ECLI:NL:RBOVE:2023:4945

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
08-963574-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en witwassen van crimineel verkregen vermogen

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen en het witwassen van crimineel verkregen vermogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is er een geldboete van €20.000,- opgelegd en is de verdachte voor drie jaar ontzet van het recht om als bestuurder van een rechtspersoon op te treden. De verdachte was betrokken bij het witwassen van grote geldbedragen, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten geldbedragen heeft overgemaakt en contant heeft gestort, waarbij de herkomst van deze bedragen niet kon worden verklaard. De verdachte heeft geen verifieerbare verklaring kunnen geven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit misdrijven. De rechtbank heeft ook de rol van de verdachte in de witwasconstructies en de frequentie van de gepleegde feiten in overweging genomen, wat heeft geleid tot de conclusie dat er sprake was van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de impact op de legale economie en het vertrouwen in het financiële systeem.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963574-18 (P)
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 en 24 oktober 2023 en 21 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. N. Huisman en mr. C. Hofstee (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. E.J.W. Schuijlenburg, advocaat te Leidschendam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 127.955,88, althans € 48.500,-- (zaaksdossier A verjaardagsfeest [naam 1] );
feit 2:zich, in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 357.149,95 (zaaksdossier B aankoop van de woning aan de [adres] );
feit 3:zich, in de periode van 6 oktober 2017 tot en met 13 juni 2019, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van een of meer (contante) geldbedragen/overboekingen van in totaal (circa) € 37.499,--, althans € 17.000,--, en een Audi A3, met het kenteken [kenteken 1] (zaaksdossier E aanvulling Audi A3).
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.3. De bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de onderzoeken 26Largo en 26Arcardia, waarin strafrechtelijk onderzoek werd gedaan naar de motorclub [club] als zijnde een criminele organisatie en het witwassen van crimineel verkregen vermogen door leden van [club] , werd een aantal verdachten aangemerkt als facilitators van dit witwassen. Hierop werd in 2018 onderhavig onderzoek met de naam 26Ederena opgestart. In dit onderzoek gaat het om de verdenking dat er geld is witgewassen bij de financiering van het 40-jarig verjaardagsfeest van (destijds) de President World van [club] (zaaksdossier A), bij de koop en verbouwing van de woning aan de [adres] (zaaksdossier B) en bij de aanschaf en het gebruik van diverse voertuigen (zaaksdossiers C, E en F). De verdachten in dit onderzoek worden er onder andere van verdacht dat zij door middel van verschillende constructies, waarbij zij gebruik maakten van verscheidene ondernemingen en meerdere bank/bedrijfsrekeningen van deze ondernemingen, hebben geprobeerd de herkomst van de (vermoedelijk) criminele gelden te verhullen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, met dien verstande dat verdachte zich telkens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde geldbedragen en/of het witwassen van het onder 3 ten laste gelegde voertuig.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, nu niet is voldaan aan het zogenoemde zes-stappenplan (toetsingskader) voor witwassen en het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Juridisch kader witwassen
De rechtbank ziet zich ten aanzien van alle feiten voor de vraag gesteld of er in de verschillende zaaksdossiers sprake is van witwassen.
Om te komen tot een bewezenverklaring van witwassen moet vaststaan dat de geldbedragen of goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. In bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat niet hoeft te worden bewezen door wie, wanneer en waar dit misdrijf is gepleegd. Het gronddelict hoeft dus niet bewezen te worden.
Voor het geval dit gronddelict niet uit het dossier blijkt, is in de jurisprudentie een toetsingskader ontwikkeld, om te beoordelen of een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’. Nu aan verdachte (en zijn medeverdachten) in onderhavige zaaksdossiers wordt verweten geldbedragen en goederen te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf deze geldbedragen en goederen afkomstig zijn, zal de rechtbank dit toetsingskader hanteren.
Allereerst dient er sprake te zijn van een vermoeden van witwassen. Het Openbaar Ministerie (hierna ook: OM) moet feiten en omstandigheden aandragen die van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
Als er sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld of de goederen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Wanneer naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, dan is het bewijsvermoeden voldoende voor een bewezenverklaring van het onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen of goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Tot slot dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte opzet had op het witwassen, waarvoor voorwaardelijk opzet voldoende is.
3.4.2
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.4.3
Zaaksdossier A: 40-jarig verjaardagsfeest
3.4.3.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 februari 2017 heeft het 40-jarig verjaardagsfeest van (destijds) de President World [club] plaatsgevonden in [plaats] . Voor dit feest werden onder andere een selfie mirror, water projectie en watereffecten gehuurd en meerdere bekende artiesten geboekt. Het feest heeft in totaal ongeveer € 127.955,88 gekost. Uit onderzoek is gebleken dat de kosten van dit feest via verschillende bedrijfsrekeningen zijn betaald, die voor een groot deel gevoed zijn door contante storingen. Hierdoor ontstond bij het OM het vermoeden dat er met de betaling van dit feest geld met een criminele herkomst is witgewassen.
Voor de organisatie van dit feest werd het bedrijf [bedrijf 1] VOF (hierna: [bedrijf 1] ) ingeschakeld. De facturen (op een aantal na) werden uiteindelijk, nadat er geldbedragen via verschillende bedrijfsrekeningen naar [bedrijf 1] werden overgemaakt, door [bedrijf 1] betaald. [2]
Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij het, vanaf de door hem beheerde bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 1] ) ten name van [bedrijf 2] BV (hierna: [bedrijf 2] ), op 20 januari 2017 overboeken van € 12.500,-- en op 24 januari 2017 overboeken van € 10.000,-- naar de bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 2] ) van [bedrijf 1] , alsmede het, vanaf de door hem beheerde bedrijfsrekening ( [rekeningnummer 3] ) eveneens ten name van [bedrijf 2] , op 20 januari 2017 overboeken van € 10.000,--, op 25 januari 2017 overboeken van € 12.000,-- en het op 27 januari 2017 overboeken van € 4.000,-- naar [bedrijf 1] .
[bedrijf 2] richt zich op advisering op het gebied van beveiligingssystemen en daarnaast op installatie en onderhoud. Verdachte is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] . [3]
Uit uitgeleverde belastinggegevens is gebleken dat [bedrijf 2] in de jaren 2015, 2016 en 2017 niet winstgevend is gebleken. Er is namens [bedrijf 2] voor het jaar 2015 een omzet opgegeven van € 1.052,--, voor het jaar 2016 €10.203,-- en voor het jaar 2017 €1.428,--. [4]
Op 20 januari 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de ING-rekening van [bedrijf 2] , waarna dit bedrag diezelfde dag werd overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 1] , met de omschrijving ‘SPOEDBETALING [nummer 1] ’. [5]
Op 24 januari 2017 werd op de ING-rekening van [bedrijf 2] € 10.000,-- contant gestort, waarna dit bedrag eveneens op 24 januari 2017 werd overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 1] , met de omschrijving ‘Factuur [nummer 2] ’. [6]
Vanaf de Britse rekening van [bedrijf 3] LTD (hierna: [bedrijf 3] ) werd op 22 december 2016 € 25.000,-- overgemaakt op de Rabobankrekening van [bedrijf 2] , met als omschrijving ‘consultancy fee’. Op 20 en 25 januari 2017 werd vanaf laatstgenoemde rekening respectievelijk € 10.000,-- en € 12.000,-- overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 1] , met de omschrijvingen ‘Spoedopdracht Deelbetaling factuur [nummer 2] ’. [7]
Op 26 januari 2017 en 27 januari 2017 werd vanaf de Britse bankrekening ten name van [naam 2] respectievelijk € 3.641,52 (GBP 3.110,--) en € 11.606,85 (GBP 10.000) overgemaakt naar de Rabobankrekening van [bedrijf 2] , met de omschrijvingen ‘GBP azconsultant’. Een dag later, op 27 januari 2017, werd dit bedrag vanaf de rekening van [bedrijf 2] overgeboekt naar de rekening van [bedrijf 1] , met de omschrijving ‘Deelfactuur [nummer 2] ’. [8]
De Rabobank heeft onder andere vanwege voorgaande stortingen en boekingen op de bankrekeningen van [bedrijf 2] een MOT-melding (Melding Ongebruikelijke Transactie) gedaan bij de FIU (Financial Intelligence Unit). De Rabobank heeft in deze MOT-melding onder meer opgemerkt dat [naam 2] directeur was van [bedrijf 4] Limited en dat deze onderneming voorkomt in de Panama Papers. Op grond daarvan kon volgens de Rabobank het vermoeden van (betrokkenheid bij) witwassen onvoldoende worden uitgesloten. Hierop is verdachte door de Rabobank uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek werd verdachte vergezeld door medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [9]
3.4.3.2 Toepassen toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen, nu uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat er grote, branchevreemde overboekingen plaatsvonden tussen diverse bedrijven die niets te maken lijken te hebben met de organisatie van het verjaardagsfeest en die overigens ook geen redelijk bedrijfseconomisch doel kunnen dienen. Daarnaast zijn aan een aantal overboekingen contante stortingen van grote geldbedragen voorafgegaan. Er zijn geen facturen die verklaren waarom de transacties hebben plaatsgevonden. Deze manier van werken sluit aan bij de typische vorm van witwassen, waarbij geld wordt rondgepompt door veelvuldige overschrijvingen tussen verschillende (buitenlandse) bank/bedrijfsrekeningen. Dit duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank bij beide geldbedragen sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij contant geld kreeg van [medeverdachte 2] en dat dit de omzet van de bloemenactiviteiten van [medeverdachte 2] betrof. [medeverdachte 2] zei tegen verdachte dat het contante geld van klanten afkomstig was, waarvan sommigen uit Engeland of Noorwegen kwamen. Verdachte kwam het geld bij [medeverdachte 2] op zijn kantoor ophalen of [medeverdachte 2] bracht het geld bij hem langs. [medeverdachte 2] liet verdachte dan facturen zien. Als het hogere bedragen waren die verdachte kreeg, dan betrof het omzet van meerdere weken. [medeverdachte 2] vroeg hem dat geld op verdachte’s, rekening te storten en over te maken, onder andere naar de bankrekening van [bedrijf 1] . [medeverdachte 2] had zelf een blokkade van de bank op zijn bankrekeningen, dus die kon het niet zelf overmaken. [medeverdachte 2] zou dit in de boekhouding verwerken. Dit zou ten goede komen van hun samenwerking, nu [medeverdachte 2] de vennootschappen van verdachte zou overnemen.
Er stond € 3.000,-- als aanbetaling van [medeverdachte 2] voor de voorgenomen overname van het bedrijf [bedrijf 2] van verdachte door [medeverdachte 2] . Toen [medeverdachte 2] niet kwam opdagen bij de notaris vermoedde verdachte dat er iets aan de hand was. Toen er ook een MOT-melding kwam van de Rabobank en een uitnodiging voor een gesprek, zijn er bij verdachte lampjes gaan branden. [medeverdachte 1] ging met verdachte mee naar het gesprek met de Rabobank op advies van [medeverdachte 2] .
Met [bedrijf 3] , van de heer [naam 3] , die in Saudi-Arabië zit, deed verdachte ook zaken. Verdachte heeft [naam 3] in Duitsland ontmoet en deze wilde investeren in de track and trace camerasystemen van verdachte, onder andere voor toepassing ervan op de bloemenveiling. Het geld dat [naam 3] investeerde heeft verdachte overgemaakt naar [bedrijf 5] . Daar zijn toen echter geen camerasystemen voor aangeschaft.
Het geld dat is overgemaakt door [naam 2] houdt verband met de handel in auto’s. [naam 2] is een financieel investeringsbedrijf. Daar zit een vriend van verdachte achter, [naam 4] . Verdachte wil zijn achternaam niet noemen, omdat hij griffier is bij een rechtbank. Verdachte heeft dat geld ook overgemaakt naar [medeverdachte 2] in verband met [bedrijf 5] .
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat hij contant geld kreeg uit de legale omzet van [medeverdachte 2] en dit moest overmaken naar de bankrekening van een ander rechtspersoon, in dit geval [bedrijf 1] , niet aannemelijk is geworden. Niets hiervan is te verifiëren en een boekhouding is niet aanwezig. Bij zulke hoge bedragen mag ervan uitgegaan worden dat hierover iets op enige wijze vastligt, maar daarvan is geen sprake. Er zijn geen onderliggende overeenkomsten of facturen. De enkele verklaring van verdachte dat [medeverdachte 2] facturen aan hem zou hebben laten zien, is onvoldoende. Bovendien volgt uit gegevens van de Belastingdienst dat er vrijwel geen economische activiteiten plaatsvonden bij de bedrijven van [medeverdachte 2] . [10] Het is dus hoogst onwaarschijnlijk dat het contante geld afkomstig is uit inkomsten van een bedrijf van [medeverdachte 2] . Ook blijft onduidelijk waarom verdachte het geld zou overmaken als investering in hun gezamenlijk op te zetten bedrijf, terwijl het vervolgens werd overgemaakt naar [bedrijf 1] , een bedrijf dat daar niets mee te maken heeft. Het geld dat verdachte zelf met de handel in auto’s en camerasystemen zou hebben verdiend, heeft hij ook overgemaakt naar [bedrijf 1] . Het is onduidelijk hoe en waarom al dit geld op deze manier werd geïnvesteerd, als [medeverdachte 2] de bedrijven van verdachte zou gaan overnemen. Dan zou verdachte dus zijn eigen inkomsten investeren in de overname door [medeverdachte 2] .
Ook van de investeringen van [naam 3] en de handel in auto’s met [naam 2] zijn geen facturen noch overeenkomsten. De enkele verklaring van verdachte over deze activiteiten is naar het oordeel van de rechtnbankonvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
De verklaring van verdachte over deze overboekingen en de herkomst van het geld vindt geen steun in het dossier en is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, bovendien onaannemelijk.
Nu verdachte er niet in is geslaagd om een verifieerbare verklaring te geven die het vermoeden van een criminele herkomst kan weerleggen, acht de rechtbank bewezen dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Door met deze (contante) geldbedragen betalingen te doen voor het verjaardagsfeest door middel van de bedrijfsrekeningen van [bedrijf 2] werd de werkelijke herkomst van het geld verhuld.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet had op het witwassen van de geldbedragen. Immers heeft verdachte grote contante geldbedragen op de bedrijfsrekening van [bedrijf 2] gestort en dat, evenals de grote geldbedragen die afkomstig waren van buitenlandse bedrijfsrekeningen, overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 1] , zonder dat er een duidelijk economisch doel voor was. Verdachte zou dit in opdracht van [medeverdachte 2] hebben gedaan. Verdachte zou [medeverdachte 2] hebben gevraagd naar de herkomst van het geld, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende. Bij het ontvangen en overboeken van dergelijke hoge geldbedragen, zonder dat daar een redelijk bedrijfseconomisch doel voor is, dient verdachte als bestuurder en verantwoordelijke voor de vennootschap onderzoek te doen naar de herkomst van het geld. Helemaal omdat [medeverdachte 2] had aangegeven dat hij een blokkade van de bank had op zijn bankrekeningen waardoor hij zelf geen geld kon overmaken.
Het in opdracht van derden beschikbaar stellen van een zakelijke bankrekening voor het doorboeken van dergelijke hoge geldbedragen, zonder dat daar een bedrijfseconomisch doel voor is, en het nalaten om gedegen onderzoek te doen naar de herkomst van het geld, maakt dat verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hier sprake was van het witwassen van crimineel geld.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen verklaard. Verdachte heeft nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 2] door samen met [medeverdachte 2] ervoor te zorgen dat het geld, dat contant en vanaf buitenlandse rekeningen werd gestort op de rekening van [bedrijf 2] , door overboeking naar de rekening van [bedrijf 1] , werd witgewassen. Deze nauwe en bewuste samenwerking blijkt ook uit de verklaring van verdachte, waarin hij aangeeft dat hij de opdracht kreeg van [medeverdachte 2] om het geld over te maken naar [bedrijf 1] . Verdachte heeft zich dus tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan witwassen van geld met een criminele herkomst.
Gewoonte
Gelet op de duur en de frequentie van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.4.3.3 Conclusie
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen van in totaal € 48.500,--, door de herkomst van dat geld te verhullen en dat geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij en zijn mededader [medeverdachte 2] wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. De rechtbank acht in het dossier geen bewijs voorhanden voor betrokkenheid bij het witwassen van het eveneens ten laste gelegde hogere geldbedrag.
3.4.4
Zaaksdossier B: de aankoop en verbouwing van de woning aan de [adres]
3.4.4.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 30 januari 2017 heeft er via een makelaar een bezichtiging plaatsgevonden in de woning aan de [adres] . Deze bezichtiging is aangevraagd door ene “ [naam 5] ”, met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en het e-mailadres [e-mailadres 1] . Deze bezichtiging heeft geleid tot de aankoop van de woning. [11]
Het koopcontract is op 10 februari 2017 door [medeverdachte 2] namens [bedrijf 5] BV (hierna: [bedrijf 5] ) getekend. [12] [bedrijf 5] is een uitzendbureau dat zich bezighoudt met het detacheren van personeel en het bemiddelen bij het tot stand komen van arbeidsovereenkomsten. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 5] is [bedrijf 6] B.V. [13] , waarvan [medeverdachte 2] bestuurder en enig aandeelhouder is. [14]
Medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) heeft op 10 april 2017 via het
e-mailadres [e-mailadres 2] [15] een oude akte van levering van de woning aan de [adres] opgevraagd bij [bedrijf 7] . [16]
Op 14 maart 2017 werd een ingebrekestelling gestuurd aan [medeverdachte 2] , omdat diens vennootschap [bedrijf 5] de woning niet had afgenomen op 6 maart 2017. [17] Uiteindelijk is de woning aan de [adres] op 13 april 2017 aan [bedrijf 5] geleverd. Bij deze transactie werd [bedrijf 5] vertegenwoordigd door [medeverdachte 2] . De levering vond plaats bij notariskantoor [bedrijf 8] in [vestigingsplaats 1] . [18] Naast de koopsom is ook nog een bedrag van
€ 7.885,95 aan bijkomende kosten en overdrachtsbelasting alsmede een bedrag van
€ 19.294,-- aan boete en meerkosten betaald. Het totale aankoopbedrag van de woning bedroeg € 357.149,95. [19]
De kosten voor de woning zijn door [medeverdachte 1] [20] in negen overboekingen via rekening [rekeningnummer 4] van [bedrijf 9] (hierna: [bedrijf 9] ) overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 5] van (notaris) [naam 6] (hierna: [bedrijf 8] ). [21]
[bedrijf 9] is een administratiekantoor voor aandelen en obligaties en het beheer van derdengelden. De bestuurder van [bedrijf 9] is Stichting [bedrijf 9] [22] , waarvan [medeverdachte 1] de bestuurder is. [23]
[medeverdachte 1] maakte op 8 maart 2017 € 33.000,-- en € 7.855,95 over van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [24] Aan deze overboekingen gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 6] van [bedrijf 3] naar rekening [rekeningnummer 3] van [bedrijf 2] (omschrijving: ‘ [rekeningnummer 7] ’);
  • op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 9] (omschrijving ‘ [naam 7] [nummer 3] ’);
  • op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 3] naar rekening [rekeningnummer 8] van [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] );
  • op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Dossier [nummer 3] ’).
Evenals van [bedrijf 2] [26] is verdachte ook bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 10] . Dit bedrijf richt zich op operational lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, het in- en verkopen van auto’s, het verhuren en verleasen van auto’s, de im- en export van auto’s en de bijbehorende financiering. [27]
Van onder andere de overboekingen van [bedrijf 3] naar [bedrijf 2] en van [bedrijf 2] naar [bedrijf 9] is door de Rabobank een MOT-melding (Melding Ongebruikelijke Transactie) gedaan bij de FIU (Financial Intelligence Unit). Hierop is verdachte door de Rabobank uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek werd verdachte vergezeld door [medeverdachte 1] , die in het gesprek de leiding nam. [28]
Volgens de Engelse KvK was [bedrijf 3] een financieel intermediair die sinds 7 juli 2017 in staat van faillissement verkeerde en op 18 oktober 2018 is opgeheven. [29]
Op 23 maart 2017 maakte [medeverdachte 1] € 50.000,-- over van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [30] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
  • op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar rekening [rekeningnummer 10] van de [bedrijf 13] NV (hierna: [bedrijf 13] ) (omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
  • op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 13] naar rekening [rekeningnummer 11] van [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 4] ’);
  • op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 12] van [bedrijf 15] naar [bedrijf 13] (omschrijving: ‘REF 1934871.1703.01’);
  • op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 13] van de Ierse [naam 8] naar [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] (omschrijvingen: ‘ [nummer 5] ’, ‘ [nummer 6] ’ en ‘ [nummer 7] ’);
  • op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar [bedrijf 13] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
  • op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 13] naar [bedrijf 14] (omschrijvingen: ‘Factuur [nummer 8] ’ en ‘Factuur [nummer 9] ’);
  • op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar rekening [rekeningnummer 14] van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 16] GmbH (hierna: [bedrijf 16] );
  • op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 14] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
  • op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar rekening [rekeningnummer 15] van [bedrijf 17] BV (hierna: [bedrijf 17] ) (telkens omschrijving: ‘Overeenkomst [bedrijf 18] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 17] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 2] ;
  • op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 5] ’);
  • op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 17] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Dossier [adres] ’).
[bedrijf 13] houdt zich bezig met het in opdracht adviseren en verlenen van consultancy op (hoog) bestuurlijk niveau, zoals (maar niet uitsluitend) internationaal vennootschapsrechtelijk, zowel voor overheid- als bedrijfsleven. [32] Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is de in Hong Kong, China, gevestigde [bedrijf 19] Limited, waar medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) bestuurder van is. Tot 25 september 2014 was [naam 9] , vader van medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), bestuurder en enig aandeelhouder. Tot 1 februari 2016 was [naam 10] , de ex-partner van [medeverdachte 5] , gevolmachtigde. Van [bedrijf 13] zijn sinds de oprichting in 2013 geen jaarrekeningen gedeponeerd en [bedrijf 13] verkeert sinds 6 november 2018 in staat van faillissement. Van de bankrekening van [bedrijf 13] worden in 2017 (onder andere) geldbedragen ontvangen van en overgeboekt naar diverse privérekeningen van [medeverdachte 5] . [33]
[bedrijf 14] richt zich op de dienstverlening, advisering en uitvoering van werkzaamheden op het gebied van veiligheidsmanagement, personenstromenanalyse en de preventie en beheersing van massapaniek. [medeverdachte 4] is sinds 20 juni 2016 directeur. Vanaf 24 april 2017 is [bedrijf 20] BVBA enig aandeelhouder, waarvan [medeverdachte 4] directeur is. Voor 24 april 2017 was dit [naam 11] . [34]
[bedrijf 17] ( [bedrijf 21] ) is door getuige [getuige 1] namens [medeverdachte 2] opgericht [35] en richt zich volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) op de groothandel in en verwerking van bloemen en planten en de bemiddeling in de handel van bloemen en planten op commissiebasis. [36] De uiteindelijke bestuurder van [bedrijf 17] is [medeverdachte 2] . [37] Sinds de oprichting van [bedrijf 17] is er geen jaarrekening ingediend bij de KvK. [bedrijf 17] heeft voor het jaar 2016 een totale omzet opgegeven van € 1.347, voor 2017 € 1.090 en van 2018 is geen omzet bekend. Verder werd namens de vennootschap geen aangifte gedaan van vennootschapsbelasting en werden er ambtshalve aanslagen en verzuimboetes opgelegd. [38] Op de bankrekening van [bedrijf 17] vonden jaarlijks de volgende af- en bijschrijvingen en contante stortingen plaats. [39]
Jaar
Afgeschreven
Bijgeschreven
Contante stortingen
2016
€ 125.341,22
€ 126.876,03
€ 79.430,--
2017
€ 1.055.695,79
€ 1.066.790,65
€ 370.322,48
2018
€ 58.942,--
€ 46.312,33
€ 477,77
Totaal
€ 1.239.979,01
€ 1.239.979,01
€ 450.240,25
De ING-bank heeft in haar onderzoeksrapport van 18 april 2018 geschreven dat zij vermoedt dat de bankrekening van [bedrijf 17] is gebruikt bij het witwassen van crimineel geld. ING heeft de rekening van [bedrijf 17] daarom opgezegd. [medeverdachte 2] stond al in het interne verwijzingsregister en werd geweerd als klant, omdat hij volgens de ING in 2016 betrokken zou zijn geweest bij factuurfraude. [40]
Op 27 maart 2017 werd door [medeverdachte 1] € 100.000,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [41] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 22] BV;
  • op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 22] BV naar [bedrijf 17] (omschrijving: investering [bedrijf 5] );
  • op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 23] BV naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
€ 3.000,-- contant gestort op de bankrekening van [bedrijf 2] ( [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 3] );
- op 24 en 27 maart 2017 werd respectievelijk € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,-- en
€ 12.900,-- overgemaakt van [bedrijf 2] ( [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 3] ) naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 5] ’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 16] van [verdachte] ;
  • op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [verdachte] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
  • op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [bedrijf 17] (omschrijving: investering [bedrijf 5] );
  • op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 17] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 9] .
[medeverdachte 1] heeft op 30 maart 2017 € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [43] Hieraan gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 24] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 17] (omschrijving: Investering [bedrijf 25] );
  • op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 17] € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘ [adres] dossier’).
Vervolgens maakte [medeverdachte 1] op 4 april 2017 € 30.000 over van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [45] Hieraan zijn de volgende transacties voorafgegaan:
  • op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 17] ;
  • op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 12] (zijnde de zoon van [medeverdachte 2] );
  • op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 12] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
  • op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 17] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 9] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres] ’).
Op 7 april 2017 heeft [medeverdachte 1] € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [47] Hieraan zijn de volgende overboekingen voorafgegaan:
  • op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
  • op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 5] );
  • op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 12] ;
  • op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 12] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
  • op 7 april 2017 maakte [bedrijf 17] € 30.000 over naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
[medeverdachte 1] maakte op 10 april 2017 € 67.000,-- over van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [49] Hier zijn de volgende transacties aan voorafgegaan:
  • op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 14] ;
  • op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 26] BVBA (hierna: [bedrijf 26] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 10] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 26] ;
  • op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 26] ;
  • op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 26] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 5] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 27] BV (hierna: [bedrijf 27] );
  • op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van [bedrijf 27] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Factuur [nummer 11] ’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 28] ;
  • op 10 april 2017 maakte [bedrijf 28] € 9.750,-- over naar [bedrijf 16] ;
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 13] (zijnde de dochter van [medeverdachte 5] );
  • op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 13] naar [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
  • op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
  • op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar [bedrijf 13] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
  • op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 13] ;
  • op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 13] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 5] ’).
Ten tijde van de overboekingen hield [bedrijf 27] BV zich bezig als internationaal opererend adviesbureau op het gebied van (maar niet uitsluitend) risicobeheersing, risicomanagement en risicoanalyse voor internationale rechtsvormen. Directeur en enig aandeelhouder is [medeverdachte 4] . Na 2015 zijn er geen jaarrekeningen gedeponeerd en sinds 28 oktober 2017 verkeert [bedrijf 27] in staat van faillissement. [51] In het faillissementsverslag wordt vermeld dat het bedrijf betrokken zou zijn bij internationale factuurfraude in 2017. Tussen augustus 2016 en juli 2018 wordt in totaal € 3.869.833,90 bijgeschreven en
€ 3.869.822,22 afgeschreven. [52]
[bedrijf 20] houdt zich bezig met de verkoop, bemiddeling, investering en advisering in financiële (im)materiele activa en de koop, verkoop en handel in non-food. [medeverdachte 4] is zaakvoerder. [bedrijf 26] verkeert sinds 5 december 2017 in staat van faillissement en op 18 september 2018 opgeheven. [53]
Tot slot heeft [medeverdachte 1] op 13 april 2017 € 19.294,-- overgemaakt van [bedrijf 9] naar [bedrijf 8] . [54] Aan deze overboeking gingen de volgende transacties vooraf:
  • op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
  • op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 17] naar [bedrijf 9] (omschrijvingen: ‘Restant [adres] ’ en ‘Restant van restant’);
  • op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 12] ;
  • op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 12] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘ [adres] ’).
De woning is vervolgens op 28 september 2017 door [bedrijf 5] voor € 330.000,-- verkocht en geleverd aan de Belgische vennootschap [bedrijf 30] BVBA (hierna: [bedrijf 30] ). Bij deze transactie werd [bedrijf 5] vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] , die schriftelijk gevolmachtigd was. De koopprijs is voldaan door verrekening in rekeningcourant, waardoor de verplichting tot betaling van de koopprijs teniet is gegaan. [56]
[bedrijf 30] is een bedrijf dat zich richt op eigen ontwikkeling, invoer, doorvoer en uitvoer van en de handel, zowel groot- als kleinhandel, in alle elektrische en elektronische toestellen en onderdelen. Van 24 maart 2017 tot 30 september 2017 was [medeverdachte 2] zaakvoerder van [bedrijf 30] , vanaf 1 oktober 2017 tot 9 augustus 2018 was dat [medeverdachte 1] , en vanaf 9 augustus 2018 was dit wederom [medeverdachte 2] . Uit onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 30] blijkt dat er geen financiële relatie dan wel rekeningcourantverhouding is tussen [bedrijf 30] en [bedrijf 5] . Verder is [bedrijf 30] niet actief in het economische verkeer en ontplooit [bedrijf 30] geen bedrijfsactiviteiten. [57]
Op 23 maart 2018 is de woning door [bedrijf 30] verkocht en geleverd aan de Belgische rechtspersonen [bedrijf 31] NV (hierna: [bedrijf 31] ) en [bedrijf 32] BVBA (hierna: [bedrijf 32] ) voor een bedrag van € 450.000,--. Bij deze transactie werden [bedrijf 30] en [bedrijf 31] vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] en [bedrijf 32] door medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ). De koopsom, waarvan elke koper € 225.000,-- moest voldoen, werd omgezet in een geldlening (rekeningcourant) die iedere koper schuldig bleef aan de verkoper. Bij deze koop werd geen hypotheek gevestigd. [58] De notaris waar de levering plaatsvond heeft van deze levering een MOT-melding gedaan bij de FIU. [59]
[bedrijf 31] richt zich op de aankoop, verkoop, beheer en exploitatie van al dan niet bebouwde onroerende goederen in België en in het buitenland. Vanaf 1 oktober 2017 tot 12 september 2018 was [medeverdachte 1] zaakvoerder van [bedrijf 31] en vanaf 12 september 2018 was dat [medeverdachte 6] . [60] Uit de laatste vermelding in het aandeelhoudersregister blijkt dat alle aandelen van [bedrijf 31] in het bezit zijn van [bedrijf 33] (hierna: [bedrijf 33] ). Daarvoor waren deze aandelen in het bezit van [bedrijf 34] (hierna: [bedrijf 34] ). De aandelen zijn door [medeverdachte 1] , als bestuurder van [bedrijf 34] , verkocht en overgedragen aan [bedrijf 33] , waarvan hij ook bestuurder was. Deze transactie vond plaats met gesloten beurs. Van 12 april 2018 tot en met 3 september 2018 was [medeverdachte 1] bestuurder van [bedrijf 33] en sinds 3 september 2018 is dat [naam 14] (hierna: [naam 14] ). Dit is een zwager van [medeverdachte 3] . Vanaf een bankrekening van [bedrijf 31] werden ten behoeve van de woning aan de [adres] betalingen gedaan aan Essent, Evides Waterbedrijf, Ziggo en een verzekeringsmaatschappij. [61]
De Belgische vennootschap [bedrijf 32] houdt zich bezig met activiteiten van een holdingmaatschappij in de ruimste zin van het woord. Sinds 20 maart 2018 is [medeverdachte 6] zaakvoerder van [bedrijf 32] . Daarvoor waren [bedrijf 35] BVBA (hierna: [bedrijf 35] BVBA), (waarvan [naam 15] (hierna: [naam 15] ) directeur is), en [naam 15] samen de zaakvoerders. Aandeelhouders bij oprichting waren [bedrijf 35] BVBA en [bedrijf 36] , waarvan [naam 15] de directeur is. Op 20 maart 2018 zijn alle aandelen van [bedrijf 32] voor € 1,-- verkocht aan [bedrijf 34] , waarvan [medeverdachte 1] op dat moment bestuurder is. De koopovereenkomst is namens de verkopers ondertekend door de gevolmachtigde [medeverdachte 6] .
Vervolgens zijn de aandelen van [bedrijf 32] op 16 april 2018 door [bedrijf 34] voor
€ 1,-- verkocht aan [bedrijf 37] (hierna: [bedrijf 37] ), waarvan [medeverdachte 1] en [naam 14] op dat moment bestuurder zijn. Vanaf 3 september 2018 is alleen [naam 14] bestuurder. Op de bankrekening van [bedrijf 32] wordt in totaal € 7.410,-- bij- en afgeschreven. [62]
Bij diverse doorzoekingen werd (digitaal) het document ‘vaststellingsovereenkomst tot vereffening, tevens houdende akte van cessie d.d. 18 juni 2018’ aangetroffen. Deze akte van cessie betreft onder andere de schuldverhoudingen tussen [bedrijf 31] en [bedrijf 30] en [bedrijf 5] en [bedrijf 30] , waarbij de woning aan de [adres] een belangrijk onderdeel vormt en [medeverdachte 1] handelt als bevoegd bestuurder van [bedrijf 31] en [medeverdachte 2] handelt namens [bedrijf 5] en [bedrijf 30] . In dit document staat onder meer dat de hele schuldverhouding die is ontstaan tussen [bedrijf 30] en [bedrijf 31] over en weer is kwijtgescholden vanwege een lening van € 75.000,--, die [medeverdachte 1] zou hebben verstrekt aan [bedrijf 5] en [medeverdachte 2] . Deze lening is niet terug te vinden in de transactieoverzichten van de bankrekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verder staat in het document dat de aandelen van [bedrijf 31] door middel van (gefingeerde) leningen is overgegaan naar [bedrijf 33] . Uit een akte van cessie van 21 juni 2018, blijkt dat [medeverdachte 1] 19,7 procent van het aandelenpakket van [bedrijf 31] , dat hij persoonlijk in zijn bezit heeft, overdraagt aan [bedrijf 33] . [63]
Op de NAS (Network Attached Storage) van [medeverdachte 1] werden de documenten ‘Organisatie’ en ‘ [bedrijf 32] ’ aangetroffen waarin scenario’s werden uitgewerkt met betrekking tot de eigendom van de woning aan de [adres] . In het eerste document worden vijf scenario’s uitgewerkt om de eigendom van de woning over te laten gaan, waarbij ook de voor- en nadelen worden benoemd. Bij de laatste scenario wordt onder meer als voordeel voor een lening bij een bank aangegeven dat er op die manier een legitieme verklaring is voor
€ 330.000,--. [64] Onder het document ‘ [bedrijf 32] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [65]
Uit onder meer observaties en tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 3] niet is geëmigreerd, maar dat hij samen met zijn (ex-)partner [naam 16] (hierna: [naam 16] ) en zoon, sinds ongeveer 15 oktober 2018 in de woning aan de [adres] woont. [66]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] werd het document ‘Gebruikersovereenkomst van de woning aan de [adres] van 1 oktober 2018’ aangetroffen. In deze overeenkomst, die onder meer is ondertekend door [naam 16] , is bepaald dat [naam 16] en haar gezin een jaar om niet gebruik mogen maken van de gemeubileerde en gestoffeerde woning. Zij hoeft enkel de kosten voor gas, water en elektriciteit van € 225,-- per maand te betalen. Dit bedrag moet worden overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 31] . [67] Uit de bankafschriften van de rekening van [bedrijf 31] blijkt dat dit bedrag nooit door [naam 16] is betaald. [68] Deze gebruikersovereenkomst is opgemaakt door [naam 17] (hierna: [naam 17] ) [69] , in opdracht van [medeverdachte 6] en in overleg met [medeverdachte 3] . [70]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] werd een iPad aangetroffen en in beslag genomen. [71] [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat dit zijn iPad is. [72] Op deze iPad is in de mailbox van het e-mailadres [e-mailadres 3] een e-mail van 25 september 2017 aangetroffen, afkomstig van het mailadres [e-mailadres 4] , verzonden aan [e-mailadres 3] , met als onderwerp "FW: boekhouden". De e-mail was afkomstig van het mailadres [e-mailadres 5] . Als bijlage bij deze e-mail zat het Excelbestand "boekhouding.xlsx", dat op 23 september 2017 is aangemaakt. Onder het tabblad ‘Huis’ staan posten die te herleiden zijn naar de koop en verbouwing van de woning aan de [adres] . De bedragen en namen die onder dat tabblad staan komen overeen met de factuurbedragen bij diverse bedrijven. [73] [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat [e-mailadres 4] zijn e-mailadres is, dat hij daar af en toe gebruik van maakt en dat verder niemand anders gebruikmaakt van dit adres. [74]
3.4.4.2 Toepassen toetsingskader
Op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een witwasvermoeden. Bij de aankoop van de woning is sprake geweest van zeer veel branchevreemde overboekingen, zonder dat daar een redelijk economisch doel voor was. Er werd geld rondgepompt tussen rekeningen van (veelal) rechtspersonen die niets te maken lijken te hebben met de aankoop van en/of de handel in onroerend goed. Ook zijn er voor deze overboekingen geen overeenkomsten of facturen aanwezig. Daarnaast zijn diverse overboekingen via buitenlandse bankrekeningen gegaan en aan veel overboekingen gingen grote contante stortingen vooraf. Door de Rabobank is een MOT-melding gedaan naar aanleiding van een verdachte overboeking in deze constructie. Na de aankoop van de woning, werd de woning na een half jaar door [bedrijf 5] verkocht aan [bedrijf 30] , waarbij de betaling geschiedde onder het mom van een verrekening in de rekeningcourant. Hiervan kan echter niets worden teruggevonden. Vervolgens werd de woning weer na een half jaar doorverkocht aan [bedrijf 31] en [bedrijf 32] , waarbij de koopprijs werd omgezet in een geldlening. De notaris bij wie de levering plaatsvond vond dit dusdanig opvallend dat hij een MOT-melding heeft gedaan. Deze hele gang van zaken is opmerkelijk en duidt op witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Evenals bij de onder 1 ten laste gelegde geldbedragen, heeft verdachte ook ten aanzien van de geldbedragen voor de aankoop van de woning verklaard dat dit geld afkomstig is van [medeverdachte 2] en dat dit inkomsten waren van de omzet van de bloemenveiling. Ook ten aanzien van dit feit gaat de rechtbank daar niet in mee. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat verdachte in een korte periode in totaal € 78.950,-- aan contant geld krijgt van [medeverdachte 2] , wat inkomsten zouden zijn uit de omzet in de bloemenhandel. Immers is gebleken dat [bedrijf 17] geen economische activiteiten had. Bovendien is het onlogisch om dergelijke grote sommen contant geld, dat zou zijn verdiend door [bedrijf 17] , te storten op de bedrijfsrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 10] , om dat vervolgens weer over te maken naar de bedrijfsrekening van [bedrijf 17] , zonder enige nadere uitleg of stukken. Het is dus hoogst onwaarschijnlijk dat het contante geld afkomstig is uit inkomsten van het bedrijf van [medeverdachte 2] .
Over de € 57.512,45 en € 19.593,79 die [bedrijf 3] op 1 februari 2017 de rekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 10] overboekte, verklaarde verdachte, net als bij het onder 1 ten laste gelegde feit, dat dit investeringen waren van [naam 3] namens [bedrijf 3] in camerasystemen. De rechtbank gaat daar niet in mee. Verdachte verklaarde daar namelijk verder over dat hij dat geld ook heeft overgemaakt naar de bloemenveiling [bedrijf 5] . Dit verhaal komt niet overeen met de bankafschriften. Daaruit volgt dat verdachte die bedragen op 7 februari 2017 heeft overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 9] . Pas eind maart heeft verdachte bedragen overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 17] , volgens de omschrijving van die overboekingen als investering voor [bedrijf 5] .
De verklaring van verdachte over de overboekingen en de herkomst van het geld vindt geen steun in het dossier en is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, bovendien onaannemelijk. Nu verdachte er niet in is geslaagd om een verifieerbare verklaring te geven die het vermoeden van een criminele herkomst kan weerleggen, acht de rechtbank bewezen dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Door deze (contante) geldbedragen via de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 10] over te boeken naar bankrekeningen van andere rechtspersonen, die het vervolgens wederom overboekten ten behoeve van de aankoop van de woning, werd de werkelijke herkomst van het geld verhuld en werd verhuld wie de rechthebbende was op die geldbedragen.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet had op het witwassen van de geldbedragen. Immers heeft verdachte grote contante geldbedragen op de bedrijfsrekening van [bedrijf 2] gestort en die, evenals de grote geldbedragen die afkomstig waren van buitenlandse bedrijfsrekeningen, vervolgens overgemaakt naar de rekeningen van [bedrijf 9] en [bedrijf 17] , zonder dat er een duidelijk economisch doel voor was. Verdachte zou dit in opdracht van [medeverdachte 2] hebben gedaan. Verdachte zou [medeverdachte 2] hebben gevraagd naar de herkomst van het geld, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende. Bij het ontvangen en overboeken van dergelijke hoge geldbedragen, zonder dat daar een redelijk bedrijfseconomisch doel voor is, dient verdachte als bestuurder en verantwoordelijke voor de vennootschap onderzoek te doen naar de herkomst van het geld. Helemaal omdat [medeverdachte 2] had aangegeven dat hij een blokkade van de bank op zijn bankrekeningen had waardoor hij zelf geen geld kon overmaken.
Het in opdracht van derden beschikbaar stellen van een zakelijke bankrekening voor het doorboeken van dergelijke hoge geldbedragen, zonder dat daar een bedrijfseconomisch doel voor is, en het nalaten om gedegen onderzoek te doen naar de herkomst van het geld, maakt dat verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hier sprake was van het witwassen van crimineel geld.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in deze hele witwasconstructie nauw en bewust heeft samengewerkt met de in paragraaf 3.4.4.1 genoemde betrokkenen. Iedereen had zijn eigen rol in het geheel en zo ook verdachte. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat het contante geld en de geldbedragen die vanaf de buitenlandse bankrekeningen op de bankrekeningen van [bedrijf 2] en [bedrijf 10] werden gestort, werden overgeboekt naar de bankrekeningen van [bedrijf 17] en [bedrijf 9] , zodat het uiteindelijk terechtkwam bij notaris [bedrijf 8] , ter betaling van de woning. Verdachte stelde daarvoor zijn zakelijke bankrekeningen beschikbaar en voerde opdrachten van [medeverdachte 2] uit. Bij alles was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de overige betrokkenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen waarmee de woning werd gekocht.
Gewoonte
Gelet op de duur en de frequentie van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.4.4.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van het onder 2 ten laste gelegde totale geldbedrag van
€ 357.149,95, door de herkomst van dat geld te verbergen/verhullen, te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat geld is en dat geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, en zij tevens van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.
3.4.5
Zaaksdossier E: Audi A3, kenteken [kenteken 1]
3.4.5.1 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 juni 2019 is de Audi A3 met het kenteken [kenteken 1] onder [naam 16] door de politie in beslag genomen. [75]
Verdachte heeft, als bestuurder van [bedrijf 10] [76] , op 6 oktober 2017 de Audi A3 ter waarde van € 37.499,-- gekocht bij de Audi dealer [bedrijf 38] BV in [vestigingsplaats 2] . Hierbij is de Audi A6 met het kenteken [kenteken 2] ter waarde van € 18.500,-- ingeruild, die tevens op naam stond van [bedrijf 10] . [77] Met een korting van € 1.999,-- werd er € 17.000,-- afgerekend door verdachte. In de koopovereenkomst, die is getekend door verdachte, staat dat [naam 16] de bestuurder is van de Audi A3. [78]
Uit informatie uit het politiesysteem is gebleken dat de Audi A6 in de periode na aankoop meermaals is gebruikt door [naam 1] , die destijds behoorde tot de leiding van de motorclub [club] . [79]
De Audi A3 is na aankoop eerst geregistreerd op naam van [bedrijf 10] . [80] Na twee maanden is de Audi A3 geregistreerd op naam van [naam 16] , de partner van [medeverdachte 3] . [81]
Uit afschriften van de bankrekening van [bedrijf 10] is gebleken dat op 10 oktober 2017 slechts € 11,38 op de rekening stond, waarna er op 11 oktober 2017 € 5.750,-- contant werd gestort op de bankrekening. Daarnaast vond er diezelfde dag een overboeking plaats van € 15.000,--, met de omschrijving ‘Deelbetaling auto’ vanaf een Belgische bankrekening van [medeverdachte 2] . Vervolgens werd er binnen een uur vanaf de bankrekening van [bedrijf 10] € 17.000,-- overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 38] . [82]
Uit gegevens van de inbox voor Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen en de Belastingdienst is gebleken dat de bedrijven van verdachte, waaronder [bedrijf 10] , in de jaren 2015, 2016 en 2017 niet winstgevend zijn geweest. In de periode van 2014 tot en met 2019 zijn er geen loon- en uitkeringsgegeven uit dienstbetrekking bekend van verdachte. Er is gebleken dat verdachte niet of nauwelijks over legale inkomstenbronnen kon beschikken.
Tijdens een gesprek met verdachte bij de Belastingdienst heeft verdachte aangegeven dat er nagenoeg geen activiteiten meer plaatsvonden bij [bedrijf 10] . [83]
[naam 16] heeft verklaard dat ze met [medeverdachte 3] bij [bedrijf 38] is geweest, dat [medeverdachte 3] de betaling heeft geregeld en dat zij de Audi A3 van hem heeft gekregen. [84]
3.4.5.2 Toepassen toetsingskader
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de Audi A3 ter waarde van € 37.499,-- op naam van het bedrijf [bedrijf 10] werd gekocht, terwijl dit bedrijf geen economische activiteiten heeft en niet winstgevend is. Het voertuig werd betaald door inruil van een ander voertuig, een contante storting op de rekening van [bedrijf 10] en een overboeking vanaf een bankrekening van [medeverdachte 2] . Het voertuig was in gebruik bij [naam 16] , zonder dat zij voor het voertuig heeft betaald en zonder dat daar een verklaarbare reden voor was. Ook is een vooraanstaand lid van [club] gesignaleerd in het voertuig. Dit alles maakt dat er sprake is van een vermoeden van witwassen.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een vermoeden van witwassen, is het aan verdachte om te komen met een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het voertuig heeft gekocht voor een klant aan wie hij het voertuig heeft verhuurd. Verdachte heeft hiervoor een factuur opgemaakt en deze werd via de bank betaald. Daarvoor was een verhuurcontract opgesteld. De huur was rond de € 600,-- en is één of twee keer betaald. Na twee maanden heeft [naam 16] het voertuig van verdachte overgekocht. Later in het verhoor verklaarde verdachte dat het niet zijn klant was maar dat het ging om een klant van [medeverdachte 3] en dat hij en [medeverdachte 3] samen in de auto hebben geïnvesteerd. Verdachte heeft zelf € 6.500,-- geïnvesteerd en heeft dit ook weer terug gekregen. Verdachte wist niet dat [naam 16] de partner was van [medeverdachte 3] .
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij nog bezig was met het opstellen van een leasecontract, terwijl [naam 16] er al een half jaar in reed.
De rechtbank overweegt dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld waarmee de auto is betaald en dat zijn verklaring bovendien niet consistent is. Zo heeft verdachte niet verklaard waar het geld dat hij contant heeft gestort op de rekening van [bedrijf 10] vandaan komt en heeft geen verklaring afgelegd over het geld dat door [medeverdachte 2] is overgeboekt op de rekening van [bedrijf 10] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte er niet in is geslaagd om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen over de legale herkomst van het geld, waardoor kan worden bewezen verklaard dat het geld waarmee de Audi A3 is gekocht afkomstig is uit enig misdrijf. Door de Audi A3 op naam van [bedrijf 10] aan te schaffen, terwijl het voertuig in werkelijkheid door en voor [naam 16] werd gekocht en door haar en een vooraanstaand lid van [club] werd gebruikt, werd verborgen dan wel verhuld wie de rechthebbende op het voertuig was.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het witwassen. Verdachte heeft niet alleen zijn bedrijf ter beschikking gesteld om de Audi A3 aan te schaffen, maar is zelf ook actief betrokken geweest bij de aankoop daarvan en heeft eraan meegewerkt dat het kenteken op naam kwam van [naam 16] . Verdachte was daardoor nauw betrokken bij de aankoop en de verdere handelingen rondom de Audi A3. Er was geen redelijk doel om de Audi A3 op naam van [bedrijf 10] aan te schaffen. Doordat er geen huurovereenkomst of leaseovereenkomst was tussen [bedrijf 10] en [naam 16] en [naam 16] geen betalingen heeft verricht aan [bedrijf 10] , is de rechtbank van oordeel dat daaruit volgt dat het niet anders kan dan dat verdachte weet dat hij zich bezig houdt met het verhullen van de herkomst van het geld voor de aankoop van het voertuig en het verhullen van de rechthebbende op de Audi A3. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de Audi A3 werd gekocht met geld dat afkomstig was uit enig misdrijf en daarmee opzet had op het witwassen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven besproken bewijsmiddelen volgt dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met de overige betrokkenen heeft gepleegd. Verdachte heeft, door zijn bedrijf ter beschikking te stellen en door direct betrokken te zijn bij de aankoop van en de verdere ontwikkelingen met betrekking tot de Audi A3 nauw en bewust met de overige betrokkenen samengewerkt. De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen heeft witgewassen.
Gewoonte
Nu het hier slechts gaat om de aankoop van één voertuig en het zich heeft afgespeeld in een korte periode, is de rechtbank van oordeel dat bij dit feit niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging.
3.4.5.3 Conclusie
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het onder 3 ten laste gelegde geldbedrag van € 17.000,-- en de Audi A3, door te verbergen/verhullen wie de rechthebbende van dat voertuig is en verdachte en zijn mededaders dat geld voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en hebben omgezet, terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder paragraaf 3.4.2 opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 11 februari 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 48.500,-- euro, en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van 12.500,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 24 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 20 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 25 januari 2017 een overboeking van 12.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 27 januari 2017 een overboeking van 4.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] ,
de herkomst heeft verborgen/verhuld, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 48.500,-- euro, en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van 12.500,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 24 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 20 januari 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 25 januari 2017 een overboeking van 12.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en
* op 27 januari 2017 een overboeking van 4.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] ,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro, en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van 19.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en een overboeking van 31.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 43] [bedrijf 9] , en
* op 23 maart 2017 een contante storting van 7.500,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van die 7.500,-- euro op 23 maart 2017 naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 24 maart 2017 een contante storting van 10.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 24 maart 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 8] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 27 maart 2017 een contante storting van 12.000,-- euro alsmede een overboeking van 1.100,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [verdachte] beiden op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van 13.100,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 27 maart 2017 een tweetal contante stortingen van 700,-- euro en 13.300,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 (telkens) de overboeking van 700,-- euro en 13.300,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 24 maart 2017 een contante storting van 10.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 24 maart 2017 de overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 27 maart 2017 een tweetal contante storting van 9.900,-- euro en 3.000,-- euro beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 de overboeking van 12.900,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 19] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 6 april 2017 een storting van 10.000,-- euro en een storting van 2.550,-- euro beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking op 6 april 2020 van 7000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV,
de herkomst heeft verborgen/verhuld en heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op de geldbedragen was, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt,
en
b) voorwerpen, te weten:
= geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro, en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van 19.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en een overboeking van 31.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 43] [bedrijf 9] , en
* op 23 maart 2017 een contante storting van 7.500,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van die 7.500,-- euro op 23 maart 2017 naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 24 maart 2017 een contante storting van 10.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 24 maart 2017 een overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 8] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 27 maart 2017 een contante storting van 12.000,-- euro alsmede een overboeking van 1.100,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [verdachte] beiden op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van 13.100,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 27 maart 2017 een tweetal contante stortingen van 700,-- euro en 13.300,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 (telkens) de overboeking van 700,-- euro en 13.300,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 24 maart 2017 een contante storting van 10.000,-- euro op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 24 maart 2017 de overboeking van 10.000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 27 maart 2017 een tweetal contante storting van 9.900,-- euro en 3.000,-- euro beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 de overboeking van 12.900,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 19] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV, en
* op 6 april 2017 een storting van 10.000,-- euro en een storting van 2.550,-- euro beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking op 6 april 2020 van 7000,-- euro van bankrekening [rekeningnummer 3] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt;
3.
hij in de periode van 6 oktober 2017 tot en met 13 juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
a. a) van voorwerpen, te weten:
= een geldbedrag tot een totaalbedrag van (circa) 17.000,-- euro en een voertuig Audi A3 (kenteken [kenteken 1] ),
heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het geldbedrag en dat voertuig was, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b) voorwerpen, te weten:
= een geldbedrag tot een totaalbedrag van (circa) 17.000,-- euro en een voertuig Audi A3 (kenteken [kenteken 1] ),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 juncto 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het onder 3 bewezen verklaarde in de artikelen 47 juncto 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 2
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte, onder bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, alsmede tot een beroepsverbod tot het zijn van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, heeft de raadsman verzocht mee te wegen dat verdachte (in principe) een first offender is, dat hij medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Tevens heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de proceshouding van verdachte en het tijdsverloop. De raadsman heeft verder verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf, en af te zien van oplegging van een geldboete.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van grote geldbedragen, tot een totaal bedrag van ruim € 400.000,-. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Het vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Daarnaast draagt het bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat het uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt en het wordt uit het zicht van justitie onttrokken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarbij komt dat verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden noch heeft hij laten zien dat hij spijt heeft van de feiten die hij heeft gepleegd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) strafbaar feit, zodat er geen reden is eerdere justitiecontacten in het nadeel van verdachte mee te wegen bij de strafoplegging.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die bij een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,-- tot € 500.000,-- een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden als uitgangspunt hanteren. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is. Gelet op de hoogte van het witgewassen bedrag zou de duur van de gevangenisstraf ergens in het midden van de ondergrens van twaalf en bovengrens van achttien maanden moeten zitten. Echter, gelet op de faciliterende rol die verdachte bij het witwassen heeft gehad, hetgeen een zwaarwegende aspect is binnen dit feitencomplex en de strafverzwarende omstandigheden, zoals het medeplegen en het maken van een gewoonte van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden in beginsel passend en geboden is.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het volgende.
De feiten zijn gepleegd in de periode van januari 2017 tot en met maart 2018. De redelijke termijn is gaan lopen op de datum van de doorzoeking ter inbeslagneming, te weten 23 juni 2019. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. In dit verband overweegt de rechtbank dat, behoudens Covid-19, er geen reden kan worden aangewezen die het tijdsverloop kan verklaren. De verdachte heeft gezien het vorenstaande bijna twee en een half jaar langer dan redelijk is, moeten leven in onzekerheid over de afloop van de strafzaak. De rechtbank verbindt daaraan de volgende consequentie.
Bij een spoedige berechting zou de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden passend en geboden zijn geweest. Uitgangspunt voor een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden dient naar bevind van zaken te worden gehandeld, waarbij de maximale aftrek in geval van een vrijheidsstraf een absoluut maximum kent van zes maanden. De rechtbank acht, alles afwegende, een vermindering van de gevangenisstraf met de maximale duur van zes maanden in dit geval redelijk.
Aldus is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden aan de orde. Verdachte heeft bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die zich verzetten tegen een hernieuwde detentie. Deze omstandigheden, in combinatie met het tijdsverloop, brengen de rechtbank ertoe het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren op zijn plaats.
Tenslotte zal de rechtbank aan verdachte een geldboete opleggen van € 20.000,--, subsidiair 135 dagen hechtenis.
Beroepsverbod
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, aanleiding om daarenboven een onvoorwaardelijk beroepsverbod aan verdachte op te leggen, in die zin dat verdachte het beroep van (middellijk of onmiddellijk) bestuurder van rechtspersonen niet mag uitoefenen. Daarvoor is van belang dat verdachte zich in deze zaak als (onmiddellijk of middellijk) bestuurder van een rechtspersoon heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, door de verschillende vennootschappen te gebruiken in witwasconstructies. Hij heeft met andere woorden meerdere malen zijn positie als bestuurder misbruikt om strafbare feiten te plegen, hetgeen oplegging van een beroepsverbod rechtvaardigt. Het verbod zal gelden voor de duur van drie jaren.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen bedrag van € 20.000,-- moet worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft betoogd dat het in beslag genomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermeldde € 20.000,--, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat niet is gebleken dat het geld enige relatie heeft als bedoeld in artikel 33a Sr met het bewezen verklaarde feit, en evenmin voor onttrekking aan het verkeer. Daarnaast verzet het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 28, 31 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2
telkens het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
74 (vierenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 20.000,-- (zegge: twintigduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
135 (honderdvijfendertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van
€ 20.000,--aan verdachte, [verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Bergschenhoek, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 127.955,88 euro, althans een of meer geldbedrag(en) (totaal) 48.500,-- euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 12.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 24 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 20] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 25 januari 2017 een overboeking van euro 12.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 27 januari 2017 een overboeking van euro 4.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] ,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 127.955,88 euro, althans een of meer geldbedrag(en) (totaal) 48.500,-- euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), en wel:
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 12.500,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 24 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 20 januari 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 20] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 25 januari 2017 een overboeking van euro 12.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] , en/of
* op 27 januari 2017 een overboeking van euro 4.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] B.V. naar bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 1] ,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier A/verjaardagsfeest [naam 1] “)
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 13 juni 2019 te Capelle aan den IJssel en/of Bergschenhoek en/of Amstelveen, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] ) en/of de woning met het adres [adres] , en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van euro 19.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en/of een overboeking van euro 31.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 43] [bedrijf 9] ("overboeking 1 en 2"), en/of
* op 23 maart 2017 een contante storting van euro 7.500,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van die euro 7.500,-- op 23 maart 2017 naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 3"), en/of
* op 24 maart 2017 een contante storting van euro 10.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 24 maart 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 8] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4") , en/of
* op 27 maart 2017 een contante storting van euro 12.000,-- alsmede een overboeking van euro 1.100,-- van bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [verdachte] beiden op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van euro 13.100,-- van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4") , en/of
* op 27 maart 2017 een tweetal contante stortingen van euro 700,-- en euro 13.300,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 (telkens) de overboeking van euro 700,-- en euro 13.300,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4") , en/of
* op 24 maart 2017 een contante storting van euro 10.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 24 maart 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 19] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4") , en/of
* op 27 maart 2017 een tweetal contante storting van euro 9.900,-- en euro 3.000,-- beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 de overboeking van euro 12.900,-- van bankrekening [rekeningnummer 19] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4") , en/of
* op 6 april 2017 een storting van euro 10.000,-- en/of een storting van euro 2.550,-- beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en/of (vervolgens) de overboeking op 6 april 2020 van euro 7000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 7"),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of woning was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 357.149,95 euro (aankoop woning [adres] ) en/of de woning met het adres [adres] , en wel:
* op 7 februari 2017 een overboeking van euro 19.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en/of een overboeking van euro 31.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV (beiden) naar bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 43] [bedrijf 9] ("overboeking 1 en 2"), en/of
* op 23 maart 2017 een contante storting van euro 7.500,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) de overboeking van die euro 7.500,-- op 23 maart 2017 naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 3"), en/of
* op 24 maart 2017 een contante storting van euro 10.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 24 maart 2017 een overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening NL2GRABO0314975659 naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4") , en/of
* op 27 maart 2017 een contante storting van euro 12.000,-- alsmede een overboeking van euro 1.100,-- van bankrekening [rekeningnummer 18] ten name van [verdachte] beiden op bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] en (vervolgens) op 27 maart 2017 een overboeking van euro 13.100,-- van bankrekening [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 10] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV (“overboeking 4"), en/of
* op 27 maart 2017 een tweetal contante stortingen van euro 700,-- en euro 13.300,-- op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 (telkens) de overboeking van euro 700,-- en euro 13.300,-- van bankrekening [rekeningnummer 1] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4"), en/of
* op 24 maart 2017 een contante storting van euro 10.000,-- op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 24 maart 2017 de overboeking van euro 10.000,-- van bankrekening [rekeningnummer 19] ten name van [bedrijf 2] BV naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4"), en/of
* op 27 maart 2017 een tweetal contante storting van euro 9.900,-- en euro 3.000,-- beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en (vervolgens) op 27 maart 2017 de overboeking van euro 12.900,-- van bankrekening [rekeningnummer 19] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 4"), en/of
* op 6 april 2017 een storting van euro 10.000,-- en/of een storting van euro 2.550,-- beiden op bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 2] BV en/of (vervolgens) de overboeking op 6 april 2020 van euro 7000,-- van bankrekening [rekeningnummer 3] naar bankrekening [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 17] BV ("overboeking 7"),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
("Zaaksdossier B/Witwassen woning: [adres] ")
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2017 tot en met 13 juni 2019 te Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Bergschenhoek, en/althans (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 37.499,-- euro, althans 17.000,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Audi A3 (kenteken [kenteken 1] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) en/of dat voertuig was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten (onder andere):
= één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)/overboeking(en) tot een totaalbedrag van (circa) 37.499,-- euro, althans 17.000,-- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of een voertuig Audi A3 (kenteken [kenteken 1] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van die/dat feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(zaaksdossier E aanvulling Audi A3)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, met de aanduiding 26Ederena / LERBD18006, met alle bijbehorende zaaksdossiers en/of ordners.
2.Zaaksdossier A, ordner 10, proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 27 t/m 29.
3.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] B.V. van 8 mei 2018, en
4.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens met bijlagen van 11 april 2019, pagina’s 56, 57 en 76 t/m 81.
5.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina’s 110 en 111.
6.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina’s 110 en 111.
7.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina’s 113 en 114.
8.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina’s 113 en 114.
9.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina 792.
10.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 185, 198 t/m 206.
11.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 610 en 611.
12.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina’s 641 t/m 648.
13.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 5] B.V. van 30 april 2018, pagina’s 104 en 105.
14.Zaaksdossier B, ordner 12, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 6] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 107 en 108.
15.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 1 maart 2019, pagina’s 126 t/m 128, en
16.Zaaksdossier B, ordner 13, een geschrift, te weten een kopie van een e-mail van 10 april 2017 van [e-mailadres 6] aan [e-mailadres 2] , pagina’s 683 t/m 686.
17.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens met bijlagen van 25 juni 2019, pagina 640.
18.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 388, 389 en 392 t/m 402.
19.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 29 november 2019, pagina 703.
20.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 43] [bedrijf 9] van 28 januari 2020, pagina’s 692 t/m 695, en
21.Wanneer in dit vonnis wordt gesproken over een overboeking van een rechtspersoon naar een rechtspersoon (dan wel natuurlijk persoon), dan wordt bedoeld: van de bankrekening van een rechtspersoon naar een bankrekening van een rechtspersoon (dan wel de bankrekening van een natuurlijk persoon).
22.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 43] [bedrijf 9] van 17 mei 2018, pagina’s 354 t/m 356.
23.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van Stichting [bedrijf 9] van 17 mei 2018, pagina’s 358 t/m 360.
24.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
25.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 705 en 706.
26.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] B.V. van 8 mei 2018, en
27.(Aanvullend) het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met bijlagen van 14 december 2020, pagina 9 en bijlage 7 (een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] B.V. van 8 mei 2018).
28.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina 792.
29.Zaaksdossier B, ordner B, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 706.
30.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
31.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 706 t/m 710.
32.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 13] N.V. van 2 december 2019, pagina’s 862 t/m 865.
33.Zaaksdossier A, ordner 11, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 13] N.V. van 6 maart 2020, pagina’s 647 t/m 648, en
34.Zaaksdossier B, ordner 13, een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [bedrijf 14] B.V. van 2 december 2019, pagina’s 912 t/m 917, en
35.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] met bijlagen van 18 maart 2020, pagina’s 783 t/m 786.
36.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 17] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 161 t/m 163.
37.Zaaksdossier A, ordner 10, een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 39] B.V. van 7 mei 2018, pagina’s 165 t/m 167, en
38.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 februari 2020, pagina’s 185, 198 t/m 206.
39.Zaaksdossier A, ordner 10, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 325 t/m 336.
40.Zaaksdossier A, ordner 10, ING Onderzoeksrapport – [bedrijf 17] BV en [bedrijf 40] BV van 18 april 2018 4 februari 2020, pagina’s 348 t/m 352.
41.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
42.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 710 t/m 713.
43.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
44.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 713 en 714.
45.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
46.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 714 en 715.
47.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
48.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 715 en 716.
49.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
50.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 716 t/m 720.
51.Zaaksdossier B, ordner 13 een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 27] B.V. van 19 oktober 2018, pagina’s 891 t/m 901.
52.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 885 t/m 887.
53.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 15, 25 en 37.
54.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina 703.
55.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2019, pagina’s 720 en 721.
56.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389 en 409 t/m 418.
57.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina’s 1005 en 1011.
58.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 november 2018, pagina’s 389, 390 en 423 t/m 434.
59.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 4 december 2019, pagina 1006.
60.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van , pagina’s 1044
61.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1043, 1045, 1046 en 1050 t/m 1052.
62.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020, pagina’s 1047 t/m 1050.
63.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 1150 t/m 1153, 1155 t/m 1160, 1188 en 1189.
64.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
65.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina’s 47 t/m 50, en
66.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 7 januari 2020, pagina’s 157 t/m 162.
67.Zaaksdossier B, ordner 12, gebruikersovereenkomst woning [adres] , pagina’s 385 en 386.
68.Zaaksdossier B, ordner 12, het proces-verbaal van relaas van 21 april 2020, pagina 77, en
69.Zaaksdossier B, ordner 15, bijlage 107, een geschrift, te weten een e-mail met bijlagen van 18 december 2018 van [e-mailadres 7] aan [e-mailadres 8] , pagina’s 1688 t/m 1692.
70.Zaaksdossier B, ordner 14, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 3 februari 2020 (bijlage 16: tapgesprek 12 december 2018), pagina 1146.
71.Algemeen dossier en beslag, ordner 1, het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlagen van 13 juni 2019, pagina’s 39 en 49.
72.Verklaringen, ordner 24b, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 3 maart 2020, pagina 30.
73.Zaaksdossier B, ordner 13, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 april 2020, pagina’s 952, 954, 955 en 969 t/m 972.
74.Verklaringen, ordner 24a, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 3 maart 2020, pagina 43.
75.Zaaksdossier E, ordner 21-1, het proces-verbaal van relaas van 17 augustus 2020, pagina 1191.
76.Zaaksdossier E, ordner 21-1, een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [bedrijf 10] BV van 8 mei 2018, pagina 1223.
77.Zaaksdossier E, ordner 21-1, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 2] van 6 augustus 2020, pagina 1199.
78.Zaaksdossier E, ordner 21-1, een geschrift, te weten een koopovereenkomst van 6 oktober 2017 tussen [bedrijf 42] en [bedrijf 10] BV, pagina’s 1203 t/m 1205.
79.Zaaksdossier E, ordner 21-1, het proces-verbaal van relaas van 17 augustus 2020, pagina 1195.
80.Zaaksdossier E, ordner 21-1, een geschrift, te weten een tenaamstellingsverslag van [kenteken 1] van de RDW van 13 oktober 2017, pagina 1211.
81.Zaaksdossier E, ordner 21-1, een geschrift, te weten een uittreksel van de RDW van [kenteken 1] van 6 augustus 2020, pagina 1230.
82.Zaaksdossier E, ordner 21-1, het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 14 april 2020, pagina’s 1284, 1290, 1291 en 1332.
83.Zaaksdossier E, ordner 21-1, het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met bijlagen van 11 april 2019, pagina’s 1246 t/m 1252, en
84.Zaaksdossier E, ordner 21-1, het proces-verbaal van verhoor verdachte B. [naam 16] van 13 maart 2020, pagina 1391.