ECLI:NL:RBOVE:2023:4947

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
08-963573-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en voorhanden hebben van wapens

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van wapens. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een beroepsverbod van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, waarbij gebruik werd gemaakt van verschillende vennootschappen en bankrekeningen. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, geldbedragen van in totaal circa € 500.000,- gewitwassen. Daarnaast heeft de verdachte op 13 juni 2019 een gaspistool, een boksbeugel en een ploertendoder voorhanden gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op het witwassen van crimineel geld en dat hij zijn rol als bestuurder van verschillende rechtspersonen heeft misbruikt om deze strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de strafoplegging zwaar laten meewegen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963573-18 (P)
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 en 24 oktober 2023 en 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 127.955,88, althans € 45.000,-(zaaksdossier A - verjaardagsfeest [naam 1] );
feit 2:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 357.149,95 (zaaksdossier B - aankoop van de woning aan de [adres] );
feit 3:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 408.927,71 (zaaksdossier B - verbouwingskosten van de woning aan de [adres] );
feiten 4 en 5:op 13 juni 2019 een gaspistool van het merk/type Reck G5e, kaliber 8 mm, een boksbeugel en een ploertendoder voorhanden heeft gehad (zaaksdossier D).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de onderzoeken 26Largo en 26Arcardia, waarin strafrechtelijk onderzoek werd gedaan naar de motorclub [club] als zijnde een criminele organisatie en het witwassen van crimineel verkregen vermogen door leden van [club] , werd een aantal verdachten aangemerkt als facilitators van dit witwassen. Hierop werd in 2018 onderhavig onderzoek met de naam 26Ederena opgestart. In dit onderzoek gaat het om de verdenking dat er geld is witgewassen bij de financiering van het 40-jarig verjaardagsfeest van (destijds) de President World van [club] (zaaksdossier A), bij de koop en verbouwing van de woning aan de [adres] (zaaksdossier B) en bij de aanschaf en het gebruik van diverse voertuigen (zaaksdossiers C, E en F). De verdachten in dit onderzoek worden er onder andere van verdacht dat zij door middel van verschillende constructies, waarbij zij gebruik maakten van verscheidene ondernemingen en meerdere bank/bedrijfsrekeningen van deze ondernemingen, hebben geprobeerd de herkomst van de (vermoedelijk) criminele gelden te verhullen. Tevens is er ten behoeve van verdachte [verdachte] een afzonderlijk zaaksdossier opgemaakt naar aanleiding van het aantreffen van diverse wapens tijdens de doorzoeking van zijn woning in het kader van het onderzoek 26Ederena (zaaksdossier D).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, met dien verstande dat verdachte zich telkens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gewoontewitwassen van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde geldbedragen en het voorhanden hebben van een gaspistool, een boksbeugel en een ploertendoder.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, omdat er geen feiten en omstandigheden zijn waaruit verdachte moest concluderen dat de geldbedragen, die op de bedrijfsrekening van zijn onderneming [bedrijf 1] werden ontvangen, van enig misdrijf afkomstig waren, hij erop vertrouwde dat de banken hun functie als poortwachter goed vervulden en omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring. Subsidiair dient verdachte wat betreft het onder feit 1 ten laste gelegde partieel te worden vrijgesproken, nu er slechts twee geldbedragen van in totaal
€ 45.000,-- via de bedrijfsrekening van zijn onderneming [bedrijf 1] zijn gegaan. (Meer) subsidiair dient verdachte wat betreft het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken van (opzet)witwassen in de periode vóór 25 september 2017, nu de mail die de officier van justitie als belangrijk bewijsmiddel ziet, gezonden is na de data genoemd in feit 1 en 2.
Wat betreft het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Juridisch kader witwassen
De rechtbank ziet zich, voor de feiten 1, 2 en 3, voor de vraag gesteld of er in de verschillende zaaksdossiers sprake is van witwassen.
Om te komen tot een bewezenverklaring van witwassen moet vaststaan dat de geldbedragen of goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. In bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat niet hoeft te worden bewezen door wie, wanneer en waar dit misdrijf is gepleegd. Het gronddelict hoeft dus niet bewezen te worden.
Voor het geval dit gronddelict niet uit het dossier blijkt, is in de jurisprudentie een toetsingskader ontwikkeld, om te beoordelen of een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’. Nu verdachte (en zijn medeverdachten) in onderhavige zaaksdossiers wordt verweten geldbedragen en goederen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen en goederen afkomstig zijn, zal de rechtbank het toetsingskader hanteren.
Allereerst dient er sprake te zijn van een vermoeden van witwassen. Het Openbaar Ministerie (hierna ook: OM) moet feiten en omstandigheden aandragen die van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
Als er sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld of de goederen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Wanneer naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, dan is het bewijsvermoeden voldoende voor een bewezenverklaring van het onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen of goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Tot slot dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte opzet had op het witwassen, waarvoor voorwaardelijk opzet voldoende is.
3.4.2
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.3
Zaaksdossier A: 40-jarig verjaardagsfeest
3.4.3.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 februari 2017 heeft het 40-jarig verjaardagsfeest van (destijds) de President World [club] plaatsgevonden in [plaats 1] . Voor dit feest werden onder andere een selfie mirror, water projectie en watereffecten gehuurd en meerdere bekende artiesten geboekt. Het feest heeft in totaal ongeveer € 127.955,88 gekost. Uit onderzoek is gebleken dat de kosten van dit feest, via verschillende bedrijfsrekeningen zijn betaald, die voor een groot deel gevoed zijn door contante storingen. Hierdoor ontstond bij het OM het vermoeden dat er met de betaling van dit feest geld met een criminele herkomst is witgewassen.
Voor de organisatie van dit feest werd het bedrijf [bedrijf 2] VOF (hierna: [bedrijf 2] ) ingeschakeld. De facturen (op een aantal na) werden uiteindelijk, nadat er geldbedragen via verschillende bedrijfsrekeningen naar [bedrijf 2] werden overgemaakt, door [bedrijf 2] betaald. [2]
Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij het, vanaf de door hem beheerde bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 1] ) van [bedrijf 1] op 20 januari 2017, overboeken van € 35.000,-- en het op 25 januari 2017 overboeken van € 10.000,-- naar de bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 2] ) van [bedrijf 2] . Beide overboekingen hadden de omschrijving ‘Inzake dossier [nummer 1] ’.
De [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) is een administratiekantoor voor aandelen en obligaties en het beheer van [bedrijf 48] . De bestuurder van [bedrijf 1] is Stichting [bedrijf 1] [3] , waarvan verdachte de bestuurder is. [4] Verdachte heeft namens [bedrijf 1] voornoemde bedragen overgemaakt naar [bedrijf 2] . [5] Dit deed hij in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en kreeg hiervoor betaald. [6] Aan deze overboekingen ging het volgende vooraf.
Op 18 januari 2017 maakte het bedrijf [bedrijf 3] BV € 37.050,25 over naar de bankrekening van [bedrijf 4] NV (hierna: [bedrijf 4] ), waarop [bedrijf 4] diezelfde dag € 37.000,-- overmaakte naar de bankrekening van [bedrijf 5] BV (hierna: [bedrijf 5] ), met de omschrijving ‘Overeenkomst [bedrijf 6] ’. [7] [bedrijf 5] maakte vervolgens op 20 januari 2017 € 35.000,-- over op de rekening van [bedrijf 1] , met de omschrijving ‘Tbv dossier [nummer 1] ’. [8]
Voorafgaand aan de tweede overboeking werd op 24 januari 2017 € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 5] [9] , die dit bedrag vervolgens op 25 januari 2017 naar [bedrijf 1] heeft overgemaakt. [10]
Het bedrijf [bedrijf 3] BV richt zich op het exploiteren van meldkamers voor bewaking en beveiliging, het geven van adviezen op het gebied van alarm- en inbraakbeveiliging, particuliere beveiliging, (VIP) chauffeursdiensten, brandwacht en de
kleinhandel in aanverwante producten en kleding. [11]
[bedrijf 4] houdt zich bezig met het in opdracht van derden, alsmede in eigen beheer en belang, verlenen van consultancy op (hoog) bestuurlijk niveau, zoals (maar niet uitsluitend) internationaal vennootschapsrechtelijk, zowel voor overheid- als bedrijfsleven. [12] Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is de in Hong Kong, China, gevestigde [bedrijf 7] Limited. [13]
[bedrijf 5] (Van [bedrijf 8] ) is door getuige [getuige 1] namens [medeverdachte 1] opgericht [14] en richt zich volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) op de groothandel in en verwerking van bloemen en planten en de bemiddeling in de handel van bloemen en planten op commissiebasis. [15] De uiteindelijke bestuurder van [bedrijf 5] is [medeverdachte 1] . [16] Sinds de oprichting van [bedrijf 5] is er geen jaarrekening ingediend bij de KvK. [bedrijf 5] heeft voor het jaar 2016 een totale omzet opgegeven van € 1.347, voor 2017 € 1.090 en van 2018 is geen omzet bekend. Verder werd namens de vennootschap geen aangifte gedaan van vennootschapsbelasting en werden er ambtshalve aanslagen en verzuimboetes opgelegd. [17] Op de bankrekening van [bedrijf 5] vonden jaarlijks de volgende af- en bijschrijvingen en contante stortingen plaats. [18]
Jaar
Afgeschreven
Bijgeschreven
Contante stortingen
2016
€ 125.341,22
€ 126.876,03
€ 79.430,--
2017
€ 1.055.695,79
€ 1.066.790,65
€ 370.322,48
2018
€ 58.942,--
€ 46.312,33
€ 477,77
Totaal
€ 1.239.979,01
€ 1.239.979,01
€ 450.240,25
De ING-bank heeft in haar onderzoeksrapport van 18 april 2018 geschreven dat zij vermoedt dat de bankrekening van [bedrijf 5] is gebruikt bij het witwassen van crimineel geld. ING heeft de rekening van [bedrijf 5] daarom opgezegd. [medeverdachte 1] stond al in het interne verwijzingsregister en werd geweerd als klant, omdat hij volgens de ING in 2016 betrokken zou zijn geweest bij factuurfraude. [19]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] werd een iPad aangetroffen en in beslag genomen. [20] Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft bij de politie verklaard dat dit zijn iPad is. [21] Op deze iPad is in de mailbox van het e-mailadres [e-mailadres 1] een e-mail van 25 september 2017 aangetroffen, afkomstig van het mailadres [e-mailadres 2] , verzonden aan [e-mailadres 1] , met als onderwerp "FW: boekhouden". De e-mail was afkomstig van het mailadres [e-mailadres 3] . Als bijlage bij deze e-mail zat het Excelbestand "boekhouding.xlsx", dat op 23 september 2017 is aangemaakt. Onder het tabblad ‘BVBASTR’ staan bedragen met daarachter [bedrijf 9] en die corresponderen met bedragen die zijn overgemaakt vanaf de rekening van [bedrijf 5] aan het bedrijf [bedrijf 9] BV, ten behoeve van het 40-jarig verjaardagsfeest. [22] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [e-mailadres 2] zijn e-mailadres is, dat hij daar af en toe gebruik van maakt en dat verder niemand gebruikmaakt van dit adres. [23]
3.4.3.2 Toepassen toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen, nu uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat er grote, branchevreemde, overboekingen plaatsvonden tussen diverse bedrijven die niets te maken lijken te hebben met de organisatie van het verjaardagsfeest en die overigens ook geen redelijk bedrijfseconomisch doel kunnen dienen. Daarnaast is er aan de overboeking van 25 januari 2017 een contante storting van een groot geldbedrag voorafgegaan. Er zijn geen facturen die verklaren waarom de transacties hebben plaatsgevonden. Deze manier van werken sluit aan bij de typische vorm van witwassen, waarbij geld wordt rondgepompt door veelvuldige overschrijvingen tussen verschillende bank/bedrijfsrekeningen. Credit en debet verrichtingen volgen elkaar, om onverklaarbare redenen, in hoog tempo op en saldi gaan in één maand van nul naar een zeer hoog geldbedrag en weer terug. Bij de ten laste gelegde overboekingen gebeurde dit zelfs op dezelfde dag of binnen enkele dagen.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat het onderzoeksteam in hun relaas heeft opgemerkt dat uit analyse van de bankrekening van [bedrijf 3] BV volgt dat het bedrag van
€ 37.050,25 uit omzet verkregen lijkt te zijn, die de maanden daarvoor is vergaard. Nog daargelaten dat de rechtbank deze informatie op basis van het dossier niet kan verifiëren, onder andere omdat de verantwoordelijke voor deze bedrijfsrekening (medeverdachte [medeverdachte 1] ) daar niet over wil verklaren, is de rechtbank van oordeel dat dit niet maakt dat er geen sprake is van witwassen. De omstandigheid dat een dergelijk hoog geldbedrag wordt overgemaakt naar [bedrijf 4] zonder dat hieraan een redelijk (verifieerbaar) bedrijfseconomisch doel ten grondslag ligt, maakt dat sprake is van een witwasvermoeden.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank bij beide geldbedragen sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft met betrekking tot de overboekingen van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] verklaard dat hij begin januari 2017 door [medeverdachte 1] is benaderd, omdat er sprake was van een geschil over betaling en levering tussen [bedrijf 5] en [bedrijf 2] . Ter voorkoming van een gerechtelijke procedure heeft [medeverdachte 1] een waarborgsom gestort op de rekening van [bedrijf 1] en nadat er een minnelijke regeling tot stand was gekomen heeft [medeverdachte 1] toestemming verleend om het overeengekomen bedrag over te maken naar [bedrijf 2] . Verdachte is van mening dat hij niet had kunnen weten dat sprake was van witwassen, nu het geld dat op de rekening van [bedrijf 1] werd geboekt, afkomstig was van bankrekeningen bij gerenommeerde bankinstellingen. Hij mocht er daarom op vertrouwen dat deze bankinstellingen hun poortwachtersfunctie adequaat uitvoerden.
De rechtbank overweegt dat verdachte enkel heeft verklaard waarom de geldbedragen via de rekening van [bedrijf 1] naar de rekening van [bedrijf 2] werden overgemaakt, namelijk omdat sprake zou zijn van een conflict tussen [bedrijf 2] en [medeverdachte 1] . De rechtbank merkt hierover op dat deze verklaring geen steun vindt in het dossier en dat deze verklaring bovendien onaannemelijk is, nu de overboekingen van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] op dezelfde dan wel de volgende dag plaatsvonden als de overboekingen van [bedrijf 1] naar [bedrijf 2] . Er zou dan dus sprake moeten zijn van twee conflicten die binnen een dag waren opgelost. De rechtbank vindt dit niet aannemelijk. Daar komt bij dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de geldbedragen. Het verweer van verdachte dat de overboekingen plaatsvonden vanaf bankrekeningen bij gerenommeerde bankinstellingen met een poortwachtersfunctie, ontslaat verdachte niet zijn eigen verantwoordelijkheid en onderzoeksplicht naar de herkomst van de geldbedragen. Bij zulke hoge geldbedragen moeten er vragen worden gesteld en dit heeft verdachte nagelaten.
Nu verdachte er niet in is geslaagd om een verifieerbare verklaring te geven die het vermoeden van een criminele herkomst kunnen weerleggen, kan worden bewezen verklaard dat de twee geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Door met deze geldbedragen betalingen te doen voor het verjaardagsfeest door middel van de bedrijfsrekening van [bedrijf 1] werd de werkelijke herkomst van het geld verhuld.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet had op het witwassen van die geldbedragen. Het opzet blijkt uit de hiervoor genoemde e-mail van 25 september 2017 waaruit volgt dat verdachte willens en wetens deze branchevreemde geldbedragen overboekte. Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het in opdracht van derden beschikbaar stellen van een zakelijke bankrekening voor het doorboeken van dergelijke hoge geldbedragen, zonder dat daar een bedrijfseconomisch doel voor is, en het nalaten om onderzoek te doen naar en vragen te stellen over de herkomst van het geld, maakt dat verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hier sprake was van het witwassen van crimineel geld.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen verklaard. Verdachte heeft nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1] door samen met [medeverdachte 1] ervoor te zorgen dat het geld, dat vanaf de rekening van [bedrijf 5] via de rekening van [bedrijf 1] werd overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 2] , werd witgewassen. Deze nauwe en bewuste samenwerking blijkt ook uit het mailcontact dat [medeverdachte 1] had met verdachte, waarin [medeverdachte 1] opdracht gaf aan verdachte om het geld over te maken naar [bedrijf 2] . Verdachte heeft zich dus tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan witwassen van geld met een criminele herkomst.
Gewoonte
Nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overboeken van twee geldbedragen binnen een korte periode, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
3.4.3.3 Conclusie
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van witwassen van in totaal € 45.000,--, door de herkomst van dat geld te verhullen en dat geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader [medeverdachte 1] wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor betrokkenenheid bij het witwassen van het eveneens ten laste gelegde hogere geldbedrag.
3.4.4
Zaaksdossier B: de aankoop en verbouwing van de woning aan de [adres]
Zaaksdossier B gaat over de aankoop en de verbouwing (en inrichting) van de woning aan de [adres] . Aan verdachte zijn deze feiten apart van elkaar ten laste gelegd: de aankoop als feit 2 en de verbouwing (en inrichting) als feit 3. Omdat deze feiten sterk met elkaar samenhangen en elkaar opvolgen zullen deze feiten waar mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
3.4.4.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Aankoop van de woning
Op 30 januari 2017 heeft er via een makelaar een bezichtiging plaatsgevonden in de woning aan de [adres] . Deze bezichtiging is aangevraagd door ene “ [naam 2] ”, met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en het e-mailadres [e-mailadres 4] . Deze bezichtiging heeft geleid tot de aankoop van de woning. [24]
Het koopcontract is op 10 februari 2017 door [medeverdachte 1] namens [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] ) getekend. [25] [bedrijf 10] is een uitzendbureau dat zich bezighoudt met het detacheren van personeel en het bemiddelen bij het tot stand komen van arbeidsovereenkomsten. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 10] is [bedrijf 11] B.V. [26] , waarvan [medeverdachte 1] bestuurder en enig aandeelhouder is. [27]
[medeverdachte 2] heeft op 10 april 2017 via het [e-mailadres 5] [28] een oude akte van levering van de woning aan de [adres] opgevraagd bij Kadasterdata. [29]
Op 14 maart 2017 werd een ingebrekestelling gestuurd aan [medeverdachte 1] , omdat diens vennootschap [bedrijf 10] de woning niet had afgenomen op 6 maart 2017. [30] Uiteindelijk is de woning aan de [adres] op 13 april 2017 aan [bedrijf 10] geleverd. Bij deze transactie werd [bedrijf 10] vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] . De levering vond plaats bij notariskantoor [bedrijf 12] . [31] Naast de koopsom is ook nog een bedrag van € 7.885,95 aan bijkomende kosten en overdrachtsbelasting alsmede een bedrag van € 19.294,-- aan boete en meerkosten betaald. Het totale aankoopbedrag van de woning bedroeg € 357.149,95. [32]
De kosten voor de woning zijn door verdachte [33] in negen overboekingen via rekening [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 3] van (notaris) [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [34]
Zo maakte verdachte op 8 maart 2017 € 33.000,-- en € 7.855,95 over van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [35] Aan deze overboekingen gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 4] van de Engelse vennootschap [bedrijf 13] LTD (hierna: [bedrijf 13] ) naar rekening [rekeningnummer 5] van [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ) (omschrijving: ‘ [rekeningnummer 6] ’);
  • op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 1] (omschrijving ‘Doessier [nummer 2] ’);
  • op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 13] naar rekening [rekeningnummer 7] van [bedrijf 15] BV (hierna: [bedrijf 15] );
  • op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 15] naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘Dossier [nummer 2] ’).
[bedrijf 14] richt zich op advisering op het gebied van beveiligingssystemen en daarnaast op installatie en onderhoud. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 14] is medeverdachte [medeverdachte 3] . [37] [medeverdachte 3] is ook bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 15] . Dit bedrijf richt zich op operational lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, het in- en verkopen van auto’s het verhuren en verleasen van auto’s, de im- en export van auto’s en de bijbehorende financiering. [38]
Van de overboekingen van [bedrijf 13] naar [bedrijf 14] en van [bedrijf 14] naar [bedrijf 1] is door de Rabobank een MOT-melding (Melding Ongebruikelijke Transactie) gedaan bij de FIU (Financial Intelligence Unit). Hierop is [medeverdachte 3] door de Rabobank uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek werd [medeverdachte 3] vergezeld door verdachte, die in het gesprek de leiding nam. [39]
Volgens de Engelse KvK was [bedrijf 13] een financieel intermediair die sinds 7 juli 2017 in staat van faillissement verkeerde en op 18 oktober 2018 is opgeheven. [40]
Op 23 maart 2017 maakte verdachte € 50.000,-- over van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [41] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 8] van [naam 4] en/of [naam 5] ;
  • op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [naam 4] en/of [naam 5] naar rekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 4] (omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
  • op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar rekening [rekeningnummer 10] van [bedrijf 16] BV (hierna: [bedrijf 16] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 3] ’);
  • op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 11] van Stg [bedrijf 17] naar [bedrijf 4] (omschrijving: ‘REF [nummer 11] .1703.01’);
  • op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 12] van de [naam 6] naar [naam 4] en/of [naam 5] (omschrijvingen: ‘ [nummer 4] ’, ‘ [nummer 5] ’ en ‘ [nummer 6] ’);
  • op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [naam 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 4] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
  • op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [bedrijf 16] (omschrijvingen: ‘Factuur [nummer 7] ’ en ‘Factuur [nummer 8] ’);
  • op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [naam 4] en/of [naam 5] ;
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [naam 4] en/of [naam 5] naar rekening [rekeningnummer 13] van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 18] GmbH (hierna: [bedrijf 19] );
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 19] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
  • op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar rekening [rekeningnummer 14] van [bedrijf 5] (telkens omschrijving: ‘Overeenkomst Florilinvestmentzz’);
  • op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 5] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 14] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 10] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘Dossier [adres] ’).
[bedrijf 4] houdt zich bezig met het in opdracht adviseren en verlenen van consultancy op (hoog) bestuurlijk niveau, zoals (maar niet uitsluitend) internationaal vennootschapsrechtelijk, zowel voor overheids- als bedrijfsleven. [43] Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is de in Hong Kong, China, gevestigde [bedrijf 7] Limited, waar medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) bestuurder van is. Tot 25 september 2014 was [naam 7] , vader van medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), bestuurder en enig aandeelhouder. Tot 1 februari 2016 was [naam 8] , de ex-partner van [medeverdachte 5] , gevolmachtigde. Van [bedrijf 4] zijn sinds de oprichting in 2013 geen jaarrekeningen gedeponeerd en [bedrijf 4] is sinds 6 november 2018 in staat van faillissement. Van de bankrekening van [bedrijf 4] worden in 2017 (onder andere) geldbedragen ontvangen van en overgeboekt naar diverse privérekeningen van [medeverdachte 5] . [44]
[bedrijf 16] richt zich op de dienstverlening, advisering en uitvoering van werkzaamheden op het gebied van veiligheidsmanagement, personenstromenanalyse en de preventie en beheersing van massa paniek. [medeverdachte 4] is sinds 20 juni 2016 directeur. Vanaf 24 april 2017 is [bedrijf 20] BVBA enig aandeelhouder, waarvan [medeverdachte 4] directeur is. Voor 24 april 2017 was dit [naam 9] . [45]
Zoals onder paragraaf 3.4.3.1 met betrekking tot zaaksdossier A uiteengezet richt [bedrijf 5] zich op de bloemenhandel [46] en is [medeverdachte 1] de (uiteindelijke) bestuurder. [47] Er zijn van [bedrijf 5] geen jaarrekeningen bekend en het bedrijf heeft in de jaren 2016, 2017 en 2018 vrijwel geen omzet gehad. [48] In de jaren 2016 tot en met 2018 werd er in totaal een bedrag van € 1.239.979,01 bijgeschreven op de rekening van [bedrijf 5] , wat vervolgens ook weer werd afgeschreven, waardoor het saldo op 2 juli 2018 € 0,-- bedroeg. [49] Verder bestond bij de ING-bank het vermoeden dat [bedrijf 5] is gebruikt bij witwassen, waardoor de bankrekening is opgezegd. [medeverdachte 1] zelf stond al in het verwijzingsregister van de ING en werd geweerd als klant vanwege betrokkenheid bij factuurfraude. [50]
Op 27 maart 2017 werd door verdachte € 100.000,-- overgemaakt van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [51] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 21] BV;
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 21] BV naar [bedrijf 5] (omschrijving: investering [bedrijf 10] );
  • op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 5] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 22] BV naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
€ 3.000,-- contant gestort op bankrekening van [bedrijf 14] ( [rekeningnummer 15] en [rekeningnummer 5] );
- op 24 en 27 maart 2017 werd respectievelijk € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,-- en
€ 12.900,-- overgemaakt door [bedrijf 14] ( [rekeningnummer 15] en [rekeningnummer 5] ) naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 10] ’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 15] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 16] van [medeverdachte 3] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [medeverdachte 3] naar [bedrijf 15] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 15] naar [bedrijf 5] (omschrijving: investering [bedrijf 10] );
  • op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 5] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 1] .
Verdachte heeft op 30 maart 2017 € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [53] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 23] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 5] (omschrijving: Investering [bedrijf 24] );
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 5] € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘ [adres] dossier’).
Vervolgens maakte verdachte op 4 april 2017 € 30.000 over van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [55] Hieraan zijn de volgende transacties voorafgegaan:
  • op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 5] ;
  • op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 10] (zijnde de zoon van [medeverdachte 1] );
  • op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 10] naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
  • op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 5] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 1] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres] ’).
Op 7 april 2017 heeft verdachte € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [57] Hieraan zijn de volgende overboekingen voorafgegaan:
  • op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 14] ;
  • op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 10] );
  • op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 5] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 10] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 10] naar [bedrijf 5] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
  • op 7 april 2017 maakte [bedrijf 5] € 30.000 over naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
Verdachte maakte op 10 april 2017 € 67.000,-- over van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [59] Hier zijn de volgende transacties aan voorafgegaan:
  • op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [naam 4] en/of [naam 5] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [naam 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 19] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 16] ;
  • op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 25] BVBA (hierna: [bedrijf 25] ) (omschrijving: ‘Factuur 20171742’);
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 19] naar [bedrijf 25] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 25] ;
  • op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 25] naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 10] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 26] BV (hierna: [bedrijf 26] );
  • op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van [bedrijf 26] naar [bedrijf 19] (omschrijving: ‘Factuur [nummer 9] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 27] ;
  • op 10 april 2017 maakte [bedrijf 27] € 9.750,-- over naar [bedrijf 19] ;
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 11] (dochter van medeverdachte [medeverdachte 5] );
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 11] naar [naam 4] en/of [naam 5] ;
  • op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 19] naar [naam 4] en/of [naam 5] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
  • op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [naam 4] en/of [naam 5] naar [bedrijf 4] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 4] ;
  • op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 4] naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 10] ’).
Ten tijde van de overboekingen hield [bedrijf 26] BV zich bezig als internationaal opererend adviesbureau op het gebied van (maar niet uitsluitend) risicobeheersing, risicomanagement en risicoanalyse voor internationale rechtsvormen. Directeur en enig aandeelhouder is [medeverdachte 4] . Na 2015 zijn er geen jaarrekeningen gedeponeerd en sinds 28 oktober 2017 is [bedrijf 26] in staat van faillissement. [61] In het faillissementsverslag wordt vermeld dat het bedrijf betrokken zou zijn bij internationale factuurfraude in 2017. Tussen augustus 2016 en juli 2018 wordt in totaal € 3.869.833,90 bijgeschreven en € 3.869.822,22 afgeschreven. [62]
[bedrijf 20] houdt zich bezig met de verkoop, bemiddeling, investering en advisering in financiële (im)materiele activa en de koop, verkoop en handel in non-food. [medeverdachte 4] is zaakvoerder. [bedrijf 25] is sinds 5 december 2017 in staat van faillissement en op 18 september 2018 opgeheven. [63]
Tot slot heeft verdachte op 13 april 2017 € 19.294,-- overgemaakt van [bedrijf 1] naar [naam 3] . [64] Aan deze overboeking gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 5] ;
  • op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] (omschrijvingen: ‘Restant [adres] ’ en ‘Restant van restant’);
  • op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 10] ;
  • op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 10] naar [bedrijf 1] (omschrijving: ‘ [adres] ’).
De woning is vervolgens op 28 september 2017 door [bedrijf 10] voor € 330.000,-- verkocht en geleverd aan de Belgische vennootschap [bedrijf 28] (hierna: [bedrijf 28] ). Bij deze transactie werd [bedrijf 10] vertegenwoordigd door de verdachte, die schriftelijk gevolmachtigd was. De koopprijs is voldaan door verrekening in rekeningcourant, waardoor de verplichting tot betaling van de koopprijs teniet is gegaan. [66]
[bedrijf 28] is een bedrijf dat zich richt op eigen ontwikkeling, invoer, doorvoer en uitvoer van en de handel, zowel groot- als kleinhandel, in alle elektrische en elektronische toestellen en onderdelen. Van 24 maart 2017 tot 30 september 2017 was [medeverdachte 1] zaakvoerder van [bedrijf 28] , vanaf 1 oktober 2017 tot 9 augustus 2018 was dat verdachte, en vanaf 9 augustus 2018 was dit wederom [medeverdachte 1] . Uit onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 28] blijkt dat er geen financiële relatie dan wel rekeningcourantverhouding is tussen [bedrijf 28] en [bedrijf 10] . Verder is [bedrijf 28] niet actief in het economische verkeer en ontplooit [bedrijf 28] geen bedrijfsactiviteiten. [67]
Op 23 maart 2018 is de woning door [bedrijf 28] verkocht en geleverd aan de Belgische rechtspersonen [bedrijf 29] NV (hierna: [bedrijf 29] ) en [bedrijf 30] BVBA (hierna: [bedrijf 30] ) voor een bedrag van € 450.000,--. Bij deze transactie werden [bedrijf 28] en [bedrijf 29] vertegenwoordigd door verdachte en [bedrijf 30] door medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ). De koopsom, waarvan elke koper € 225.000,-- moest voldoen, werd omgezet in een geldlening (rekeningcourant) die iedere koper schuldig bleef aan de verkoper. Bij deze koop werd geen hypotheek gevestigd. [68] De notaris waar de levering plaatsvond heeft van deze levering een MOT-melding gedaan bij de FIU. [69]
[bedrijf 29] richt zich op de aankoop, verkoop, beheer en exploitatie van al dan niet bebouwde onroerende goederen in België en in het buitenland. Vanaf 1 oktober 2017 tot 12 september 2018 was verdachte zaakvoerder van [bedrijf 29] en vanaf 12 september 2018 was dat [medeverdachte 6] . [70] Uit de laatste vermelding in het aandeelhoudersregister blijkt dat alle aandelen van [bedrijf 29] in het bezit zijn van [bedrijf 31] (hierna: [bedrijf 31] ). Daarvoor waren deze aandelen in het bezit van [bedrijf 32] (hierna: [bedrijf 32] ). De aandelen zijn door verdachte, als bestuurder van [bedrijf 32] , verkocht en overgedragen aan [bedrijf 31] , waarvan hij ook bestuurder was. Deze transactie vond plaats met gesloten beurs. Van 12 april 2018 tot en met 3 september 2018 was verdachte bestuurder van [bedrijf 31] en sinds 3 september 2018 is dat [naam 12] (hierna: [naam 12] ). Dit is een zwager van [medeverdachte 2] . Vanaf een bankrekening van [bedrijf 29] werden ten behoeve van de woning aan de [adres] betalingen gedaan aan Essent, Evides Waterbedrijf, Ziggo en een verzekeringsmaatschappij. [71]
De Belgische vennootschap [bedrijf 30] houdt zich bezig met activiteiten van een holdingmaatschappij in de ruimste zin van het woord. Sinds 20 maart 2018 is [medeverdachte 6] zaakvoerder van [bedrijf 30] . Daarvoor waren [bedrijf 33] BVBA (hierna: [bedrijf 33] BVBA), (waarvan [naam 13] (hierna: [naam 13] ) directeur is), en [naam 13] samen de zaakvoerders. Aandeelhouders bij oprichting waren [bedrijf 33] BVBA en [bedrijf 34] , waarvan [naam 13] de directeur is. Op 20 maart 2018 zijn alle aandelen van [bedrijf 30] voor € 1,-- verkocht aan [bedrijf 32] , waarvan verdachte op dat moment bestuurder is. De koopovereenkomst wordt namens de verkopers ondertekend door de gevolmachtigde [medeverdachte 6] .
Vervolgens worden de aandelen van [bedrijf 30] op 16 april 2018 door [bedrijf 32] voor
€ 1,-- verkocht aan [bedrijf 35] (hierna: [bedrijf 35] ), waarvan verdachte en [naam 12] op dat moment bestuurder zijn. Vanaf 3 september 2018 is alleen [naam 12] bestuurder. Op de bankrekening van [bedrijf 30] wordt in totaal € 7.410,-- bij- en afgeschreven. [72]
Bij diverse doorzoekingen werd (digitaal) het document ‘vaststellingsovereenkomst tot vereffening, tevens houdende akte van cessie d.d. 18 juni 2018’ aangetroffen. Deze akte van cessie betreft onder andere de schuldverhoudingen tussen [bedrijf 29] en [bedrijf 28] en [bedrijf 10] en [bedrijf 28] , waarbij de woning aan de [adres] een belangrijk onderdeel vormt en verdachte handelt als bevoegd bestuurder van [bedrijf 29] en [medeverdachte 1] handelt namens [bedrijf 10] en [bedrijf 28] . In dit document staat onder meer dat de hele schuldverhouding die is ontstaan tussen [bedrijf 28] en [bedrijf 29] over en weer is kwijtgescholden vanwege een lening van € 75.000,--, die verdachte zou hebben verstrekt aan [bedrijf 10] en [medeverdachte 1] . Deze lening is niet terug te vinden in de transactieoverzichten van de bankrekeningen van verdachte en [medeverdachte 1] . Verder staat in het document dat de aandelen van [bedrijf 29] door middel van (gefingeerde) leningen is overgegaan naar [bedrijf 31] . Uit een akte van cessie van 21 juni 2018, blijkt dat verdachte 19,7 procent van het aandelenpakket van [bedrijf 29] , dat hij persoonlijk in zijn bezit heeft, overdraagt aan [bedrijf 31] . [73]
Op de NAS (Network Attached Storage) van verdachte werden de documenten ‘Organisatie’ en ‘ [bedrijf 30] ’ aangetroffen waarin scenario’s werden uitgewerkt met betrekking tot de eigendom van de woning aan de [adres] . In het eerste document worden vijf scenario’s uitgewerkt om de eigendom van de woning over te laten gaan, waarbij ook de voor- en nadelen worden benoemd. Bij de laatste scenario wordt onder meer als voordeel voor een lening bij een bank aangegeven dat er op die manier een legitieme verklaring is voor
€ 330.000,--. [74] Onder het document ‘ [bedrijf 30] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [75]
Uit onder meer observaties en tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 2] niet is geëmigreerd, maar dat hij samen met zijn (ex-)partner [naam 14] (hierna: [naam 14] ) en zoon, sinds ongeveer 15 oktober 2018 in de woning aan de [adres] woont. [76]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] werd het document ‘Gebruikersovereenkomst van de woning aan de [adres] van 1 oktober 2018’ aangetroffen. In deze overeenkomst, die onder meer is ondertekend door [naam 14] , is bepaald dat [naam 14] en haar gezin een jaar om niet gebruik mogen maken van de gemeubileerde en gestoffeerde woning. Zij hoeft enkel de kosten voor gas, water en elektriciteit van € 225,-- per maand te betalen. Dit bedrag moet worden overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 29] . [77] Uit de bankafschriften van de rekening van [bedrijf 29] blijkt dat dit bedrag nooit door [naam 14] is betaald. [78] Deze gebruikersovereenkomst is opgemaakt door [naam 15] (hierna: [naam 15] ) [79] , in opdracht van [medeverdachte 6] en in overleg met [medeverdachte 2] . [80]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] werd een iPad aangetroffen en in beslag genomen. [81] [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat dit zijn iPad is. [82] Op deze iPad is in de mailbox van het e-mailadres [e-mailadres 1] een e-mail van 25 september 2017 aangetroffen, afkomstig van het mailadres [e-mailadres 2] , verzonden aan [e-mailadres 1] , met als onderwerp "FW: boekhouden". De e-mail was afkomstig van het mailadres [e-mailadres 3] . Als bijlage bij deze e-mail zat het Excelbestand "boekhouding.xlsx", dat op 23 september 2017 is aangemaakt. Onder het tabblad ‘Huis’ staan posten die te herleiden zijn naar de koop en verbouwing van de woning aan de [adres] . De bedragen en namen die onder dat tabblad staan komen overeen met de factuurbedragen bij diverse bedrijven. [83] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [e-mailadres 2] zijn e-mailadres is, dat hij daar af en toe gebruik van maakt en dat verder niemand anders gebruikmaakt van dit adres. [84]
Verbouwing en inrichting van de woning
Nadat de woning aan de [adres] was gekocht is die ingrijpend verbouwd en ingericht. Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft op verzoek van [medeverdachte 1] een vergunningstekening voor de uitbouw van de woning gemaakt. Hij moest deze tekening maken voor [medeverdachte 2] , omdat [medeverdachte 2] het huis wilde kopen. [85] [getuige 2] heeft deze bouwtekening op 5 maart 2017 per e-mail aan [medeverdachte 1] toegezonden [86] , die de bouwtekening vervolgens op 6 maart 2017 naar [medeverdachte 2] heeft gemaild. [87]
De bouwbegeleiding werd namens [bedrijf 36] BV (hierna: [bedrijf 36] ) gedaan door getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), die in eerste instantie contact had met [medeverdachte 1] van [bedrijf 28] . Later werd dit contact overgenomen door verdachte en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zou de toekomstige bewoner worden van de woning en hij nam dan ook de beslissingen over de woning. [88] De opdrachtbevestiging voor de bouwbegeleiding is door [medeverdachte 1] namens [bedrijf 28] getekend. [89] [getuige 3] heeft op 2 juni 2017 de offerte voor de bouwbegeleiding naar [medeverdachte 1] gemaild [90] , die de offerte vervolgens op 3 juni 2017 heeft doorgemaild naar [medeverdachte 2] . [91]
Op 1 november 2017 liet verdachte per mail aan [getuige 3] weten dat hij, verdachte, tot zaakvoerder van [bedrijf 28] is benoemd om de belangen van [medeverdachte 1] te behartigen. [92]
In het dossier komt naar voren dat de verbouwing en inrichting van de woning in totaal ongeveer € 408.927,71 heeft gekost.
Voor de bouwbegeleiding werden vier facturen van [bedrijf 36] op rekeningnummer [rekeningnummer 17] betaald van in totaal € 10.779,96. De factuur van 30 juni 2017 met een bedrag van € 774,80 werd op 10 juli 2017 door verdachte (via de rekening van [bedrijf 1] ) betaald. Van de factuur van 11 augustus 2017 met het bedrag van € 1.514,80 werd op 5 september 2017 € 1.000,-- betaald door [medeverdachte 1] (via de rekening van [bedrijf 5] ) en op 29 september 2017 € 514,80 door verdachte, evenals de factuur van 8 september 2017 met een bedrag van € 1.520,67. Tot slot heeft verdachte de factuur van 21 december 2017 met een bedrag van € 6.969,69 betaald op 12 januari 2018. [93]
Verder werden door [getuige 3] facturen betaald voor de verbouwing. Om deze facturen te betalen kreeg hij de volgende voorschotten gestort op de rekening van [bedrijf 36] :
  • op 8 en 18 september 2017 werd door [medeverdachte 1] via de rekening van [bedrijf 5] respectievelijk € 2.000,-- en € 2.500,-- overgeboekt;
  • op 21 september 2017 maakte [medeverdachte 1] € 5.000,-- over via [bedrijf 28] ;
  • op 9 september 2017, 1, 7 en 20 november 2017, 20 december 2017 en 15 februari 2018 maakte verdachte via [bedrijf 1] respectievelijk € 8.000,--, € 12.100,--,
€ 12.100,--, € 20.000,--, € 10.000,-- en € 19.965,-- over. [94]
De badkamer werd door [bedrijf 37] BV (hierna: [bedrijf 37] ) geleverd. Op de orderbevestiging stond het e-mailadres van [medeverdachte 2] . De badkamer kostte in totaal € 13.501,-- en er is in totaal € 13.526,-- betaald. Dit bestond uit de volgende betalingen:
  • op 20 september 2017 werd € 2.100,-- betaald door [medeverdachte 1] via [bedrijf 28] ;
  • op 16 januari 2018 werd € 52,-- contant betaald;
  • op 14, 19 en 21 februari 2018 werd respectievelijk € 1.874,--, € 1.500,-- en € 500,-- betaald door [medeverdachte 1] via [bedrijf 5] ;
  • op 6 maart 2018 werd € 7.500,-- betaald door verdachte via [bedrijf 1] .
Door het bedrijf [bedrijf 38] BV werden onder meer rolluiken, ruiten en een garagedeur geplaatst voor in totaal € 5.384,50. Van dit bedrag is op 6 februari 2018 € 2.225,-- door verdachte via [bedrijf 1] betaald. [96]
De installatiewerkzaamheden in de woning zijn uitgevoerd door [bedrijf 39] BV voor een bedrag van in totaal € 39.785,88. Van dit bedrag is door verdachte via [bedrijf 1] op 16 november 2017, 5 december 2017 en 18 december 2017 telkens € 10.800,-- betaald. De laatste (niet betaalde) factuur van [bedrijf 39] BV moest van [medeverdachte 6] worden gericht aan [bedrijf 30] . [97]
Door [bedrijf 40] werden schelpen aangebracht in de kruipruimte van de woning voor een bedrag van € 3.000,--. Dit bedrag is op 24 oktober 2018 vanaf de rekening van [bedrijf 44] betaald. [98]
Op de NAS van verdachte werd een cliëntendossier met de naam “ [naam 2] ” aangetroffen. Deze map had de submappen “Bom Belgie”, “ [bedrijf 15] ”, “ [bedrijf 28] ”, “ [naam 13] ”, “Prive”, “ [naam 16] ” en “ [naam 17] ”. In deze map bevond zich ook het Excelbestand “R&V121217.xslx”, met bovenaan de vermelding “Rekening en Verantwoording”. In dit document staan vermeldingen van bijschrijvingen over de periode van 28 september 2017 tot en met 6 februari 2018 van in totaal € 327.175,-- en afschrijvingen over de periode van 28 september 2017 tot en met 14 augustus 2018 van in totaal € 322.865,16. Dit overzicht komt grotendeels overeen met de bankrekening van [bedrijf 1] , waaronder de betalingen met betrekking tot de verbouwing van de woning. [99]
De betalingen die verdachte met de rekening van [bedrijf 1] heeft verricht voor de verbouwing van de woning, waren mogelijk omdat er via diverse bedrijfs- en privérekeningen de volgende geldbedragen werden overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 1] :
  • door [bedrijf 41] BV (hierna: [bedrijf 41] BV) ( [rekeningnummer 18] ) werd € 30.000,00 overgemaakt (€ 15.000,-- op 27 november 2017 en € 15.000,-- op 15 december 2017);
  • door [naam 18] ( [rekeningnummer 19] ) werd op 7 november 2017 € 16.000,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 28] ( [rekeningnummer 20] ) werd op 28 september 2017 € 8.700,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 42] ( [rekeningnummer 21] ) werd € 13.000,-- overgemaakt (€ 8.000,-- op 3 oktober 2017 en € 5.000,-- op 4 oktober 2017);
  • door [naam 19] , [naam 19] ( [rekeningnummer 22] ) werd € 85.925,-- overgemaakt (€ 48.000,-- op 21 november 2017, € 14.965,-- en € 6.015,-- op 30 januari 2018 en € 6.500 en € 9.945,-- op 6 februari 2018);
  • door [bedrijf 43] GmbH ( [nummer 10] ) werd op 6 februari 2018 € 10.000,-- overgemaakt;
  • door [naam 20] ( [rekeningnummer 23] ) werd € 95.000,-- overgemaakt (€ 46.650,-- en € 48.350,-- op 11 januari 2018);
  • door [bedrijf 5] ( [rekeningnummer 24] ) werd € 2.000,-- overgemaakt;
  • door [bedrijf 44] BV ( [rekeningnummer 25] ) werd € 59.550,-- overgemaakt (€ 20.000,-- op 31 oktober 2017, € 10.000,-- op 1 november 2017, € 15.000,-- op 8 november 2017 en € 14.550,-- op 10 november 2017).
Aan de overboekingen van [bedrijf 33] BV naar [bedrijf 1] gingen (al dan niet via een overboeking op de privérekening van de bestuurder [naam 13] ) contante stortingen vooraf. [101]
De houder van de bankrekening van [naam 18] is [naam 21] , die is getrouwd met een zus van [naam 14] . Deze overboeking is terug te vinden in het Excelbestand “R&V121217.xslx”. [102]
Verdachte is bestuurder van [bedrijf 42] . [103] Voorafgaand aan de overboekingen naar [bedrijf 1] werd € 18.000,-- overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 42] door [bedrijf 45] BVBA, waarvan [medeverdachte 1] zaakvoerder is. [104]
De bedragen die [naam 19] (mede als bestuurder van [bedrijf 43] GmbH) heeft overgemaakt naar [bedrijf 1] zijn terug te vinden in het Excelbestand “R&V121217.xslx”. [105]
[bedrijf 44] BV (hierna: [bedrijf 44] ) houdt zich bezig met het - al dan niet samen met anderen - verwerven en vervreemden van deelnemingen of andere belangen in rechtspersonen, vennootschappen en ondernemingen, het samenwerken daarmee en het besturen daarvan. Handel (groothandel) en bemiddeling in roerende en onroerende zaken. De (uiteindelijke) bestuurder van [bedrijf 44] is [naam 13] . In de woningen van [medeverdachte 6] en [naam 13] is het document ‘ [bedrijf 44] B.V.’ van 21 mei 2019 aangetroffen waarin onder meer staat opgenomen dat [medeverdachte 6] zaken wilde doen, maar dat hij failliet was, en dat [naam 13] om die reden [bedrijf 44] voor hem heeft opgericht en voor hem de vennootschap beheert. Ook staat daarin opgenomen dat [bedrijf 44] in 2018 nog steeds niet is afgenomen door [medeverdachte 6] en dat [medeverdachte 6] controle heeft over de geldstromen. In de woning van [medeverdachte 6] zijn verder diverse stortingsbewijzen, rekeningoverzichten en andere administratieve bescheiden aangetroffen die behoren tot de administratie van [bedrijf 44] . In de woning van [naam 15] is ook administratie van [bedrijf 44] aangetroffen, waaronder twee facturen van 1 mei 2017 en 23 juni 2017 van [bedrijf 44] gericht aan [bedrijf 46] BV. In het brievenhoofd van die facturen staat het e-mailadres [e-mailadres 6] en het telefoonnummer van [medeverdachte 6] ; [telefoonnummer 3] .
Verder is uit opgevraagde camerabeelden bij de ING gebleken dat [medeverdachte 6] op 22 oktober 2018 € 5.000,-- contant heeft gestort met de pinpas van [bedrijf 44] en op de rekening van [bedrijf 44] . [106]
[medeverdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij de naam [bedrijf 44] heeft bedacht ( [medeverdachte 6] en [plaats 2] samengevoegd) en dat [bedrijf 44] op naam van [naam 13] is gezet, omdat [medeverdachte 6] zelf geen vennootschap op zijn naam kon zetten. [107]
3.4.4.2 Toepassen toetsingskader
Aankoop van de woning
Op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een witwasvermoeden. Bij de aankoop van de woning is sprake geweest van zeer veel branchevreemde overboekingen, zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. Er werd geld rondgepompt tussen rekeningen van (veelal) rechtspersonen die niets te maken lijken te hebben met de aankoop van en/of de handel in onroerend goed. Ook zijn er voor deze overboekingen geen overeenkomsten of facturen aanwezig. Daarnaast zijn diverse overboekingen via buitenlandse bankrekeningen gegaan en aan veel overboekingen gingen grote contante stortingen vooraf. Door de Rabobank is een MOT-melding gedaan naar aanleiding van een verdachte overboeking in deze constructie. Na de aankoop van de woning, werd de woning na een half jaar door [bedrijf 10] verkocht aan [bedrijf 28] , waarbij de betaling geschiedde onder het mom van een verrekening in de rekeningcourant. Hiervan kan echter niets worden teruggevonden. Vervolgens werd de woning weer na een half jaar doorverkocht aan [bedrijf 29] en [bedrijf 30] , waarbij de koopprijs werd omgezet in een geldlening. De notaris bij wie de levering plaatsvond vond dit dusdanig opvallend dat hij een MOT-melding heeft gedaan. Deze hele gang van zaken is opmerkelijk en duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 1] is benaderd om de aankoop van de woning te begeleiden en de koopovereenkomst te beoordelen. Zijn onderzoeksmogelijkheden zijn niet zo uitgebreid als die van bankinstellingen. Hij gaat wel bij de cliënt langs voor een intake om te bespreken wat de taak en bedoeling is. Zo is hij ook bij [medeverdachte 1] op de bloemenveiling geweest en was daarvan onder de indruk. Daar hield het onderzoek voor hem op. Verdachte heeft niet in de Kamer van Koophandel en of naar jaarrekeningen van de bedrijven van [medeverdachte 1] gekeken. Hij had naar eigen zeggen scherper kunnen zijn. Na de aankoopbegeleiding hield zijn rol in eerste instantie op, totdat de notaris contact met hem opnam vanwege het uitblijven van contact met en betaling door [medeverdachte 1] . Verdachte stelt te zijn ingesprongen omdat hij de betreffende notaris had aanbevolen aan [medeverdachte 1] en hij zijn goede contact met de notaris in stand wilde houden. Verdachte heeft vervolgens ingestemd met het verzoek van [medeverdachte 1] om de betalingen aan de notaris via de zogenoemde derdenrekening van verdachte te laten plaatsvinden, zodat hij daar ook zicht op had. Op enig moment kwam meldde [medeverdachte 2] zich bij verdachte en zei dat hij, [medeverdachte 2] , de feitelijke investeerder/eigenaar was van de woning aan de [adres] en dat hij door [medeverdachte 1] zou zijn bedonderd. Daarnaast vertelde [medeverdachte 2] dat hij een ex-vrouw had die achter zijn geld aan zou zitten, waardoor de woning niet op zijn naam kon. Naar aanleiding hiervan stelt verdachte met de constructie via Illumis, [bedrijf 29] en [bedrijf 30] te zijn gekomen. In die constructie zijn de aandelen ondergebracht bij [bedrijf 31] . De scenario’s die verdachte heeft bedacht waren enkel om eventuele claims van de ex-partner van [medeverdachte 2] te pareren. Er is volgens verdachte door [bedrijf 29] en [bedrijf 30] niet feitelijk betaald voor de woning.
De rechtbank overweegt dat verdachte niet heeft verteld waar het geld vandaan kwam en evenmin heeft hij daar onderzoek naar gedaan. Op het moment dat verdachte ermee instemt dat er zulke grote bedragen via zijn rekening naar de notaris worden overgeboekt, is het aan verdachte om zich ervan te vergewissen dat dit geld een legale herkomst heeft. Dat de onderzoeksmogelijkheden van verdachte niet zo uitgebreid zijn als die van bankinstellingen, ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid om onderzoek te doen. Daar komt bij dat verdachte ook geen gebruik heeft gemaakt van de onderzoeksmogelijkheden die hij wel had, zoals het controleren van de inschrijving in de KvK en de jaarrekeningen. Dat verdachte op de bloemenveiling is geweest en daarvan onder de indruk was, is niet voldoende. Bovendien had hij, naar aanleiding van de vele overboekingen vanaf andere (bedrijfs)rekeningen dan die van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] , ook moeten onderzoeken waar dát geld vandaan kwam. Nu verdachte er niet in is geslaagd om een verklaring te geven dat het geld waarmee de woning is gekocht geen criminele herkomst heeft, kan worden bewezen dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Door de woning te betalen met geldbedragen die via verschillende rekeningen werden overgeboekt en waaraan diverse contante stortingen vooraf zijn gegaan, werd de werkelijke herkomst verhuld. Daarnaast werd, door het eigendom van de woning tot tweemaal toe zonder financiële tegenprestatie over te laten gaan naar een andere rechtspersoon, verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende is.
Verbouwing en inrichting van de woning
Net als bij de aankoop van de woning is de rechtbank van oordeel dat ook bij de verbouwing en inrichting sprake is van een witwasvermoeden. De overboekingen bij de verbouwing en inrichting kwamen via veel verschillende rekeningen op de rekening van [bedrijf 1] , waarna verdachte met dat geld diverse facturen betaalde. Er werden daarbij grote geldbedragen overgemaakt zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. De rechtspersonen en natuurlijke personen die achter de rekeningen zaten lijken niets te maken te hebben met de verbouwing van de woning en aan diverse overboekingen gingen contante stortingen vooraf. Dit duidt op witwassen.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanwege zijn bouwkundige achtergrond door [medeverdachte 2] is gevraagd ook de verbouwing van de woning aan de [adres] te begeleiden. [medeverdachte 2] was de investeerder. Verdachte heeft niet aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd hoe hij aan het geld voor deze verbouwing kwam. Bij de intake met [medeverdachte 2] heeft hij wel gevraagd wat [medeverdachte 2] in het verleden heeft gedaan. [medeverdachte 2] vertelde toen dat zijn vader een groot bedrijf in Rotterdam had gehad, dat hij onroerend goed in Turkije heeft en dat hij geld heeft verdiend in de horeca. Verdachte heeft geen nader onderzoek gedaan, omdat hij niet, zoals hij stelt, dezelfde middelen als een bankinstelling had om de inkomsten van [medeverdachte 2] te controleren.
De rechtbank overweegt dat verdachte geen nader onderzoek heeft gedaan naar de inkomsten van [medeverdachte 2] . Bovendien heeft verdachte [medeverdachte 2] niet gevraagd waarom het geld via zoveel verschillende rekeningen naar de rekening van [bedrijf 1] werd overgemaakt en wat de connectie tussen die rekeningen en [medeverdachte 2] was. Net als bij de aankoop van de woning is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee geen voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat het geld waarmee de verbouwing is betaald afkomstig is uit enig misdrijf.
Opzet
Verdachte heeft verklaard dat hij enkel als juridisch adviseur betrokken is geweest bij de aankoop van de woning en vanwege zijn bouwkundige achtergrond bij de verbouwing. De rechtbank ziet dit anders en is van oordeel dat zijn rol veel verder ging dan het geven van advies. Zo was verdachte al als schriftelijk gevolmachtigde aanwezig bij de verkoop van de woning van [bedrijf 10] aan [bedrijf 28] . Slechts een paar dagen na deze transactie werd verdachte voor bijna een jaar zaakvoerder van [bedrijf 28] , die op dat moment eigenaar was van de woning. Dit was dus ook op het moment dat de woning wederom werd doorverkocht aan [bedrijf 29] en [bedrijf 30] . Bij die transactie werden zowel verkoper [bedrijf 28] als koper [bedrijf 29] vertegenwoordigd door verdachte, terwijl verdachte ook zaakvoerder was. De aandelen van [bedrijf 29] waren eerst in het bezit van [bedrijf 32] en daarna [bedrijf 31] . Van beide stichtingen was verdachte bestuurder. Ook de aandelen van [bedrijf 30] zijn drie dagen voor de overname van de woning overgegaan naar [bedrijf 32] met verdachte als bestuurder. Deze aandelen werden weer doorverkocht aan [bedrijf 35] , waarvan verdachte tot 3 september 2018 ook bestuurder was.
Naast zijn betrokkenheid bij deze hele constructie heeft verdachte diverse scenario’s uitgewerkt, die op zijn NAS zijn aangetroffen, om te verhullen wie de rechthebbende is op de woning. Verdachte heeft verklaard dat dit was om de eigendom van de woning buiten het zicht van een ex-partner van [medeverdachte 2] te houden, maar dit verhaal vindt geen enkele steun in het dossier noch rijmt dit met het laatst beschreven scenario. De rechtbank ziet niet in waarom er in dit scenario dan gesproken wordt over een “legitieme” verklaring voor
de € 330.000. De rechtbank acht deze verklaring dan ook niet aannemelijk geworden. Verdachte was op de hoogte van alle betalingen die zijn gedaan in het kader van de aankoop, verbouwing en inrichting van de woning. Dit blijkt uit de het Excelbestand “R&V121217.xslx” dat hij voor [medeverdachte 2] heeft opgemaakt en uit het Excelbestand "boekhouding.xlsx". Op basis van de verklaring van verdachte zelf, dat het zijn e-mailadres is en dat verder niemand gebruikmaakte van dit mailadres, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze mail met bijgevoegd Excelbestand heeft doorgezonden en dus op de hoogte was van de inhoud daarvan.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte vol opzet heeft gehad op het witwassen van geldbedragen zoals ten laste gelegd in feit 2 en 3.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in deze hele witwasconstructie nauw en bewust heeft samengewerkt met de in paragraaf 3.4.4.1 genoemde betrokkenen. Iedereen had zijn eigen rol in het geheel en verdachte ook. Verdachte kwam met de verschillende uitgewerkte scenario’s om te verhullen wie de rechthebbende van de woning was en stelde de rekening van [bedrijf 1] beschikbaar voor overboekingen. Ook stelde hij zichzelf beschikbaar om als zaakvoerder, bestuurder of schriftelijk gevolmachtigde op te treden van voor of namens de verschillende partijen en ondernemingen. Bij alles was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de overige betrokkenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen waarmee de woning werd gekocht, verbouwd en ingericht.
Gewoonte
De periode en de frequentie van de gepleegde feiten maakt dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat verdachte en zijn medeverdachten van het witwassen onder de feiten 2 en 3 een gewoonte hebben gemaakt.
3.4.4.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van het onder 2 ten laste gelegde totale geldbedrag van € 357.149,95 en het onder 3 ten laste gelegde geldbedrag van € 134.069,96 (zijnde het totale geldbedrag dat via de bankrekening van [bedrijf 1] is gegaan), door de herkomst van dat geld te verbergen/verhullen, te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat geld is en dat geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, en zij tevens van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor het hogere ten laste gelegde totaalbedrag.
3.4.5
Zaaksdossier D: voorhanden hebben van wapens
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van een gaspistool (merk/type Reck G5e, kaliber 8mm) en het onder 5 ten laste gelegde voorhanden hebben van een boksbeugel en een ploertendoder op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
Zaaksdossier D, ordner 18, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 13 juni 2019, pagina’s 6 en 7 (feiten 4 en 5);
Zaaksdossier D, ordner 18, het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2019, pagina’s 16 en 17 (feiten 4 en 5);
Zaaksdossier D, ordner 18, het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2019, pagina’s 18 en 19 (feit 5);
Zaaksdossier D, ordner 18, het proces-verbaal onderzoek wapen van 23 juli 2019, pagina’s 22 en 23 (feit 4);
Zaaksdossier D, ordner 18, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 18 juni 2019, pagina’s 26 t/m 32 (feit 5);
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, de bekennende verklaring van verdachte.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder paragraaf 3.4.2 opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
a. a) van voorwerpen, te weten van:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van 45.000,-- euro, en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van 35.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] , en
* op 25 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] ,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van 45.000,-- euro, en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van 35.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] , en
* op 25 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) voorwerpen, te weten van:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro, en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van 19.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 15] en een overboeking van 31.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 5] (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 8 maart 2017 een overboeking van 33.000,-- euro en een overboeking van 7.855,95 euro (beide) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 23 maart 2017 een overboeking van 50.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 24 maart 2017 een overboeking van 30.000,-- euro alsmede op 27 maart 2017 een drietal overboekingen van 25.000,-- euro en 35.000,-- euro en 10.000,-- euro (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van 100.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 30 maart 2017 een overboeking van 20.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) een overboeking van 20.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 3 april 2017 een overboeking van 20.000,-- euro en op 4 april 2017 een overboeking van 10.000,-- euro (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 4 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 7 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 7 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 10 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [bedrijf 47] NV en een overboeking van 40.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [bedrijf 25] BVBA (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 10 april 2017 een overboeking van 67.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 13 april 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [naam 10] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] , en een overboeking van 6.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van Stichting [bedrijf 48] [bedrijf 1] en (vervolgens) een overboeking van 19.294,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3]
,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbenden op de geldbedragen was/waren, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro, en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van 19.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 15] en een overboeking van 31.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 5] (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 8 maart 2017 een overboeking van 33.000,-- euro en een overboeking van 7.855,95 euro (beide) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 23 maart 2017 een overboeking van 50.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 24 maart 2017 een overboeking van 30.000,-- euro alsmede op 27 maart 2017 een drietal overboekingen van 25.000,-- euro en 35.000,-- euro en 10.000,-- euro (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van 100.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 30 maart 2017 een overboeking van 20.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) een overboeking van 20.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 3 april 2017 een overboeking van 20.000,-- euro en op 4 april 2017 een overboeking van 10.000,-- euro (beide) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 4 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 7 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 7 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 10 april 2017 een overboeking van 30.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [bedrijf 47] NV en een overboeking van 40.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [bedrijf 25] BVBA (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en (vervolgens) op 10 april 2017 een overboeking van 67.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en
* op 13 april 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [naam 10] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] , en een overboeking van 6.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van Stichting [bedrijf 48] [bedrijf 1] en (vervolgens) een overboeking van 19.294,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3]
,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
3.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten van:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van 134.069,96 euro, en wel:
* in de periode van 10 juli 2017 tot en met 12 januari 2018 de overboeking van 774,80 euro en 514,80 euro en 1.520,67 euro en 6.969,69 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 36] BV, en
* in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 februari 2018 de overboeking van 8000,00 euro en 12.100,00 euro en 12.100,00 euro en 20.000,00 euro en 10.000,00 euro en 19.965,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] , en
* op 6 maart 2018 de overboeking van 7.500,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 30] ten name van [bedrijf 49] , en
* op 6 februari 2018 de overboeking van 2.225,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 31] ten name van [bedrijf 50] , en
* op 20 november 2017 en op 18 december 2017 en op 19 februari 2018 (telkens) de overboeking van 10.800,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 32] ten name van [bedrijf 51] BV,
de herkomst heeft verborgen/verhuld, en heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbene op de geldbedragen was/waren terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van 134.069,96 euro, en wel:
* in de periode van 10 juli 2017 tot en met 12 januari 2018 de overboeking van 774,80 euro en 514,80 euro en 1.520,67 euro en 6.969,69 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 36] BV, en
* in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 februari 2018 de overboeking van 8000,00 euro en 12.100,00 euro en 12.100,00 euro en 20.000,00 euro en 10.000,00 euro en 19.965,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] , en
* op 6 maart 2018 de overboeking van 7.500,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 30] ten name van [bedrijf 49] , en
* op 6 februari 2018 de overboeking van 2.225,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 31] ten name van [bedrijf 50] , en
* op 20 november 2017 en op 18 december 2017 en op 19 februari 2018 (telkens) de overboeking van 10.800,00 euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 32] ten name van [bedrijf 51] BV,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
4.
hij op 13 juni 2019 in de gemeente Amstelveen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk/type Reck G5e, kaliber 8 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 13 juni 2019 in de gemeente Amstelveen wapens van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 juncto 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr), het onder 4 bewezen verklaarde in de artikelen 26 juncto 55 van de Wet wapens en munitie (Wwm) en het onder 5 bewezen verklaarde in de artikelen 13 juncto 55 Wwm. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 3:
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 5
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte, onder bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 49 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede tot een beroepsverbod tot het zijn van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name de zorg voor zijn vrouw, en de kleinere rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van grote geldbedragen, tot een totaal van ruim € 500.000,-. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Het vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Daarnaast draagt het bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat het uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt en het wordt uit het zicht van justitie onttrokken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool, een boksbeugel en een ploertendoder.
Daarbij komt dat verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden noch heeft hij laten zien dat hij spijt heeft van de feiten die hij heeft gepleegd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) strafbaar feit, zodat er geen reden is eerdere justitiecontacten in het nadeel van verdachte mee te wegen bij de strafoplegging.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die bij een benadelingsbedrag van tussen de € 500.000,-- en € 1.000.000,-- een gevangenisstraf van achttien tot vierentwintig maanden als uitgangspunt hanteren. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is. Gelet op de hoogte van het witgewassen bedrag zou de duur van de gevangenisstraf rondom de ondergrens van achttien maanden moeten zitten. Echter, gelet op de adviserende en faciliterende rol die verdachte bij het witwassen heeft gehad, hetgeen een zwaarwegende aspect is binnen dit feitencomplex, de strafverzwarende omstandigheden zoals het medeplegen en het maken van een gewoonte van het witwassen en daarnaast het voorhanden hebben van de wapens, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel passend en geboden is.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het volgende.
Afgezien van het voorhanden hebben van de wapens zijn de feiten gepleegd in de periode van januari 2017 tot en met maart 2018. De redelijke termijn is gaan lopen op de datum van de doorzoeking ter inbeslagneming, te weten 23 juni 2019. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. In dit verband overweegt de rechtbank dat, behoudens Covid-19, er geen reden kan worden aangewezen die het tijdsverloop kan verklaren. De verdachte heeft gezien het vorenstaande bijna twee en een half jaar langer dan redelijk is, moeten leven in onzekerheid over de afloop van de strafzaak. De rechtbank verbindt daaraan de volgende consequentie.
Bij een spoedige berechting zou de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden zijn geweest. Uitgangspunt voor een overschrijding van de redelijke termijn met zes tot twaalf maanden, is volgens vaste jurisprudentie een vermindering van 10%. In geval van een overschrijding met meer dan twaalf maanden dient naar bevind van zaken te worden gehandeld, waarbij de maximale aftrek in geval van een vrijheidsstraf een absoluut maximum kent van zes maanden. De rechtbank acht, alles afwegende, een vermindering van de gevangenisstraf de maximale duur van zes maanden in dit geval redelijk.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Beroepsverbod
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, aanleiding om daarenboven een onvoorwaardelijk beroepsverbod aan verdachte op te leggen, in die zin dat verdachte het beroep van (middellijk of onmiddellijk) bestuurder van rechtspersonen niet mag uitoefenen. Daarvoor is van belang dat verdachte zich in deze zaak als (onmiddellijk of middellijk) bestuurder van een rechtspersoon heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij onder meer geld is overgeboekt naar andere vennootschappen waar verdachte ook de (onmiddellijk of middellijk) bestuurder van was. Hij heeft met andere woorden meerdere malen zijn positie als bestuurder misbruikt om strafbare feiten te plegen, hetgeen oplegging van een beroepsverbod rechtvaardigt. Het verbod zal gelden voor de duur van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 28, 31 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 3:
telkenshet misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 5
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Amstelveen en/of Amsterdam, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 127.955,88 euro, althans een of meer geldbedrag(en) (totaal) 45.000,-- euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 35.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] , en/of
* op 25 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] ,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 127.955,88 euro, althans een of meer geldbedrag(en) (totaal) 45.000,-- euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 35.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] , en/of
* op 25 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] ,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier A/verjaardagsfeest [naam 1] ")
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te [adres] en/of Amstelveen, althans (elders) in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] te [adres] ) en/of de woning aan de [adres] te [adres] , en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van euro 19.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 15] en/of een overboeking van euro 31.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 5] (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 8 maart 2017 een overboeking van euro 33.000,-- en/of een overboeking van euro 7.885,95 (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] (overboeking 1 en 2"), en/of
* op 23 maart 2017 een overboeking van euro 50.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en/of
* op 24 maart 2017 een overboeking van euro 30.000,-- alsmede op 27 maart 2017 een drietal overboekingen van euro 25.000,-- en/of euro 35.000,-- en/of euro 10.000,-- (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV en/of een bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van euro 100.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en/of
* op 30 maart 2017 een overboeking van euro 20.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) een overboeking van euro 20.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 5"), en/of
* op 3 april 2017 een overboeking van euro 20.000,-- en op 4 april 2017 een overboeking van euro 10.000,-- (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 4 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 6"), en/of
* op 7 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 7 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 7"), en/of
* op 10 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [bedrijf 47] NV en/of een overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [bedrijf 25] BVBA (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 10 april 2017 een overboeking van euro 67.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] (overboeking 8"), en/of
* op 13 april 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [naam 10] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] , en/of een overboeking van euro 6.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van Stichting [bedrijf 48] [bedrijf 1] en/of (vervolgens) een overboeking van euro 19.294,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van Stichting Beheer [bedrijf 48] Law Suplpy naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3]
("overboeking 9 "),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] te [adres] ) en/of de woning aan de [adres] te [adres] , en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van euro 19.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 7] ten name van [bedrijf 15] en/of een overboeking van euro 31.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 5] (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 8 maart 2017 een overboeking van euro 33.000,-- en/of een overboeking van euro 7.885,95 (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] (overboeking 1 en 2 " ), en/of
* op 23 maart 2017 een overboeking van euro 50.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en/of
* op 24 maart 2017 een overboeking van euro 30.000,-- alsmede op 27 maart 2017 een drietal overboekingen van euro 25.000,-- en/of euro 35.000,-- en/of euro 10.000,-- (telkens) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV en/of een bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van euro 100.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] , en/of
* op 30 maart 2017 een overboeking van euro 20.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) een overboeking van euro 20.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 5 "), en/of
* op 3 april 2017 een overboeking van euro 20.000,-- en op 4 april 2017 een overboeking van euro 10.000,-- (beiden) van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 4 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 6 "), en/of
* op 7 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 7 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 7 "), en/of
* op 10 april 2017 een overboeking van euro 30.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 9] ten name van [bedrijf 47] NV en/of een overboeking van euro 40.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 27] ten name van [bedrijf 25] BVBA (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of (vervolgens) op 10 april 2017 een overboeking van euro 67.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] (overboeking 8 "),
* op 13 april 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 28] ten name van [naam 10] naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] , en/of een overboeking van euro 6.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 24] ten name van [bedrijf 5] BV naar bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van Stichting [bedrijf 48] [bedrijf 1] en/of (vervolgens) een overboeking van euro 19.294,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van Stichting Beheer [bedrijf 48] Law Suplpy naar bankrekening [rekeningnummer 26] ten name van [naam 3] ("overboeking 9 " ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres] ")
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te [adres] en/of Amstelveen, en/althans (elders) in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 408.927,71 euro (verbouwingskosten van woning [adres] te [adres] ), althans enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* in de periode van 10 juli 2017 tot en met 12 januari 2018 de overboeking van euro 774,80 en/of euro 514,80 en/of euro 1.520,67 en/of euro 6.969,69 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 36] BV (bijlage 58 pag 1316 t/m 1325), en/of
* in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 februari 2018 de overboeking van euro 8000,00 en/of euro 12.100,00 en/of euro 12.100,00 en/of euro 20.000,00 en/of euro 10.000,00 en/of euro 19.965,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] (bijlage 59 pag 1327-1328), en/of * op 6 maart 2018 de overboeking van euro 7.500,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 30] ten name van [bedrijf 49] (bijlage 62, pag 1343 t/m 1365), en/of
* op 6 februari 2018 de overboeking van euro 2.225,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 31] ten name van [bedrijf 38] (bijlage 63, pag 1366 t/m 1370), en/of
* op 20 november 2017 en/of op 18 december 2017 en/of op 19 februari 2018 (telkens) de overboeking van euro 10.800,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 32] ten name van [bedrijf 51] BV (bijlage 65, pag 1375 t/m 1385 ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 408.927,71 euro (verbouwingskosten van woning [adres] te [adres] ), althans enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* in de periode van 10 juli 2017 tot en met 12 januari 2018 de overboeking van euro 774,80 en/of euro 514,80 en/of euro 1.520,67 en/of euro 6.969,69 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 36] BV (bijlage 58 pag 1316 t/m 1325), en/of
* in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 februari 2018 de overboeking van euro 8000,00 en/of euro 12.100,00 en/of euro 12.100,00 en/of euro 20.000,00 en/of euro 10.000,00 en/of euro 19.965,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (telkens) naar bankrekening [rekeningnummer 29] ten name van [getuige 3] (bijlage 59 pag 1327-1328), en/of * op 6 maart 2018 de overboeking van euro 7.500,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 30] ten name van [bedrijf 49] (bijlage 62, pag 1343 t/m 1365), en/of
* op 6 februari 2018 de overboeking van euro 2.225,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 31] ten name van [bedrijf 38] (bijlage 63, pag 1366 t/m 1370), en/of
* op 20 november 2017 en/of op 18 december 2017 en/of op 19 februari 2018 (telkens) de overboeking van euro 10.800,00 van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] naar bankrekening [rekeningnummer 32] ten name van [bedrijf 51] BV (bijlage 65, pag 1375 t/m 1385 ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres] ")
4.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 in de gemeente Amstelveen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk/type Reck G5e, kaliber 8 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
(zaaksdossier D)
5.
hij op of omstreeks 13 juni 2019 in de gemeente Amstelveen een of meer wapen(s) van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en/of een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
(zaaksdossier D)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Ederena / LERBD18006, met alle bijbehorende zaaksdossiers en/of ordners.
2.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 27 t/m 29.
3.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] van 17 mei 2018, pagina’s 354 t/m 356.
4.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van Stichting [bedrijf 1] van 17 mei 2018, pagina’s 358 t/m 360.
5.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte [verdachte] .
6.Zaaksdossier A, ordner 11, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 juli 2018, pagina’s 494 t/m 501.
7.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina 329, en
8.Zaaksdossier A, ordner 11, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 juli 2018, pagina 496.
9.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina 345.
10.Zaaksdossier A, ordner 11, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 6 juli 2018, pagina 496.
11.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 3] B.V. van 21 april 2020, pagina’s 660 t/m 662.
12.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 4] N.V. van 2 december 2019, pagina’s 862 t/m 865.
13.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 4] N.V. van 6 maart 2020, pagina’s 647 t/m 648.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlagen van 18 maart 2020, pagina’s 783 t/m 786.
15.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 5] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 161 t/m 163.
16.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [getuige 1] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 165 t/m 167, en
17.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 185, 198 t/m 206.
18.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 325 t/m 336.
19.Zaaksdossier A, ordner 10, ING Onderzoeksrapport – [bedrijf 5] BV en [bedrijf 52] BV van 18 april 2018 4 februari 2020, pagina’s 348 t/m 352.
20.Algemeen dossier en beslag, ordner 1, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 13 juni 2019, pagina’s 39 en 49.
21.Verklaringen, ordner 24b, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 3 maart 2020, pagina 30.
22.Zaaksdossier A, ordner 11, het proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2020, pagina’s 666, 667, 669, 670, 683 t/m 685 en 687.
23.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 3 maart 2020, pagina 43.
24.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 610 en 611.
25.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 641 t/m 648.
26.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] B.V. van 30 april 2018, pagina’s 104 en 105.
27.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 11] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 107 en 108.
28.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 1 maart 2019, pagina’s 126 t/m 128, en
29.Zaaksdossier B, ordner 13, een geschrift, te weten een kopie van een e-mail van 10 april 2017 van manfred@kadasterdata.nl aan [e-mailadres 11] , pagina’s 683 t/m 686.
30.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina 640.
31.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 388, 389 en 392 t/m 402.
32.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 29 november 2019, pagina 703.
33.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] van 28 januari 2020, pagina’s 692 t/m 695, en
34.Wanneer in dit vonnis wordt gesproken over een overboeking van een rechtspersoon naar een rechtspersoon (dan wel natuurlijk persoon), dan wordt bedoeld: van de bankrekening van een rechtspersoon naar een bankrekening van een rechtspersoon (dan wel de bankrekening van een natuurlijk persoon).
35.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
36.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 705 en 706.
37.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 14] B.V. van 8 mei 2018, en
38.(Aanvullend) het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] met bijlagen van 14 december 2020, pagina 9 en bijlage 7 (een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 15] B.V. van 8 mei 2018).
39.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina 792.
40.Zaaksdossier B, ordner B, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 706.
41.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
42.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 706 t/m 710.
43.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 4] N.V. van 2 december 2019, pagina’s 862 t/m 865.
44.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 4] N.V. van 6 maart 2020, pagina’s 647 t/m 648, en
45.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [bedrijf 16] B.V. van 2 december 2019, pagina’s 912 t/m 917, en
46.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 5] B.V. van 3 februari 2020, pagina’s 468 t/m 472.
47.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [getuige 1] B.V. van 3 februari 2020, pagina’s 543 t/m 546, en
48.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 451, 473 t/m 481.
49.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 731 t/m 745.
50.Zaaksdossier B, ordner 13, ING Onderzoeksrapport – [bedrijf 5] BV en [bedrijf 52] BV van 18 april 2018 4 februari 2020, pagina’s 749 t/m 753.
51.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
52.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 710 t/m 713.
53.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
54.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 713 en 714.
55.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
56.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 714 en 715.
57.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
58.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 715 en 716.
59.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
60.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 716 t/m 720.
61.Zaaksdossier B, ordner 13 een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 26] B.V. van 19 oktober 2018, pagina’s 891 t/m 901.
62.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 885 t/m 887.
63.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 15, 25 en 37.
64.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
65.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 720 en 721.
66.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389 en 409 t/m 418.
67.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina’s 1005 en 1011.
68.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389, 390 en 423 t/m 434.
69.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina 1006.
70.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van , pagina’s 1044
71.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1043, 1045, 1046 en 1050 t/m 1052.
72.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1047 t/m 1050.
73.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 1150 t/m 1153, 1155 t/m 1160, 1188 en 1189.
74.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
75.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
76.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 7 januari 2020, pagina’s 157 t/m 162.
77.Zaaksdossier B, ordner 12, gebruikersovereenkomst woning [adres] , pagina’s 385 en 386.
78.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 77, en
79.Zaaksdossier B, ordner 15, bijlage 107, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 18 december 2018 van [e-mailadres 7] aan [e-mailadres 8] , pagina’s 1688 t/m 1692.
80.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020 (bijlage 16: tapgesprek 12 december 2018), pagina 1146.
81.Algemeen dossier en beslag, ordner 1, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 13 juni 2019, pagina’s 39 en 49.
82.Verklaringen, ordner 24b, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 3 maart 2020, pagina 30.
83.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 952, 954, 955 en 969 t/m 972.
84.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 3 maart 2020, pagina 43.
85.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 juli 2019, pagina’s 1220 en 1221.
86.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 47, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 5 maart 2017 van [e-mailadres 9] aan [e-mailadres 10] , pagina’s 1231 en 1232.
87.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 46, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 6 maart 2017 van [e-mailadres 10] aan [e-mailadres 11] , pagina’s 1228 en 1229, en
88.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 20 juni 2019, pagina’s 1224 t/m 1226.
89.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 50, een geschrift, te weten een opdrachtbevestiging van [bedrijf 36] van 10 juni 2017, pagina’s 1251 t/m 1253.
90.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 48, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 2 juni 2017 van [e-mailadres 12] aan [e-mailadres 13] , pagina’s 1234 t/m 1239.
91.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 49, een geschrift, te weten een e-mail met bijlage van 3 juni 2017 van [e-mailadres 13] aan [e-mailadres 11] , pagina’s 1241 t/m 1246.
92.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 55, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 1 november 2017 van [e-mailadres 2] aan [e-mailadres 12] , pagina’s 1292 t/m 1307.
93.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 58, geschriften, te weten de facturen van [bedrijf 36] , pagina’s 1317, 1319, 1322 en 1324, en
94.Zaaksdossier B, ordner 14, bijlage 59, geschriften, te weten bankafschriften van [getuige 3] , pagina’s 1327 en 1328.
95.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 26 februari 2020, pagina’s 1344 t/m 1365.
96.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 26 februari 2020, pagina’s 1367 t/m 1370.
97.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 januari 2020, pagina’s 1376 t/m 1385.
98.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 18 december 2019, pagina’s 1556 t/m 1559.
99.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 72 t/m
100.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met bijlagen van 4 maart 2020, pagina’s 163 en 164.
101.Persoonsdossier [naam 13] , ordner 8, het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 13] van 11 maart 2020, pagina’s 165 t/m 167.
102.Zaaksdossier B, ordner 14, een geschrift, te weten het document ‘Rekening en Verantwoording, pagina 1627.
103.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte [verdachte] .
104.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 74, en
105.Zaaksdossier B, ordner 14, een geschrift, te weten het document ‘Rekening en Verantwoording, pagina 1627.
106.Zaaksdossier B, ordner 15, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 30 januari 2020, pagina’s 1642 t/m 1650 en 1663 t/m 1666.
107.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van [medeverdachte 6] .