of onrechtmatigheden die voor het onderzoek 26Ederena van betekenis kunnen zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging dit niet, althans onvoldoende heeft gedaan. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdediging ook ten aanzien van de onderzoeken 26Largo en 26Arcardia geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen waaruit een begin van aannemelijkheid blijkt dat in die onderzoeken sprake was van een onregelmatigheid of onrechtmatigheid. De rechtbank verwerpt daarom ook dat verweer.
3.4.3
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.4
Zaaksdossier A: 40-jarig verjaardagsfeest
3.4.4.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 februari 2017 heeft het 40-jarig verjaardagsfeest van (destijds) de President World [club] plaatsgevonden in [plaats 1] . Voor dit feest werden onder andere een selfie mirror, water projectie en watereffecten gehuurd en meerdere bekende artiesten geboekt. Het feest heeft in totaal ongeveer € 127.955,88 gekost. Uit onderzoek is gebleken dat de kosten van dit feest via verschillende bedrijfsrekeningen zijn betaald, die voor een groot deel gevoed zijn door contante storingen. Hierdoor ontstond bij het OM het vermoeden dat er met de betaling van dit feest geld met een criminele herkomst is witgewassen.
Voor de organisatie van dit feest werd het bedrijf [bedrijf 1] VOF (hierna: [bedrijf 1] ) ingeschakeld. De facturen (op een aantal na) werden uiteindelijk, nadat er geldbedragen via verschillende bedrijfsrekeningen naar [bedrijf 1] werden overgemaakt, door [bedrijf 1] betaald. [2]
Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij het, vanaf de door hem beheerde bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 1] ) ten name van [bedrijf 2] BV (hierna: [bedrijf 2] ), overboeken van € 35.000,-- en € 10.000,-- op respectievelijk 20 en 24 januari 2017 naar de bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 2] ) van [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) en het overboeken van € 8.000,--, € 4.805,-- en € 12.000,-- op 14 en 20 maart 2017 naar de bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 3] ) van [bedrijf 4] BV (hierna: [bedrijf 4] ).
[bedrijf 2] ( [bedrijf 5] ) is door getuige [getuige 1] namens verdachte opgericht [3] en richt zich volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) op de groothandel in en verwerking van bloemen en planten en de bemiddeling in de handel van bloemen en planten op commissiebasis. [4] Verdachte is de uiteindelijke bestuurder van [bedrijf 2] . [5] Sinds de oprichting van [bedrijf 2] is er geen jaarrekening ingediend bij de KvK. Namens [bedrijf 2] is voor het jaar 2016 een totale omzet opgegeven van € 1.347, voor 2017 € 1.090 en van 2018 is geen omzet bekend. Verder werd namens de vennootschap geen aangifte gedaan van vennootschapsbelasting en werden er ambtshalve aanslagen en verzuimboetes opgelegd. [6] Op de bankrekening van [bedrijf 2] vonden jaarlijks de volgende af- en bijschrijvingen en contante stortingen plaats. [7]
Jaar
Afgeschreven
Bijgeschreven
Contante stortingen
2016
€ 125.341,22
€ 126.876,03
€ 79.430,--
2017
€ 1.055.695,79
€ 1.066.790,65
€ 370.322,48
2018
€ 58.942,--
€ 46.312,33
€ 477,77
Totaal
€ 1.239.979,01
€ 1.239.979,01
€ 450.240,25
De ING-bank heeft in haar onderzoeksrapport van 18 april 2018 geschreven dat zij vermoedt dat de bankrekening van [bedrijf 2] is gebruikt bij het witwassen van crimineel geld. ING heeft de rekening van [bedrijf 2] daarom opgezegd. Verdachte stond al in het interne verwijzingsregister en werd geweerd als klant, omdat hij volgens de ING in 2016 betrokken zou zijn geweest bij factuurfraude. [8]
Op 18 januari 2017 maakte het bedrijf [bedrijf 6] BV € 37.050,25 over naar de bankrekening van [bedrijf 7] NV (hierna: [bedrijf 7] ), waarop [bedrijf 7] diezelfde dag € 37.000,-- overmaakte naar de bankrekening van [bedrijf 2] , met de omschrijving ‘Overeenkomst [bedrijf 8] ’. [9] [bedrijf 2] maakte vervolgens op 20 januari 2017 € 35.000,-- over op de rekening van [bedrijf 3] , met de omschrijving ‘Tbv dossier [nummer 1] ’. [10]
Voorafgaand aan de tweede overboeking werd op 24 januari 2017 € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] [11] , waarna dit bedrag vervolgens op 25 januari 2017 naar [bedrijf 3] is overgemaakt. [12]
Het bedrijf [bedrijf 6] BV richt zich op het exploiteren van meldkamers voor bewaking en beveiliging, het geven van adviezen op het gebied van alarm- en inbraakbeveiliging, particuliere beveiliging, (VIP) chauffeursdiensten, brandwacht en de
kleinhandel in aanverwante producten en kleding. [13]
[bedrijf 7] houdt zich bezig met het in opdracht van derden, alsmede in eigen beheer en belang, verlenen van consultancy op (hoog) bestuurlijk niveau, zoals (maar niet uitsluitend) internationaal vennootschapsrechtelijk, zowel voor overheid- als bedrijfsleven. [14] Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is de in Hong Kong, China, gevestigde [bedrijf 9] Limited. [15]
De [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) is een administratiekantoor voor aandelen en obligaties en het beheer van [naam 4] . De bestuurder van [bedrijf 3] is Stichting [bedrijf 3] [16] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) de bestuurder is. [17] [medeverdachte 2] heeft namens [bedrijf 3] voornoemde bedragen overgemaakt naar [bedrijf 1] . [18] Dit deed hij in opdracht van verdachte en kreeg hiervoor betaald. [19]
Op 11 maart 2017 werd er € 7.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] en op 13 maart 2017 € 12.600,--. [20] Vervolgens werd op 14 maart 2017 € 8.000,-- en € 4.805,-- overgemaakt vanaf [bedrijf 2] naar de rekening van [bedrijf 4] . [21]
Op 14 maart en 17 maart 2017 werd er respectievelijk € 14.000,-- en € 2.027,85 contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] [22] , waarna op 20 maart 2017 € 12.000,-- werd overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 4] . [23]
Met deze geldbedragen werd door [bedrijf 2] de factuur van 20 februari 2017 van [bedrijf 4] voor een bedrag van € 24.805,-- ten behoeve van het 40-jarige verjaardagsfeest betaald. Deze factuur werd op 29 februari 2017 aan verdachte op het e-mailadres [e-mailadres 1] gemaild. [24]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] werd een iPad aangetroffen en in beslag genomen. [25] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat dit zijn iPad is. [26] Op deze iPad is in de mailbox van het e-mailadres [e-mailadres 2] een e-mail van 25 september 2017 aangetroffen, afkomstig van het mailadres [e-mailadres 3] , verzonden aan [e-mailadres 2] , met als onderwerp "FW: boekhouden". De e-mail was afkomstig van het mailadres [e-mailadres 4] . Als bijlage bij deze e-mail zat het Excelbestand "boekhouding.xlsx", dat op 23 september 2017 is aangemaakt. Onder het tabblad ‘BVBASTR’ staan bedragen met daarachter [bedrijf 4] en die corresponderen met bedragen die zijn overgemaakt vanaf de rekening van [bedrijf 2] aan het bedrijf [bedrijf 4] BV, ten behoeve van het 40-jarig verjaardagsfeest. [27] [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat [e-mailadres 3] zijn e-mailadres is, dat hij daar af en toe gebruik van maakt en dat verder niemand gebruik maakt van dit adres. [28]
3.4.4.2 Toepassen toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen, nu uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat er grote, branchevreemde, overboekingen plaatsvonden tussen diverse bedrijven die niets te maken lijken te hebben met de organisatie van het verjaardagsfeest en die overigens ook geen redelijk bedrijfseconomisch doel kunnen dienen. Daarnaast zijn er aan de overboekingen van 25 januari 2017, 14 en 20 maart 2017 contante stortingen van grote geldbedragen voorafgegaan. Er zijn geen facturen die verklaren waarom de transacties hebben plaatsgevonden. Deze manier van werken sluit aan bij de typische vorm van witwassen, waarbij geld wordt rondgepompt door veelvuldige overschrijvingen tussen verschillende bank/bedrijfsrekeningen. Credit en debet verrichtingen volgen elkaar, om onverklaarbare redenen, in hoog tempo op en saldi gaan in één maand van nul naar een zeer hoog geldbedrag en weer terug. Bij de ten laste gelegde overboekingen gebeurde dit zelfs op dezelfde dag of binnen enkele dagen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank bij de overboekingen sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft met betrekking tot de overboekingen verklaard dat hij in die tijd is benaderd door [bedrijf 1] , de organisator van het feest omdat hij wel eens administratieve diensten verleende. [bedrijf 1] had een probleem om toeleveranciers te betalen, omdat zij enkel contant geld had en dit door de toeleveranciers niet werd geaccepteerd. Dit contante geld zou door leden van motorclub [club] zijn ingezameld. Verdachte had naar eigen zeggen op dat moment geen reden om te vermoeden dat dit geld uit misdrijf afkomstig zou kunnen zijn. Verdachte heeft daarom aangeboden het contante geld aan te nemen en dit op de bankrekening van [bedrijf 2] te storten. Het geld werd in enveloppen naar verdachte gebracht waarna hij het op de bankrekening van [bedrijf 2] stortte en het vervolgens overmaakte.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij problemen had om het contante geld giraal te maken. In een gesprek met [medeverdachte 4] (hierna: [naam 3] ), medeverdachte in zaaksdossier B, gaf [naam 3] aan dat zijn bedrijf [bedrijf 7] om contant geld verlegen zat. Hierop heeft verdachte aan [naam 3] € 37.000,-- in contanten gegeven en [naam 3] heeft daarvan € 35.000,-- via de bankrekening van [bedrijf 7] overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 2] .
De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar een verklaring heeft afgelegd, maar dat deze verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar is. Zo heeft verdachte nagelaten namen te noemen van de [club] -leden van wie hij de enveloppen met contante geldbedragen zou hebben ontvangen en hoe dit in zijn werk ging. Verder vindt de verklaring van verdachte geen steun in het dossier en is bovendien onaannemelijk, nu het contante geld eerst op de bankrekening van [bedrijf 2] werd gestort, alvorens het, al dan niet via de rekening van [bedrijf 3] , werd overgeboekt naar de bankrekeningen van [bedrijf 1] en [bedrijf 4] . Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven wat de achterliggende gedachte van deze constructie was. Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte er niet in is geslaagd om een concrete en verifieerbare verklaring te geven dat het geld geen criminele herkomst heeft, kan worden bewezen verklaard dat de ten laste gelegde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Door met deze geldbedragen betalingen te doen voor het verjaardagsfeest van de President World [club] , door middel van de bedrijfsrekening van [bedrijf 2] , werd de werkelijke herkomst van het geld verhuld
De raadsman heeft aangevoerd dat het bedrag dat afkomstig was van [bedrijf 7] geen criminele herkomst heeft. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet te verifiëren is. Bovendien strookt dit niet met de verklaring van verdachte dat aan de overboeking van [bedrijf 7] aan [bedrijf 2] een contant geldbedrag ten grondslag lag. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet had op het witwassen van de geldbedragen. Immers heeft verdachte grote contante geldbedragen op de rekening van [bedrijf 2] gestort en dat ten behoeve van het 40-jarig verjaardagsfeest van de President World [club] overgeboekt naar de rekeningen van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , zonder dat er een duidelijke reden was om dit vervolgens via de bankrekening van [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] te laten betalen. Verdachte heeft dit gedaan zonder dat hij heeft onderzocht of gevraagd wat de herkomst was van de geldbedragen en ook geen verklaring kan geven voor de te volgen route van het geld. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat er in de ten laste gelegde periode nog niet zoveel te doen was over [club] , waardoor hij er geen vraagtekens bij de geldbedragen hoefde te zetten. In de media werd destijds breed uitgemeten dat er in 2016 een strafrechtelijk onderzoek naar motorclub [club] was opgestart, omdat leden van [club] in verband werden gebracht met ernstige strafbare feiten zoals afpersing, geweld, wapenbezit en drugshandel. Bovendien werd er al vanaf 2012 (strafrechtelijk) onderzoek gedaan naar meerdere outlaw motorcycle gangs (OMG’s), zoals [club] . Het had dus op de weg van verdachte gelegen om nader onderzoek te doen, voordat hij hieraan meewerkte. Dit alles maakt dat verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geld van misdrijf afkomstig was en dat sprake was van het witwassen van crimineel geld.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen verklaard. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] , door samen met [medeverdachte 2] ervoor te zorgen dat het contante geld, dat op de rekening van [bedrijf 2] werd gestort en via de rekening van [bedrijf 3] werd overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 1] , werd witgewassen. Deze nauwe en bewuste samenwerking blijkt ook uit het mailcontact dat verdachte had met [medeverdachte 2] , waarin verdachte opdracht gaf aan [medeverdachte 2] om het geld vanaf de rekening van [bedrijf 3] over te maken naar [bedrijf 1] . Verdachte heeft zich dus tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan het witwassen van geld met een criminele herkomst.
Gewoonte
Gelet op de duur en de frequentie van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.4.4.3 Conclusie
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van witwassen van in totaal € 69.805,--, door de herkomst van dat geld te verhullen en heeft verborgen/verhuld wie die rechthebbende op die geldbedragen was en dat geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader [medeverdachte 2] wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, en van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor betrokkenheid bij het witwassen van het eveneens ten laste gelegde hogere geldbedrag.
3.4.5
Zaaksdossier B: de aankoop en verbouwing van de woning aan de [adres 1]
Zaaksdossier B gaat over de aankoop en de verbouwing (en inrichting) van de woning aan de [adres 1] . Aan verdachte zijn deze feiten apart van elkaar ten laste gelegd: de aankoop als feit 2 en de verbouwing (en inrichting) als feit 3. Omdat deze feiten sterk met elkaar samenhangen en elkaar opvolgen zullen deze feiten waar mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
3.4.5.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aankoop van de woning
Op 30 januari 2017 heeft er via een makelaar een bezichtiging plaatsgevonden in de woning aan de [adres 1] . Deze bezichtiging is aangevraagd door ene “ [naam 2] ”, met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en het e-mailadres [e-mailadres 5] . Deze bezichtiging heeft geleid tot de aankoop van de woning. [29]
Het koopcontract is op 10 februari 2017 door verdachte namens [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] ) getekend. [30] [bedrijf 10] is een uitzendbureau dat zich bezighoudt met het detacheren van personeel en het bemiddelen bij het tot stand komen van arbeidsovereenkomsten. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 10] is [bedrijf 11] B.V. [31] , waarvan verdachte bestuurder en enig aandeelhouder is. [32]
[medeverdachte 1] heeft op 10 april 2017 via het e-mailadres [e-mailadres 6] [33] een oude akte van levering van de woning aan de [adres 1] opgevraagd bij Kadasterdata. [34]
Op 14 maart 2017 werd een ingebrekestelling aan verdachte gestuurd, omdat diens vennootschap [bedrijf 10] de woning niet had afgenomen op 6 maart 2017. [35] Uiteindelijk is de woning aan de [adres 1] op 13 april 2017 aan [bedrijf 10] geleverd. Bij deze transactie werd [bedrijf 10] vertegenwoordigd door verdachte. De levering vond plaats bij notariskantoor [bedrijf 12] . [36] Naast de koopsom is ook nog een bedrag van
€ 7.885,95 aan bijkomende kosten en overdrachtsbelasting alsmede een bedrag van
€ 19.294,-- aan boete en meerkosten betaald. Het totale aankoopbedrag van de woning bedroeg € 357.149,95. [37]
De kosten voor de woning zijn door [medeverdachte 2] [38] in negen overboekingen via rekening [rekeningnummer 2] van [bedrijf 3] overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 4] van (notaris) [naam 4] (hierna: [naam 4] ). [39]
Zo maakte [medeverdachte 2] op 8 maart 2017 € 33.000,-- en € 7.855,95 over van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [40] Aan deze overboekingen gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 5] van de Engelse vennootschap [bedrijf 13] LTD (hierna: [bedrijf 13] ) naar rekening [rekeningnummer 6] van [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ) (omschrijving: ‘ [rekeningnummer 7] ’);
  • op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 3] (omschrijving ‘Doessier [nummer 2] ’);
  • op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 13] naar rekening [rekeningnummer 8] van [bedrijf 15] BV (hierna: [bedrijf 15] );
  • op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 15] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Dossier [nummer 2] ’).
[bedrijf 14] richt zich op advisering op het gebied van beveiligingssystemen en daarnaast op installatie en onderhoud. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 14] is [medeverdachte 3] . [42] [medeverdachte 3] is ook bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 15] . Dit bedrijf richt zich op operational lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, het in- en verkopen van auto’s het verhuren en verleasen van auto’s, de im- en export van auto’s en de bijbehorende financiering. [43]
Van de overboekingen van [bedrijf 13] naar [bedrijf 14] en van [bedrijf 14] naar [bedrijf 3] is door de Rabobank een MOT-melding (Melding Ongebruikelijke Transactie) gedaan bij de FIU (Financial Intelligence Unit). Hierop is [medeverdachte 3] door de Rabobank uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek werd [medeverdachte 3] vergezeld door [medeverdachte 2] , die in het gesprek de leiding nam. [44]
Volgens de Engelse KvK was [bedrijf 13] een financieel intermediair die sinds 7 juli 2017 in staat van faillissement verkeerde en op 18 oktober 2018 is opgeheven. [45]
Op 23 maart 2017 maakte [medeverdachte 2] € 50.000,-- over van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [46] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 9] van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
  • op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar rekening [rekeningnummer 14] van [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
  • op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar rekening [rekeningnummer 10] van [bedrijf 16] BV (hierna: [bedrijf 16] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 3] ’);
  • op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 11] van [bedrijf 17] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘ [nummer 4] ’);
  • op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 12] van de Ierse [naam 6] naar [medeverdachte 4] en/of [naam 5] (omschrijvingen: ‘ [nummer 5] ’, ‘ [nummer 6] ’ en ‘ [nummer 7] ’);
  • op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
  • op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar [bedrijf 16] (omschrijvingen: ‘Factuur [nummer 8] ’ en ‘Factuur [nummer 9] ’);
  • op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar rekening [rekeningnummer 15] van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 18] GmbH (hierna: [bedrijf 18] );
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 18] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
  • op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar rekening [rekeningnummer 13] van [bedrijf 2] (telkens omschrijving: ‘Overeenkomst [bedrijf 19] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 2] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 14] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 10] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Dossier [adres 1] ’).
[bedrijf 7] houdt zich bezig met het in opdracht adviseren en verlenen van consultancy op (hoog) bestuurlijk niveau, zoals (maar niet uitsluitend) internationaal vennootschapsrechtelijk, zowel voor overheids- als bedrijfsleven. [48] Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is de in Hong Kong, China, gevestigde [bedrijf 9] Limited, waar medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) bestuurder van is. Tot 25 september 2014 was [naam 3] , vader van medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), bestuurder en enig aandeelhouder. Tot 1 februari 2016 was [naam 5] , de ex-partner van [medeverdachte 4] , gevolmachtigde. Van [bedrijf 7] zijn sinds de oprichting in 2013 geen jaarrekeningen gedeponeerd en [bedrijf 7] verkeert sinds 6 november 2018 in staat van faillissement. Van de bankrekening van [bedrijf 7] zijn in 2017 (onder andere) geldbedragen ontvangen van en overgeboekt naar diverse privérekeningen van [medeverdachte 4] . [49]
[bedrijf 16] richt zich op de dienstverlening, advisering en uitvoering van werkzaamheden op het gebied van veiligheidsmanagement, personenstromenanalyse en de preventie en beheersing van massapaniek. [medeverdachte 4] is sinds 20 juni 2016 directeur. Vanaf 24 april 2017 is [bedrijf 20] BVBA enig aandeelhouder, waarvan [medeverdachte 4] directeur is. Voor 24 april 2017 was dit [naam 7] . [50]
Zoals onder paragraaf 3.4.4.1 met betrekking tot zaaksdossier A uiteengezet richt [bedrijf 2] zich op de bloemenhandel [51] en is verdachte de (uiteindelijke) bestuurder. [52] Er zijn van [bedrijf 2] geen jaarrekeningen bekend en het bedrijf heeft in de jaren 2016, 2017 en 2018 vrijwel geen omzet gehad. [53] In de jaren 2016 tot en met 2018 werd er in totaal een bedrag van € 1.239.979,01 bijgeschreven op de rekening van [bedrijf 2] , wat vervolgens ook weer werd afgeschreven, waardoor het saldo op 2 juli 2018 € 0,-- bedroeg. [54] Verder bestond bij de ING-bank het vermoeden dat [bedrijf 2] is gebruikt bij witwassen, waardoor de bankrekening is opgezegd. Verdachte zelf stond al in het verwijzingsregister van de ING en werd geweerd als klant vanwege betrokkenheid bij factuurfraude. [55]
Op 27 maart 2017 werd door [medeverdachte 2] € 100.000,-- overgemaakt van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [56] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 21] BV;
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 21] BV naar [bedrijf 2] (omschrijving: investering [bedrijf 10] );
  • op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 22] BV naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
€ 3.000,-- contant gestort op bankrekening van [bedrijf 14] ( [rekeningnummer 16] en [rekeningnummer 6] );
- op 24 en 27 maart 2017 werd respectievelijk € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,-- en
€ 12.900,-- overgemaakt door [bedrijf 14] ( [rekeningnummer 16] en [rekeningnummer 6] ) naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 10] ’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 15] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 17] van [medeverdachte 3] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [medeverdachte 3] naar [bedrijf 15] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 15] naar [bedrijf 2] (omschrijving: investering [bedrijf 10] );
  • op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 2] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 3] .
[medeverdachte 2] heeft op 30 maart 2017 € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [58] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 23] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 2] (omschrijving: Investering [bedrijf 24] );
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 2] € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘ [adres 1] dossier’).
Vervolgens maakte [medeverdachte 2] op 4 april 2017 € 30.000 over van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [60] Hieraan zijn de volgende transacties voorafgegaan:
  • op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 2] ;
  • op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 8] (zijnde de zoon van verdachte);
  • op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
  • op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 2] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 3] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres 1] ’).
Op 7 april 2017 heeft [medeverdachte 2] € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [62] Hieraan zijn de volgende overboekingen voorafgegaan:
  • op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 14] ;
  • op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 10] );
  • op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 8] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar [bedrijf 2] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
  • op 7 april 2017 maakte [bedrijf 2] € 30.000 over naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
[medeverdachte 2] maakte op 10 april 2017 € 67.000,-- over van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [64] Hier zijn de volgende transacties aan voorafgegaan:
  • op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 18] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 16] ;
  • op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 25] BVBA (hierna: [bedrijf 25] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 10] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 18] naar [bedrijf 25] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 25] ;
  • op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 25] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 10] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 26] BV (hierna: [bedrijf 26] );
  • op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van [bedrijf 26] naar [bedrijf 18] (omschrijving: ‘Factuur [nummer 11] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 27] ;
  • op 10 april 2017 maakte [bedrijf 27] € 9.750,-- over naar [bedrijf 18] ;
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 9] (dochter van medeverdachte [medeverdachte 4] );
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 9] naar [medeverdachte 4] en/of [naam 5] ;
  • op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 18] naar [medeverdachte 4] en/of [naam 5] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
  • op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 7] ;
  • op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 10] ’).
Ten tijde van de overboekingen hield [bedrijf 26] BV zich bezig als internationaal opererend adviesbureau op het gebied van (maar niet uitsluitend) risicobeheersing, risicomanagement en risicoanalyse voor internationale rechtsvormen. Directeur en enig aandeelhouder is [medeverdachte 4] . Na 2015 zijn er geen jaarrekeningen gedeponeerd en sinds 28 oktober 2017 is [bedrijf 26] in staat van faillissement. [66] In het faillissementsverslag wordt vermeld dat het bedrijf betrokken zou zijn bij internationale factuurfraude in 2017. Tussen augustus 2016 en juli 2018 wordt in totaal € 3.869.833,90 bijgeschreven en € 3.869.822,22 afgeschreven. [67]
[bedrijf 20] houdt zich bezig met de verkoop, bemiddeling, investering en advisering in financiële (im)materiele activa en de koop, verkoop en handel in non-food. [medeverdachte 4] is zaakvoerder. [bedrijf 25] is sinds 5 december 2017 in staat van faillissement en op 18 september 2018 opgeheven. [68]
Tot slot heeft [medeverdachte 2] op 13 april 2017 € 19.294,-- overgemaakt van [bedrijf 3] naar [naam 4] . [69] Aan deze overboeking gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
  • op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 3] (omschrijvingen: ‘Restant [adres 1] ’ en ‘Restant van restant’);
  • op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 8] ;
  • op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 8] naar [bedrijf 3] (omschrijving: ‘ [adres 1] ’).
De woning is vervolgens op 28 september 2017 door [bedrijf 10] voor € 330.000,-- verkocht en geleverd aan de Belgische vennootschap [bedrijf 28] BVBA (hierna: [bedrijf 28] ). Bij deze transactie werd [bedrijf 10] vertegenwoordigd door [medeverdachte 2] , die schriftelijk gevolmachtigd was. De koopprijs is voldaan door verrekening in rekeningcourant, waardoor de verplichting tot betaling van de koopprijs teniet is gegaan. [71]
[bedrijf 28] is een bedrijf dat zich richt op eigen ontwikkeling, invoer, doorvoer en uitvoer van en de handel, zowel groot- als kleinhandel, in alle elektrische en elektronische toestellen en onderdelen. Van 24 maart 2017 tot 30 september 2017 was verdachte zaakvoerder van [bedrijf 28] , vanaf 1 oktober 2017 tot 9 augustus 2018 was dat [medeverdachte 2] en vanaf 9 augustus 2018 was dit wederom verdachte. Uit onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 28] blijkt dat er geen financiële relatie dan wel een rekeningcourantverhouding is tussen [bedrijf 28] en [bedrijf 10] . Verder is [bedrijf 28] niet actief in het economische verkeer en ontplooit [bedrijf 28] geen bedrijfsactiviteiten. [72]
Op 23 maart 2018 is de woning door [bedrijf 28] verkocht en geleverd aan de Belgische rechtspersonen [bedrijf 29] NV (hierna: [bedrijf 29] ) en [bedrijf 30] BVBA (hierna: [bedrijf 30] ) voor een bedrag van € 450.000,--. Bij deze transactie werden [bedrijf 28] en [bedrijf 29] vertegenwoordigd door [medeverdachte 2] en [bedrijf 30] door medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ). De koopsom ,waarvan elke koper € 225.000,-- moest voldoen, werd omgezet in een geldlening (rekeningcourant) die iedere koper schuldig bleef aan de verkoper. Bij deze koop werd geen hypotheek gevestigd. [73] De notaris waar de levering plaatsvond heeft van deze levering een MOT-melding gedaan bij de FIU. [74]
[bedrijf 29] richt zich op de aankoop, verkoop, beheer en exploitatie van al dan niet bebouwde onroerende goederen in België en in het buitenland. Vanaf 1 oktober 2017 tot 12 september 2018 was [medeverdachte 2] zaakvoerder van [bedrijf 29] en vanaf 12 september 2018 was dat [medeverdachte 5] . [75] Uit de laatste vermelding in het aandeelhoudersregister blijkt dat alle aandelen van [bedrijf 29] in het bezit zijn van [bedrijf 31] (hierna: [bedrijf 31] ). Daarvoor waren deze aandelen in het bezit van [bedrijf 32] (hierna: [bedrijf 32] ). De aandelen zijn door [medeverdachte 2] , als bestuurder van [bedrijf 32] , verkocht en overgedragen aan [bedrijf 31] , waarvan [medeverdachte 2] ook bestuurder was. Deze transactie vond plaats met gesloten beurs. Van 12 april 2018 tot en met 3 september 2018 was [medeverdachte 2] bestuurder van [bedrijf 31] en sinds 3 september 2018 is dat [naam 10] (hierna: [naam 10] ). Dit is een zwager van [medeverdachte 1] . Vanaf een bankrekening van [bedrijf 29] werden ten behoeve van de woning aan de [adres 1] betalingen gedaan aan Essent, Evides Waterbedrijf, Ziggo en een verzekeringsmaatschappij. [76]
De Belgische vennootschap [bedrijf 30] houdt zich bezig met activiteiten van een holdingmaatschappij in de ruimste zin van het woord. Sinds 20 maart 2018 is [medeverdachte 5] zaakvoerder van [bedrijf 30] . Daarvoor waren [bedrijf 33] BVBA (hierna: [bedrijf 33] BVBA) (waarvan [naam 11] (hierna: [naam 11] ) directeur is) en [naam 11] samen de zaakvoerders. Aandeelhouders bij oprichting waren [bedrijf 33] BVBA en [bedrijf 34] , waarvan [naam 11] de directeur is. Op 20 maart 2018 zijn alle aandelen van [bedrijf 30] voor € 1,-- verkocht aan [bedrijf 32] , waarvan [medeverdachte 2] op dat moment bestuurder was. De koopovereenkomst is namens de verkopers ondertekend door de gevolmachtigde [medeverdachte 5] .
Vervolgens werden de aandelen van [bedrijf 30] op 16 april 2018 door [bedrijf 32] voor
€ 1,-- verkocht aan [bedrijf 35] (hierna: [bedrijf 35] ), waarvan [medeverdachte 2] en [naam 10] op dat moment bestuurders waren. Vanaf 3 september 2018 is alleen [naam 10] bestuurder. Op de bankrekening van [bedrijf 30] werd in totaal € 7.410,-- bij- en afgeschreven. [77]
Bij diverse doorzoekingen werd (digitaal) het document ‘vaststellingsovereenkomst tot vereffening, tevens houdende akte van cessie d.d. 18 juni 2018’ aangetroffen. Deze akte van cessie betreft onder andere de schuldverhoudingen tussen [bedrijf 29] en [bedrijf 28] en [bedrijf 10] en [bedrijf 28] , waarbij de woning aan de [adres 1] een belangrijk onderdeel vormt en [medeverdachte 2] handelt als bevoegd bestuurder van [bedrijf 29] en verdachte handelt namens [bedrijf 10] en [bedrijf 28] . In dit document staat onder meer dat de hele schuldverhouding die is ontstaan tussen [bedrijf 28] en [bedrijf 29] over en weer is kwijtgescholden vanwege een lening van € 75.000,--, die [medeverdachte 2] zou hebben verstrekt aan [bedrijf 10] en verdachte. Deze lening is niet terug te vinden in de transactieoverzichten van de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en verdachte. Verder staat in het document dat de aandelen van [bedrijf 29] door middel van (gefingeerde) leningen is overgegaan naar [bedrijf 31] . Uit een akte van cessie van 21 juni 2018, blijkt dat [medeverdachte 2] 19,7 procent van het aandelenpakket van [bedrijf 29] , dat hij persoonlijk in zijn bezit heeft, overdraagt aan [bedrijf 31] . [78]
Op de NAS (Network Attached Storage) van [medeverdachte 2] werden de documenten ‘Organisatie’ en ‘ [bedrijf 30] ’ aangetroffen waarin scenario’s staan uitgewerkt met betrekking tot de eigendom van de woning aan de [adres 1] . In het eerste document worden vijf scenario’s uitgewerkt om de eigendom van de woning over te laten gaan, waarbij ook de voor- en nadelen worden benoemd. Bij de laatste scenario wordt onder meer als voordeel voor een lening bij een bank aangegeven dat er op die manier een legitieme verklaring is voor
€ 330.000,--. [79] Onder het document ‘ [bedrijf 30] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [80]
Uit onder meer observaties en tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 1] niet is geëmigreerd, maar dat hij samen met zijn (ex-)partner [naam 12] (hierna: [naam 12] ) en zoon, sinds ongeveer 15 oktober 2018 in de woning aan de [adres 1] woont. [81]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] werd het document ‘Gebruikersovereenkomst van de woning aan de [adres 1] van 1 oktober 2018’ aangetroffen. In deze overeenkomst, die onder meer is ondertekend door [naam 12] , is bepaald dat [naam 12] en haar gezin een jaar om niet gebruik mochten maken van de gemeubileerde en gestoffeerde woning. Zij moest alleen de kosten voor gas, water en elektriciteit van € 225,-- per maand te betalen. Dit bedrag moest worden overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 29] . [82] Uit de bankafschriften van de rekening van [bedrijf 29] blijkt dat dit bedrag nooit door [naam 12] is betaald. [83] Deze gebruikersovereenkomst is opgemaakt door [naam 13] (hierna: [naam 13] ) [84] , in opdracht van [medeverdachte 5] en in overleg met [medeverdachte 1] . [85]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] werd een iPad aangetroffen en in beslag genomen. [86] [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat dit zijn iPad is. [87] Op deze iPad is in de mailbox van het e-mailadres [e-mailadres 2] een e-mail van 25 september 2017 aangetroffen, afkomstig van het mailadres [e-mailadres 3] , verzonden aan [e-mailadres 2] , met als onderwerp "FW: boekhouden". De e-mail was afkomstig van het mailadres [e-mailadres 4] . Als bijlage bij deze e-mail zat het Excelbestand "boekhouding.xlsx", dat op 23 september 2017 is aangemaakt. Onder het tabblad ‘Huis’ staan posten die te herleiden zijn naar de koop en verbouwing van de woning aan de [adres 1] . De bedragen en namen die onder dat tabblad staan komen overeen met de factuurbedragen bij diverse bedrijven. [88] [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat [e-mailadres 3] zijn e-mailadres is, dat hij daar af en toe gebruik van maakt en dat verder niemand anders gebruikmaakt van dit adres. [89]
Verbouwing en inrichting van de woning
Nadat de woning aan de [adres 1] was gekocht is die ingrijpend verbouwd en ingericht. Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft op verzoek van verdachte een vergunningstekening voor de uitbouw van de woning gemaakt. Hij moest deze tekening maken voor [medeverdachte 1] , omdat [medeverdachte 1] het huis wilde kopen. [90] [getuige 2] heeft deze bouwtekening op 5 maart 2017 per e-mail aan verdachte toegezonden [91] , die de bouwtekening vervolgens op 6 maart 2017 naar [medeverdachte 1] heeft gemaild. [92]
De bouwbegeleiding werd namens [bedrijf 36] BV (hierna: [bedrijf 36] ) gedaan door getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), die in eerste instantie contact had met verdachte, namens [bedrijf 28] . Later werd dit contact overgenomen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de toekomstige bewoner worden van de woning en hij nam dan ook de beslissingen over de woning. [93] De opdrachtbevestiging voor de bouwbegeleiding is door verdachte namens [bedrijf 28] getekend. [94] [getuige 3] heeft op 2 juni 2017 de offerte voor de bouwbegeleiding naar verdachte gemaild [95] , die de offerte vervolgens op 3 juni 2017 heeft doorgemaild naar [medeverdachte 1] . [96]
Op 1 november 2017 liet [medeverdachte 2] per mail aan [getuige 3] weten dat hij, [medeverdachte 2] , tot zaakvoerder van [bedrijf 28] is benoemd om de belangen van verdachte te behartigen. [97]
In het dossier komt naar voren dat de verbouwing en inrichting van de woning in totaal ongeveer € 408.927,71 heeft gekost.
Voor de bouwbegeleiding werden vier facturen van [bedrijf 36] op rekeningnummer [rekeningnummer 18] betaald van in totaal € 10.779,96. De factuur van 30 juni 2017 met een bedrag van € 774,80 werd op 10 juli 2017 door [medeverdachte 2] (via de rekening van [bedrijf 3] ) betaald. Van de factuur van 11 augustus 2017 met het bedrag van € 1.514,80 werd op 5 september 2017 € 1.000,-- betaald door verdachte (via de rekening van [bedrijf 2] ) en op 29 september 2017 € 514,80 door [medeverdachte 2] , evenals de factuur van 8 september 2017 met een bedrag van € 1.520,67. Tot slot heeft [medeverdachte 2] de factuur van 21 december 2017 met een bedrag van € 6.969,69 betaald op 12 januari 2018. [98]
Verder werden door [getuige 3] facturen betaald voor de verbouwing. Om deze facturen te betalen kreeg hij de volgende voorschotten gestort op de rekening van [bedrijf 36] :
  • op 8 en 18 september 2017 werd door verdachte via de rekening van [bedrijf 2] respectievelijk € 2.000,-- en € 2.500,-- overgeboekt;
  • op 21 september 2017 maakte verdachte € 5.000,-- over via [bedrijf 28] ;
  • op 9 september 2017, 1, 7 en 20 november 2017, 20 december 2017 en 15 februari 2018 maakte [medeverdachte 2] via [bedrijf 3] respectievelijk € 8.000,--, € 12.100,--,
€ 12.100,--, € 20.000,--, € 10.000,-- en € 19.965,-- over. [99]
De badkamer werd door [bedrijf 37] BV (hierna: [bedrijf 37] ) geleverd. Op de orderbevestiging stond het e-mailadres van [medeverdachte 1] . De badkamer kostte in totaal € 13.501,-- en er is in totaal € 13.526,-- betaald. Dit bestond uit de volgende betalingen:
  • op 20 september 2017 werd € 2.100,-- betaald door verdachte via [bedrijf 28] ;
  • op 16 januari 2018 werd € 52,-- contant betaald;
  • op 14, 19 en 21 februari 2018 werd respectievelijk € 1.874,--, € 1.500,-- en € 500,-- betaald door verdachte via [bedrijf 2] ;
  • op 6 maart 2018 werd € 7.500,-- betaald door [medeverdachte 2] via [bedrijf 3] .
Door het bedrijf [bedrijf 38] BV werden onder meer rolluiken, ruiten en een garagedeur geplaatst voor in totaal € 5.384,50. Van dit bedrag is op 6 februari 2018 € 2.225,-- door [medeverdachte 2] via [bedrijf 3] betaald. [101]
De installatiewerkzaamheden in de woning zijn uitgevoerd door [bedrijf 39] BV voor een bedrag van in totaal € 39.785,88. Van dit bedrag is door [medeverdachte 2] via [bedrijf 3] op 16 november 2017, 5 december 2017 en 18 december 2017 telkens € 10.800,-- betaald. De laatste (niet betaalde) factuur van [bedrijf 39] BV moest van [medeverdachte 5] worden gericht aan [bedrijf 30] . [102]
Door [bedrijf 40] werden schelpen aangebracht in de kruipruimte van de woning voor een bedrag van € 3.000,--. Dit bedrag is op 24 oktober 2018 vanaf de rekening van [bedrijf 44] betaald. [103]
Op de NAS van [medeverdachte 2] werd een cliëntendossier met de naam “ [naam 2] ” aangetroffen. Deze map had de submappen “ [bedrijf 29] ”, “ [bedrijf 15] ”, “ [bedrijf 28] ”, “ [naam 11] ”, “ [naam 14] ”, “ [naam 15] ” en “ [naam 16] ”. In deze map bevond zich ook het Excelbestand “R&V121217.xslx”, met bovenaan de vermelding “Rekening en Verantwoording”. In dit document staan vermeldingen van bijschrijvingen over de periode van 28 september 2017 tot en met 6 februari 2018 van in totaal € 327.175,-- en afschrijvingen over de periode van 28 september 2017 tot en met 14 augustus 2018 van in totaal € 322.865,16. Dit overzicht komt grotendeels overeen met de bankrekening van [bedrijf 3] , waaronder de betalingen met betrekking tot de verbouwing van de woning. [104]
De betalingen die [medeverdachte 2] met de rekening van [bedrijf 3] heeft verricht voor de verbouwing van de woning, waren mogelijk omdat er via diverse bedrijfs- en privérekeningen de volgende geldbedragen werden overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 3] :
  • door [bedrijf 41] BV (hierna: [bedrijf 41] BV) ( [rekeningnummer 19] ) werd € 30.000,00 overgemaakt (€ 15.000,-- op 27 november 2017 en € 15.000,-- op 15 december 2017);
  • door [naam 17] ( [rekeningnummer 20] ) werd op 7 november 2017 € 16.000,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 28] ( [rekeningnummer 21] ) werd op 28 september 2017 € 8.700,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 42] ( [rekeningnummer 22] ) werd € 13.000,-- overgemaakt (€ 8.000,-- op 3 oktober 2017 en € 5.000,-- op 4 oktober 2017);
  • door [naam 18] ( [rekeningnummer 23] ) werd € 85.925,-- overgemaakt (€ 48.000,-- op 21 november 2017, € 14.965,-- en € 6.015,-- op 30 januari 2018 en € 6.500 en € 9.945,-- op 6 februari 2018);
  • door [bedrijf 43] GmbH (34352799) werd op 6 februari 2018 € 10.000,-- overgemaakt;
  • door [naam 19] ( [rekeningnummer 24] ) werd € 95.000,-- overgemaakt (€ 46.650,-- en € 48.350,-- op 11 januari 2018);
  • door [bedrijf 2] ( [rekeningnummer 1] ) werd € 2.000,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 44] BV ( [rekeningnummer 25] ) werd € 59.550,-- overgemaakt (€ 20.000,-- op 31 oktober 2017, € 10.000,-- op 1 november 2017, € 15.000,-- op 8 november 2017 en € 14.550,-- op 10 november 2017).
Aan de overboekingen van [bedrijf 33] BV naar [bedrijf 3] gingen (al dan niet via een overboeking op de privérekening van de bestuurder [naam 11] ) contante stortingen vooraf. [106]
De houder van de bankrekening van [naam 17] is [naam 20] , die is getrouwd met een zus van [naam 12] . Deze overboeking is terug te vinden in het Excelbestand “R&V121217.xslx”. [107]
[medeverdachte 2] is bestuurder van [bedrijf 42] . [108] Voorafgaand aan de overboekingen naar [bedrijf 3] werd € 18.000,-- overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 42] door [bedrijf 45] BVBA, waarvan verdachte zaakvoerder is. [109]
De bedragen die [naam 18] (mede als bestuurder van [bedrijf 43] GmbH) heeft overgemaakt naar [bedrijf 3] zijn terug te vinden in het Excelbestand “R&V121217.xslx”. [110]
[bedrijf 44] BV (hierna: [bedrijf 44] ) houdt zich bezig met het - al dan niet samen met anderen - verwerven en vervreemden van deelnemingen of andere belangen in rechtspersonen, vennootschappen en ondernemingen, het samenwerken daarmee en het besturen daarvan. Handel (groothandel) en bemiddeling in roerende en onroerende zaken. De (uiteindelijke) bestuurder van [bedrijf 44] is [naam 11] . In de woningen van [medeverdachte 5] en [naam 11] is het document ‘ [bedrijf 44] B.V.’ van 21 mei 2019 aangetroffen waarin onder meer staat opgenomen dat [medeverdachte 5] zaken wilde doen, maar dat hij failliet was, en dat [naam 11] om die reden [bedrijf 44] voor hem heeft opgericht en voor hem de vennootschap beheert. Ook staat daarin opgenomen dat [bedrijf 44] in 2018 nog steeds niet is afgenomen door [medeverdachte 5] en dat [medeverdachte 5] controle heeft over de geldstromen. In de woning van [medeverdachte 5] zijn verder diverse stortingsbewijzen, rekeningoverzichten en andere administratieve bescheiden aangetroffen die behoren tot de administratie van [bedrijf 44] . In de woning van [naam 13] is ook administratie van [bedrijf 44] aangetroffen, waaronder twee facturen van 1 mei 2017 en 23 juni 2017 van [bedrijf 44] gericht aan [bedrijf 46] BV. In het brievenhoofd van die facturen staat het e-mailadres [e-mailadres 7] en het telefoonnummer van [medeverdachte 5] ; [telefoonnummer 3] .
Verder is uit opgevraagde camerabeelden bij de ING gebleken dat [medeverdachte 5] op 22 oktober 2018 € 5.000,-- contant heeft gestort met de pinpas van [bedrijf 44] en op de rekening van [bedrijf 44] . [111]
[medeverdachte 5] heeft ter zitting verklaard dat hij de naam [bedrijf 44] heeft bedacht ( [medeverdachte 5] en [plaats 2] samengevoegd) en dat [bedrijf 44] op naam van [naam 11] is gezet, omdat [medeverdachte 5] zelf geen vennootschap op zijn naam kon zetten. [112]
3.4.5.2 Toepassen toetsingskader
Aankoop van de woning
Op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een witwasvermoeden. Bij de aankoop van de woning is sprake geweest van zeer veel branchevreemde overboekingen, zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. Er werd geld rondgepompt tussen rekeningen van (veelal) rechtspersonen die niets te maken lijken te hebben met de aankoop van en/of de handel in onroerend goed. Deze manier van werken sluit aan bij de typische vorm van witwassen, waarbij geld wordt rondgepompt door veelvuldige overschrijvingen tussen verschillende rekeningen. Credit en debet verrichtingen volgen elkaar, om onverklaarbare redenen, in hoog tempo op en saldi gaan in één maand van nul naar een zeer hoog geldbedrag en weer terug. Ook zijn er voor deze overboekingen geen overeenkomsten of facturen aanwezig. Daarnaast zijn diverse overboekingen via buitenlandse bankrekeningen gegaan en aan veel overboekingen gingen grote contante stortingen vooraf. Door de Rabobank is een MOT-melding gedaan naar aanleiding van een verdachte overboeking in deze constructie. Na de aankoop van de woning, werd de woning na een half jaar door [bedrijf 10] verkocht aan [bedrijf 28] , waarbij de betaling geschiedde onder het mom van een verrekening in rekeningcourant. Hiervan kan echter niets worden teruggevonden. Vervolgens werd de woning weer na een half jaar doorverkocht aan [bedrijf 29] en [bedrijf 30] , waarbij de koopprijs werd omgezet in een geldlening. De notaris bij wie de levering plaatsvond vond dit dusdanig opvallend dat hij een MOT-melding heeft gedaan. Deze hele gang van zaken is opmerkelijk en duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft over de aankoop van de woning verklaard dat hij, samen met de heer [naam 21] , een goed lopende onderneming had op de bloemenveiling. De heer [naam 21] is twee jaren geleden overleden. [naam 21] reisde fysiek naar Roemenië en Bulgarije en nam de omzet in contanten mee terug. Deze contante bedragen kreeg verdachte van [naam 21] . Met het geld dat hij verdiende wilde verdachte samen met [medeverdachte 1] in onroerend goed investeren, ten behoeve van verhuur. Het idee was dat ze een woning zouden kopen op naam van verdachte, die [medeverdachte 1] dan eerst van hem zou huren. Dat het eigendom van de woning op naam van verdachte moest komen te staan was vanwege een ex-vrouw van [medeverdachte 1] , waar [medeverdachte 1] problemen mee had, aldus verdachte. De constructie van de koop van de woning is door [medeverdachte 2] bedacht en [medeverdachte 2] heeft ook alles geregeld. Verdachte heeft de koopsom overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 3] , waarna [medeverdachte 2] de koopsom overmaakte naar de notaris. [medeverdachte 3] heeft mij hier ook meegeholpen door zijn rekening beschikbaar te stellen. De reden dat verdachte de betalingen via rekeningen van derden heeft laten lopen, is omdat verdachte op een zwarte lijst stond van banken in Nederland en in een in- en extern verwijzingsregister was opgenomen, waardoor hij geen zakelijke of particuliere bankrekening kon openen. De inkomsten waarmee de woning is gefinancierd zijn niet terug te zien in de opgegeven omzet, omdat verdachte naar eigen zeggen een puinhoop heeft gemaakt van zijn administratie. Verdachte heeft voor de financiering van de woning ook geld moeten lenen van mensen. Verdachte heeft dit alles voor [medeverdachte 1] achtergehouden. Dit heeft geleid tot een conflict, ter oplossing waarvan verdachte en [medeverdachte 1] zijn overeengekomen dat [medeverdachte 1] de woning zou krijgen ter compensatie van het zakelijk falen van verdachte. De afwikkeling daarvan werd geregeld door [medeverdachte 2] . Verdachte heeft [medeverdachte 2] daartoe gemachtigd.
Deze verklaring van verdachte wordt niet aannemelijk geacht. Er is onderzoek gedaan naar de inkomsten van [bedrijf 2] en hieruit is gebleken dat [bedrijf 2] geen tot nauwelijks inkomsten heeft gehad in de jaren 2016 tot en met 2018. Ook zijn er sinds de oprichting geen jaarrekeningen ingediend bij de KvK. Dit terwijl op de bankrekening jaarlijks hoge bedragen werden bijgeschreven, welke vervolgens ook weer werden afgeschreven. Verdachte heeft niets aangedragen noch enig stuk overgelegd waaruit blijkt van enige legale bedrijfsmatige activiteit. Eerder is sprake van het tegendeel, omdat hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij geld moest lenen bij derden om de woning te kunnen betalen. Dat verdachte een rotzooi zou hebben gemaakt van zijn administratie maakt niet dat hij alles wat hij wel had, zoals facturen of contacten van afnemers, niet over had kunnen dragen aan het OM zodat daar onderzoek naar gedaan kon worden.. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte er niet in is geslaagd om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring dat het geld waarmee de woning is gekocht een legale herkomst heeft. Daarom kan worden bewezen verklaard dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Door de woning te betalen met geldbedragen die via verschillende bank/bedrijfsrekeningen werden overgeboekt en waaraan diverse contante stortingen vooraf zijn gegaan, werd de werkelijke herkomst verhuld. Daarnaast werd, door het eigendom van de woning tot tweemaal toe zonder financiële tegenprestatie over te laten gaan naar een andere rechtspersoon, verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende is.
Verbouwing en inrichting van de woning
Evenals bij de aankoop van de woning is de rechtbank van oordeel dat ook bij de verbouwing en inrichting sprake is een witwasvermoeden. Er werden door middel van branchevreemde overboekingen grote geldbedragen overgemaakt via verschillende bank/bedrijfsrekeningen, zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. De bedrijven waarvan het geld afkomstig was lijken niets te maken te hebben met de verbouwing of inrichting van de woning. Daarnaast gingen aan diverse overboekingen grote contante stortingen vooraf. Dit alles duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij [getuige 2] heeft benaderd om een tekening te maken en dat hij de sloopwerkzaamheden heeft laten uitvoeren. Verder heeft verdachte naar eigen zeggen niets van de verbouwing meegekregen. De kosten voor de verbouwing heeft verdachte betaald met de opbrengsten van de verkoop van een Volvo V60. Verdachte heeft daar tussen de € 12.000,-- en € 14.000,-- voor gekregen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat er betalingen zijn gedaan voor een Volvo, wat op de bankrekening van de zoon van verdachte, [naam 8] , is gestort, waarna dat geld is overgemaakt naar de bedrijfsrekening van [bedrijf 2] . Dit geld is echter vervolgens overgemaakt naar de bedrijfsrekening van [bedrijf 3] , waarna dit geld is gebruikt voor betaling van de woning en dus niet voor de verbouwing. Nu het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de lezing van verdachte en zijn verklaring zelf onvoldoende concreet en verifieerbaar is, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen verklaard dat het geld dat verdachte heeft overgeboekt ten behoeve van de verbouwing afkomstig is uit enig misdrijf. Door de verbouwing van de woning op deze manier te financieren werd de werkelijke herkomst van de geldbedragen verhuld en werd verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen was.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat zowel bij de aankoop van de woning als bij de verbouwing en inrichting daarvan sprake is geweest van opzet op het witwassen van geld met een criminele herkomst. Verdachte heeft als (uiteindelijke) bestuurder van [bedrijf 10] de woning gekocht. Hij heeft er, samen met [medeverdachte 3] als bestuurder van [bedrijf 14] en/of [bedrijf 15] BV, voor gezorgd dat de financiering van de woning rond kwam. Verdachte heeft dit gedaan door geldbedragen via diverse bank- en bedrijfsrekeningen over te (laten) boeken naar (uiteindelijk) de bankrekening van [bedrijf 3] , waarvandaan het vervolgens werd overgemaakt naar de notaris. Het betroffen branchevreemde overboekingen vanaf bedrijven die geen of nauwelijks economische activiteiten hadden. Dit was ook het geval bij de hoge geldbedragen die werden uitgegeven aan de verbouwing en inrichting van de woning. De mogelijk legale herkomst van de geldbedragen is niet aannemelijk geworden. Het kan dus niet anders dan dat de geldbedragen die verdachte overboekte of liet overboeken van enig misdrijf afkomstig waren. Vervolgens heeft verdachte er tot twee keer toe aan meegewerkt dat het eigendom van de woning is overgegaan, zonder dat daar een reële financiële prestatie tegenover stond. De verklaring van verdachte hiervoor, dat hij het eigendom van de woning aan [medeverdachte 1] heeft overgedragen ter compensatie van zijn zakelijk falen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte opzettelijk de geldbedragen zoals ten laste gelegd in feit 2 en 3 heeft witgewassen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in deze hele witwasconstructie nauw en bewust heeft samengewerkt met de in paragraaf 3.4.5.1 genoemde betrokkenen. Iedereen had zijn eigen rol in het geheel en verdachte ook. Verdachte heeft met zijn bedrijf [bedrijf 10] de aankoop van de woning in eerste instantie mogelijk gemaakt. Hij heeft via de bankrekeningen van zijn eigen bedrijven, maar ook via de bedrijfsrekeningen van andere vennootschappen, ervoor gezorgd dat met de criminele gelden de woning kon worden gefinancierd. Dit heeft hij ook bij een deel van de verbouwings- en inrichtingskosten gedaan. Vervolgens heeft verdachte er samen met zijn mededaders voor gezorgd dat het eigendom tot twee keer toe overging naar andere vennootschappen, om zo te verhullen wie de rechthebbende van de woning was. Bij dat alles was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de overige betrokkenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen waarmee de woning werd gekocht, verbouwd en ingericht.
Gewoonte
De periode en de frequentie van de gepleegde feiten maakt dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten van het witwassen onder de feiten 2 en 3 een gewoonte hebben gemaakt.
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
De verdediging heeft een voorwaardelijk aanhoudingsverzoek gedaan om [medeverdachte 1] te horen als getuige.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd dat verdachte een verdedigingsbelang heeft bij het horen van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft niet belastend over verdachte verklaard. De verdediging stelt niet meer dan dat uit de verklaringen van [medeverdachte 1] zou kunnen blijken dat hij andere dan criminele inkomsten had. De verdediging heeft niet onderbouwd dat [medeverdachte 1] zou kunnen verklaren dat de aan verdachte ten laste gelegde geldbedragen een legale herkomst hadden. De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [medeverdachte 1] onvoldoende is onderbouwd en wijst het daarom af. Voor een aanhouding van de zaak bestaat derhalve evenmin aanleiding.
3.4.5.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van het onder 2 ten laste gelegde totale geldbedrag van
€ 357.149,95 en het onder 3 ten laste gelegde geldbedrag van € 10.500,-- (zijnde het totale geldbedrag dat via de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 28] is gegaan), door de herkomst van dat geld te verbergen/verhullen, te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat geld is en dat geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, en zij tevens van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor het hogere onder 3 ten laste gelegde totaalbedrag.
3.4.6
Zaaksdossier C: de Land Rover, Range Rover
3.4.6.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 juni 2017 heeft [medeverdachte 5] een e-mail van [naam 22] (hierna: [naam 22] ) van [bedrijf 47] doorgestuurd naar verdachte op het mailadres [e-mailadres 1] , met daarin een overzichtslijst weergegeven van een aantal Range Rovers, waaronder een Range Rover Sport 3.0 TDV6 HSE Dynamic met het referentienummer [nummer 12] (hierna: de Range Rover) van € 66.500,--. [113]
Bij een doorzoeking van de woning van [naam 13] op 13 juni 2019 is de factuur ‘ [nummer 13] ’ van 23 juni 2017 aangetroffen. Deze factuur van [bedrijf 44] is gericht aan [bedrijf 46] BV en gaat om een provisie bij de verkoop van een RR Sport (Range Rover). Het gaat om een bedrag van € 1.210,-- inclusief btw. Deze factuur werd ook aangetroffen in de woning van [medeverdachte 5] . [114] [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij bij de koop van de Range Rover heeft bemiddeld en dat hij hiervoor betaald heeft gekregen. [115]
Verdachte heeft op 21 juni 2017 in een e-mail aan [naam 22] , met [medeverdachte 5] in CC, een getekende orderbevestiging voor de Range Rover gestuurd. De order werd gemaakt door [bedrijf 46] BV en was gericht aan [bedrijf 45] BVBA (hierna: [bedrijf 45] ), waarvan verdachte zaakvoerder was. [116] Bij deze e-mail heeft verdachte onder meer een kopie van zijn identiteitskaart gestuurd. [117]
Diezelfde dag, 21 juni 2017, ontving verdachte een e-mail van [naam 23] (hierna: [naam 23] ) vanaf het e-mailadres [e-mailadres 8] , waarin werd verzocht om de factuur en credit van de Land Rover (de rechtbank leest type Range Rover). Bij deze e-mail zat een formulier van de Duitse belastingdienst met daarin het btw-nummer van [bedrijf 48] GmbH (hierna: [bedrijf 48] ), een afschrift uit het Duitse handelsregister, een zogenoemde “Gewerbe-Anmeldung” bij de gemeente Aachen van [bedrijf 48] op naam gesteld van [naam 24] en een formulier met daarop de personalia van [naam 24] met een kopie van zijn Duitse identiteitsbewijs. [118]
Daarnaast ontving verdachte ook op 21 juni 2017 een e-mail van [naam 23] vanaf het mailadres [e-mailadres 9] met een factuur van [bedrijf 48] gericht aan [bedrijf 45] voor een bedrag van € 1.500,-- wat betrekking had op de Range Rover met het kenteken [kenteken 1] en chassisnummer [nummer 14] . Dit is voor een aanmelding van 21 juni 2017 tot 21 september 2017, inclusief allriskverzekering en motorrijtuigbelasting. [119] Deze factuur is op 19 juli 2017 betaald vanaf de rekening van [bedrijf 28] . [120] Van 24 maart 2017 tot 30 september 2017 was verdachte zaakvoerder van [bedrijf 28] . [121]
Verdachte stuurde eveneens op 21 juni 2017 een e-mail naar [naam 23] met de factuur van de Range Rover van [bedrijf 45] gericht aan [bedrijf 48] voor een bedrag van € 66.500,--. Dit betreft een creditnota voor dezelfde Range Rover. [122]
De Range Rover is vanaf 21 juni 2017 op een Duits kenteken gezet en op naam van [bedrijf 48] . [123] [medeverdachte 1] heeft het voertuig contant afgerekend. [124] Sinds 2016 is er van [medeverdachte 1] geen inkomen meer bekend bij de Belastingdienst. Daarnaast zijn er geen inkomsten in box 2 en box 3 bekend en is er geen inkomen uit het buitenland opgegeven. Ook staat er nagenoeg geen saldo op zijn bankrekeningen. [125]
Omdat het gehele bedrag van € 66.500,- contant werd betaald, heeft [naam 22] namens [bedrijf 47] een MOT-melding gedaan van deze transactie. [126]
Bij een doorzoeking bij [bedrijf 48] werd een huurovereenkomst van 21 juli 2017 voor de Range Rover aangetroffen tussen [bedrijf 48] als verhuurder en [bedrijf 45] als huurder. In de huurovereenkomst staat [medeverdachte 1] als huurder genoemd van het voertuig voor € 1.800,-- per maand. [127] Betaling van deze huurprijs is niet teruggevonden op de transactiegegevens van de bankrekeningen van [bedrijf 45] , van verdachte of van [medeverdachte 1] . [128] Daarnaast werd een factuur van 21 juni 2017 aangetroffen voor de verkoop van de Range Rover van [bedrijf 45] aan [bedrijf 48] voor een bedrag van € 66.500,-- en een creditnota van voornoemde factuur. [129]
Omstreeks augustus 2017 is er sprake van schade aan de Range Rover. De foto’s van deze schade worden per mail van 18 augustus 2017 door [naam 25] van het bedrijf [bedrijf 49] gestuurd naar [medeverdachte 1] [130] , met verdachte in de CC. [131] Op de werkorder voor de reparatie staan bij de berijder van het voertuig en betaler van de factuur het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en zijn e-mailadres. [132] De factuur is op 21 augustus 2017 door verdachte als zaakvoerder van [bedrijf 45] betaald. [133]
Op 23 augustus 2017 heeft [medeverdachte 1] naar verdachte gemaild dat hij gegevens nodig heeft, waaronder de statuten van de BVBA, de taken van de bevoegde bestuurder en het paspoort van de directeur, de factuur van de Range Rover en de Duitse autopapieren. [134]
In de periode van 29 augustus 2017 tot en met 6 december 2017 is de Range Rover met Duits kenteken een aantal keren gecontroleerd, waarbij [medeverdachte 1] steeds de bestuurder was van het voertuig. [135]
Uit e-mailcorrespondentie van 31 augustus 2017 tussen [naam 23] en verdachte blijkt dat men voornemens was de auto op Belgisch kenteken te zetten. [136]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij in 2015 of 2016 een Land Rover, type Range Rover, heeft gekocht bij [bedrijf 47] , waarvoor hij € 64.000,-- heeft betaald en die hij op een Duits kenteken heeft gezet. De BPM en wegenbelasting waren namelijk goedkoper in Duitsland dan in Nederland. Bij het faillissement van zijn bedrijf [bedrijf 50] heeft hij geld onttrokken dat hij heeft gestoken in onder andere gronden in Turkije en in auto’s. Deze auto’s stonden op zijn eigen naam en op namen van rechtspersonen. [medeverdachte 1] verhuurde en verkocht deze auto’s. [137]
3.4.6.2 Toepassen toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Uit de voorgaande feiten en omstandigheden volgt dat de Range Rover op naam van een bedrijf werd gekocht voor een bedrag van € 66.500,-- en werd afgerekend met contant geld, zonder dat dit bedrag is terug te vinden in (officiële) boeken of in gegevens bij de Belastingdienst. Verder werd er een MOT-melding gedaan en is er een huurovereenkomst van de Range Rover aangetroffen, zonder dat betalingen voor de huur konden worden teruggevonden. Dit alles maakt dat er sprake is van een vermoeden van witwassen.
Nu sprake is van een witwasvermoeden, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de legale herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat de autohandel van [medeverdachte 1] was en dat [medeverdachte 1] aan verdachte had gevraagd of dit via [bedrijf 45] kon, omdat hij nog zat met een niet afgewikkelde echtscheiding met zijn ex-partner. [medeverdachte 1] was volgens verdachte in dienst bij [bedrijf 45] . Verder heeft verdachte verklaard dat hij de Range Rover namens [medeverdachte 1] heeft uitgekozen, maar dat hij verder niet bij de betaling betrokken is geweest. Toen er schade aan het voertuig was kon men [medeverdachte 1] niet bereiken, waardoor verdachte werd benaderd.
De rechtbank overweegt dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld waarmee de auto is betaald, nu hij enkel heeft verklaard dat hij niet bij de betaling betrokken is geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte er niet in is geslaagd om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen over de legale herkomst van het geld, waardoor kan worden bewezen verklaard dat het geld waarmee de Range Rover is gekocht afkomstig is uit enig misdrijf. Door de Range Rover op naam van [bedrijf 45] aan te schaffen, terwijl het voertuig in werkelijkheid door en voor [medeverdachte 1] werd gekocht, waarbij vervolgens ook nog gebruik werd gemaakt van een valse huurovereenkomst, werd verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende op het voertuig was.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het witwassen. Verdachte heeft niet alleen zijn bedrijf ter beschikking gesteld om de aanschaf van de Range Rover door [medeverdachte 1] te verhullen, maar heeft ook zorg gedragen voor de orderbevestiging, is betrokken geweest bij correspondentie over de (aankoop van de) Range Rover, is meegenomen in de mailwisseling over de schade aan de Range Rover, heeft de factuur daarvan betaald en was betrokken bij het op een Belgisch kenteken zetten van het voertuig. Verdachte was daardoor nauw betrokken bij de aankoop en de verdere handelingen rondom de Range Rover. Bovendien vindt de verklaring van verdachte dat [medeverdachte 1] werkzaam was bij [bedrijf 45] , geen steun in het dossier. Er was geen redelijk doel om de Range Rover op naam van [bedrijf 45] aan te schaffen. De rechtbank heeft ten aanzien van de feiten 2 en 3 al geoordeeld dat het verhaal van verdachte over een ex-partner van [medeverdachte 1] geen steun vindt in het dossier. Ook heeft verdachte meegewerkt om de auto op naam te zetten van [bedrijf 48] . Daarbij neemt de rechtbank in haar overweging mee dat uit bovengenoemde e-mail van 23 augustus 2017 van [medeverdachte 1] aan verdachte, waarin hij vraagt om bepaalde documenten, volgt dat het niet anders kan dan dat verdachte weet dat hij zich bezig houdt met het verhullen van de herkomst van het geld voor de aankoop van het voertuig en het verhullen van de rechthebbende op de Range Rover. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de Range Rover werd gekocht met geld dat afkomstig was uit enig misdrijf en daarmee opzet had op het witwassen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven besproken bewijsmiddelen volgt dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Verdachte heeft, door zijn bedrijf ter beschikking te stellen en door direct betrokken te zijn bij de aankoop en de verdere ontwikkelingen van de Range Rover, alsmede bij de afwikkeling van de schade, nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1] . De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft witgewassen.
Gewoonte
Nu het hier slechts gaat om de aankoop van één voertuig en het zich heeft afgespeeld in een korte periode, is de rechtbank van oordeel dat bij dit feit niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging.
3.4.6.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het onder 4 ten laste gelegde geldbedrag van € 66.500,-- en de Range Rover, door te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat voertuig is en verdachte en zijn mededader dat geld voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en hebben omgezet, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.
3.4.7
Zaaksdossier F: Mercedes, type CLA 200 CDI
3.4.7.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 juni 2017 werd door [bedrijf 11] BV (hierna: [bedrijf 11] ) bij [bedrijf 51] BV een Mercedes, CLA 200 CDI, met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Mercedes) gekocht van [bedrijf 51] BV (hierna: [bedrijf 51] ) voor een bedrag van
€ 31.500,--. [138] Voornoemd kenteken stond van 21 juni 2017 tot en met 5 december 2017 op naam van [bedrijf 11] .
[bedrijf 11] houdt zich bezig met de groothandel in een algemeen assortiment aan voedings- en genotsmiddelen. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 11] is verdachte. Sinds de oprichting zijn er geen jaarrekeningen gedeponeerd. [139]
Uit de door de Belastingdienst verstrekte gegevens blijkt dat [bedrijf 11] niet kon beschikken over een bankrekening, er namens [bedrijf 11] nooit aangifte is gedaan van omzetbelasting en er geen werknemers in dienst waren. Ook is er nooit aangifte gedaan van vennootschapsbelasting en werden er aanslagen en verzuimboetes door de Belastingdienst opgelegd. [140]
[bedrijf 11] werd bij de verkoper [bedrijf 51] aangedragen door [naam 23] . [naam 23] heeft namens [bedrijf 11] op 22 juni 2017 € 16.500,-- contant aanbetaald voor het voertuig. Het restant van € 15.000,-- is op 23 juni 2017 ook contant betaald. [141]
Vanwege de contante betaling van de € 31.500,-- werd door [bedrijf 51] op 26 juni 2017 een MOT-melding gedaan van deze transactie. [142]
Uit raadpleging van het politiesysteem bleek dat de Mercedes in gebruik was bij [naam 26] (hierna: [naam 26] ), een vooraanstaand lid van de motorclub [club] . [143]
3.4.7.2 Toepassen toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de Mercedes op naam van het bedrijf [bedrijf 11] werd gekocht voor een bedrag van € 31.500,-- en werd afgerekend met contant geld, zonder dat dit bedrag is terug te vinden in (officiële) boeken of in gegevens bij de Belastingdienst. Ook werd er een MOT-melding gedaan van deze transactie. Dit alles maakt dat er sprake is van een vermoeden van witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij het voertuig niet zelf heeft gekocht maar dat [naam 26] hem heeft gevraagd of hij een auto op de zaak mocht kopen. [naam 26] is namelijk kort bij verdachte in dienst geweest. [naam 26] zou klanten voor verdachte werven en is na een paar maanden weer uit dienst gegaan. Verdachte is hiermee akkoord gegaan en heeft verder geen bemoeienis gehad met de aankoop van het voertuig. De betaling is volgens verdachte geheel buiten hem om gegaan, hij heeft alleen een kopie van zijn rijbewijs opgestuurd. De facturen voor de wegenbelasting zijn door verdachte betaald, nadat hij dit geld van [naam 26] had gekregen. Destijds wist verdachte niet dat [naam 26] een vooraanstaand lid was van motorclub [club] .
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft nagelaten een verklaring af te leggen over de herkomst van het geld. Immers heeft verdachte enkel verklaard dat [naam 26] kort bij hem heeft gewerkt en dat hij heeft verzocht om een auto op naam van zijn, verdachte’s, zaak te kopen. Verdachte heeft dit toegestaan en heeft, als bestuurder van de vennootschap op wiens naam de auto werd gekocht, geen verdere vragen gesteld over de herkomst van het geld waarmee het voertuig werd betaald. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven waarom het voertuig op naam van zijn bedrijf zou moeten staan. Ook heeft verdachte geen verklaring gegeven waarom [naam 26] een kopie van zijn rijbewijs zou moeten hebben noch waarom hij de wegenbelasting betaalde die hij van [naam 26] ontving. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte er niet in is geslaagd om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen over de herkomst van het geld, waardoor kan worden bewezen verklaard dat het geld waarmee de Mercedes is gekocht afkomstig is uit enig misdrijf. Door de Mercedes op naam van [bedrijf 11] aan te schaffen, terwijl het voertuig in werkelijkheid door en voor [naam 26] werd gekocht en betaald, werd verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende op het voertuig was.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het witwassen. Verdachte heeft zijn vennootschap [bedrijf 11] ter beschikking gesteld aan [naam 26] om een voertuig te kopen. Dat verdachte niet betrokken is geweest bij de betaling ontslaat hem niet van de verplichting om onderzoek te doen naar de herkomst van het geld waarmee op naam van zijn vennootschap een voertuig werd gekocht. Door namens [bedrijf 11] deze auto aan te schaffen en te betalen, ten behoeve van [naam 26] , zonder dat er een duidelijke reden was dat het voertuig niet op eigen naam van [naam 26] kon worden gekocht, en daar vervolgens geen verdere vragen over te stellen of onderzoek naar te doen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte willens en wetens heeft meegewerkt aan het witwassen van crimineel geld bij de aanschaf van het voertuig.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven besproken bewijsmiddelen volgt dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met [naam 26] heeft gepleegd. Verdachte heeft, door zijn vennootschap ter beschikking te stellen voor de aankoop van het voertuig en daarmee een onmisbare schakel is geweest bij het witwassen, nauw en bewust samengewerkt met [naam 26] . De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [naam 26] heeft witgewassen.
Gewoonte
Nu het hier slechts gaat om de aankoop van één voertuig en het zich heeft afgespeeld in een korte periode, is de rechtbank van oordeel dat ook bij dit feit niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging.
3.4.7.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het onder 5 ten laste gelegde geldbedrag van € 31.500,-- en de Mercedes, door te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat voertuig is en dat geld mede voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de paragrafen 3.4.3 tot en met 3.4.5 opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 69.805,-- euro, en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van 35.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 24 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* 14 maart 2017 een overboeking van 8.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en
* 14 maart 2017 een overboeking van 4.805,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en
* 20 maart 2017 een overboeking van 12.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op de geldbedragen waren, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 69.805,-- euro, en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van 35.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 24 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* 14 maart 2017 een overboeking van 8.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en
* 14 maart 2017 een overboeking van 4.805,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en
* 20 maart 2017 een overboeking van 12.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro, en wel:
* - op 21 maart 2017 een overboeking van 12.500,-- euro en op 22 maart 2017 een overboeking van 4.500,-- euro en 23 maart 2017 een overboeking van 500,-- euro (allen) van bankrekening [rekeningnummer 10] ten name van [bedrijf 16] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- op 23 maart 2017 een overboeking van 7.500,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 16] ten name van [bedrijf 14] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- een contante storting op 23 maart 2017 van 14.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en (vervolgens) de overboeking van 41.000,-- euro van bankrekening bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 24 maart 2017 een overboeking van 30.000,-- euro alsmede op 27 maart 2017 een overboeking van 25.000,-- euro en 35.000,-- euro en 10.000,-- euro (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van 100.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 4] , en
* op 31 maart 2017 een storting van 11.950,-- euro en op 3 april 2017 een storting van 10.900,- euro (beide) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van 20.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 3 april 2017 een storting van 9.100,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en (vervolgens) de overboeking op 4 april 2017 van 9.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van 10.000,-- euro op 4 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* - op 6 april 2017 een storting van 10.000,-- euro en een storting van 2.550,-- euro beiden op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 14] BV en (vervolgens) de overboeking op 6 april 2017 van 7.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 6] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- op 7 april 2017 een storting van 9.150,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en (vervolgens) de overboeking op 7 april 2017 van 9.150,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- op 7 april 2017 een storting van 11.960,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [bedrijf 2] BV, en
(vervolgens) de (totale) overboeking van 30.000,-- euro op 7 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 12 april 2017 een storting van 7.900,-- euro en op 13 april 2017 een storting van
2.450,-- euro (beiden) op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en (vervolgens) de overboeking op 13 april 2017 van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 13 april 2017 een storting van 6.360,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van 6.000,-- euro op 13 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbenden op de geldbedragen was/waren, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro, en wel:
* - op 21 maart 2017 een overboeking van 12.500,-- euro en op 22 maart 2017 een overboeking van 4.500,-- euro en 23 maart 2017 een overboeking van 500,-- euro (allen) van bankrekening [rekeningnummer 10] ten name van [bedrijf 16] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- op 23 maart 2017 een overboeking van 7.500,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 16] ten name van [bedrijf 14] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- een contante storting op 23 maart 2017 van 14.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en (vervolgens) de overboeking van 41.000,-- euro van bankrekening bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 24 maart 2017 een overboeking van 30.000,-- euro alsmede op 27 maart 2017 een overboeking van 25.000,-- euro en 35.000,-- euro en 10.000,-- euro (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van 100.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 4] , en
* op 31 maart 2017 een storting van 11.950,-- euro en op 3 april 2017 een storting van 10.900,- euro (beide) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van 20.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 3 april 2017 een storting van 9.100,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en (vervolgens) de overboeking op 4 april 2017 van 9.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van 10.000,-- euro op 4 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* - op 6 april 2017 een storting van 10.000,-- euro en een storting van 2.550,-- euro beiden op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 14] BV en (vervolgens) de overboeking op 6 april 2017 van 7.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 6] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- op 7 april 2017 een storting van 9.150,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en (vervolgens) de overboeking op 7 april 2017 van 9.150,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en
- op 7 april 2017 een storting van 11.960,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [bedrijf 2] BV, en
(vervolgens) de (totale) overboeking van 30.000,-- euro op 7 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 12 april 2017 een storting van 7.900,-- euro en op 13 april 2017 een storting van
2.450,-- euro (beiden) op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en (vervolgens) de overboeking op 13 april 2017 van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en
* op 13 april 2017 een storting van 6.360,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van 6.000,-- euro op 13 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
3.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 10.500 euro, en wel:
* op 5 september 2017 een overboeking van 1.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [bedrijf 36] BV, en
* op 8 september 2017 een overboeking van 2.000,-- euro en op 18 september 2017 een overboeking van 2.500,-- euro (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] , en
* op 21 september 2017 een overboeking van 5.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 28] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] ,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op de geldbedragen was, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 10.500 euro, en wel:
* op 5 september 2017 een overboeking van 1.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [bedrijf 36] BV, en
* op 8 september 2017 een overboeking van 2.000,-- euro en op 18 september 2017 een overboeking van 2.500,-- euro (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] , en
* op 21 september 2017 een overboeking van 5.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 28] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
4.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland en/of België en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander,
a. a) van een voorwerp, te weten:
= van een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [nummer 14] ),
heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op dat voertuig was, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
en
b) voorwerpen, te weten:
= een contant geldbedrag van 66.500,-- euro, en een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [nummer 14] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in de periode van 21 juni 2017 tot en met 5 december 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
a. a) van een voorwerp, te weten:
= een voertuig Mercedes, type CLA 200 CDI (chassisnummer [nummer 15] ),
heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op dat voertuig was, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 31.500,-- euro, voor de aanschaf van een voertuig Mercedes, type CLA 200 CDI (chassisnummer [nummer 15] ),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 juncto 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het onder 4 en 5 bewezen verklaarde in de artikelen 47 juncto 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1, 2 en 3
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feiten 4 en 5
telkens het misdrijf:
medeplegen van witwassen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte, onder bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede tot een beroepsverbod tot het zijn van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank mocht concluderen tot een bewezenverklaring, heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat er, vanwege de tot stand gekomen procesafspraken in de zaken tegen medeverdachten die samenhangen met het beslag op contante geldbedragen van de medeverdachten en het gebrek aan beslag bij verdachte, sprake is van een strijd met het gelijkheidsbeginsel en heeft de rechtbank verzocht naar evenredigheid te oordelen in de zaak van verdachte. De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het herstel en de revalidatie na zijn hartinfarct alsmede zijn actuele werk- en gezinssituatie. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het tijdsverloop. De raadsman heeft daarom verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en geen bijkomend beroepsverbod op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van grote geldbedragen, tot een totaal van ruim € 500.000,-. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Het vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Daarnaast draagt het bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat het uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt en het wordt uit het zicht van justitie onttrokken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarbij komt dat verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, noch heeft hij laten zien dat hij spijt heeft van de feiten die hij heeft gepleegd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, zodat er geen reden is eerdere justitiecontacten in het nadeel van verdachte mee te wegen bij de strafoplegging.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die bij een benadelingsbedrag van tussen de € 500.000,-- en € 1.000.000,-- een gevangenisstraf van achttien tot vierentwintig maanden als uitgangspunt hanteren. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is. Gelet op de hoogte van het witgewassen bedrag zou de duur van de gevangenisstraf rondom de ondergrens van achttien maanden moeten zitten. Echter, gelet op de centrale rol die verdachte bij het witwassen heeft gehad, hetgeen een zwaarwegende aspect is binnen dit feitencomplex, de strafverzwarende omstandigheden zoals het medeplegen en het maken van een gewoonte van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 8 maanden in beginsel passend en geboden is.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het volgende.
De feiten zijn gepleegd in de periode van januari 2017 tot en met maart 2018. De redelijke termijn is gaan lopen op de datum van de doorzoeking ter inbeslagneming, te weten 23 juni 2019. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. In dit verband overweegt de rechtbank dat, behoudens Covid-19, er geen reden kan worden aangewezen die het tijdsverloop kan verklaren. De verdachte heeft gezien het vorenstaande bijna twee en een half jaar langer dan redelijk is, moeten leven in onzekerheid over de afloop van de strafzaak. De rechtbank verbindt daaraan de volgende consequentie.
Bij een spoedige berechting zou de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 28 maanden passend en geboden zijn geweest. Uitgangspunt voor strafvermindering bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is dat naar bevind van zaken dient te worden gehandeld, waarbij de maximale aftrek in geval van een vrijheidsstraf een absoluut maximum kent van zes maanden. De rechtbank acht, alles afwegende, een vermindering van de gevangenisstraf de maximale duur van zes maanden in dit geval redelijk.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 22 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Beroepsverbod
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, aanleiding om daarenboven een onvoorwaardelijk beroepsverbod aan verdachte op te leggen, in die zin dat verdachte het beroep van (middellijk of onmiddellijk) bestuurder van rechtspersonen niet mag uitoefenen. Daarvoor is van belang dat verdachte zich in deze zaak als (onmiddellijk of middellijk) bestuurder van een rechtspersoon meermalen heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij onder meer geld is overgeboekt naar andere vennootschappen waar verdachte ook de (onmiddellijk of middellijk) bestuurder van was. Hij heeft met andere woorden meerdere malen zijn positie als bestuurder misbruikt om strafbare feiten te plegen, hetgeen oplegging van een beroepsverbod rechtvaardigt. Het verbod zal gelden voor de duur van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 28, 31 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2 en 3
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feiten 4 en 5
telkens het misdrijf:
medeplegen van witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Amstelveen en/of Amsterdam en/of Deventer, en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 127.955,88 euro, althans een of meer geldbedrag(en) (totaal) 69.805,-- euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 35.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en/of
* op 24 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en/of
* 14 maart 2017 een overboeking van euro 8.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en/of
* 14 maart 2017 een overboeking van euro 4.805,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en/of
* 20 maart 2017 een overboeking van euro 12.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV;
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(n) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 127.955,88 euro, althans een of meer geldbedrag(en) (totaal) 69.805,-- euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 35.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en/of
* op 24 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] , en/of
* 14 maart 2017 een overboeking van euro 8.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en/of
* 14 maart 2017 een overboeking van euro 4.805,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV, en/of
* 20 maart 2017 een overboeking van euro 12.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 4] BV;
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier A/verjaardagsfeest [naam 1] ")
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te [plaats 3] en/of Amstelveen en/of Deventer, en/althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres 1] ) en/of de woning aan de [adres 1] , en wel:
* - op 21 maart 2017 een overboeking van euro 12.500,-- en/of op 22 maart 2017 een overboeking van euro 4.500,-- en/of 23 maart 2017 een overboeking van euro 500,-- (allen) van bankrekening [rekeningnummer 10] ten name van [bedrijf 16] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- op 23 maart 2017 een overboeking van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 16] ten name van [bedrijf 14] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- een contante storting op 23 maart 2017 van euro 14.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of (vervolgens) de overboeking van euro 41.000,-- van bankrekening bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 3"), en/of
* op 24 maart 2017 een overboeking van euro 30.000,-- alsmede op 27 maart 2017 een overboeking van euro 25.000,-- en/of euro 35.000,-- en/of euro 10.000,-- (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en/of naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] en/of (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van euro 100.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 4] ("overboeking 4"), en/of
* op 31 maart 2017 een storting van euro 11.950,-- en/of op 3 april 2017 een storting van euro 10.900,- (beiden) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 20.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 6"), en/of
* op 3 april 2017 een storting van euro 9.100,-- op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en/of (vervolgens) de overboeking op 4 april 2017 van euro 9.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 10.000,-- op 4 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 6"), en/of
* - op 6 april 2017 een storting van euro 10.000,-- en/of een storting van euro 2.550,-- beiden op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 14] BV en/of (vervolgens) de overboeking op 6 april 2017 van euro 7.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- op 7 april 2017 een storting van euro 9.150,-- op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en/of (vervolgens) de overboeking op 7 april 2017 van euro 9.150,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- op 7 april 2017 een storting van euro 11.960,-- op bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
(vervolgens) de (totale) overboeking van euro 30.000,-- op 7 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 7"), en/of
* op 12 april 2017 een storting van euro 7.900,-- en/of op 13 april 2017 een storting van euro 2.450,-- (beiden) op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en/of (vervolgens) de overboeking op 13 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 9"), en/of
* op 13 april 2017 een storting van euro 6.360,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of (vervolgens) de overboeking van euro 6.000,-- op 13 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 9"), en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning en/of voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres 1] ) en/of de woning aan de [adres 1] , en wel:
* - op 21 maart 2017 een overboeking van euro 12.500,-- en/of op 22 maart 2017 een overboeking van euro 4.500,-- en/of 23 maart 2017 een overboeking van euro 500,-- (allen) van bankrekening [rekeningnummer 10] ten name van [bedrijf 16] BV naar bankrekening
[rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- op 23 maart 2017 een overboeking van euro 7.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 16] ten name van [bedrijf 14] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- een contante storting op 23 maart 2017 van euro 14.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
(vervolgens) de overboeking van euro 41.000,-- van bankrekening bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 3"), en/of
* op 24 maart 2017 een overboeking van euro 30.000,-- alsmede op 27 maart 2017 een overboeking van euro 25.000,-- en/of euro 35.000,-- en/of euro 10.000,-- (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en/of naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] en/of (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van euro 100.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 4] ("overboeking 4"), en/of
* op 31 maart 2017 een storting van euro 11.950,-- en/of op 3 april 2017 een storting van euro 10.900,- (beiden) op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 20.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 6"), en/of
* op 3 april 2017 een storting van euro 9.100,-- op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en/of (vervolgens) de overboeking op 4 april 2017 van euro 9.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 10.000,-- op 4 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 6"), en/of
* - op 6 april 2017 een storting van euro 10.000,-- en/of een storting van euro 2.550,-- beiden op bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 14] BV en/of (vervolgens) de overboeking op 6 april 2017 van euro 7000,-- van bankrekening [rekeningnummer 6] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- op 7 april 2017 een storting van euro 9.150,-- op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en/of (vervolgens) de overboeking op 7 april 2017 van euro 9.150,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
- op 7 april 2017 een storting van euro 11.960,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of
(vervolgens) de (totale) overboeking van euro 30.000,-- op 7 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 7"), en/of
* op 12 april 2017 een storting van euro 7.900,-- en/of op 13 april 2017 een storting van euro 2.450,-- (beiden) op bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [naam 8] en/of (vervolgens) de overboeking op 13 april 2017 van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 9"), en/of
* op 13 april 2017 een storting van euro 6.360,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV, en/of (vervolgens) de overboeking van euro 6.000,-- op 13 april 2017 van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 3] ("overboeking 9"),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(“Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres 1] ”)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te [plaats 3] en/of Amstelveen en/of Deventer, en/althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 408.927,71 euro (verbouwingskosten van woning [adres 1] ), althans enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 5 september 2017 een overboeking van euro 1.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [bedrijf 36] BV (bijlage 58, pag 1320), en/of
* op 8 september 2017 een overboeking van euro 2.000,00 en/of op 18 september 2017 een overboeking van 2.500,00 (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] (bijlage 59, pag 1327), en/of
* op 21 september 2017 een overboeking van 5.000,00 van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 28] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] (bijlage 59, pag 1327),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 408.927,71 euro (verbouwingskosten van woning [adres 1] ), althans enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 5 september 2017 een overboeking van euro 1.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [bedrijf 36] BV (bijlage 58, pag 1320), en/of
* op 8 september 2017 een overboeking van euro 2.000,00 en/of op 18 september 2017 een overboeking van 2.500,00 (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] (bijlage 59, pag 1327), en/of
* op 21 september 2017 een overboeking van 5.000,00 van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 28] BVBA naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] (bijlage 59, pag 1327),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres 1] ")
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te [plaats 3] en/of Deventer, en/althans in Nederland en/of België en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [nummer 14] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of dat voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [nummer 14] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(zaaksdossier C/Witwassen Land Rover Range Rover)
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juni 2017 tot en met 5 december 2017, te Veghel, in de gemeente Meierijstad en/of [plaats 3] en/of Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) een totaalbedrag van (circa) 31.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of (voor de aanschaf van) een voertuig Mercedes, type CLA 200 CDI (chassisnummer [nummer 15] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of dat voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt, en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) een totaalbedrag van (circa) 31.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of (voor de aanschaf van) een voertuig Mercedes, type CLA 200 CDI (chassisnummer [nummer 15] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(zaaksdossier F/Witwassen, pag. 32 van 37)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Ederena / LERBD18006, met alle bijbehorende zaaksdossiers en/of ordners.
2.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 27 t/m 29.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlagen van 18 maart 2020, pagina’s 783 t/m 786.
4.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 161 t/m 163.
5.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [getuige 1] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 165 t/m 167, en
6.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 185, 198 t/m 206.
7.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 325 t/m 336.
8.Zaaksdossier A, ordner 10, ING Onderzoeksrapport – [bedrijf 2] BV en [bedrijf 52] BV van 18 april 2018 4 februari 2020, pagina’s 348 t/m 352.
9.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina 329, en
10.Zaaksdossier A, ordner 11, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 juli 2018, pagina 496.
11.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina 345.
12.Zaaksdossier A, ordner 11, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 juli 2018, pagina 496.
13.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 6] B.V. van 21 april 2020, pagina’s 660 t/m 662.
14.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 7] N.V. van 2 december 2019, pagina’s 862 t/m 865.
15.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 7] N.V. van 6 maart 2020, pagina’s 647 t/m 648.
16.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 3] van 17 mei 2018, pagina’s 354 t/m 356.
17.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van Stichting [bedrijf 3] van 17 mei 2018, pagina’s 358 t/m 360.
18.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] .
19.Zaaksdossier A, ordner 11, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 juli 2018, pagina’s 494 t/m 501.
20.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina 345.
21.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 35 en 36, en
22.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina 345.
23.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 35 en 36, en
24.Zaaksdossier A, ordner 11, het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2018, pagina’s 617 t/m 622.
25.Algemeen dossier en beslag, ordner 1, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 13 juni 2019, pagina’s 39 en 49.
26.Verklaringen, ordner 24b, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 3 maart 2020, pagina 30.
27.Zaaksdossier A, ordner 11, het proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2020, pagina’s 666, 667, 669, 670, 683 t/m 685 en 687.
28.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 3 maart 2020, pagina 43.
29.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 610 en 611.
30.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 641 t/m 648.
31.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] B.V. van 30 april 2018, pagina’s 104 en 105.
32.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 11] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 107 en 108.
33.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 1 maart 2019, pagina’s 126 t/m 128, en
34.Zaaksdossier B, ordner 13, een geschrift, te weten een kopie van een e-mail van 10 april 2017 van [e-mailadres 10] aan [e-mailadres 6] , pagina’s 683 t/m 686.
35.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina 640.
36.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 388, 389 en 392 t/m 402.
37.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 29 november 2019, pagina 703.
38.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 3] van 28 januari 2020, pagina’s 692 t/m 695, en
39.Wanneer in dit vonnis wordt gesproken over een overboeking van een rechtspersoon naar een rechtspersoon (dan wel natuurlijk persoon), dan wordt bedoeld: van de bankrekening van een rechtspersoon naar een bankrekening van een rechtspersoon (dan wel de bankrekening van een natuurlijk persoon).
40.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
41.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 705 en 706.
42.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 14] B.V. van 8 mei 2018, en
43.(Aanvullend) het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] met bijlagen van 14 december 2020, pagina 9 en bijlage 7 (een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 15] B.V. van 8 mei 2018).
44.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina 792.
45.Zaaksdossier B, ordner B, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 706.
46.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
47.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 706 t/m 710.
48.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 7] N.V. van 2 december 2019, pagina’s 862 t/m 865.
49.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 7] N.V. van 6 maart 2020, pagina’s 647 t/m 648, en
50.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [bedrijf 16] B.V. van 2 december 2019, pagina’s 912 t/m 917, en
51.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] B.V. van 3 februari 2020, pagina’s 468 t/m 472.
52.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [getuige 1] B.V. van 3 februari 2020, pagina’s 543 t/m 546, en
53.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 451, 473 t/m 481.
54.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 731 t/m 745.
55.Zaaksdossier B, ordner 13, ING Onderzoeksrapport – [bedrijf 2] BV en [bedrijf 52] BV van 18 april 2018 4 februari 2020, pagina’s 749 t/m 753.
56.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
57.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 710 t/m 713.
58.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
59.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 713 en 714.
60.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
61.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 714 en 715.
62.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
63.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 715 en 716.
64.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
65.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 716 t/m 720.
66.Zaaksdossier B, ordner 13 een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 26] B.V. van 19 oktober 2018, pagina’s 891 t/m 901.
67.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 885 t/m 887.
68.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 15, 25 en 37.
69.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
70.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 720 en 721.
71.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389 en 409 t/m 418.
72.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina’s 1005 en 1011.
73.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389, 390 en 423 t/m 434.
74.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina 1006.
75.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van , pagina’s 1044
76.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1043, 1045, 1046 en 1050 t/m 1052.
77.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1047 t/m 1050.
78.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 1150 t/m 1153, 1155 t/m 1160, 1188 en 1189.
79.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
80.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
81.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 7 januari 2020, pagina’s 157 t/m 162.
82.Zaaksdossier B, ordner 12, gebruikersovereenkomst woning [adres 1] [plaats 3] , pagina’s 385 en 386.
83.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 77, en
84.Zaaksdossier B, ordner 15, bijlage 107, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 18 december 2018 van [e-mailadres 11] aan [e-mailadres 12] , pagina’s 1688 t/m 1692.
85.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020 (bijlage 16: tapgesprek 12 december 2018), pagina 1146.
86.Algemeen dossier en beslag, ordner 1, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 13 juni 2019, pagina’s 39 en 49.
87.Verklaringen, ordner 24b, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 3 maart 2020, pagina 30.
88.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 952, 954, 955 en 969 t/m 972.
89.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 3 maart 2020, pagina 43.
90.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 juli 2019, pagina’s 1220 en 1221.
91.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 47, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 5 maart 2017 van [e-mailadres 13] aan [e-mailadres 1] , pagina’s 1231 en 1232.
92.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 46, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 6 maart 2017 van [e-mailadres 1] aan [e-mailadres 6] , pagina’s 1228 en 1229, en
93.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 20 juni 2019, pagina’s 1224 t/m 1226.
94.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 50, een geschrift, te weten een opdrachtbevestiging van [bedrijf 36] van 10 juni 2017, pagina’s 1251 t/m 1253.
95.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 48, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 2 juni 2017 van [e-mailadres 14] aan [e-mailadres 15] , pagina’s 1234 t/m 1239.
96.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 49, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 3 juni 2017 van [e-mailadres 15] aan [e-mailadres 6] , pagina’s 1241 t/m 1246.
97.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 55, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 1 november 2017 van [e-mailadres 3] aan [e-mailadres 14] , pagina’s 1292 t/m 1307.
98.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 58, geschriften, te weten de facturen van [bedrijf 36] , pagina’s 1317, 1319, 1322 en 1324, en
99.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 59, geschriften, te weten bankafschriften van [getuige 3] , pagina’s 1327 en 1328.
100.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 26 februari 2020, pagina’s 1344 t/m 1365.
101.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 26 februari 2020, pagina’s 1367 t/m 1370.
102.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 januari 2020, pagina’s 1376 t/m 1385.
103.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 18 december 2019, pagina’s 1556 t/m 1559.
104.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 72 t/m
105.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] met bijlagen van 4 maart 2020, pagina’s 163 en 164.
106.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 11] van 11 maart 2020, pagina’s 165 t/m 167.
107.Zaaksdossier B, ordner 14, een geschrift, te weten het document ‘Rekening en Verantwoording, pagina 1627.
108.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] .
109.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 74, en
110.Zaaksdossier B, ordner 14, een geschrift, te weten het document ‘Rekening en Verantwoording, pagina 1627.
111.Zaaksdossier B, ordner 15, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 30 januari 2020, pagina’s 1642 t/m 1650 en 1663 t/m 1666.
112.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van [medeverdachte 5] .
113.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail van 2 juni 2017 van [e-mailadres 7] aan [e-mailadres 1] , pagina’s 54 t/m 73.
114.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van relaas van 8 april 2020, pagina 11, en
115.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van [medeverdachte 5] .
116.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 74, en
117.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 21 juni 2017 van [e-mailadres 1] aan [e-mailadres 16] , pagina’s 74 t/m 77.
118.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 21 juni 2017 van [e-mailadres 8] aan [e-mailadres 15] , pagina’s 78 t/m 82.
119.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 21 juni 2017 van [e-mailadres 9] aan [e-mailadres 15] , pagina’s 95 en 96.
120.Zaaksdossier C, ordner 17, geschriften, te weten bankafschriften van [bedrijf 28] BVBA, pagina 150.
121.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina’s 1005 en 1011.
122.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail van 21 juni 2017 van [e-mailadres 15] aan [e-mailadres 9] , pagina’s 97 t/m 99.
123.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een tenaamstelling van de Land Rover Range Rover Sport ( [kenteken 1] ) van 21 oktober , pagina 509.
124.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 4 juli 2019, pagina’s 199, 200, 206, 207, 214 t/m 217
125.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 23 januari 2019, pagina’s 382 t/m 385.
126.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal uitlevering van bescheiden gegevens van 4 juli 2019, pagina’s 200, 214 en 215.
127.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een (Duitse) huurovereenkomst tussen [bedrijf 48] GmbH en [bedrijf 45] BVBA van 21 juli 2017, pagina’s 481 t/m 487.
128.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van relaas van 8 april 2020, pagina 17.
129.Zaaksdossier C, ordner 17, geschriften, te weten Factuur [nummer 16] van 21 juni 2017 en Factuur [nummer 17] van 21 juni 2017, pagina’s 489 en 490.
130.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 1 maart 2019, pagina’s 126 t/m 128, en
131.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 18 augustus 2017 van [e-mailadres 17] aan [e-mailadres 6] , pagina’s 101 t/m 120.
132.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een werkorder van 7 augustus 2017, pagina 437.
133.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 december 2019, pagina’s 463 en 471.
134.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail van 23 augustus 2017 van [e-mailadres 6] aan [e-mailadres 15] , pagina 121.
135.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van relaas van 8 april 2020, pagina 16.
136.Zaaksdossier C, ordner 17, geschriften, te weten e-mails van 31 augustus 2017 tussen [e-mailadres 9] en [e-mailadres 15] , pagina’s 146 t/m 148.
137.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 3 maart 2020, pagina’s 524 en 526.
138.Zaaksdossier F, ordner 23, het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met bijlagen van 4 juni 2020, pagina’s 574, 575 en 581.
139.Zaaksdossier F, ordner 23, een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 11] BV van 3 februari 2020, pagina’s 122 t/m 125.
140.Zaaksdossier F, ordner 23, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina 56.
141.Zaaksdossier F, ordner 23, het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met bijlagen van 4 juni 2020, pagina’s 575, 576 en 582 t/m 584.
142.Zaaksdossier F, ordner 23, het proces-verbaal van relaas van 11 juni 2020, pagina 32, en
143.Zaaksdossier F, ordner 23, het proces-verbaal van relaas van 11 juni 2020, pagina 32.