Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
(primair), althans daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair)(zaaksdossier C - witwassen Land Rover Range Rover);
3.De bewijsoverwegingen
€ 7.885,95 aan bijkomende kosten en overdrachtsbelasting alsmede een bedrag van
€ 19.294,-- aan boete en meerkosten betaald. Het totale aankoopbedrag van de woning bedroeg € 357.149,95. [10]
- op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 3] van de [bedrijf 3] LTD (hierna: [bedrijf 3] ) naar rekening [rekeningnummer 4] van [bedrijf 4] BV (hierna: [bedrijf 4] ) (omschrijving: ‘ [omschrijving] ’);
- op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [stichting 1] (omschrijving ‘Doessier 20170207’);
- op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 3] naar rekening [rekeningnummer 5] van [bedrijf 5] BV (hierna: [bedrijf 5] );
- op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 5] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Dossier 20170207’).
- op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 6] van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
- op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar rekening [rekeningnummer 7] van [bedrijf 6] NV (hierna: [bedrijf 6] )(omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
- op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 6] naar rekening [rekeningnummer 8] van [bedrijf 7] BV (hierna: [bedrijf 7] ) (omschrijving: ‘Factuur 20170321001’);
- op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 8] naar [bedrijf 6] (omschrijving: ‘ [omschrijving] ’);
- op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 10] van de [naam 3] naar [medeverdachte 5] en/of [naam 2] (omschrijvingen: ‘ [omschrijving] ’, ‘ [omschrijving] ’ en ‘ [omschrijving] ’);
- op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar [bedrijf 6] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
- op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 6] naar [bedrijf 7] (omschrijvingen: ‘Factuur 20170321002’ en ‘Factuur 201703210001’);
- op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
- op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar rekening NL15INGB0006208332 van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 9] GmbH (hierna: [bedrijf 9] );
- op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 7] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
- op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar rekening [rekeningnummer 11] van [bedrijf 10] (telkens omschrijving: ‘ [omschrijving] ’);
- op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 10] ;
- op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 4] ;
- op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 1] ’);
- op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Dossier [adres 2] ’).
- op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 13] BV;
- op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 13] BV naar [bedrijf 10] (omschrijving: investering [bedrijf 1] );
- op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
- op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] BV naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 5] ;
- op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 13] van [medeverdachte 4] ;
- op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [medeverdachte 4] naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 5] naar [bedrijf 10] (omschrijving: investering [bedrijf 1] );
- op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 10] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [stichting 1] .
- op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 15] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 10] (omschrijving: Investering FloriJobbzz);
- op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 10] € 20.000 overgemaakt naar [stichting 1] (omschrijving: ‘ [adres 2] dossier’).
- op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 10] ;
- op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 6] (zijnde de zoon van [medeverdachte 2] );
- op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 6] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
- op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 10] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [stichting 1] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres 2] ’).
- op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 4] ;
- op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 1] );
- op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
- op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 6] ;
- op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 6] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
- op 7 april 2017 maakte [bedrijf 10] € 30.000 over naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
- op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
- op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
- op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 7] ;
- op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 7] naar [bedrijf 16] (hierna: [bedrijf 16] ) (omschrijving: ‘Factuur 20171742’);
- op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 16] ;
- op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 16] ;
- op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 1] ’);
- op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 19] BV (hierna: EMS);
- op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van EMS naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Factuur 20171743’);
- op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
- op 10 april 2017 maakte [bedrijf 17] € 9.750,-- over naar [bedrijf 9] ;
- op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 7] (dochter van medeverdachte [medeverdachte 5] );
- op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 7] naar [medeverdachte 5] en/of [naam 2] ;
- op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [medeverdachte 5] en/of [naam 2] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
- op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [medeverdachte 5] en/of [naam 2] naar [bedrijf 6] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
- op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 6] ;
- op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 6] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 1] ’).
- op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
- op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [stichting 1] (omschrijvingen: ‘Restant [adres 2] ’ en ‘Restant van restant’);
- op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 6] ;
- op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 6] naar [stichting 1] (omschrijving: ‘ [adres 2] ’).
€ 330.000,--. [52] Onder het document ‘ [bedrijf 22] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [53]
- op 8 en 18 september 2017 werd door [medeverdachte 2] via de rekening van [bedrijf 10] respectievelijk € 2.000,-- en € 2.500,-- overgeboekt;
- op 21 september 2017 maakte [medeverdachte 2] € 5.000,-- over via [bedrijf 20] ;
- op 9 september 2017, 1, 7 en 20 november 2017, 20 december 2017 en 15 februari 2018 maakte [medeverdachte 3] via [stichting 1] respectievelijk € 8.000,--, € 12.100,--,
- op 20 september 2017 werd € 2.100,-- betaald door [medeverdachte 2] via [bedrijf 20] ;
- op 16 januari 2018 werd € 52,-- contant betaald;
- op 14, 19 en 21 februari 2018 werd respectievelijk € 1.874,--, € 1.500,-- en € 500,-- betaald door [medeverdachte 2] via [bedrijf 10] ;
- op 6 maart 2018 werd € 7.500,-- betaald door [medeverdachte 3] via [stichting 1] .
- door [bedrijf 31] BV (hierna: [bedrijf 31] BV) ( [rekeningnummer 15] ) werd € 30.000,00 overgemaakt (€ 15.000,-- op 27 november 2017 en € 15.000,-- op 15 december 2017);
- door [bedrijf 32] ( [rekeningnummer 16] ) werd op 7 november 2017 € 16.000,-- overgemaakt;
- door [bedrijf 20] (BE16068906547374) werd op 28 september 2017 € 8.700,-- overgemaakt;
- door [bedrijf 33] ( [rekeningnummer 17] ) werd € 13.000,-- overgemaakt (€ 8.000,-- op 3 oktober 2017 en € 5.000,-- op 4 oktober 2017);
- door [naam 11] ( [rekeningnummer 18] ) werd € 85.925,-- overgemaakt (€ 48.000,-- op 21 november 2017, € 14.965,-- en € 6.015,-- op 30 januari 2018 en € 6.500 en € 9.945,-- op 6 februari 2018);
- door [bedrijf 34] (34352799) werd op 6 februari 2018 € 10.000,-- overgemaakt;
- door [naam 12] ( [rekeningnummer 19] ) werd € 95.000,-- overgemaakt (€ 46.650,-- en € 48.350,-- op 11 januari 2018);
- door [bedrijf 10] ( [rekeningnummer 20] ) werd € 2.000,-- overgemaakt;
- door [bedrijf 30] ( [rekeningnummer 21] ) werd € 59.550,-- overgemaakt (€ 20.000,-- op 31 oktober 2017, € 10.000,-- op 1 november 2017, € 15.000,-- op 8 november 2017 en € 14.550,-- op 10 november 2017).
- het kentekenbewijs deel 2 van voertuig 7;
- een ongedateerde ingevulde vragenlijst ten behoeve van [naam 27] verzekeringen, voor een offerte voor een autoverzekering waaruit blijkt dat [bedrijf 21] de verzekeringsnemer is, dat verdachte de (hoofd)bestuurder is van voertuig 7 en dat er geen sprake is van jongere (mede)bestuurder;
- aanvraagformulieren tot inschrijving van voertuig 7 bij de Belgische Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
- een attest van inschrijving voertuig 7 op naam van [bedrijf 21] .
- het kentekenbewijs deel 2 van het voertuig [kenteken 9] ;
- het kentekenbewijs deel 2 van het voertuig [kenteken 10] ;
- aanvraagformulieren tot inschrijving van voertuig 8 bij de Belgische Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
- kopie van de aangifte van verlies van kentekenbewijs deel 1 van 2 mei 2019 van het voertuig [kenteken 10] , gedaan door verdachte namens [bedrijf 51] + bijlage kopie kentekenbewijs deel 2;
- attest van ongewilde buitenbezitstelling van een inschrijvingsbewijs van het voertuig [kenteken 10] , waaruit blijkt dat verdachte wettelijk gemachtigde is van het bedrijf [bedrijf 51] BVBA, dat houder is van het inschrijvingsbewijs van 2 mei 2019 + bijlage kopie kentekenbewijs deel 2;
- kwitanties van verrichte betalingen.
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van gewoontewitwassen.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
€ 150.000,--). Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Het vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Daarnaast draagt het bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat het uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt en het wordt uit het zicht van justitie onttrokken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
medeplegen van gewoontewitwassen;
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren.
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.