ECLI:NL:RBOVE:2023:4946

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
08-130165-23, 08-252542-22 (tul), 08-001280-19 (tul) en 08-131047-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en openlijk geweld tegen goederen

De rechtbank Overijssel heeft op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die zich op 22 mei 2023 schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van een poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en openlijk geweld tegen goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd een maatregel opgelegd die de vrijheid van de verdachte beperkt voor de duur van 3 jaar, en moet hij een schadevergoeding van 8.806 euro betalen aan de slachtoffers.

Tijdens de zitting op 21 november 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, alsook de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op de avond van 22 mei 2023 met messen heeft gedreigd en geweld heeft gepleegd tegen de woning van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dit geweld vond plaats in aanwezigheid van de kinderen van de slachtoffers, wat de impact van de gebeurtenissen vergrootte.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en eerdere contacten met justitie. De rechtbank heeft de straf en de opgelegde maatregelen als passend en noodzakelijk beoordeeld om de ernst van de feiten te onderstrepen en om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-130165-23, 08-252542-22 (tul), 08-001280-19 (tul) en 08-131047-23 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 08-130165-23
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 21 november 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, steeds op 22 mei 2023:
feit 1:al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zwaar te mishandelen door met messen te steken door de ruiten van een voordeur waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achter stonden;
feit 2:al dan niet samen met een ander [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met de dood heeft bedreigd door met messen te zwaaien en deze door het raam te steken;
feit 3:openlijk geweld tegen personen en goederen heeft gepleegd door tegen de voordeur, ruit en rolluik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te schoppen, slaan en/of steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere malen met een of meerdere messen door (de ruiten van) een voordeur heeft gestoken, waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich achter bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een of meerdere messen te tonen en/of met die messen te zwaaien en/of met die messen, althans met een mes, door (de opening van) het raam te steken;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Almelo openlijk, te weten, op/aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten tegen een voordeur, een ruit en/of een rolluik, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
door
- een of meerdere malen tegen die goederen te schoppen en/of
- een of meerdere malen (met messen) tegen die goederen te slaan/steken.
In de zaak met parketnummer 08-131047-23
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
27 oktober 2022 een aanhangwagen heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Almelo een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
In de zaak met parketnummer 08-130165-23
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit bewezen kan worden, met uitzondering van de gedraging die ziet op het steken met een mes door de ruit(en). Het onder feit 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 mei 2023 in de avond zijn verdachte en zijn neef en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) naar de woning van [slachtoffer 1] aan [adres 2] in Almelo gegaan. [slachtoffer 1] was op dat moment thuis samen met [slachtoffer 2] en hun vier jonge kinderen. Beide verdachten hielden op enig moment en gedurende een langere periode elk twee messen in hun handen vast. Van drie van die messen is de lengte bekend geworden: een vleesmes van 23,2 centimeter, snijvlak 19,2 centimeter, een koksmes van 32 centimeter, snijvlak 19 centimeter en een vleesmes van 15,3 centimeter, snijvlak 14,9 centimeter. [1] Verdachten hebben vervolgens gezamenlijk minutenlang al dan niet met de messen in de hand, meermalen tegen de voordeur, de ruiten van de voordeur en het woonkamerraam met rolluik gebonkt, getikt, geslagen en getrapt. Hierdoor zijn de ruiten van de voordeur kapotgegaan. Verdachten zijn vervolgens kort in de auto van de vader van verdachte, die aan was komen rijden, gaan zitten. Daarna zijn zij weer met de messen in hun handen terug naar de voordeur gelopen. De voordeur was door [slachtoffer 1] geopend. Zij probeerde de voordeur, terwijl verdachten bezig waren met een tweede aanval tegen die deur, weer te sluiten. [slachtoffer 2] heeft haar geholpen de voordeur weer dicht te doen. Tijdens deze tweede aanval hebben beide verdachten om de beurt met messen tegen/in (de richting van) de bovenkant van de voordeur met de inmiddels vernielde ruiten gestoken. [slachtoffer 1] is tijdens deze tweede aanval in haar nek geraakt met een van de messen. De aanval ging gepaard met luid gescheld en geschreeuw door verdachten. Door verdachte is gedreigd met de woorden: “Ik steek ze dood”.
De overwegingen van de rechtbank
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 3 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen goederen heeft begaan. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [2]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 23 mei 2023 (p. 10 en 11).
Feiten 1 en 2
Poging tot zware mishandeling (feit 1)
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of sprake is van een poging tot zware mishandeling in vereniging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
De rechtbank stelt voorop dat voor een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De vervolgvraag is dan of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. [3] De aard van het gevolg is daarbij niet bepalend.
De rechtbank stelt vast dat verdachten met messen van aanzienlijke lengte meermaals in (de richting van) de voordeur, waaronder ook de bovenkant van de voordeur toen zich daarin geen ruiten meer bevonden, hebben geslagen en gestoken. Tijdens dit slaan en steken met messen tegen de voordeur, stond [slachtoffer 1] achter die deur. Verdachte wist dat zij daar stond omdat hij haar in de gang had zien staan. Ook [slachtoffer 2] heeft op enig moment achter die deur gestaan toen daarop werd ingestoken met messen, namelijk nadat de voordeur kort geopend werd door [slachtoffer 1] .
Verdachten hebben, terwijl zij onder invloed van alcohol waren [4] , in blinde razernij en op ongecontroleerde wijze met meerdere messen van aanzienlijke grootte, met kracht geslagen tegen en gestoken in (de richting van) de voordeur en de bovenkant van die deur, ook op de plek waar zich de ruiten hadden bevonden. De ruiten in de deur zijn gesneuveld voordat [slachtoffer 1] de deur kort opende. Het ongecontroleerde steken vond dus deels plaats door, in ieder geval zeer dichtbij, de sponningen waarin zich de ruiten hadden bevonden. Verdachten wisten bovendien dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] – nadat de deur was opengegaan - (zeer) kort achter de deur stonden en dus eenvoudig geraakt/gestoken hadden kunnen worden. Verdachte had niet meer onder controle of hij de deur, de glasresten of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zou raken. Indien hij hen zou hebben geraakt had dat zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Door zo te handelen heeft hij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat verdachten samen naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gegaan en dat zij daar gezamenlijk geweld hebben uitgeoefend, waarbij zij steeds van plaats verwisselden. Ook nadat zij tussen de aanval door in de auto van de vader van verdachte hadden plaatsgenomen, zijn zij samen naar de woning teruggekeerd om hun gezamenlijke geweldsactie voort te zetten. Verdachten hebben nauw en bewust samenwerkt, zodat sprake is van medeplegen.
Feit 2
Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden en dat wat hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met meerdere messen naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gegaan en dat zij met die messen hebben gezwaaid en, anders dan de verdediging stelt, gestoken hebben in (de richting van) de voordeur en de bovenkant van die deur, ook op de plek waar zich de ruiten hadden bevonden. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging.
3.2
In de zaak met parketnummer 08-131047-23
De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de verdediging wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft begaan. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [5]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 28 oktober 2022 (p. 3 en 4).
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 08-130165-23
1.
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een ofmeerdere malen met
een ofmeerdere messen door (de ruiten van) een voordeur heeft gestoken, waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich achter bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te Almelo, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en
/ofmet zware mishandeling, door
een ofmeerdere messen te tonen en
/ofmet die messen te zwaaien en
/ofmet die messen
, althans met een mes,door (de opening van) het raam te steken;
3.
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te Almelo openlijk, te weten,
op/aan [adres 2] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen
een persoon en/ofte weten tegen een voordeur, een ruit en
/ofeen rolluik, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
door
-
een ofmeerdere malen tegen die goederen te schoppen en
/of
-
een ofmeerdere malen (met messen) tegen die goederen te slaan/steken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
In de zaak met parketnummer 08-131047-23
hij op
of omstreeks27 oktober 2022 te Almelo een aanhangwagen,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [aangever]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 141, 285, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de onder feit 1 en feit 2 van parketnummer
08-130165-23 bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde plaats en tijd afspelend feitencomplex op, dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de betreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Er is dus sprake van eendaadse samenloop van de bewezenverklaarde feiten onder 1 en 2, wat meebrengt dat voor zowel feit 1 als feit 2 slechts één strafbepaling, namelijk de zwaarste, wordt toegepast: artikel 302 Sr.
Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 08-130165-23
feit 1, feit 2
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
In de zaak met parketnummer 08-131047-23
het misdrijf: diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v Sr voor de duur van drie jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor [adres 2] in Almelo waarbij vervangende hechtenis voor de duur van een week wordt toegepast voor ieder keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De officier van justitie heeft verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel te bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met wat in het
Pro Justitia rapport en het rapport van de reclassering over verdachte is gerapporteerd en geadviseerd. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de duur van het ondergane voorarrest, en te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 22 mei 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, aan het medeplegen van een bedreiging tegen het leven gericht en met zware mishandeling en aan openlijke geweld tegen goederen. Naar aanleiding van een geschil tussen enerzijds verdachte en anderzijds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is verdachte samen met zijn neef, medeverdachte, naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegaan. Verdachte en medeverdachte verkeerden beiden onder invloed van alcohol en hadden beiden grote messen bij zich. Zij hebben vervolgens minutenlang samen tegen de ramen en voordeur van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geslagen, getrapt, gebonkt en gestoken en daarbij dreigende en beledigende woorden geschreeuwd. De vier jonge kinderen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn hierdoor wakker geworden en getuige geweest van deze geweldsuitbarsting door verdachten. Dit geldt ook voor een aantal buurtbewoners.
Het gescheld, het glasgerinkel van sneuvelende ruiten, het gebonk op het raam en de voordeur en het gegil van de in de woning aanwezige kinderen is door de rechtbank waargenomen op de ter zitting afgespeelde zeer indringende beelden met geluid.
Door het handelen van verdachten hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich niet alleen ernstig bedreigd, maar ook zeer onveilig en angstig gevoeld. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zij vreesde voor zowel haar leven als dat van haar gezin en datzelfde gold voor [slachtoffer 2] . Verdachten hebben een grote inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer en gevoel van veiligheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun kinderen en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens van boosheid en frustratie.
Ook nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving door een dergelijk geweldsdelict toe.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een aanhangwagen. Hiermee heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder politie- en justitiecontacten heeft gehad, maar niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij op 20 januari 2023 is veroordeeld door de politierechter. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging. Verder liep verdachte nog in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf toen hij zich schuldig maakte aan de feiten in deze strafzaak. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van 17 augustus 2023, opgesteld door B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog. Hierin is te lezen dat bij verdachte sprake is van een licht tot matig verstandelijke handicap, ADHD en trekken uit het autismespectrum. Tijdens het plegen van de feiten leed verdachte hieraan en heeft dit zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. De psycholoog adviseert de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op toekomstige geweldsescalaties wordt door de psycholoog ingeschat als laag. Gelet op de lage kans op recidive en het aangeboren en onbehandelbare karakter van de problematiek bij verdachte, zijn er geen behandelinterventies aangewezen om de kans op recidive terug te dringen.
Gelet op de onderbouwing van de hierboven weergegeven conclusie van de deskundige, kan de rechtbank zich daarmee verenigen. De rechtbank neemt de conclusie over en zal verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 27 september 2023. Uit dit rapport komt naar voren dat reeds sprake is van een passend zorgkader. Verdachte ontvangt al geruime tijd intensieve ambulante begeleiding en dit verloopt goed. Verder heeft verdachte samen met zijn echtgenote een stabiele woonplek. Net als de deskundige, schat de reclassering het risico op recidive laag in.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is. Deze straf is nodig om, enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Daarnaast vindt de rechtbank het noodzakelijk om ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. De vrijheidsbeperkende maatregelen zullen een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de gehele [adres 2] in Almelo (het woonadres van [slachtoffer 1] ) inhouden. Daarbij zal de rechtbank bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, gelet op het lage recidiverisico en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten geen aanleiding om te beslissen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen van een totaalbedrag van € 14.003,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen bijdrage zorgverzekeraar € 385,00
- reiskosten huisarts € 5,35
- kosten fysiotherapie (21 x € 42,00) € 882,00
- medicatie € 20,61
- medicatie € 17,82
- Cellie Glashandel (noodvoorziening) € 108,90
- rolluik € 1.130,00
- voordeur € 5.125,00
- reiskosten huisarts kinderen € 3,56
- reiskosten EMDR kinderen € 50,70
========
Totaal € 7.728,94
Ter vergoeding van geleden immateriële schade vordert de benadeelde partij een bedrag van in totaal € 6.275,00, waarvan € 1.495,00 voor haarzelf en een bedrag van € 1.195,00 per kind voor vier kinderen.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 2.048,70 aan proceskosten.
[slachtoffer 2] , eveneens vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade van een bedrag van € 1.195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Ter zitting heeft mr. Kant namens beide benadeelde partijen verzocht de proceskosten te verhogen met een bedrag van € 604,40.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] gevorderd de reiskosten huisarts, kosten fysiotherapie (voor drie behandelingen), de kosten van medicatie en kosten voor de rolluik en noodglas, toe te wijzen. Ten aanzien van de kosten voor de voordeur heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid en de schade schat op een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij dient in haar vordering voor de overige materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze in het geheel dient te worden toegewezen. De gevorderde proceskosten kunnen ook worden toegewezen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] tot vergoeding van immateriële schade gevorderd dat deze in het geheel dient te worden toegewezen.
De officier heeft tenslotte gevorderd verdachte hoofdelijk met zijn medeverdachte te veroordelen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding heeft de raadsman, samengevat, gesteld dat met uitzondering van de schadepost noodglas, de gevorderde bedragen niet dan wel onvoldoende zijn onderbouwd. Voor de post noodglas heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schadevergoeding voor haarzelf, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden verminderd vanwege ‘eigen schuld’ aan de zijde van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] dient voor de ten behoeve van de vier kinderen gevorderde immateriële schadevergoeding in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de door [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schadevergoeding, heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat deze moet worden verminderd vanwege ‘eigen schuld’ aan de zijde van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde proceskosten heeft de verdediging gesteld dat daarvoor aansluiting gezocht moet worden bij het liquidatietarief zoals dat in civiele procedures wordt gehanteerd, en dat de gevorderde bedragen moeten worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar vier jonge kinderen.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten reiskosten huisarts € 5,35, medicatie
€ 20,61 en € 17,82, noodglas € 108,90, rolluik € 1.130,00 en reiskosten kinderen
€ 3,56 en € 50,70 kunnen worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zijn als rechtstreekse schade aan te merken.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor eigen bijdrage zorgverzekeraar en behandelingen fysiotherapie niet voldoende zijn onderbouwd terwijl door de verdediging de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Dit geldt ook voor de schadepost ‘voordeur’. Uit de door of namens de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat [slachtoffer 1] de schade aan de voordeur dient te herstellen en in verband hiermee kosten heeft moet maken. is die . Dit gebrek aan onderbouwing klemt temeer nu de benadeelde geen eigenaar maar huurder is van de woning en de door haar overgelegde tekst van de huurovereenkomst – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – onvoldoende duidelijkheid biedt. De benadeelde heeft bovendien enkel een offerte (en geen betalingsbewijs) overgelegd. De verdediging heeft op dit punt voldoende verweer gevoerd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden en de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Samengevat zal de rechtbank de gevorderde materiële schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.336,94, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023.
Immateriële schade
[slachtoffer 1] heeft zowel voor zichzelf als voor haar vier kinderen uit hoofde van haar rol als wettelijk vertegenwoordiger een vergoeding voor geleden immateriële schade verzocht.
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat wanneer is voldaan aan de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beschreven criteria.
Voor wat betreft de vergoeding voor de door [slachtoffer 1] geleden immateriële schade, geldt het volgende. Een vergoeding voor immateriële schade kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder a, BW worden toegekend indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat is hier het geval. In deze zaak is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] door een mes in haar nek is geraakt waardoor zij een snee/snijwond heeft opgelopen. Daarnaast heeft zij door het zware geweld dat tegen de voordeur werd uitgeoefend en die zij dicht heeft proberen te houden, spierletsel opgelopen. Op basis van de gegeven onderbouwing, het opgelopen letsel en aansluitend bij wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen, stelt de rechtbank de omvang van de vergoeding naar billijkheid vast op het gevorderde bedrag van € 1.495,00.
Voor wat betreft de vergoeding voor geleden immateriële schade voor de vier kinderen van [slachtoffer 1] , geldt dat schade wordt verzocht op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW: aantasting van de persoon op andere wijze. Volgens vaste rechtspraak is van een dergelijke aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. De rechtbank overweegt dat concrete gegevens over de psychische schade bij de vier kinderen van [slachtoffer 1] ontbreken, zodat het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden vastgesteld. Maar naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschendingen en de gevolgen daarvan mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. De kinderen waren ten tijde van de feiten thuis en zijn van het geweld getuige geweest, zoals ook blijkt uit het ter zitting getoonde beeldfragment met geluid. Dit heeft een enorme impact op hen gehad. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat [slachtoffer 1] voor haar kinderen recht heeft op immateriële schadevergoeding. De rechtbank stelt die vergoeding naar billijkheid vast op het gevorderde bedrag van € 1.195,00 voor elk kind.
Samengevat zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade in zijn geheel toewijzen tot een bedrag van € 6.275,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat zich bij [slachtoffer 2] ook een uitzonderingssituatie als hiervoor beschreven voordoet en verwijst naar de overwegingen bij de toewijzing van de vordering van de kinderen van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt de omvang van de vergoeding naar billijkheid vast op het gevorderde bedrag van € 1.195,00. Dit bedrag is te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023.
7.4.3
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het inschakelen van een advocaat proceskosten als bedoeld in artikel 532 Sv heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Volgens vaste rechtspraak worden die kosten begroot aan de hand van de zogenoemde liquidatietarieven. De rechtbank zal, gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag, voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg, het ‘Liquidatietarief kanton’ zoals dat geldt per 1 februari 2023 toepassen.
Daarmee komt voor de vordering in totaal een bedrag van € 792,00 voor toewijzing in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
7.4.4
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.4.5
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geen eigen
schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW. Hoewel er sprake leek te zijn van een woordenwisseling tussen verdachte en [medeverdachte] enerzijds en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds, is de rechtbank niettemin van oordeel dat gelet op de omstandigheden van het geval de billijkheid meebrengt dat de vergoedingsplicht aan de kant van verdachte geheel in stand blijft. Daarvoor is in het bijzonder van belang dat verdachte zo disproportioneel heeft gereageerd op de berichten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat de slachtoffers er ook niet op beducht hoefden te zijn dat verdachte en [medeverdachte] hen met messen in de woning zouden aanvallen. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen dus niet matigen op grond van de eigen schuld van de slachtoffers.
7.4.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal voor de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met 73 dagen voor de schade van [slachtoffer 1] en 21 dagen voor de schade van [slachtoffer 2] . Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
8. De vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 08-001280-19 en 08-252542-22
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-001280-19 niet-ontvankelijk te verklaren nu uit de stukken in het dossier blijkt dat de proeftijd reeds verstreken is.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-252542-22 toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-001280-19.
Voor wat betreft de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-252542-22, heeft de raadsman verzocht deze af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-001280-19 niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-252542-22 is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38w, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 08-130165-23 feiten 1, 2 en 3 en 08-131047-23 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
In de zaak met parketnummer 08-130165-23
feit 1, feit 2
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
In de zaak met parketnummer 08-131047-23
het misdrijf: diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor onder 08-130165-23 feiten 1, 2 en 3 en 08-131047-23 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
- beveelt dat verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
- beveelt dat verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet in de gehele [adres 2] in Almelo mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (een) weekhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis
6 (zes) maandenbedraagt;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor zichzelf en in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van vier minderjarige kinderen toe tot een bedrag van
€ 7.611,94(bestaande uit € 1.336,94 materiële schade en € 6.275,00 immateriële schade);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2) van een bedrag van € 7.611,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 792,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.611,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 73 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 6.392,00 niet-ontvankelijk is in de vordering (tot vergoeding van materiële schade), en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 1.195,00(immateriële schade);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2) van een bedrag van € 1.195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.195,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 mei 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 januari 2023 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand(parketnummer 08-252542-22);
-
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 08-001280-19.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023227368. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2:

1.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 november 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

De beelden met bestandsnaam ‘ [omschrijving] ’ worden getoond.
De voorzitter deelt het volgende, zakelijk weergegeven, mee:
Rond 22:21:05 uur zie ik twee jongens in beeld verschijnen.
Verdachte verklaart het volgende, zakelijk weergegeven.
Ik zie mezelf op de beelden. Ik ben degene die aanbelt en een T-shirt draagt. Ik heb een mes in mijn handen. De ander is mijn neef.
De officier van justitie deelt het volgende, zakelijk weergegeven, mee:
Rond 22:21:38 uur zie ik twee messen bij u.
Verdachte verklaart het volgende, zakelijk weergegeven.
Ik zie ook dat ik twee messen vast heb.
De voorzitter deelt het volgende, zakelijk weergegeven, mee:
Rond 22:22:38 uur zie ik dat u een stekende beweging maakt in de richting van de voordeur.
Verdachte verklaart het volgende, zakelijk weergegeven.
Dat klopt.
De oudste rechter houdt de verdachte voor dat hij steekt in de richting van de bovenkant van de voordeur.
Verdachte verklaart hierop, zakelijk weergegeven.
Ja… dat zou kunnen.
De voorzitter deelt het volgende, zakelijk weergegeven, mee:
Rond 22:22:43 uur zie ik dat u wederom een stekende beweging maakt in de richting van de voordeur. Ik zie dat uw neef ook een stekende beweging naar die deur maakt.
Verdachte verklaart het volgende, zakelijk weergegeven.
Dat klopt.
De jongste rechter vraagt aan de verdachte of hij wist waar [slachtoffer 1] stond op het moment dat hij de stekende bewegingen naar de deur maakte.
De verdachte verklaart het volgende, zakelijk weergeven.
Ja, ze stond dicht bij de voordeur. Ik heb haar daar gezien.
De beelden met bestandsnaam ‘parketnummers 08-130165-23 en 08-130166-23 dreigende verdachten huilende kinderen’ worden getoond.
De voorzitter deelt het volgende, zakelijk weergegeven, mee:
Rond 22:21:29 uur hoor ik mensen roepen en glas breken.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik hoor dat ook. Ik heb kankerhoer geroepen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 23 mei 2023 (pag. 75) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 mei 2023 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 1] , de camerabeelden die aangeefster ter beschikking had gesteld aan de politie.
Op de camerabeelden met bestandsnaam " [omschrijving] .mp4" zag ik datum en
tijdstip "2023-05-22 22:21:01" boven in het beeld. Op dat tijdstip zag ik verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in beeld lopen. Ik zag dat [medeverdachte] twee messen in zijn linkerhand vasthield en dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand en een mes in zijn linkerhand vasthield.
Ik zag dat [medeverdachte] meerdere malen op het raam klopte en daarna met de beide messen in zijn rechterhand op de voordeur tikte. Ik zag dat [medeverdachte] met zijn rechtervoet tegen de voordeur trapte en dat hij daarna naar het raam liep. Ik zag dat hij meerdere malen met de messen in zijn rechterhand tegen het raam sloeg en dat hij met zijn linkerhand op het raam sloeg. Ik zag dat [verdachte] ondertussen met zijn rechtervoet tegen de voordeur trapte. Ik zag dat beiden van plaats verwisselden, dat [verdachte] met zijn rechtervoet tegen het raam trapte en dat [medeverdachte] tegen de deur trapte. Ik zag dat [medeverdachte] met zijn linker elleboog tegen de voordeur stootte en dat [verdachte] met zijn rechtervoet tegen het raam trapte.
Ik zag dat [medeverdachte] met het mes in zijn rechterhand tegen het raam sloeg. Ik zag dat hij nog steeds een mes in zijn linkerhand vasthield. Ik zag [medeverdachte] en [verdachte] beiden meerdere malen met een mes tegen de voordeur sloegen en dat ze meerdere malen tegen de voordeur trapten en stootten.
Ik zag dat beide verdachten weer in de richting van de voordeur liepen. Ik zag dat [medeverdachte] een mes in zijn rechterhand vasthield en dat [verdachte] een mes in zijn linkerhand vasthield.
Ik zag dat [verdachte] meerdere malen tegen de voordeur trapte en dat [medeverdachte] meerdere malen tegen het raam trapte. Ik zag dat [verdachte] meerdere malen met het mes in zijn rechterhand in de richting van de voordeur stak en dat [medeverdachte] daarna met het mes in zijn rechterhand in de richting van de voordeur stak en sloeg.

3.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 23 mei 2023 (pag. 73), onder meer inhoudende, zakelijk weergeven:
Ik heb de beelden bekeken die ik ontving van [slachtoffer 1] . Ik hoor dat een van de mannen zegt: “Ik steek ze dood”. Ik herken voor 100% deze stem als de stem van [verdachte] .
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pag. 10 en 11), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2023 zat ik thuis aan [adres 2] te Almelo. Rond 23:00 uur stonden [verdachte] en [medeverdachte] voor de ramen. Ik zag dat ze aan het bonken waren op de ramen. Ik zag dat ze het raam van mijn voordeur vernielden. Ik zag dat [medeverdachte] een mes in zijn handen had. Er werd nog steeds tegen de deur getrapt. Ik weet zeker dat [medeverdachte] dit deed. Ik had de deur opengedraaid en probeerde deze weer dicht te doen. Ik voelde ineens wat aan de linkerkant van mijn nek. Ik zag op dat moment ook dat [medeverdachte] het mes in mijn richting stak.

5.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 24 mei 2023 (pag. 48), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

Wij waren de deur aan het dichthouden. In de deur zitten allemaal vierkante raampjes waar allemaal messen doorheen kwamen. Ik hoorde dat ze "Au!" schreeuwde en dat ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) zei dat ze geraakt was.
U vraagt mij waar ik stond toen verdachte [verdachte] steekbewegingen maakte door de opening in de deur. Wij stonden allebei de deur tegen te houden zodat ze niet naar binnen kwamen.

6.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 24 mei 2023 (pag. 36 en 37), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik woon aan [adres 3] te Almelo. Op 22 mei 2023, omstreeks 23:24 uur ben ik getuige geweest van een incident bij mijn overburen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op [adres 2] .
Ik zag twee mannen voor de deur staan bij [adres 2] . Ik hoorde dat persoon 1 verschillende scheldwoorden riep. Ik hoorde de woorden: ''vieze kut hoer, kom naar buiten'', ''trut, je bent er geweest'' en de woorden ''kanker hoer''.
Ik zag dat persoon twee bij de voordeur stond en dat hij tegen de deur aan sloeg en trapte. Ik zag dat deze persoon een mes in zijn hand had. Ik zag op een gegeven moment dat de ruit van de voordeur vernield was. Dit had deze persoon gedaan. Ik zag dat deze persoon met het mes door het vernielde raam stak.

7.

Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 23 mei 2023 (pag. 79 en 80), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik heb alleen [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) gezien. Hij trok die deur los. Ik kon niet naar binnen want toen vloog gelijk die deur weer dicht.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 24 mei 2023.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023227368. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718
4.proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2023, p. 103 en ademonderzoek-resultaat, p. 175).
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022499807. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.