ECLI:NL:RBOVE:2023:4954

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
08-963637-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen van grote geldbedragen en voertuigen door verdachte en medeverdachten

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen van grote geldbedragen, in totaal meer dan € 350.000, en van verschillende voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het witwassen van contante geldbedragen en de aankoop en verbouwing van een woning aan [adres 2]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden en ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de witwasconstructies en dat er sprake was van een gewoonte, gezien de frequentie en de omvang van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 49 maanden had geëist, gematigd, onder andere vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen spijt getoond, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963637-18 (P)
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 en 24 oktober 2023 en 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 3 maart 2020, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 357.149,95, althans de woning aan [adres 2] (zaaksdossier B - aankoop van de woning aan [adres 2] );
feit 2:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 408.927,71 (zaaksdossier B - verbouwingskosten van de woning aan [adres 2] );
feit 3 primair, subsidiair:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 3 maart 2020, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 66.500,--, althans een Land Rover, type Range Rover
(primair), althans daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair)(zaaksdossier C - witwassen Land Rover Range Rover);
feit 4:zich, in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 maart 2020, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van acht voertuigen (zaaksdossier E - diverse voertuigen).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de onderzoeken 26Largo en 26Arcardia, waarin strafrechtelijk onderzoek werd gedaan naar de motorclub Satudarah MC als zijnde een criminele organisatie en het witwassen van crimineel verkregen vermogen door leden van Satudarah MC, werd een aantal verdachten aangemerkt als facilitators van dit witwassen. Hierop werd in 2018 onderhavig onderzoek met de naam 26Ederena opgestart. In dit onderzoek kwam ook verdachte in beeld als mogelijke facilitator en wel bij de koop en verbouwing van de woning aan [adres 2] (zaaksdossier B) en bij de aanschaf en het gebruik van diverse voertuigen (zaaksdossiers C, E en F). De verdachten in dit onderzoek worden er onder andere van verdacht dat zij door middel van verschillende constructies, waarbij zij gebruik maakten van verscheidene ondernemingen en meerdere bank/bedrijfsrekeningen van deze ondernemingen, hebben geprobeerd de herkomst van de (vermoedelijk) criminele gelden te verhullen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, met dien verstande dat verdachte zich telkens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het (gewoonte)witwassen van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bedragen, dan wel van de woning en/of de voertuigen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, nu hij pas vanaf maart 2018 betrokken is geraakt bij de woning en dus niet bij het witwassen van de geldbedragen die voordien zijn overgemaakt voor de aankoop van de woning. Voor het overige heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte er geen wetenschap van had dat het geld dat gebruikt is voor de aankoop van de woning uit misdrijf afkomstig was en dat er sprake was van een witwasconstructie.
Wat betreft het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank voor feit 2 de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) gebruiken als bewijs, dan is er volgens de raadsvrouw sprake van een schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), nu de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad om de verklaring van [getuige 1] te toetsen.
Tot slot heeft de raadsvrouw zich, wat betreft het onder 4 ten laste gelegde feit, op het standpunt gesteld dat verdachte, ten aanzien van het witwassen van de ten laste gelegde VW Golf [kenteken 1] , VW Golf [kenteken 2] , BMW [kenteken 3] , Peugeot [kenteken 4] en Porsche Cayenne, dient te worden vrijgesproken, aangezien deze voertuigen niet van verdachte zijn noch gezamenlijk eigendom zijn van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Tevens blijkt nergens uit het dossier dat verdachte wist, dan wel moest vermoeden dat de auto’s een criminele herkomst hadden. Ten aanzien van de ten laste gelegde Range Rovers heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd en dat het Openbaar Ministerie (hierna ook: OM) hier geen onderzoek naar heeft gedaan. Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van de Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 5] gesteld dat nergens uit het dossier blijkt dat verdachte enige betrokkenheid bij dit voertuig heeft gehad, waardoor verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Juridisch kader witwassen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er in de verschillende zaaksdossiers sprake is van witwassen.
Om te komen tot een bewezenverklaring van witwassen moet vaststaan dat de geldbedragen of goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. In bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat niet hoeft te worden bewezen door wie, wanneer en waar dit misdrijf is gepleegd. Het gronddelict hoeft dus niet bewezen te worden.
Voor het geval dit gronddelict niet uit het dossier blijkt, is in de jurisprudentie een toetsingskader ontwikkeld, om te beoordelen of een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’. Nu verdachte (en zijn medeverdachten) in onderhavige zaaksdossiers wordt verweten geldbedragen en goederen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen en goederen afkomstig zijn, zal de rechtbank het toetsingskader hanteren.
Allereerst dient er sprake te zijn van een vermoeden van witwassen. Het OM moet feiten en omstandigheden aandragen die van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
Als er sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld of de goederen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Wanneer naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, dan is het bewijsvermoeden voldoende voor een bewezenverklaring van het onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen of goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Tot slot dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte opzet had op het witwassen, waarvoor voorwaardelijk opzet voldoende is.
3.4.2
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.3
Zaaksdossier B: de aankoop en verbouwing van de woning aan [adres 2]
Zaaksdossier B gaat over de aankoop en de verbouwing (en inrichting) van de woning aan [adres 2] . Aan verdachte zijn deze feiten apart van elkaar ten laste gelegd: de aankoop als feit 1 en de verbouwing (en inrichting) als feit 2. Omdat deze feiten sterk met elkaar samenhangen en elkaar opvolgen zullen deze feiten waar mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
3.4.3.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
Aankoop van de woning
Op 30 januari 2017 heeft er via een makelaar een bezichtiging plaatsgevonden van de woning aan [adres 2] . Deze bezichtiging is aangevraagd door ene “ [naam 1] ”, met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en het e-mailadres [mailadres 1] . Deze bezichtiging heeft geleid tot de aankoop van de woning. [2]
Het koopcontract is op 10 februari 2017 door medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) namens [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ) getekend. [3] [bedrijf 1] is een uitzendbureau dat zich bezighoudt met het detacheren van personeel en het bemiddelen bij het tot stand komen van arbeidsovereenkomsten. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] is [bedrijf 2] B.V. [4] , waarvan [medeverdachte 2] bestuurder en enig aandeelhouder is. [5]
[medeverdachte 1] heeft op 10 april 2017 via het e-mailadres [mailadres 2] [6] een oude akte van levering van de woning aan [adres 2] opgevraagd bij Kadasterdata. [7]
Op 14 maart 2017 werd een ingebrekestelling gestuurd aan [medeverdachte 2] , omdat diens vennootschap [bedrijf 1] de woning niet had afgenomen op 6 maart 2017. [8] Uiteindelijk is de woning aan [adres 2] op 13 april 2017 aan [bedrijf 1] geleverd. Bij deze transactie werd [bedrijf 1] vertegenwoordigd door [medeverdachte 2] . De levering vond plaats bij notariskantoor [kantoor] in Aalsmeer. [9] Naast de koopsom is ook nog een bedrag van
€ 7.885,95 aan bijkomende kosten en overdrachtsbelasting alsmede een bedrag van
€ 19.294,-- aan boete en meerkosten betaald. Het totale aankoopbedrag van de woning bedroeg € 357.149,95. [10]
De kosten voor de woning zijn door medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) [11] in negen overboekingen via rekening [rekeningnummer 1] van de [stichting 1] (hierna: [stichting 1] ) overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 2] van (notaris) [kantoor] (hierna: [kantoor] ). [12]
Zo maakte [medeverdachte 3] op 8 maart 2017 € 33.000,-- en € 7.855,95 over van [stichting 1] naar [kantoor] . [13] Aan deze overboekingen gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 3] van de [bedrijf 3] LTD (hierna: [bedrijf 3] ) naar rekening [rekeningnummer 4] van [bedrijf 4] BV (hierna: [bedrijf 4] ) (omschrijving: ‘ [omschrijving] ’);
  • op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [stichting 1] (omschrijving ‘Doessier 20170207’);
  • op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 3] naar rekening [rekeningnummer 5] van [bedrijf 5] BV (hierna: [bedrijf 5] );
  • op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 5] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Dossier 20170207’).
[bedrijf 4] richt zich op advisering op het gebied van beveiligingssystemen en daarnaast op installatie en onderhoud. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4] is medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ). [15] [medeverdachte 4] is ook bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 5] . Dit bedrijf richt zich op operational lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, het in- en verkopen van auto’s het verhuren en verleasen van auto’s, de im- en export van auto’s en de bijbehorende financiering. [16]
Van de overboekingen van [bedrijf 3] naar [bedrijf 4] en van [bedrijf 4] naar [stichting 1] is door de Rabobank een MOT-melding (Melding Ongebruikelijke Transactie) gedaan bij de FIU (Financial Intelligence Unit). Hierop is [medeverdachte 4] door de Rabobank uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek werd [medeverdachte 4] vergezeld door [medeverdachte 3] , die in het gesprek de leiding nam. [17]
Volgens de Engelse KvK was [bedrijf 3] een financieel intermediair die sinds 7 juli 2017 in staat van faillissement verkeerde en op 18 oktober 2018 is opgeheven. [18]
Op 23 maart 2017 maakte [medeverdachte 3] € 50.000,-- over van [stichting 1] naar [kantoor] . [19] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 6] van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
  • op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar rekening [rekeningnummer 7] van [bedrijf 6] NV (hierna: [bedrijf 6] )(omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
  • op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 6] naar rekening [rekeningnummer 8] van [bedrijf 7] BV (hierna: [bedrijf 7] ) (omschrijving: ‘Factuur 20170321001’);
  • op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 8] naar [bedrijf 6] (omschrijving: ‘ [omschrijving] ’);
  • op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 10] van de [naam 3] naar [medeverdachte 5] en/of [naam 2] (omschrijvingen: ‘ [omschrijving] ’, ‘ [omschrijving] ’ en ‘ [omschrijving] ’);
  • op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar [bedrijf 6] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
  • op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 6] naar [bedrijf 7] (omschrijvingen: ‘Factuur 20170321002’ en ‘Factuur 201703210001’);
  • op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar rekening NL15INGB0006208332 van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 9] GmbH (hierna: [bedrijf 9] );
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
  • op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar rekening [rekeningnummer 11] van [bedrijf 10] (telkens omschrijving: ‘ [omschrijving] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 10] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 4] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 1] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Dossier [adres 2] ’).
[bedrijf 6] houdt zich bezig met het in opdracht adviseren en verlenen van consultancy op (hoog) bestuurlijk niveau, zoals (maar niet uitsluitend) internationaal vennootschapsrechtelijk, zowel voor overheid- als bedrijfsleven. [21] Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is de in Hong Kong, China, gevestigde [bedrijf 11] Limited, waar medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) bestuurder van is. Tot 25 september 2014 was [naam 4] , vader van medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), bestuurder en enig aandeelhouder. Tot 1 februari 2016 was [naam 2] , de ex-partner van [medeverdachte 5] , gevolmachtigde. Van [bedrijf 6] zijn sinds de oprichting in 2013 geen jaarrekeningen gedeponeerd en [bedrijf 6] verkeert sinds 6 november 2018 in staat van faillissement. Van de bankrekening van [bedrijf 6] zijn in 2017 (onder andere) geldbedragen ontvangen van en overgeboekt naar diverse privérekeningen van [medeverdachte 5] . [22]
[bedrijf 7] richt zich op de dienstverlening, advisering en uitvoering van werkzaamheden op het gebied van veiligheidsmanagement, personenstromenanalyse en de preventie en beheersing van massa paniek. [medeverdachte 6] is sinds 20 juni 2016 directeur. Vanaf 24 april 2017 is [bedrijf 12] enig aandeelhouder, waarvan [medeverdachte 6] directeur is. Voor 24 april 2017 was dit [naam 5] . [23]
[bedrijf 10] richt zich op de bloemenhandel. [24] [medeverdachte 2] is de (uiteindelijke) bestuurder. [25] Er zijn van [bedrijf 10] geen jaarrekeningen bekend en het bedrijf heeft in de jaren 2016, 2017 en 2018 vrijwel geen omzet gehad. [26] In de jaren 2016 tot en met 2018 werd er in totaal een bedrag van € 1.239.979,01 bijgeschreven op de rekening van [bedrijf 10] , wat vervolgens ook weer werd afgeschreven, waardoor het saldo op 2 juli 2018 € 0,-- bedroeg. [27] Verder bestond bij de ING-bank het vermoeden dat [bedrijf 10] is gebruikt bij witwassen, waardoor de bankrekening is opgezegd. [medeverdachte 2] zelf stond al in het verwijzingsregister van de ING en werd geweerd als klant vanwege betrokkenheid bij factuurfraude. [28]
Op 27 maart 2017 werd door [medeverdachte 3] € 100.000,-- overgemaakt van [stichting 1] naar [kantoor] . [29] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 13] BV;
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 13] BV naar [bedrijf 10] (omschrijving: investering [bedrijf 1] );
  • op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] BV naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
€ 3.000,-- contant gestort op bankrekening van [bedrijf 4] ( [rekeningnummer 12] en [rekeningnummer 4] );
- op 24 en 27 maart 2017 werd respectievelijk € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,-- en
€ 12.900,-- overgemaakt door [bedrijf 4] ( [rekeningnummer 12] en [rekeningnummer 4] ) naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 1] ’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 5] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 13] van [medeverdachte 4] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 5] naar [bedrijf 10] (omschrijving: investering [bedrijf 1] );
  • op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 10] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [stichting 1] .
[medeverdachte 3] heeft op 30 maart 2017 € 20.000,-- overgemaakt van [stichting 1] naar [kantoor] . [31] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 15] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 10] (omschrijving: Investering FloriJobbzz);
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 10] € 20.000 overgemaakt naar [stichting 1] (omschrijving: ‘ [adres 2] dossier’).
Vervolgens maakte [medeverdachte 3] op 4 april 2017 € 30.000 over van [stichting 1] naar [kantoor] . [33] Hieraan zijn de volgende transacties voorafgegaan:
  • op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 10] ;
  • op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 6] (zijnde de zoon van [medeverdachte 2] );
  • op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 6] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
  • op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 10] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [stichting 1] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres 2] ’).
Op 7 april 2017 heeft [medeverdachte 3] € 30.000,-- overgemaakt van [stichting 1] naar [kantoor] . [35] Hieraan zijn de volgende overboekingen voorafgegaan:
  • op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 4] ;
  • op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 1] );
  • op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 6] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 6] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
  • op 7 april 2017 maakte [bedrijf 10] € 30.000 over naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
[medeverdachte 3] maakte op 10 april 2017 € 67.000,-- over van [stichting 1] naar [kantoor] . [37] Hier zijn de volgende transacties aan voorafgegaan:
  • op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 7] ;
  • op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar [bedrijf 16] (hierna: [bedrijf 16] ) (omschrijving: ‘Factuur 20171742’);
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 16] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 16] ;
  • op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 1] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 19] BV (hierna: EMS);
  • op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van EMS naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Factuur 20171743’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
  • op 10 april 2017 maakte [bedrijf 17] € 9.750,-- over naar [bedrijf 9] ;
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 7] (dochter van medeverdachte [medeverdachte 5] );
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 7] naar [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
  • op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [medeverdachte 5] en/of [naam 2] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
  • op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar [bedrijf 6] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 6] ;
  • op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 6] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 1] ’).
Ten tijde van de overboekingen hield [bedrijf 19] BV zich bezig als internationaal opererend adviesbureau op het gebied van (maar niet uitsluitend) risicobeheersing, risicomanagement en risicoanalyse voor internationale rechtsvormen. Directeur en enig aandeelhouder is [medeverdachte 6] . Na 2015 zijn er geen jaarrekeningen gedeponeerd en sinds 28 oktober 2017 verkeert [bedrijf 19] in staat van faillissement. [39] In het faillissementsverslag wordt vermeld dat het bedrijf betrokken zou zijn bij internationale factuurfraude in 2017. Tussen augustus 2016 en juli 2018 wordt in totaal € 3.869.833,90 bijgeschreven en € 3.869.822,22 afgeschreven. [40]
[bedrijf 16] Participations houdt zich bezig met de verkoop, bemiddeling, investering en advisering in financiële (im)materiele activa en de koop, verkoop en handel in non-food. [medeverdachte 6] is zaakvoerder. [bedrijf 16] verkeert sinds 5 december 2017 in staat van faillissement en op 18 september 2018 opgeheven. [41]
Tot slot heeft [medeverdachte 3] op 13 april 2017 € 19.294,-- overgemaakt van [stichting 1] naar [kantoor] . [42] Aan deze overboeking gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
  • op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [stichting 1] (omschrijvingen: ‘Restant [adres 2] ’ en ‘Restant van restant’);
  • op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 6] ;
  • op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 6] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘ [adres 2] ’).
De woning is vervolgens op 28 september 2017 door [bedrijf 1] voor € 330.000,-- verkocht en geleverd aan de Belgische vennootschap [bedrijf 20] (hierna: [bedrijf 20] ). Bij deze transactie werd [bedrijf 1] vertegenwoordigd door [medeverdachte 3] , die schriftelijk gevolmachtigd was. De koopprijs is voldaan door verrekening in rekeningcourant, waardoor de verplichting tot betaling van de koopprijs teniet is gegaan. [44]
[bedrijf 20] is een bedrijf dat zich richt op eigen ontwikkeling, invoer, doorvoer en uitvoer van en de handel, zowel groot- als kleinhandel, in alle elektrische en elektronische toestellen en onderdelen. Van 24 maart 2017 tot 30 september 2017 was [medeverdachte 2] zaakvoerder van [bedrijf 20] , vanaf 1 oktober 2017 tot 9 augustus 2018 was dat [medeverdachte 3] , en vanaf 9 augustus 2018 was dit wederom [medeverdachte 2] . Uit onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 20] blijkt dat er geen financiële relatie dan wel een rekeningcourantverhouding is tussen [bedrijf 20] en [bedrijf 1] . Verder is [bedrijf 20] niet actief in het economische verkeer en ontplooit [bedrijf 20] geen bedrijfsactiviteiten. [45]
Op 23 maart 2018 is de woning door [bedrijf 20] verkocht en geleverd aan de Belgische rechtspersonen [bedrijf 21] NV (hierna: [bedrijf 21] ) en [bedrijf 22] (hierna: [bedrijf 22] ) voor een bedrag van € 450.000,--. Bij deze transactie werden [bedrijf 20] en [bedrijf 21] vertegenwoordigd door [medeverdachte 3] en [bedrijf 22] door verdachte. De koopsom, waarvan elke koper € 225.000,-- moest voldoen, werd omgezet in een geldlening (rekeningcourant) die iedere koper schuldig bleef aan de verkoper. Bij deze koop werd geen hypotheek gevestigd. [46] De notaris waar de levering plaatsvond heeft van deze levering een MOT-melding gedaan bij de FIU. [47]
[bedrijf 21] richt zich op de aankoop, verkoop, beheer en exploitatie van al dan niet bebouwde onroerende goederen in België en in het buitenland. Vanaf 1 oktober 2017 tot 12 september 2018 was [medeverdachte 3] zaakvoerder van [bedrijf 21] en vanaf 12 september 2018 was dat verdachte. [48] Uit de laatste vermelding in het aandeelhoudersregister blijkt dat alle aandelen van [bedrijf 21] in het bezit zijn van [stichting 2] (hierna: [stichting 2] ). Daarvoor waren deze aandelen in het bezit van [stichting 3] (hierna: [stichting 3] ). De aandelen zijn door [medeverdachte 3] , als bestuurder van [stichting 3] , verkocht en overgedragen aan [stichting 2] , waarvan hij ook bestuurder was. Deze transactie vond plaats met gesloten beurs. Van 12 april 2018 tot en met 3 september 2018 was [medeverdachte 3] bestuurder van [stichting 2] en sinds 3 september 2018 is dat [naam 8] (hierna: [naam 8] ). Dit is een zwager van [medeverdachte 1] . Vanaf een bankrekening van [bedrijf 21] werden ten behoeve van de woning aan [adres 2] betalingen gedaan aan Essent, Evides Waterbedrijf, Ziggo en een verzekeringsmaatschappij. [49]
De Belgische vennootschap [bedrijf 22] houdt zich bezig met activiteiten van een holdingmaatschappij in de ruimste zin van het woord. Sinds 20 maart 2018 is verdachte zaakvoerder van [bedrijf 22] . Daarvoor waren [bedrijf 23] (hierna: [bedrijf 23] ) (waarvan [getuige 1] directeur is) en [getuige 1] samen de zaakvoerders. Aandeelhouders bij oprichting waren [bedrijf 23] en [bedrijf 24] , waarvan [getuige 1] de directeur is. Op 20 maart 2018 zijn alle aandelen van [bedrijf 22] voor € 1,-- verkocht aan [stichting 3] , waarvan [medeverdachte 3] op dat moment bestuurder is. De koopovereenkomst is namens de verkopers ondertekend door verdachte als gevolmachtigde.
Vervolgens worden de aandelen van [bedrijf 22] op 16 april 2018 door [stichting 3] voor
€ 1,-- verkocht aan [stichting 4] (hierna: [stichting 4] ), waarvan [medeverdachte 3] en [naam 8] op dat moment bestuurder zijn. Vanaf 3 september 2018 is alleen [naam 8] bestuurder. Op de bankrekening van [bedrijf 22] wordt in totaal € 7.410,-- bij- en afgeschreven. [50]
Bij diverse doorzoekingen werd (digitaal) het document ‘vaststellingsovereenkomst tot vereffening, tevens houdende akte van cessie d.d. 18 juni 2018’ aangetroffen. Deze akte van cessie betreft onder andere de schuldverhoudingen tussen [bedrijf 21] en [bedrijf 20] en [bedrijf 1] en [bedrijf 20] , waarbij de woning aan [adres 2] een belangrijk onderdeel vormt en [medeverdachte 3] handelt als bevoegd bestuurder van [bedrijf 21] en [medeverdachte 2] handelt namens [bedrijf 1] en [bedrijf 20] . In dit document staat onder meer dat de hele schuldverhouding die is ontstaan tussen [bedrijf 20] en [bedrijf 21] over en weer is kwijtgescholden vanwege een lening van € 75.000,--, die [medeverdachte 3] zou hebben verstrekt aan [bedrijf 1] en [medeverdachte 2] . Deze lening is niet terug te vinden in de transactieoverzichten van de bankrekeningen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Verder staat in het document dat de aandelen van [bedrijf 21] door middel van (gefingeerde) leningen is overgegaan naar [stichting 2] . Uit een akte van cessie van 21 juni 2018, blijkt dat [medeverdachte 3] 19,7 procent van het aandelenpakket van [bedrijf 21] , dat hij persoonlijk in zijn bezit heeft, overdraagt aan [stichting 2] . [51]
Op de NAS (Network Attached Storage) van [medeverdachte 3] werden de documenten ‘Organisatie’ en ‘ [bedrijf 22] ’ aangetroffen waarin scenario’s werden uitgewerkt met betrekking tot de eigendom van de woning aan [adres 2] . In het eerste document worden vijf scenario’s uitgewerkt om de eigendom van de woning over te laten gaan, waarbij ook de voor- en nadelen worden benoemd. Bij de laatste scenario wordt onder meer als voordeel voor een lening bij een bank aangegeven dat er op die manier een legitieme verklaring is voor
€ 330.000,--. [52] Onder het document ‘ [bedrijf 22] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [53]
Uit onder meer observaties en tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 1] niet is geëmigreerd, maar dat hij samen met zijn (ex-)partner [naam 9] (hierna: [naam 9] ) en zoon, sinds ongeveer 15 oktober 2018 in de woning aan [adres 2] woont. [54]
Bij de doorzoeking van de woning aan [adres 2] werd het document ‘Gebruikersovereenkomst van de woning aan [adres 2] van 1 oktober 2018’ aangetroffen. In deze overeenkomst, die onder meer is ondertekend door [naam 9] , is bepaald dat [naam 9] en haar gezin een jaar om niet gebruik mogen maken van de gemeubileerde en gestoffeerde woning. Zij hoeft enkel de kosten voor gas, water en elektriciteit van € 225,-- per maand te betalen. Dit bedrag moet worden overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 21] . [55] Uit de bankafschriften van de rekening van [bedrijf 21] blijkt dat dit bedrag nooit door [naam 9] is betaald. [56] Deze gebruikersovereenkomst is opgemaakt door [naam 10] (hierna: [naam 10] ) [57] , in opdracht van verdachte en in overleg met [medeverdachte 1] . [58]
Bij de doorzoeking van de woning aan [adres 2] werd een iPad aangetroffen en in beslag genomen. [59] [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat dit zijn iPad is. [60] Op deze iPad is in de mailbox van het e-mailadres [mailadres 2] een e-mail van 25 september 2017 aangetroffen, afkomstig van het mailadres [mailadres 3] , verzonden aan [mailadres 2] , met als onderwerp "FW: boekhouden". De e-mail was afkomstig van het mailadres [mailadres 4] . Als bijlage bij deze e-mail zat het Excelbestand "boekhouding.xlsx", dat op 23 september 2017 is aangemaakt. Onder het tabblad ‘Huis’ staan posten die te herleiden zijn naar de koop en verbouwing van de woning aan [adres 2] . De bedragen en namen die onder dat tabblad staan komen overeen met de factuurbedragen bij diverse bedrijven. [61] [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat [mailadres 3] zijn e-mailadres is, dat hij daar af en toe gebruik van maakt en dat verder niemand anders gebruikmaakt van dit adres. [62]
Verbouwing en inrichting van de woning
Nadat de woning aan [adres 2] was gekocht is die ingrijpend verbouwd en ingericht. Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft op verzoek van [medeverdachte 2] een vergunningstekening voor de uitbouw van de woning gemaakt. Hij moest deze tekening maken voor [medeverdachte 1] , omdat [medeverdachte 1] het huis wilde kopen. [63] [getuige 2] heeft deze bouwtekening op 5 maart 2017 per e-mail aan [medeverdachte 2] toegezonden [64] , die de bouwtekening vervolgens op 6 maart 2017 naar [medeverdachte 1] heeft gemaild. [65]
De bouwbegeleiding werd namens [bedrijf 25] BV (hierna: [bedrijf 25] ) gedaan door getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), die in eerste instantie contact had met [medeverdachte 2] van [bedrijf 20] . Later werd dit contact overgenomen door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou de toekomstige bewoner worden van de woning en hij nam dan ook de beslissingen over de woning. [66] De opdrachtbevestiging voor de bouwbegeleiding is door [medeverdachte 2] namens [bedrijf 20] getekend. [67] [getuige 3] heeft op 2 juni 2017 de offerte voor de bouwbegeleiding naar [medeverdachte 2] gemaild [68] , die de offerte vervolgens op 3 juni 2017 heeft doorgemaild naar [medeverdachte 1] . [69]
Op 1 november 2017 liet [medeverdachte 3] per mail aan [getuige 3] weten dat hij, [medeverdachte 3] , tot zaakvoerder van [bedrijf 20] is benoemd om de belangen van [medeverdachte 2] te behartigen. [70]
In het dossier komt naar voren dat de verbouwing en inrichting van de woning in totaal ongeveer € 408.927,71 heeft gekost.
Voor de bouwbegeleiding werden vier facturen van [bedrijf 25] op rekeningnummer [rekeningnummer 14] betaald van in totaal € 10.779,96. De factuur van 30 juni 2017 met een bedrag van € 774,80 werd op 10 juli 2017 door [medeverdachte 3] (via de rekening van [stichting 1] ) betaald. Van de factuur van 11 augustus 2017 met het bedrag van € 1.514,80 werd op 5 september 2017 € 1.000,-- betaald door [medeverdachte 2] (via de rekening van [bedrijf 10] ) en op 29 september 2017 € 514,80 door [medeverdachte 3] , evenals de factuur van 8 september 2017 met een bedrag van € 1.520,67. Tot slot heeft [medeverdachte 3] de factuur van 21 december 2017 met een bedrag van € 6.969,69 betaald op 12 januari 2018. [71]
Verder werden door [getuige 3] facturen betaald voor de verbouwing. Om deze facturen te betalen kreeg hij de volgende voorschotten gestort op de rekening van [bedrijf 25] :
  • op 8 en 18 september 2017 werd door [medeverdachte 2] via de rekening van [bedrijf 10] respectievelijk € 2.000,-- en € 2.500,-- overgeboekt;
  • op 21 september 2017 maakte [medeverdachte 2] € 5.000,-- over via [bedrijf 20] ;
  • op 9 september 2017, 1, 7 en 20 november 2017, 20 december 2017 en 15 februari 2018 maakte [medeverdachte 3] via [stichting 1] respectievelijk € 8.000,--, € 12.100,--,
€ 12.100,--, € 20.000,--, € 10.000,-- en € 19.965,-- over. [72]
De badkamer werd door [bedrijf 26] BV (hierna: [bedrijf 26] ) geleverd. Op de orderbevestiging stond het e-mailadres van [medeverdachte 1] . De badkamer kostte in totaal € 13.501,-- en er is in totaal € 13.526,-- betaald. Dit bestond uit de volgende betalingen:
  • op 20 september 2017 werd € 2.100,-- betaald door [medeverdachte 2] via [bedrijf 20] ;
  • op 16 januari 2018 werd € 52,-- contant betaald;
  • op 14, 19 en 21 februari 2018 werd respectievelijk € 1.874,--, € 1.500,-- en € 500,-- betaald door [medeverdachte 2] via [bedrijf 10] ;
  • op 6 maart 2018 werd € 7.500,-- betaald door [medeverdachte 3] via [stichting 1] .
Door het bedrijf [bedrijf 27] BV werden onder meer rolluiken, ruiten en een garagedeur geplaatst voor in totaal € 5.384,50. Van dit bedrag is op 6 februari 2018 € 2.225,-- door [medeverdachte 3] via [stichting 1] betaald. [74]
De installatiewerkzaamheden in de woning zijn uitgevoerd door [bedrijf 28] BV voor een bedrag van in totaal € 39.785,88. Van dit bedrag is door [medeverdachte 3] via [stichting 1] op 16 november 2017, 5 december 2017 en 18 december 2017 telkens € 10.800,-- betaald. De laatste (niet betaalde) factuur van [bedrijf 28] BV moest van verdachte worden gericht aan [bedrijf 22] . [75]
Door [bedrijf 29] werden schelpen aangebracht in de kruipruimte van de woning voor een bedrag van € 3.000,--. Dit bedrag is op 24 oktober 2018 vanaf de rekening van [bedrijf 30] BV (hierna: [bedrijf 30] ) betaald. [76]
Op de NAS van [medeverdachte 3] werd een cliëntendossier met de naam “ [naam 1] ” aangetroffen. Deze map had de submappen “Bom Belgie”, “ [bedrijf 5] ”, “ [bedrijf 20] ”, “ [getuige 1] ”, “Prive”, “ [omschrijving] ” en “ [omschrijving] ”. In deze map bevond zich ook het Excelbestand “ [omschrijving] ”, met bovenaan de vermelding “Rekening en Verantwoording”. In dit document staan vermeldingen van bijschrijvingen over de periode van 28 september 2017 tot en met 6 februari 2018 van in totaal € 327.175,-- en afschrijvingen over de periode van 28 september 2017 tot en met 14 augustus 2018 van in totaal € 322.865,16. Dit overzicht komt grotendeels overeen met de bankrekening van [stichting 1] , waaronder de betalingen met betrekking tot de verbouwing van de woning. [77]
De betalingen die [medeverdachte 3] met de rekening van [stichting 1] heeft verricht voor de verbouwing van de woning, waren mogelijk omdat er via diverse bedrijfs- en privérekeningen de volgende geldbedragen werden overgemaakt naar de rekening van [stichting 1] :
  • door [bedrijf 31] BV (hierna: [bedrijf 31] BV) ( [rekeningnummer 15] ) werd € 30.000,00 overgemaakt (€ 15.000,-- op 27 november 2017 en € 15.000,-- op 15 december 2017);
  • door [bedrijf 32] ( [rekeningnummer 16] ) werd op 7 november 2017 € 16.000,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 20] (BE16068906547374) werd op 28 september 2017 € 8.700,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 33] ( [rekeningnummer 17] ) werd € 13.000,-- overgemaakt (€ 8.000,-- op 3 oktober 2017 en € 5.000,-- op 4 oktober 2017);
  • door [naam 11] ( [rekeningnummer 18] ) werd € 85.925,-- overgemaakt (€ 48.000,-- op 21 november 2017, € 14.965,-- en € 6.015,-- op 30 januari 2018 en € 6.500 en € 9.945,-- op 6 februari 2018);
  • door [bedrijf 34] (34352799) werd op 6 februari 2018 € 10.000,-- overgemaakt;
  • door [naam 12] ( [rekeningnummer 19] ) werd € 95.000,-- overgemaakt (€ 46.650,-- en € 48.350,-- op 11 januari 2018);
  • door [bedrijf 10] ( [rekeningnummer 20] ) werd € 2.000,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 30] ( [rekeningnummer 21] ) werd € 59.550,-- overgemaakt (€ 20.000,-- op 31 oktober 2017, € 10.000,-- op 1 november 2017, € 15.000,-- op 8 november 2017 en € 14.550,-- op 10 november 2017).
Aan de overboekingen van [bedrijf 31] BV naar [stichting 1] gingen (al dan niet via een overboeking op de privérekening van de bestuurder [getuige 1] ) contante stortingen vooraf. [79]
De houder van de bankrekening van [bedrijf 32] is [naam 13] , die is getrouwd met een zus van [naam 9] . Deze overboeking is terug te vinden in het Excelbestand “ [omschrijving] ”. [80]
[medeverdachte 3] is bestuurder van [bedrijf 33] . [81] Voorafgaand aan de overboekingen naar [stichting 1] werd € 18.000,-- overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 33] door [bedrijf 35] , waarvan [medeverdachte 2] zaakvoerder is. [82]
De bedragen die [naam 11] (mede als bestuurder van [bedrijf 34] ) heeft overgemaakt naar [stichting 1] zijn terug te vinden in het Excelbestand “ [omschrijving] ”. [83]
[bedrijf 30] houdt zich bezig met het - al dan niet samen met anderen - verwerven en vervreemden van deelnemingen of andere belangen in rechtspersonen, vennootschappen en ondernemingen, het samenwerken daarmee en het besturen daarvan. Handel (groothandel) en bemiddeling in roerende en onroerende zaken. De (uiteindelijke) bestuurder van [bedrijf 30] is [getuige 1] . In de woningen van verdachte en [getuige 1] is het document ‘ [bedrijf 30] B.V.’ van 21 mei 2019 aangetroffen waarin onder meer staat opgenomen dat verdachte zaken wilde doen, maar dat hij failliet was, en dat [getuige 1] om die reden [bedrijf 30] voor hem heeft opgericht en voor hem de vennootschap beheert. Ook staat daarin opgenomen dat [bedrijf 30] in 2018 nog steeds niet is afgenomen door verdachte en dat verdachte controle heeft over de geldstromen. In de woning van verdachte zijn verder diverse stortingsbewijzen, rekeningoverzichten en andere administratieve bescheiden aangetroffen die behoren tot de administratie van [bedrijf 30] . In de woning van [naam 10] is ook administratie van [bedrijf 30] aangetroffen, waaronder twee facturen van 1 mei 2017 en 23 juni 2017 van [bedrijf 30] gericht aan [bedrijf 36] BV. In het brievenhoofd van die facturen staat het e-mailadres [mailadres 5] en het telefoonnummer van verdachte; [telefoonnummer 3] .
Verder is uit opgevraagde camerabeelden bij de ING gebleken dat verdachte op 22 oktober 2018 € 5.000,-- contant heeft gestort met de pinpas van [bedrijf 30] en op de rekening van [bedrijf 30] . [84]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de naam [bedrijf 30] heeft bedacht ( [verdachte] en Rotterdam samengevoegd) en dat [bedrijf 30] op naam van [getuige 1] is gezet, omdat verdachte zelf geen vennootschap op zijn naam kon zetten. [85]
3.4.3.2 Toepassen toetsingskader
Aankoop van de woning
Op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een witwasvermoeden. Bij de aankoop van de woning is sprake geweest van zeer veel branchevreemde overboekingen, zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. Er werd geld rondgepompt tussen rekeningen van (veelal) rechtspersonen die niets te maken lijken te hebben met de aankoop van en/of de handel in onroerend goed. Ook zijn er voor deze overboekingen geen overeenkomsten of facturen aanwezig. Daarnaast zijn diverse overboekingen via buitenlandse bankrekeningen gegaan en aan veel overboekingen gingen grote contante stortingen vooraf. Door de Rabobank is een MOT-melding gedaan naar aanleiding van een verdachte overboeking in deze constructie. Na de aankoop van de woning, werd de woning na een half jaar door [bedrijf 1] verkocht aan [bedrijf 20] , waarbij de betaling geschiedde onder het mom van een verrekening in rekeningcourant. Hiervan kan echter niets worden teruggevonden. Vervolgens werd de woning weer na een half jaar doorverkocht aan [bedrijf 21] en [bedrijf 22] , waarbij de koopprijs werd omgezet in een geldlening. De notaris bij wie de levering plaatsvond vond dit dusdanig opvallend dat hij een MOT-melding heeft gedaan. Vervolgens heeft [bedrijf 22] , waarvoor verdachte als zaakvoerder optrad, op 20 maart 2018 al haar aandelen voor € 1,-- verkocht aan [stichting 3] , terwijl de helft van de woning aan [adres 2] , met een (boek)waarde van
€ 450.000,-- in eigendom was van [bedrijf 22] . Deze hele gang van zaken is opmerkelijk en duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld dan wel woning. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 3] is gevraagd om bestuurder te worden van [bedrijf 21] en [bedrijf 22] . Het was de bedoeling dat verdachte weer iets kon opbouwen binnen de handel in onroerend goed. Hij was op dat moment failliet en kon zelf geen eigen vennootschap oprichten. Dat door [bedrijf 20] niet aan [bedrijf 1] is betaald voor de woning, kon verdachte niet weten, omdat hij pas later bij de woning betrokken is geraakt. De constructie van doorverkopen en leveren van de woning is volgens verdachte bedacht door [medeverdachte 3] .
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat verdachte voor het eerst bij de woning betrokken is geraakt toen de woning op 23 maart 2018 door [bedrijf 20] werd verkocht aan [bedrijf 21] en [bedrijf 22] , waarvan verdachte sinds 20 maart 2018 bestuurder was. Nergens uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken en op de hoogte is geweest bij de aankoop van de woning door [bedrijf 1] en de overboekingen die daarmee gemoeid zijn gegaan. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dat deel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de omzetting van de koopsom van € 450.000,--, die betaald moest worden door [bedrijf 21] en [bedrijf 22] , in een geldlening en over het ontbreken van een hypotheek. Ook blijkt nergens uit dat hij naar deze opmerkelijke gang van zaken enig onderzoek heeft gedaan. Op het moment dat verdachte zich als bestuurder van een vennootschap inlaat met een dergelijke transactie, waarbij de vennootschap, samen met een andere vennootschap, elk de helft van een woning aankoopt, is het aan verdachte om zich ervan te vergewissen dat de woning een legale herkomst heeft. Zelfs nadat de notaris een MOT-melding had gedaan, heeft verdachte geen nader onderzoek gedaan dan wel vragen gesteld. Ook niet toen hij tevens bestuurder werd van de andere vennootschap die mede-eigenaar van de woning was. Hij heeft dan ook geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van de woning. Nu verdachte er niet in is geslaagd om een verklaring te geven dat de woning een legale herkomst heeft, kan worden bewezen dat de woning afkomstig is uit enig misdrijf. Door het eigendom van de woning zonder enige feitelijke financiële tegenprestatie over te laten gaan van de ene naar (een) andere rechtspersoon/rechtspersonen, wordt verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende van de woning is.
Verbouwing en inrichting van de woning
Net als bij de aankoop van de woning is de rechtbank van oordeel dat ook bij de verbouwing en inrichting van de woning sprake is van een witwasvermoeden. De geldbedragen voor de verbouwing en inrichting kwamen via veel verschillende overboekingen via bank/bedrijfsrekeningen op de bankrekening van [stichting 1] , waarna [medeverdachte 3] met dat geld diverse facturen betaalde. Er werden daarbij grote geldbedragen overgemaakt door verschillende rechtspersonen zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. De rechtspersonen en natuurlijke personen die achter de rekeningen zaten lijken niets te maken te hebben met de verbouwing van de woning en aan diverse overboekingen gingen contante stortingen vooraf. Dit duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van deze betalingen hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen geld heeft overgemaakt naar [stichting 1] , nu [bedrijf 30] niet zijn vennootschap was en hij geen beschikking, had, middels bankpas dan wel internetbankieren, over de deze bankrekening. Ook heeft verdachte naar eigen zeggen geen contante stortingen gedaan op de bankrekening van [bedrijf 30] . Volgens verdachte zijn al deze handelingen verricht door [getuige 1] . Het is niet het geld van verdachte en hij weet niet waar het geld vandaan komt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 22 mei 2019 samen met [medeverdachte 1] tuinmeubelen heeft gekocht voor de woning aan de [adres 2] , die verdachte namens [bedrijf 21] heeft betaald.
De rechtbank overweegt dat verdachte daarmee geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld waarmee de verbouwing dan wel inrichting is betaald. Hij heeft enkel verklaard dat deze betalingen en stortingen met betrekking tot [bedrijf 30] zijn verricht door [getuige 1] . Dit is onvoldoende, mede gelet op het mede-eigendom van [bedrijf 20] waar verdachte bestuurder was (en later ook [bedrijf 21] ). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat het geld waarmee de verbouwing dan wel inrichting is betaald afkomstig is uit enig misdrijf.
Opzet
Wat betreft de aankoop van de woning door verdachte als bestuurder van [bedrijf 22] , en later ook van [bedrijf 21] , heeft verdachte verklaard dat hij dit deed omdat hij een goede klik had met [medeverdachte 3] en om met [medeverdachte 3] samen weer een start te kunnen maken in de handel in onroerend goed. Hij zou hierbij zijn ervaring, kennis en contacten in de wereld van onroerend goed inbrengen. Verder zou hij wat betreft de constructie, waarbij de woning zonder financiële tegenprestatie werd overgedragen, blind hebben vertrouwd op de kennis en kunde van [medeverdachte 3] .
De rechtbank wil best geloven dat verdachte een nieuwe start wilde maken in de wereld van onroerend goed, maar gaat er niet in mee dat hij geen enkele weet had van een illegale herkomst van het geld waarmee de woning was gefinancierd. Juist omdat verdachte bekend is in de wereld van het onroerend goed, had hij moeten weten dat het niet normaal is dat een woning tot twee keer toe binnen een jaar wordt overgedragen zonder dat er enige financiële prestatie tegenover staat. Voordat hij zich inliet met een dergelijk project had hij, met zijn vele ervaring in de handel in onroerende zaken, onderzoek moeten doen naar de constructie en naar de verkrijging van het eigendom van de woning. Hij had zich ervan moeten vergewissen dat hij zich niet inliet met een woning die is gefinancierd door middel van geld met een niet-legale herkomst. Hij had op zijn minst bedenkingen moeten hebben. Zelfs een half jaar nadat deze opmerkelijke aankoop is verricht en verdachte toch zijn vraagtekens had moeten hebben, heeft hij ervoor gekozen om ook bestuurder te worden van [bedrijf 21] , waarmee hij dus bestuurder was van een rechtspersoon die de woning op dat moment volledig in eigendom had. Nergens blijkt uit dat hij vragen heeft gesteld of onderzoek heeft gedaan. Bovendien heeft verdachte, in overleg met [medeverdachte 1] , aan [naam 10] opdracht gegeven om een gebruikersovereenkomst op te stellen, waarin staat dat [naam 9] en haar gezin om niet in de woning mochten wonen. Zelfs de vaste lasten zijn nooit door [naam 9] betaald. Dit is op zijn zachtst gezegd zeer opmerkelijk. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte vol opzet heeft gehad op het witwassen van de woning. Nu vennootschappen zonder kapitaal of economische activiteiten een woning om niet hebben verkregen die inmiddels een (vermoedelijke) waarde had van circa € 450.000,--, waarbij de feitelijke zeggenschap uiteindelijk belandde bij een familielid van medeverdachte [medeverdachte 1] , kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat daarmee werd verhuld wie de daadwerkelijke rechthebbende is op de woning.
Verdachte heeft met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde verbouwing en inrichting van de woning verklaard dat hij niets te maken heeft met de transacties met de bankrekening van [bedrijf 30] , omdat hij geen beschikking had over de pinpas dan wel het internetbankieren met betrekking tot die bankrekening. De rechtbank gaat daar niet in mee. In de eerste plaats omdat verdachte ter zitting heeft erkend dat [bedrijf 30] op naam van [getuige 1] is gezet omdat hij zelf geen vennootschap op zijn naam kon hebben. De rechtbank maakt hieruit op dat deze vennootschap van meet af aan is opgericht ten behoeve van verdachte. Dit wordt bevestigd door het document dat is aangetroffen bij zowel verdachte als [getuige 1] . In dit document met de naam ‘ [bedrijf 30] B.V.’ staat immers opgenomen dat [getuige 1] [bedrijf 30] voor verdachte heeft opgericht en voor hem heeft beheerd. Ook staat daarin dat verdachte controle had over de geldstromen en dat verdachte [bedrijf 30] in 2018 zou overnemen. Ook blijkt de nauwe betrokkenheid van verdachte bij [bedrijf 30] uit de in zijn woning aangetroffen stortingsbewijzen, rekeningoverzichten en andere administratieve bescheiden van [bedrijf 30] . Ook in de woning van [naam 10] , die de financiële administratie voor verdachte regelde, werd administratie van [bedrijf 30] aangetroffen. In het brievenhoofd van aangetroffen facturen van [bedrijf 30] staat het e-mailadres [mailadres 5] en het telefoonnummer van verdachte; [telefoonnummer 3] . Tevens is op camerabeelden gezien dat verdachte geld stortte op de rekening van [bedrijf 30] , wat aantoont dat hij (mede) de beschikking had over de bankrekening van [bedrijf 30] . Dit volgt ook uit het feit dat de inkomsten van verdachte op de bankrekening van [bedrijf 30] werden bijgeschreven. In de lezing van verdachte zou [getuige 1] de beschikking hebben gehad over het privé-inkomen van verdachte, terwijl hij daar zelf niet bij zou kunnen. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij niets te maken had met [bedrijf 30] en op geen enkele wjize de beschikking had over de rekening, ongeloofwaardig vindt. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte, al dan niet door opdracht te geven aan [getuige 1] , verantwoordelijk is geweest voor stortingen op en overboekingen vanaf de rekening van [bedrijf 30] . Gelet op het vorenstaande heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank vol opzet gehad op het witwassen van geldbedragen zoals ten laste gelegd in feit 2.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in deze hele witwasconstructie nauw en bewust heeft samengewerkt met de in paragraaf 3.4.3.1 genoemde betrokkenen. Iedereen had zijn eigen rol in het geheel en zo ook verdachte. Verdachte heeft de vennootschappen [bedrijf 22] , [bedrijf 21] en [bedrijf 30] ter beschikking gesteld en heeft namens die vennootschappen handelingen verricht zodat geld kon worden witgewassen. Bij alles was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de overige betrokkenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen waarmee de woning werd verbouwd en ingericht en het medeplegen van het verbergen/verhullen wie de rechthebbende van de woning was.
Gewoonte
De rechtbank is van oordeel dat bij het onder 1 bewezen verklaarde witwassen van de woning gelet op de duur en de frequentie van de witwashandelingen van verdachte en zijn mededaders kan worden gesproken van het maken van een gewoonte van dat witwassen.
Wat betreft het onder 2 bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat de periode en de frequentie van de gepleegde feiten maakt dat eveneens bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten van het witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
3.4.3.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de onder 1 ten laste gelegde woning aan [adres 2] , door te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van de woning is, en het medeplegen van gewoontewitwassen van het onder 2 ten laste gelegde totale geldbedrag van € 62.550,-- (zijnde het totale geldbedrag dat via de bankrekening van [bedrijf 30] BV is gegaan), door de herkomst van dat geld te verbergen/verhullen, te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat geld is en verdachte en zijn mededaders dat geld hebben verworven, voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en hebben omgezet, terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat de woning en het geld afkomstig waren uit enig misdrijf, en zij tevens van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gewoonte hebben gemaakt. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor het hogere onder 2 ten laste gelegde totaalbedrag.
3.4.4
Zaaksdossier C: de Land Rover, Range Rover
3.4.4.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 juni 2017 heeft verdachte een e-mail van [naam 14] (hierna: [naam 14] ) van [bedrijf 37] doorgestuurd naar [medeverdachte 2] op het mailadres [mailadres 6] , met daarin een overzichtslijst van een aantal Range Rovers, waaronder een Range Rover Sport 3.0 TDV6 HSE Dynamic met het referentienummer [nummer 1] (hierna: de Range Rover) van € 66.500,--. [86]
Bij een doorzoeking van de woning van [naam 10] op 13 juni 2019 is de factuur ‘2017-0009’ van 23 juni 2017 aangetroffen. Deze factuur van [bedrijf 30] is gericht aan [bedrijf 36] BV en gaat om een provisie bij de verkoop van een RR Sport (Range Rover Sport). Het gaat om een bedrag van € 1.210,-- inclusief btw. Deze factuur werd ook aangetroffen in de woning van verdachte. [87] Verdachte heeft verklaard dat hij bij de koop van de Range Rover heeft bemiddeld en dat hij hiervoor betaald heeft gekregen. [88]
[medeverdachte 2] heeft op 21 juni 2017 in een e-mail aan [naam 14] , met verdachte in CC, een getekende orderbevestiging voor de Range Rover gestuurd. De order werd gemaakt door [bedrijf 36] BV en was gericht aan [bedrijf 35] (hierna: [bedrijf 36] ), waarvan [medeverdachte 2] zaakvoerder was. [89] Bij deze e-mail heeft [medeverdachte 2] onder meer een kopie van zijn identiteitskaart gestuurd. [90]
Diezelfde dag, 21 juni 2017, ontving [medeverdachte 2] een e-mail van [naam 15] (hierna: [naam 15] ) vanaf het e-mailadres [mailadres 7] , waarin werd verzocht om de factuur en credit van de Land Rover (de rechtbank leest: type Range Rover). Bij deze e-mail zat een formulier van de Duitse belastingdienst met daarin het btw-nummer van [bedrijf 38] (hierna: [bedrijf 38] ), een afschrift uit het Duitse handelsregister, een zogenoemde "Gewerbe-Anmeldung" bij de gemeente Aachen van [bedrijf 38] op naam gesteld van [naam 16] en een formulier met daarop de personalia van [naam 16] met een kopie van zijn Duitse identiteitsbewijs. [91]
Daarnaast ontving [medeverdachte 2] ook op 21 juni 2017 een e-mail van [naam 15] vanaf het mailadres [mailadres 8] met een factuur van [bedrijf 38] gericht aan [bedrijf 36] voor een bedrag van € 1.500, wat betrekking had op de Range Rover met het kenteken [kenteken 6] en chassisnummer [nummer 2] . Dit is voor een aanmelding van 21 juni 2017 tot 21 september 2017, inclusief allriskverzekering en motorrijtuigbelasting. [92] Deze factuur is op 19 juli 2017 betaald vanaf de rekening van [bedrijf 20] . [93] Van 24 maart 2017 tot 30 september 2017 was verdachte zaakvoerder van [bedrijf 20] . [94]
[medeverdachte 2] stuurde eveneens op 21 juni 2017 een e-mail naar [naam 15] met de factuur van de Range Rover van [bedrijf 36] gericht aan [bedrijf 38] voor een bedrag van € 66.500,--. Dit betreft een creditnota voor dezelfde Range Rover. [95]
De Range Rover is vanaf 21 juni 2017 op een Duits kenteken gezet en op naam van [bedrijf 38] . [96] [medeverdachte 1] heeft het voertuig contant afgerekend. [97] Sinds 2016 is er van [medeverdachte 1] geen inkomen meer bekend bij de Belastingdienst. Daarnaast zijn er geen inkomsten in box 2 en box 3 bekend en is er geen inkomen uit het buitenland opgegeven. Ook staat er nagenoeg geen saldo op zijn bankrekeningen. [98]
Omdat het gehele bedrag van € 66.500,- contant werd betaald, heeft [naam 14] namens [bedrijf 37] een MOT-melding gedaan van deze transactie. [99]
Bij een doorzoeking bij [bedrijf 38] werd een huurovereenkomst van 21 juli 2017 voor de Range Rover aangetroffen tussen [bedrijf 38] als verhuurder en [bedrijf 36] als huurder. In de huurovereenkomst staat [medeverdachte 1] als huurder genoemd van het voertuig voor € 1.800,-- per maand. [100] Betaling van deze huurprijs is niet teruggevonden op de transactiegegevens van de bankrekeningen van [bedrijf 36] , van [medeverdachte 2] of van [medeverdachte 1] . [101] Daarnaast werd een factuur van 21 juni 2017 aangetroffen voor de verkoop van de Range Rover van [bedrijf 36] aan [bedrijf 38] voor een bedrag van € 66.500,-- en een creditnota van voornoemde factuur. [102]
Omstreeks augustus 2017 is er sprake van schade aan de Range Rover. De foto’s van deze schade worden per mail van 18 augustus 2017 door [naam 17] van het [bedrijf 39] gestuurd naar [medeverdachte 1] [103] , met [medeverdachte 2] in de CC. [104] Op de werkorder voor de reparatie staat bij de berijder van het voertuig en betaler van de factuur het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en zijn e-mailadres. [105] De factuur is op 21 augustus 2017 door [medeverdachte 2] als zaakvoerder van [bedrijf 36] betaald. [106]
Op 23 augustus 2017 heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] gemaild dat hij gegevens nodig heeft, waaronder de statuten van de BVBA, de taken van de bevoegde bestuurder en het paspoort van de directeur, de factuur van de Range Rover en de Duitse autopapieren. [107]
In de periode van 29 augustus 2017 tot en met 6 december 2017 is de Range Rover met Duits kenteken een aantal keren gecontroleerd, waarbij [medeverdachte 1] steeds de bestuurder was van het voertuig. [108]
Uit e-mailcorrespondentie van 31 augustus 2017 tussen [naam 15] en [medeverdachte 2] blijkt dat men voornemens was de auto op Belgisch kenteken te zetten. [109]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij in 2015 of 2016 een Land Rover, type Range Rover, heeft gekocht bij [bedrijf 37] , waarvoor hij € 64.000,-- heeft betaald en die hij op een Duits kenteken heeft gezet. De BPM en wegenbelasting waren namelijk goedkoper in Duitsland dan in Nederland. Bij het faillissement van zijn bedrijf [bedrijf 40] heeft hij geld onttrokken dat hij heeft gestoken in onder andere gronden in Turkije en in auto’s. Deze auto’s stonden op zijn eigen naam en op namen van rechtspersonen. [medeverdachte 1] verhuurde en verkocht deze auto’s. [110]
3.4.4.2 Vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat verdachte heeft bemiddeld bij de aanschaf van de Range Rover, door het contact te leggen tussen de verkoper en koper. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de betaling van het voertuig. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde, nu daarvoor is vereist dat verdachte wetenschap had van de wijze van betaling en de (mogelijke) criminele herkomst van het contante geldbedrag. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.5
Zaaksdossier E: diverse voertuigen
3.4.5.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 1]
De Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1] (hierna: voertuig 1) is op 23 juni 2019 aangetroffen en in beslag genomen, terwijl [naam 18] (hierna: [naam 18] ) de bestuurder was. Uit de politiesystemen is gebleken dat [naam 18] ook op 4 juni 2019 als bestuurder van voertuig 1 is gesignaleerd en dat hij in de omgeving van Rotterdam bekend staat als drugsdealer. In het voertuig werd in een verborgen ruimte in het dashboard € 10.000,-- en 207 gram cocaïne aangetroffen. [111]
Voertuig 1 stond sinds 4 april 2019 op naam van [bedrijf 41] . Daarvoor heeft het voertuig sinds 1 februari 2018 op naam gestaan van de bedrijven [bedrijf 42] BV (hierna: [bedrijf 42] ), [bedrijf 43] BV (hierna: [bedrijf 43] ), [bedrijf 44] BV (hierna: [bedrijf 44] ), [bedrijf 45] BV (hierna: [bedrijf 45] ), [bedrijf 46] BV (hierna: [bedrijf 46] ) en [bedrijf 47] BV (hierna: [bedrijf 47] ). [112]
[bedrijf 41] richt zich op detailhandel via internet in overige non-food en groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden. Bestuurder, enig aandeelhouder en houder van de boeken en bescheiden van [bedrijf 41] is (al dan niet uiteindelijk) [getuige 1] . [113] [bedrijf 41] had geen bankrekening, maar er werd gebruik gemaakt van de bankrekening van [bedrijf 48] BV. Uit bankafschriften van [bedrijf 48] BV, waarvan [getuige 1] vertegenwoordiger is, is gebleken dat er slechts 23 af- en bijschrijvingen waren in de periode van januari 2019 tot en met mei 2019, voornamelijk van en naar een bankrekening van [getuige 1] . Daarnaast werd op 22 mei 2019 € 500,-- bijgeschreven door [naam 19] voor de kosten en eigen bijdrage van april 2019. Verder zijn er geen transacties te relateren aan de ten laste gelegde voertuigen. [114]
Na de inbeslagname heeft verdachte het voertuig op 30 juli 2019 aangemeld als zijnde uitgevoerd. [115] De kentekenkaarten van voertuig 1 zijn niet aangetroffen tussen de in beslag genomen documenten en niet in voertuig 1. Uit een getekend ontvangstbewijs van 25 juni 2019 blijkt dat [verdachte] de kentekencard van voertuig 1 van [getuige 1] heeft ontvangen. [116]
In het kantoor van [getuige 1] is een op 4 april 2019 getekende akte van verpanding van voertuig 1 aangetroffen tussen [bedrijf 49] (hierna: [bedrijf 49] ) als pandnemer, vertegenwoordigd door [verdachte] , en [bedrijf 41] als pandgever, vertegenwoordigd door [getuige 1] . [117] Daarnaast is een financial lease overeenkomst van 4 april 2019 aangetroffen tussen [bedrijf 49] als leasemaatschappij, vertegenwoordigd door [verdachte] , en [bedrijf 41] als lessee, vertegenwoordigd door [getuige 1] . [118]
[bedrijf 49] richt zich op de verhuur, lease van eigen of verhuur van (bedrijfs)panden, gebouwen en appartementen. Verdachte is directeur van [bedrijf 49] . [119] Uit de bankafschriften van de rekening van [bedrijf 49] is gebleken dat er in februari en maart 2019 voornamelijk geld wordt bijgeschreven van de rekeningen van [bedrijf 43] en [bedrijf 42] . Dit zijn volgens de omschrijvingen betalingen voor ‘lijst 2 auto’s’. [120]
Verder is in het kantoor van [getuige 1] het kentekenbewijs en het vrijwaringsbewijs van voertuig 1 aangetroffen, [121] alsmede een arbeidsovereenkomst tussen [naam 18] en [bedrijf 41] [122] , waarin is opgenomen dat [naam 18] vanuit zijn functie als Sales Representative vanaf 1 april 2019 zes maanden beschikking heeft over voertuig 1, en een bruikleenovereenkomst tussen [bedrijf 41] en [naam 18] , ingaande op 1 mei 2019. [123]
In de woning van [medeverdachte 1] is een brief van 8 februari 2018 van de RDW aan [bedrijf 46] aangetroffen. Hierin staat het tweede deel van de tenaamstellingscode en het nieuwe kentekenbewijs. Op de brief is het eerste deel van de tenaamstellingscode handgeschreven ingevuld. [124]
In een tapgesprek op 11 december 2018 heeft verdachte aan [getuige 1] verteld dat er een melding kwam dat de witte Golf GTD met RV in het kenteken onverzekerd was. [125] In een later gesprek zegt verdachte dat het om voertuig 1 gaat en vraagt [getuige 1] of hij de pasjes wel heeft ontvangen. Verdachte zegt tegen [getuige 1] dat hij de pasjes moet gaan ophalen bij de postbussen. [126]
Op 13 december 2018 heeft verdachte onder meer via WhatsApp aan [getuige 1] gevraagd of hij het kentekenpasje heeft van voertuig 1 en als [getuige 1] die niet heeft, of hij direct de RDW zou willen bellen om nieuwe passen aan te vragen. Later vraagt verdachte aan [getuige 1] of hij de RDW wil bellen om te zeggen dat hij het kentekenbewijs kwijt is en dat hij is verhuisd.
Op 27 maart 2018 vroeg verdachte aan [getuige 1] of hij de codes heeft van voertuig 1 en deelde mee dat hij alleen een brief van de RDW met daarin de tenaamstellingscode heeft. Hierop stuurde [getuige 1] foto’s van onder meer het kentekenbewijs deel 1 van voertuig 1. [127]
Uit een tapgesprek van 14 december 2018 kan worden opgemaakt dat verdachte [getuige 1] opdraagt om van de rekening van [bedrijf 46] geld over te maken naar de rekening van [bedrijf 30] . [128]
Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 2]
Op 28 juni 2019 is de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] (hierna: voertuig 2) aangetroffen en in beslag genomen. Bij doorzoeking van het voertuig is in de midden console een verborgen ruimte aangetroffen. [129] Verder is in het voertuig een invalidekaart, ANWB lidmaatschapspas en een medicijnenrol aangetroffen van [naam 20] (hierna: [naam 20] ), lid en leidinggevende functie binnen de motorclub Satudarah, alsmede een kwitantie van de Belastingdienst, waaruit blijkt dat op 22 mei 2019 € 6.290,-- is betaald voor een openstaande schuld van [bedrijf 41] . Uit de politiesystemen is gebleken dat voertuig 2 tijdens een verkeerscontrole aan de kant is gezet. Hierop kwamen [medeverdachte 1] en [naam 21] in een BMW, type 530D, met het kenteken [kenteken 3] (hierna: voertuig 3) aanrijden om de schuld te betalen. [130]
Voertuig 2 staat sinds 4 april 2019 op naam van [bedrijf 41] . Daarvoor heeft het voertuig op naam van [bedrijf 46] (in de periode van 13 november 2018 tot 4 april 2019), [bedrijf 44] , [bedrijf 45] en [bedrijf 50] BV gestaan. [131]
Uit de politiesystemen komt naar voren dat [naam 20] op 17 februari 2019 bestuurder was van voertuig 2 en dat hij aangaf dat hij het voertuig had gehuurd van zijn vriend [naam 1] . Op 2 maart 2019 was zijn (half)broer, [naam 19] , bestuurder van voertuig 2, met [naam 20] als bijrijder. Op 2 mei 2019 zat onder andere Satudarah lid [naam 22] in het voertuig. [132]
In het kantoor van [getuige 1] is, evenals bij voertuig 1, een akte van verpanding van voertuig 2 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] aangetroffen, die op 4 april 2019 is ondertekend door verdachte en [getuige 1] [133] , en een financial lease overeenkomst van voertuig 2 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] , eveneens ondertekend op 4 april 2019 door verdachte en [getuige 1] . Achter deze overeenkomst zaten onder meer brieven gericht aan [bedrijf 46] , het kentekenbewijs en de tenaamstellingscode. [134]
Verder zijn een doorgescheurde en ongetekende bruikleenovereenkomst van 9 april 2019 tussen [bedrijf 41] en [naam 19] en facturen van [bedrijf 41] aan [naam 19] aangetroffen, voor doorbelasting van voertuig 2 van € 500,-- voor de maanden april en mei 2019, wat overgemaakt moest worden naar [bedrijf 48] BV. De factuur van mei 2019 is ook aangetroffen in voertuig 3, die bij de woning van [medeverdachte 1] stond. [135] Op 22 mei 2019 werd door [naam 19] € 500,-- bijgeschreven op de bankrekening van [bedrijf 48] voor de kosten en eigen bijdrage van april 2019. [136] [naam 19] (hierna: [naam 19] ) is de (half)broer van [naam 20] .
Tot slot zijn in het kantoor van [getuige 1] het kentekenbewijs op naam van [bedrijf 46] , een vrijwaringsbewijs van voertuig 2 en diverse facturen van Nivemo aan [bedrijf 46] , in verband met boetes met betrekking tot voertuig 2, aangetroffen. [137] Deze facturen zijn ook in de woning van verdachte aangetroffen. [138]
Verder is in de woning van verdachte een acceptgiro voor motorrijtuigbelasting van voertuig 2 aangetroffen, voor de periode van 4 april 2019 tot 10 juni 2019, en een overzicht van kosten met als titel “ [naam 23] betaald privé”, met daarop onder meer “wegenbelasting GOLF GTI/ RK”. [139]
Op 4 maart 2019 vroeg verdachte via WhatsApp aan [getuige 1] of hij een nieuw pasje wil aanvragen voor voertuig 2 en op 8 maart 2019 stuurde verdachte dat “ze” het pasje van voertuig 2 nog niet hadden ontvangen van de RDW. [140]
BMW, type 530D, kenteken [kenteken 3]
Bij de doorzoeking van de woning aan [adres 2] op 13 juni 2019 is voertuig 3 in de omgeving van de woning aangetroffen en in beslag genomen. [medeverdachte 1] verklaarde dat hij dit voertuig in gebruik had, maar dat het niet zijn eigendom was. [141] Op 30 juli 2019 heeft verdachte voertuig 3 aangemeld als zijnde uitgevoerd. [142] Uit een ondertekend ontvangstbewijs blijkt dat het kentekenbewijs van voertuig 3 op 25 juni 2019 aan verdachte is overgedragen. [143]
Voertuig 3 stond vanaf 12 april 2019 op naam van [bedrijf 41] . Het voertuig heeft daarvoor op naam gestaan van o.a. [bedrijf 46] en [bedrijf 50] .
In het kantoor van [getuige 1] zijn een akte van verpanding van voertuig 3 van 12 april 2019 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] [144] , een brief van de RDW aan [bedrijf 46] met het tweede deel van de tenaamstellingscode en een financial lease overeenkomst van 12 april 2019 met betrekking tot voertuig 3 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] aangetroffen, met daarbij een brief van RDW aan [bedrijf 46] met daarin de tenaamstellingscode van voertuig 3, het kentekenbewijs op naam van [bedrijf 46] , het vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag, met [bedrijf 41] als nieuwe eigenaar. [145]
In de woning van verdachte is een dwangbevel van 20 februari 2019 aangetroffen, in verband met een aanslag motorrijtuigbelasting van voertuig 3, alsmede diverse boetes aan [bedrijf 46] in verband met voertuig 3. [146]
Op 21 februari 2019 heeft verdachte via WhatsApp een bericht naar [getuige 1] gestuurd dat er een dwangbevel van wegenbelasting is binnengekomen, dat [getuige 1] dit moet nakijken en, als het nog niet is betaald, hij het heel snel moet betalen. Verder vroeg verdachte aan [getuige 1] of er nog genoeg geld staat op [bedrijf 46] . Uit een bijgevoegde foto blijkt dat het gaat om de wegenbelasting van voertuig 3.
Op 1 april 2019 stuurde verdachte een foto van een brief van de RDW van 13 juni 2018 via WhatsApp naar [getuige 1] , waarin het tweede deel van de tenaamstellingscode van voertuig 3 stond. Het eerste deel moest [getuige 1] hebben volgens verdachte. Ook stuurde verdachte foto's met de voor- en achterzijde van het kentekenbewijs van voertuig 3. Op 11 april 2019 vroeg [getuige 1] via Whatsapp of “zij” de tenaamstellingscode van voertuig 3 kunnen opvragen. Op 12 april 2019 is voertuig 3 overgeschreven op naam van [bedrijf 41] . [147]
Peugeot 208, kenteken [kenteken 4]
Tijdens een doorzoeking van manege [bedrijf 51] werd op 14 juni 2019 de Peugeot 208, met het kenteken [kenteken 4] (hierna: voertuig 4), aangetroffen en in beslag genomen. Voertuig 4 stond sinds 4 april 2019 op naam van [bedrijf 41] en heeft in de periode van 11 februari 2019 (datum invoering in Nederland) tot 4 april 2019 op naam gestaan van [bedrijf 43] [148] , waarvan [naam 24] (hierna: [naam 24] ) bestuurder is. [149]
In het kantoor van [getuige 1] is een akte van verpanding van 4 april 2019 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] [150] met betrekking tot voertuig 4 aangetroffen, alsmede een financial lease overeenkomst van 4 april 2019 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] , met daarachter het kentekenbewijs van voertuig 4, op naam van [bedrijf 43] , een vrijwaringsbewijs van voertuig 4 en een tenaamstellingsverslag met [bedrijf 41] als nieuwe eigenaar. [151]
Volkswagen Passat, kenteken [kenteken 5]
Op 21 juni 2019 werd de Volkswagen Passat, met het kenteken [kenteken 5] (hierna: voertuig 5), in beslag genomen. Op dat moment werd voertuig 5 bestuurd door Soufiane Sabak, full member van motorclub Caloh Wagoh en bij de politie bekendstaand als drugsrunner. [152] Voertuig 5 stond sinds 3 juni 2019 op naam van [bedrijf 42] . [153]
[bedrijf 42] richt zich op handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, alsmede de import van nieuwe personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Bestuurder, enig aandeelhouder en bewaarder van boeken en bescheiden van [bedrijf 42] is [naam 24] . [154] Uit afschriften van de bankrekening van [bedrijf 42] is gebleken dat de bankrekening maar drie maanden heeft bestaan en dat er weinig activiteiten waren op die rekening. De aankoop van voertuig 5 en voertuig 1 zijn niet terug te vinden op deze bankafschriften. [155] Bij de doorzoeking van het pand [bedrijf 42] op 13 juni 2019 werd in een verborgen ruimte 2.539 kilo methamphetamine aangetroffen. [156] Op 13 juni 2019 had [bedrijf 42] twee voertuigen op naam staan. In de periode vanaf 11 oktober 2018 heeft het bedrijf in totaal elf voertuigen op naam gehad. Vanaf de oprichting op 15 december 2017 tot 11 oktober 2018 heeft het bedrijf geen voertuigen op naam gehad. [157]
Voertuig 5 is op 10 maart 2020 verkocht door [bedrijf 52] . Het voertuig had op dat moment geen autosleutels, zat op het stuurslot en was niet afgesloten. Hierop is het voertuig door een sleepbedrijf naar een garage gebracht. Op 23 maart 2020 werd door de monteur van voertuig 5 gemeld dat in de stuurkolom 25 ponypacks zijn aangetroffen met daarin wit poeder. [158]
Porsche Cayenne S, kenteken [kenteken 7]
De Porsche Cayenne S, met het kenteken [kenteken 7] (hierna: voertuig 6) is niet in beslag genomen. Voertuig 6 heeft van 9 april 2019 tot 2 september 2019 op naam van [bedrijf 41] gestaan. [159]
Uit politiesystemen is gebleken dat in maart, april, mei en juni 2019 verschillende leden van motorclub Satudarah zijn gesignaleerd als bestuurders van voertuig 6. [160]
In het kantoor van [getuige 1] is een akte van verpanding van voertuig 6 van 9 april 2019 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] [161] aangetroffen, alsmede een financial lease overeenkomst van 9 april 2019 tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] . Achter deze overeenkomst zitten een brief van de RDW aan [bedrijf 53] met de tenaamstellingscode van voertuig 6, het kentekenbewijs van voertuig 6 op naam van [bedrijf 53] , het vrijwaringsbewijs en tenaamstellingsverslag van 9 april 2019 met [bedrijf 41] als nieuwe eigenaar. [162]
Verder is in het kantoor van [getuige 1] een (verscheurd) ongetekend nul-urencontract voor de duur van zes maanden tussen [bedrijf 41] en [naam 25] (hierna: [naam 25] ) aangetroffen, met een kopie van haar rijbewijs. Daarnaast zijn er een ongetekende bruikleenovereenkomst tussen [bedrijf 41] en [naam 25] en twee facturen van [bedrijf 41] aan [naam 25] aangetroffen, voor doorbelasting voor het gebruik van voertuig 6 voor april en mei 2019. [163] [naam 25] verklaarde tegenover een wijkagent dat ze een knipperlichtrelatie heeft met [naam 20] . Voertuig 2 stond ten tijde van de inbeslagname daarvan voor haar woning. [164]
[getuige 1] heeft op 4 april 2019 via WhattsApp aan verdachte het pasje van voertuig 6 gevraagd. Op 9 april 2019 stuurde [getuige 1] vervolgens een foto met het vrijwaringsbewijs en kentekenbewijs van voertuig 6. Verdachte stuurde op 17 april 2019 via WhatsApp dat hij geen foto heeft van de achterzijde van het pasje van voertuig 6 en dat hij alleen foto’s van het vrijwaringsbewijs en de voorzijde van deel 1 heeft.
Land Rover, kenteken [kenteken 8]
De Land Rover met het kenteken [kenteken 8] (hierna: voertuig 7) werd op 13 juni 2019 tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte in beslag genomen. Het voertuig stond voor de woning en de sleutel van het voertuig lag in de woning van verdachte. [165]
Voertuig 7 stond vanaf 8 mei 2019 op naam van [bedrijf 21] . [166] Daarvoor stond het voertuig met diverse Duitse en Oostenrijkse kentekens vanaf 23 januari 2018 op naam van [naam 26] (hierna: [naam 26] ). [167]
In de woning van verdachte werden in een map met het opschrift “GlobalCar (exportdienstverlening) [bedrijf 21] , BOM 2014 RR Voque”, onder andere de volgende stukken aangetroffen:
  • het kentekenbewijs deel 2 van voertuig 7;
  • een ongedateerde ingevulde vragenlijst ten behoeve van [naam 27] verzekeringen, voor een offerte voor een autoverzekering waaruit blijkt dat [bedrijf 21] de verzekeringsnemer is, dat verdachte de (hoofd)bestuurder is van voertuig 7 en dat er geen sprake is van jongere (mede)bestuurder;
  • aanvraagformulieren tot inschrijving van voertuig 7 bij de Belgische Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
  • een attest van inschrijving voertuig 7 op naam van [bedrijf 21] .
Verder is in de woning van verdachte een ondertekende overeenkomst van 6 augustus 2019 tussen [naam 26] en verdachte aangetroffen, waarin afspraken worden gemaakt over onder meer het eigendom en gebruik van voertuig 7. In deze overeenkomst wordt gerefereerd aan een “proforma factuur” voor de verkoop van het voertuig. [169] Ook is een koopovereenkomst van 2 mei 2019 tussen [naam 26] en [bedrijf 21] , met verdachte als bestuurder, aangetroffen, waarin [naam 26] voertuig 7 verkoopt voor een bedrag van € 44.000,--. In de koopovereenkomst staat vermeld dat het bedrag is ontvangen. [170]
Op 13 mei 2019 [medeverdachte 1] als bestuurder van voertuig 7 gesignaleerd. [171]
Namens [naam 26] is op 31 juli 2019 een klaagschrift tegen de inbeslagname van (onder meer) voertuig 7 ingediend. [172] [naam 26] was bij de zitting op 8 november 2019 aanwezig. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. [173]
Land Rover Range Rover, kenteken [kenteken 9]
Op 14 juni 2019 is bij de doorzoeking van manege [bedrijf 51] de Land Rover Range Rover met het kenteken [kenteken 9] (hierna: voertuig 8) in beslag genomen. Het voertuig werd op dat moment bestuurd door [naam 26] . [174]
Voertuig 8 stond vanaf 9 mei 2019 op naam van [bedrijf 22] . Daarvoor stond het voertuig onder kenteken [kenteken 10] op naam van [bedrijf 51] BVBA, waarvan [naam 26] zaakvoerder was. [175]
In de woning van verdachte werden in een map met het opschrift “GlobalCar (exportdienstverlening) [bedrijf 22] , Hypo 2008 Range Rover”, onder andere de volgende stukken aangetroffen:
  • het kentekenbewijs deel 2 van het voertuig [kenteken 9] ;
  • het kentekenbewijs deel 2 van het voertuig [kenteken 10] ;
  • aanvraagformulieren tot inschrijving van voertuig 8 bij de Belgische Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
  • kopie van de aangifte van verlies van kentekenbewijs deel 1 van 2 mei 2019 van het voertuig [kenteken 10] , gedaan door verdachte namens [bedrijf 51] + bijlage kopie kentekenbewijs deel 2;
  • attest van ongewilde buitenbezitstelling van een inschrijvingsbewijs van het voertuig [kenteken 10] , waaruit blijkt dat verdachte wettelijk gemachtigde is van het bedrijf [bedrijf 51] BVBA, dat houder is van het inschrijvingsbewijs van 2 mei 2019 + bijlage kopie kentekenbewijs deel 2;
  • kwitanties van verrichte betalingen.
Verdachte is op 11 maart 2019 en 6 mei 2019 gezien als bestuurder van voertuig 8. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 13 juni 2019 stond dit voertuig voor zijn woning geparkeerd en lag de sleutel in zijn woning. [177]
Uit het politieregistratiesysteem blijkt dat er op 12 april 2019 door een deurwaarder beslag gelegd is op het gehele perceel van [bedrijf 51] gelegen aan [adres 3] . Uit een bevraging van het kadaster blijkt dat er beslag is gelegd op verzoek van het bedrijf [bedrijf 54] uit Estland. [178]
Namens [naam 26] is op 31 juli 2019 een klaagschrift tegen de inbeslagname van (onder meer) voertuig 8 ingediend. [179] [naam 26] was bij de zitting op 8 november 2019 aanwezig. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. [180]
3.4.5.2 Toepassen toetsingskader
Met betrekking tot de voertuigen 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen, nu uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat de voertuigen in een korte tijd op naam van veel verschillende bedrijven werden gezet, zonder dat deze bedrijven iets te maken lijken te hebben met het kopen, verhuren of leasen van auto’s. Daarnaast kan een aantal voertuigen in verband worden gebracht met de handel in drugs, nu er verborgen ruimtes, drugs en een hoeveelheid contant geld werden aangetroffen. Verder werden de voertuigen afwisselend bestuurd door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , verdachte en verschillende leden van de motorclub Satudarah, waarvan een aantal in verband kan worden gebracht met de handel in drugs. Daar komt bij dat het in een aantal gevallen onduidelijk is op basis waarvan men de beschikking had over het voertuig waarin men reed. Zo werden in meerdere gevallen arbeidsovereenkomsten of bruikleenovereenkomsten aangetroffen, maar is onduidelijk welke werkzaamheden er werden uitgevoerd, nu de vennootschappen geen economische of financiële activiteiten hadden. De gang van zaken rondom deze voertuigen duidt op witwassen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft met de voertuigen op naam van [bedrijf 41] en [bedrijf 42] . [medeverdachte 1] had hierover veel contact met [getuige 1] . [medeverdachte 1] wilde namelijk auto’s verhuren en leasen. Verdachte is er soms bij geweest toen [medeverdachte 1] en [getuige 1] het over de auto’s hadden. Als verdachte iets via WhatsApp of telefonisch heeft gevraagd aan [getuige 1] , dan was dit voor [medeverdachte 1] . Verdachte wist niet dat hij hiermee iets verkeerd deed en was zich van geen kwaad bewust. Verdachte ontkent dat hij de auto’s als geëxporteerd heeft aangemeld. De aktes van verpanding en de financial lease overeenkomsten zijn nep. [bedrijf 49] heeft geen eens briefpapier en heeft nooit auto’s gehad.
Met betrekking tot de voertuigen 7 en 8 overweegt de rechtbank dat er bij die voertuigen sprake is van een wel zeer bijzondere gang van zaken met betrekking tot de verkoop van deze voertuigen. Verdachte stelt dat beide voertuigen van [naam 26] waren die in Indonesië woont. [naam 26] had een grote manege waarvan verdachte aangeeft dat deze door hem is verkocht. [naam 26] wilde de auto’s graag weg hebben, dus die moesten verplaatst worden. Verdachte zou deze auto’s voor [naam 26] verkopen en ten behoeve daarvan is voertuig 7 op 8 mei 2019 op naam van [bedrijf 21] gezet en is voertuig 8 op 9 mei 2019 op naam van [bedrijf 22] gezet. Tevens heeft verdachte verklaard dat daarvoor een contract werd opgesteld dat de voertuigen van [naam 26] bleven, ondanks de nieuwe tenaamstelling. Hierbij merkt de rechtbank op dat er getekende overeenkomsten liggen met betrekking tot overdacht door [naam 26] en betaling van de auto’s door verdachte, waaruit zou moeten blijken dat de eigendom ook daadwerkelijk is overgegaan, gedateerd rond de datum van overdracht. De door de verdediging aangehaalde verklaring van [naam 26] en de overeenkomst van 6 augustus 2019 bevestigen de innerlijke tegenstrijdigheden van de verklaring van verdachte en wordt verborgen/verhuld wie de rechthebbende op die voertuigen waren en wie deze voorhanden hebben gehad.
De rechtbank overweegt bij de overige feiten dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de voertuigen. Dat verdachte niets te maken had met de voertuigen, vindt de rechtbank niet aannemelijk, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wetenschap had van de voertuigen en daar ook een zekere bemoeienis bij had. Nu verdachte er niet in is geslaagd om een verifieerbare verklaring te geven die het vermoeden van een criminele herkomst kunnen weerleggen, kan worden bewezen verklaard dat de voertuigen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Door deze voertuigen onder andere op naam van [bedrijf 41] te zetten wordt verhuld/verborgen wie de rechthebbende op die voertuigen is en wordt verborgen/verhuld wie rechthebbende op die genoemde voertuigen waren en wie deze voorhanden hebben gehad.
Wat betreft voertuig 5 is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij dit voertuig. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende wettig bewijs. De rechtbank spreekt verdacht in zoverre vrij.
Opzet
De rechtbank gaat niet mee in de verklaring van verdachte dat hij niets te maken had met de voertuigen. Immers volgt uit tapgesprekken, WhatsApp-berichten en uit de in zijn woning aangetroffen documenten, dat verdachte wist van de voertuigen en daar ook een zekere bemoeienis bij had. Wanneer er iets moest gebeuren met betrekking tot een bepaald voertuig, zoals het betalen van een dwangbevel of het aanvragen van nieuwe kentekenpasjes, dan gaf hij [getuige 1] hiertoe de opdracht. Ook sprak verdachte vaak in de wij-vorm, waaruit de rechtbank opmaakt dat hij mede namens [medeverdachte 1] sprak en beslissingen nam. Verdachte hield er een behoorlijke administratie op na. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte actief en opzettelijk betrokken is geweest bij de constructie, waarbij de voertuigen onder andere op naam van [bedrijf 41] stonden en werden gebruikt door leden van Satudarah. Dat verdachte op papier geen betrokkenheid had bij deze vennootschappen, maakt dat niet anders.
Gelet op het vorenstaande heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank vol opzet gehad op het witwassen van betreffende voertuigen zoals ten laste gelegd onder feit 4.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven besproken bewijsmiddelen volgt dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met onder andere [getuige 1] en [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Verdachte heeft, door de administratie van de voertuigen bij te houden en, (mede) namens [medeverdachte 1] , aan [getuige 1] opdrachten te geven met betrekking tot die voertuigen, alsmede door het opstellen van (fictieve) verkoopovereenkomsten, een actieve rol aangenomen in de witwasconstructie. Hij heeft hierbij nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1] en [getuige 1] . De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen heeft witgewassen.
Gewoonte
De periode en de frequentie van de gepleegde feiten maakt dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten van het witwassen van de voertuigen een gewoonte hebben gemaakt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder paragraaf 3.4.2 opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 3 maart 2020 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van een voorwerp, te weten:
= de woning met het adres [adres 2] ,
heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op de woning was, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 62.550 euro, en wel:
* op 30 oktober 2017 een storting van 10.000,-- euro en op 31 oktober 2017 een storting van 9.500,-- euro en op 31 oktober 2017 een storting van 500,-- euro (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 20.000,-- euro op 31 oktober 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 1 november 2017 een storting van 10.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 10.000,-- euro op 1 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 8 november 2017 een storting van 15.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 15.000,-- euro op 8 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 9 november 2017 een storting van 9.330,-- euro en een storting van 5.000,-- euro en een storting van 220,-- euro (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 14.550,-- euro op 10 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 24 oktober 2018 een overboeking van 3000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV naar bankrekening [rekeningnummer 22] ten name van [bedrijf 29] ,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op de geldbedragen was/waren, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 62.550 euro, en wel:
* op 30 oktober 2017 een storting van 10.000,-- euro en op 31 oktober 2017 een storting van 9.500,-- euro en op 31 oktober 2017 een storting van 500,-- euro (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 20.000,-- euro op 31 oktober 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 1 november 2017 een storting van 10.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 10.000,-- euro op 1 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 8 november 2017 een storting van 15.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 15.000,-- euro op 8 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 9 november 2017 een storting van 9.330,-- euro en een storting van 5.000,-- euro en een storting van 220,-- euro (alle) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en (vervolgens) de overboeking van 14.550,-- euro op 10 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en
* op 24 oktober 2018 een overboeking van 3000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV naar bankrekening [rekeningnummer 22] ten name van [bedrijf 29] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
4.
hij in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 1] , en
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 2] . en
= een voertuig, BMW, type 530D, kenteken [kenteken 3] , en
= een voertuig, Peugeot 208, type [kenteken 4] , en
= een voertuig, Porsche Cayenne S, kenteken [kenteken 7] , en
= een voertuig, Land Rover, kenteken [kenteken 8] , en
= een voertuig, Land Rover/Range Rover, kenteken [kenteken 9] ,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op die voertuigen was/waren en heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 1] , en
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 2] . en
= een voertuig, BMW, type 530D, kenteken [kenteken 3] , en
= een voertuig, Peugeot 208, type [kenteken 4] , en
= een voertuig, Porsche Cayenne S, kenteken [kenteken 7] , en
= een voertuig, Land Rover, kenteken [kenteken 8] , en
= een voertuig, Land Rover/Range Rover, kenteken [kenteken 9] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 juncto 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1, 2 en 4
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte, onder bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 49 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, alsmede tot een beroepsverbod tot het zijn van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank mocht komen tot een bewezenverklaring, heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden gezien als een katvanger en zij heeft verzocht om aan te sluiten bij de afdoening van [getuige 1] , die een vergelijkbare rol had als verdachte. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht mee te wegen dat verdachte een first offender is en dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De raadsvrouw heeft daarom verzocht af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en te volstaan met en voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om af te zien van het opleggen van een beroepsverbod, nu er in de tussentijd geen incidenten meer hebben plaatsgevonden en het verdachte belemmert om in de toekomst iets nieuws op te bouwen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van grote geldbedragen, tot een totaal van ruim € 350.000,-- (waarbij de rechtbank in het geval van de onder 4 bewezen verklaard voertuigen is uitgegaan van een totale waarde van circa
€ 150.000,--). Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Het vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Daarnaast draagt het bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat het uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt en het wordt uit het zicht van justitie onttrokken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarbij komt dat verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, noch heeft hij laten zien dat hij spijt heeft van de feiten die hij heeft gepleegd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte na onderhavige zaak op 14 januari 2021 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 195 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren vanwege faillissementsfraude. Hierdoor is artikel 63 Sr van toepassing.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die bij een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,-- tot € 500.000,-- een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden als uitgangspunt hanteren. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is. Gelet op de hoogte van het witgewassen bedrag zou de duur van de gevangenisstraf boven de ondergrens van twaalf maanden moeten zitten. Echter, gelet op de faciliterende rol die verdachte bij het witwassen heeft gehad, hetgeen een zwaarwegende aspect is binnen dit feitencomplex en de strafverzwarende omstandigheden, zoals het medeplegen en het maken van een gewoonte van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden in beginsel passend en geboden is.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het volgende.
De redelijke termijn is gaan lopen op de datum van de doorzoeking ter inbeslagneming, te weten 23 juni 2019. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. In dit verband overweegt de rechtbank dat, behoudens Covid-19, er geen reden kan worden aangewezen die het tijdsverloop kan verklaren. De verdachte heeft gezien het vorenstaande bijna twee en een half jaar langer dan redelijk is, moeten leven in onzekerheid over de afloop van de strafzaak. De rechtbank verbindt daaraan de volgende consequentie.
Bij een spoedige berechting zou de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden zijn geweest. Uitgangspunt voor een strafvermindering bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is dat naar bevind van zaken dient te worden gehandeld, waarbij de maximale aftrek in geval van een vrijheidsstraf een absoluut maximum kent van zes maanden. De rechtbank acht, alles afwegende, een vermindering van de gevangenisstraf de maximale duur van zes maanden in dit geval op zijn plaats.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van negen maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Beroepsverbod
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, aanleiding om daarenboven een onvoorwaardelijk beroepsverbod aan verdachte op te leggen, in die zin dat verdachte het beroep van (middellijk of onmiddellijk) bestuurder van rechtspersonen niet mag uitoefenen. Daarvoor is van belang dat verdachte zich in deze zaak als (onmiddellijk of middellijk) bestuurder van een rechtspersoon meermalen heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, door de verschillende vennootschappen te gebruiken in witwasconstructies. Hij heeft met andere woorden meerdere malen zijn positie als bestuurder misbruikt om strafbare feiten te plegen, hetgeen oplegging van een beroepsverbod rechtvaardigt. Het verbod zal gelden voor de duur van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 28, 31 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2 en 4
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 3 maart 2020 te Capelle aan den IJssel en/of Ede, en/althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres 2] ), althans enig(e) geldbedrag(en) en/of de woning met het adres [adres 2] ,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres 2] ), althans enig(e) geldbedrag(en) en/of de woning met het adres [adres 2] ,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres 2] ")
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Capelle aan den IJssel en/of Amstelveen en/of Ede, en/althans althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 408.927,71 euro (verbouwingskosten van woning [adres 2] ), althans enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 30 oktober 2017 een storting van euro 10.000,-- en/of op 31 oktober 2017 een storting van euro 9.500,-- en/of op 31 oktober 2017 een storting van euro 500,-- (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 20.000,-- op 31 oktober 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 1 november 2017 een storting van euro 10.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 10.000,-- op 1 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 8 november 2017 een storting van euro 15.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 15.000,-- op 8 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 9 november 2017 een storting van euro 9.330,-- en/of een storting van euro 5.000,- en/of een storting van euro 220,-- (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 14.550,-- op 10 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 24 oktober 2018 een overboeking van euro 3000,-- van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV naar bankrekening [rekeningnummer 22] ten name van [bedrijf 29] (bijlage 86, pag 1555-1559)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 408.927,71 euro (verbouwingskosten van woning [adres 2] ), althans enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 30 oktober 2017 een storting van euro 10.000,-- en/of op 31 oktober 2017 een storting van euro 9.500,-- en/of op 31 oktober 2017 een storting van euro 500,-- (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 20.000,-- op 31 oktober 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 1 november 2017 een storting van euro 10.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 10.000,-- op 1 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 8 november 2017 een storting van euro 15.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 15.000,-- op 8 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 9 november 2017 een storting van euro 9.330,-- en/of een storting van euro 5.000,-- en/of een storting van euro 220,-- (allen) op bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV en/of (vervolgens) de overboeking van euro 14.550,-- op 10 november 2017 van bankrekening [rekeningnummer 21] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [stichting 1] , en/of
* op 24 oktober 2018 een overboeking van euro 3000,-- van bankrekening [rekeningnummer 21] ten name van [bedrijf 30] BV naar bankrekening [rekeningnummer 22] ten name van [bedrijf 29] (bijlage 86, pag 1555-1559)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres 2] ")
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 3 maart 2020 te Capelle aan den IJssel en/of Ede, en/althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 6] , chassisnummer [nummer 2] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of dat voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 6] , chassisnummer [nummer 2] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 3 maart 2020 te Capelle aan den IJssel en/of Deventer, en/althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 6] , chassisnummer [nummer 2] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of dat voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 66.500,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Land Rover, type Range Rover (kenteken [kenteken 6] , chassisnummer [nummer 2] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Ede en/of te Capelle aan den IJssel, en/althans (elders) in Nederland en/of België en/of Duitsland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal te adviseren in de aanschaf en/of de financiering/betaling/overboeking(en) van dat voertuig/die Land Rover, en/althans
- te bemiddelen in de aanschaf/financiering van dat voertuig/die Land Rover
(zaaksdossier C/Witwassen Land Rover Range Rover)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 1 maart 2020 te Capelle aan den IJssel en/of Amstelveen en/of Ede, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van:
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 1] , en/of
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 2] . en/of
= een voertuig, BMW, type 530D, kenteken [kenteken 3] , en/of
= een voertuig, Peugeot 208, type [kenteken 4] , en/of
= een voertuig, Volkswagen Passat, kenteken [kenteken 5] , en/of
= een voertuig, Porsche Cayenne S, kenteken [kenteken 7] , en/of
= een voertuig, Land Rover, kenteken [kenteken 8] , en/of
= een voertuig, Land Rover/Range Rover, kenteken [kenteken 9] ,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op die/dat voertuig(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 1] , en/of
= een voertuig, Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 2] . en/of
= een voertuig, BMW, type 530D, kenteken [kenteken 3] , en/of
= een voertuig, Peugeot 208, type [kenteken 4] , en/of
= een voertuig, Volkswagen Passat, kenteken [kenteken 5] , en/of
= een voertuig, Porsche Cayenne S, kenteken [kenteken 7] , en/of
= een voertuig, Land Rover, kenteken [kenteken 8] , en/of
= een voertuig, Land Rover, kenteken [kenteken 9] ,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier E/Witwassen voertuigen ( [bedrijf 41] BV/ [bedrijf 42] BV)")

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Ederena / LERBD18006, met alle bijbehorende zaaksdossiers en/of ordners.
2.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 610 en 611.
3.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 641 t/m 648.
4.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] B.V. van 30 april 2018, pagina’s 104 en 105.
5.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 107 en 108.
6.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 1 maart 2019, pagina’s 126 t/m 128, en
7.Zaaksdossier B, ordner 13, een geschrift, te weten een kopie van een e-mail van 10 april 2017 van [mailadres 9] aan [mailadres 2] , pagina’s 683 t/m 686.
8.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina 640.
9.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 388, 389 en 392 t/m 402.
10.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 29 november 2019, pagina 703.
11.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [stichting 1] van 28 januari 2020, pagina’s 692 t/m 695, en
12.Wanneer in dit vonnis wordt gesproken over een overboeking van een rechtspersoon naar een rechtspersoon (dan wel natuurlijk persoon), dan wordt bedoeld: van de bankrekening van een rechtspersoon naar een bankrekening van een rechtspersoon (dan wel de bankrekening van een natuurlijk persoon).
13.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
14.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 705 en 706.
15.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 4] B.V. van 8 mei 2018, en
16.(Aanvullend) het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] met bijlagen van 14 december 2020, pagina 9 en bijlage 7 (een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 5] B.V. van 8 mei 2018).
17.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina 792.
18.Zaaksdossier B, ordner B, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 706.
19.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
20.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 706 t/m 710.
21.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 6] N.V. van 2 december 2019, pagina’s 862 t/m 865.
22.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 6] N.V. van 6 maart 2020, pagina’s 647 t/m 648, en
23.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [bedrijf 7] B.V. van 2 december 2019, pagina’s 912 t/m 917, en
24.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] B.V. van 3 februari 2020, pagina’s 468 t/m 472.
25.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 55] B.V. van 3 februari 2020, pagina’s 543 t/m 546, en
26.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 451, 473 t/m 481.
27.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 731 t/m 745.
28.Zaaksdossier B, ordner 13, ING Onderzoeksrapport – KRO [bedrijf 10] BV en [bedrijf 56] BV van 18 april 2018 4 februari 2020, pagina’s 749 t/m 753.
29.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
30.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 710 t/m 713.
31.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
32.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 713 en 714.
33.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
34.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 714 en 715.
35.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
36.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 715 en 716.
37.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
38.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 716 t/m 720.
39.Zaaksdossier B, ordner 13 een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 19] B.V. van 19 oktober 2018, pagina’s 891 t/m 901.
40.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 885 t/m 887.
41.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 15, 25 en 37.
42.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
43.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 720 en 721.
44.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389 en 409 t/m 418.
45.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina’s 1005 en 1011.
46.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389, 390 en 423 t/m 434.
47.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina 1006.
48.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van , pagina’s 1044
49.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1043, 1045, 1046 en 1050 t/m 1052.
50.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1047 t/m 1050.
51.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 1150 t/m 1153, 1155 t/m 1160, 1188 en 1189.
52.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
53.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
54.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 7 januari 2020, pagina’s 157 t/m 162.
55.Zaaksdossier B, ordner 12, gebruikersovereenkomst woning [adres 2] , pagina’s 385 en 386.
56.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 77, en
57.Zaaksdossier B, ordner 15, bijlage 107, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 18 december 2018 van [mailadres 10] aan [mailadres 11] , pagina’s 1688 t/m 1692.
58.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020 (bijlage 16: tapgesprek 12 december 2018), pagina 1146.
59.Algemeen dossier en beslag, ordner 1, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 13 juni 2019, pagina’s 39 en 49.
60.Verklaringen, ordner 24b, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 3 maart 2020, pagina 30.
61.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 952, 954, 955 en 969 t/m 972.
62.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 3 maart 2020, pagina 43.
63.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 juli 2019, pagina’s 1220 en 1221.
64.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 47, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 5 maart 2017 van [mailadres 12] aan [mailadres 6] , pagina’s 1231 en 1232.
65.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 46, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 6 maart 2017 van [mailadres 6] aan [mailadres 2] , pagina’s 1228 en 1229, en
66.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 20 juni 2019, pagina’s 1224 t/m 1226.
67.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 50, een geschrift, te weten een opdrachtbevestiging van de [bedrijf 25] van 10 juni 2017, pagina’s 1251 t/m 1253.
68.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 48, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 2 juni 2017 van [mailadres 13] aan [mailadres 14] , pagina’s 1234 t/m 1239.
69.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 49, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 3 juni 2017 van [mailadres 14] aan [mailadres 2] , pagina’s 1241 t/m 1246.
70.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 55, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 1 november 2017 van [mailadres 3] aan [mailadres 13] , pagina’s 1292 t/m 1307.
71.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 58, geschriften, te weten de facturen van [bedrijf 25] , pagina’s 1317, 1319, 1322 en 1324, en
72.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 59, geschriften, te weten bankafschriften van [getuige 3] , pagina’s 1327 en 1328.
73.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 26 februari 2020, pagina’s 1344 t/m 1365.
74.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 26 februari 2020, pagina’s 1367 t/m 1370.
75.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 januari 2020, pagina’s 1376 t/m 1385.
76.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 18 december 2019, pagina’s 1556 t/m 1559.
77.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 72 t/m
78.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] met bijlagen van 4 maart 2020, pagina’s 163 en 164.
79.Persoonsdossier [getuige 1] , ordner 8, het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] van 11 maart 2020, pagina’s 165 t/m 167.
80.Zaaksdossier B, ordner 14, een geschrift, te weten het document ‘Rekening en Verantwoording, pagina 1627.
81.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte [medeverdachte 3] .
82.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 74, en
83.Zaaksdossier B, ordner 14, een geschrift, te weten het document ‘Rekening en Verantwoording, pagina 1627.
84.Zaaksdossier B, ordner 15, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 30 januari 2020, pagina’s 1642 t/m 1650 en 1663 t/m 1666.
85.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van [verdachte] .
86.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail van 2 juni 2017 van [mailadres 5] aan [mailadres 6] , pagina’s 54 t/m 73.
87.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van relaas van 8 april 2020, pagina 11, en
88.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van [verdachte] .
89.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 74, en
90.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 21 juni 2017 van [mailadres 6] aan [mailadres 15] , pagina’s 74 t/m 77.
91.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 21 juni 2017 van [mailadres 7] aan [mailadres 14] , pagina’s 78 t/m 82.
92.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 21 juni 2017 van [mailadres 8] aan [mailadres 14] , pagina’s 95 en 96.
93.Zaaksdossier C, ordner 17, geschriften, te weten bankafschriften van [bedrijf 20] , pagina 150.
94.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina’s 1005 en 1011.
95.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail van 21 juni 2017 van [mailadres 14] aan [mailadres 8] , pagina’s 97 t/m 99.
96.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een tenaamstelling van de Land Rover Range Rover Sport (MON-LH400) van 21 oktober , pagina 509.
97.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 4 juli 2019, pagina’s 199, 200, 206, 207, 214 t/m 217
98.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 23 januari 2019, pagina’s 382 t/m 385.
99.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal uitlevering van bescheiden gegevens van 4 juli 2019, pagina’s 200, 214 en 215.
100.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een (Duitse) huurovereenkomst tussen [bedrijf 38] en [bedrijf 35] van 21 juli 2017, pagina’s 481 t/m 487.
101.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van relaas van 8 april 2020, pagina 17.
102.Zaaksdossier C, ordner 17, geschriften, te weten Factuur 20170004 van 21 juni 2017 en Factuur 20170005 van 21 juni 2017, pagina’s 489 en 490.
103.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 1 maart 2019, pagina’s 126 t/m 128, en
104.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 18 augustus 2017 van [mailadres 16] aan [mailadres 2] , pagina’s 101 t/m 120.
105.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een werkorder van 7 augustus 2017, pagina 437.
106.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 december 2019, pagina’s 463 en 471.
107.Zaaksdossier C, ordner 17, een geschrift, te weten een e-mail van 23 augustus 2017 van [mailadres 2] aan [mailadres 14] , pagina 121.
108.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van relaas van 8 april 2020, pagina 16.
109.Zaaksdossier C, ordner 17, geschriften, te weten e-mails van 31 augustus 2017 tussen [mailadres 8] en [mailadres 14] , pagina’s 146 t/m 148.
110.Zaaksdossier C, ordner 17, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 3 maart 2020, pagina’s 524 en 526.
111.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina’s 10 en 14, en
112.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 1] van 17 december 2019, pagina 121.
113.Zaaksdossier E, ordner 19, geschriften, te weten uittreksels uit de Kamer van Koophandel van 29 april 2020 van [bedrijf 41] BV, Coretag Theranostics BV, [bedrijf 48] BV, [bedrijf 58] BV, pagina’s 53 t/m 59 en 61.
114.Zaaksdossier E, ordner 20, het proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 20 februari 2020, pagina 796.
115.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 1] van 17 december 2019, pagina 121.
116.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 17 maart 2020, pagina’s 124 , 125 en 133.
117.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een akte van verpanding tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] BV van 4 april 2019, pagina’s 156 t/m 158.
118.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een financial lease overeenkomst met bijlagen van 4 april 2019, pagina’s 160 en 161.
119.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten Deutsche und Österreichische Finanzprofile van [bedrijf 49] van 1 mei 2020, pagina’s 68 t/m 72.
120.Zaaksdossier E, ordner 20, het proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2020, pagina’s 799 t/m 801.
121.Zaaksdossier E, ordner 19, geschriften, te weten een vrijwaringsbewijs van 4 april 2019 voor [kenteken 1] en kentekenbewijs van [kenteken 1] , pagina’s 178, 180 en 181.
122.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 41] BV en [naam 18] van 1 mei 2019, pagina’s 166 t/m 170.
123.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een bruikleenovereenkomst tussen [bedrijf 41] BV en [naam 18] van 1 mei 2019, pagina’s 172 t/m 174.
124.Zaaksdossier E, ordner 19, geschrift, te weten een brief van 8 februari 2018 van het RDW, pagina 183.
125.Zaaksdossier E, ordner 20, geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek van 11 december 2018, pagina 803.
126.Zaaksdossier E, ordner 20, geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek van 11 december 2018, pagina 804.
127.Zaaksdossier E, ordner, 19, het proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020, pagina’s 185 en 186.
128.Zaaksdossier E, ordner 20, geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek van 14 december 2018, pagina 807.
129.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van forensisch onderzoek vervoermiddel (Volkswagen [kenteken 2] ) van 21 augustus 2019, pagina’s 393 t/m 394.
130.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina’s 16 en 17, en
131.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 2] van 13 januari 2020, pagina 390.
132.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina 20.
133.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een akte van verpanding tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] BV van 4 april 2019, pagina’s 411 en 412.
134.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een financial lease overeenkomst met bijlagen van 4 april 2019, pagina’s 414 en 415.
135.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina’s 17 en 18, en
136.Zaaksdossier E, ordner 20, het proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 20 februari 2020, pagina 796.
137.Zaaksdossier E, ordner 19, geschriften, te weten een vrijwaringsbewijs van 4 april 2019 voor [kenteken 2] en kentekenbewijs van [kenteken 2] , pagina 429, 431, 433 en 434.
138.Zaaksdossier E, ordner 19, geschriften, te weten een vrijwaringsbewijs van 4 april 2019 voor [kenteken 2] en kentekenbewijs van [kenteken 2] , pagina 436 t/m 449.
139.Zaaksdossier E, ordner 19, geschriften, te weten een acceptgiro van de Belastingdienst van 16 april 2019 en het kostenoverzicht “ [naam 23] betaald privé”, pagina’s 451 en 453.
140.Zaaksdossier E, ordner, 19, het proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020, pagina 187.
141.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina 21.
142.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 3] van 6 december 2019, pagina 501.
143.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 17 maart 2020, pagina’s 124 , 125 en 133.
144.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een akte van verpanding tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] BV van 12 april 2019, pagina’s 504 en 505.
145.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een financial lease overeenkomst met bijlagen van 12 april 2019, pagina’s 507 t/m 512 en 514.
146.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een dwangbevel van 20 februari 2019, pagina 516, en
147.Zaaksdossier E, ordner, 19, het proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020, pagina 188.
148.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 4] van 2 december 2019, pagina 630.
149.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina 25.
150.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een akte van verpanding tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] BV van 4 april 2019, pagina’s 633 en 634.
151.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een financial lease overeenkomst met bijlagen van 4 april 2019, pagina’s 636 t/m 639.
152.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina’s 27 en 28.
153.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 5] van 29 april 2020, pagina 646.
154.Zaaksdossier E, ordner 19, een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [bedrijf 42] van 29 april 2020, pagina’s 64 t/m 66.
155.Zaaksdossier E, ordner 20, het proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2020, pagina’s 793 en 794.
156.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 19 juni 2019, pagina’s 86 t/m 88.
157.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina 27, en
158.Zaaksdossier E, ordner 20, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 23 maart 2020, pagina 649.
159.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 7] van 3 december 2019, pagina 658.
160.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina’s 30 en 31.
161.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een akte van verpanding tussen [bedrijf 49] en [bedrijf 41] BV van 9 april 2019, pagina’s 661 en 662.
162.Zaaksdossier E, ordner 20, een geschrift, te weten een financial lease overeenkomst met bijlagen van 9 april 2019, pagina’s 664 t/m 670.
163.Zaaksdossier E, ordner 20, geschriften, te weten facturen van [bedrijf 41] aan [naam 25] van 1 april 2019 en 1 mei 2019, pagina’s 681 en 682.
164.Zaaksdossier E, ordner 19, het proces-verbaal van relaas van 11 mei 2020, pagina 30.
165.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van relaas van 27 augustus 2020, pagina 1406.
166.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 8] van 10 augustus 2020, pagina 1612.
167.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, geschriften, te weten uittreksels van de RDW van [kenteken 11] , [kenteken 12] en [kenteken 13] van 6 augustus 2020, pagina’s 1614, 1616 en 1618.
168.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, geschriften, te weten stukken in map “GlobalCar (exportdienstverlening) [bedrijf 21] , BOM 2014 RR Voque”, pagina’s 1562 t/m 1566, 1572 t/m 1576.
169.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, geschriften, te weten stukken in map “GlobalCar (exportdienstverlening) [bedrijf 21] , BOM 2014 RR Voque”, pagina’s 1609 en 1610.
170.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, een geschrift, te weten een koopovereenkomst van 2 mei 2019 tussen [naam 26] en [bedrijf 21] NV, pagina 1628.
171.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van relaas van 27 augustus 2020, pagina 1410.
172.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2019, pagina’s 1523 t/m 1527.
173.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, een geschrift, te weten de beschikking van de rechtbank Overijssel van 13 november 2019, pagina 1893 t/m 1895.
174.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van relaas van 27 augustus 2020, pagina 1407.
175.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 9] van 6 augustus 2020, pagina 1620, en
176.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, geschriften, te weten stukken in map “GlobalCar (exportdienstverlening) [bedrijf 22] , Hypo 2008 Range Rover”, pagina’s 1539 t/m 1559.
177.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van relaas van 27 augustus 2020, pagina 1410.
178.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2019, pagina 1527.
179.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, het proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2019, pagina’s 1523 t/m 1527.
180.Zaaksdossier E (aanvulling), ordner 21-2, een geschrift, te weten de beschikking van de rechtbank Overijssel van 13 november 2019, pagina 1893 t/m 1895.