Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.3. De bewijsoverwegingen
€ 19.294,-- aan boete en meerkosten betaald. Het totale aankoopbedrag van de woning bedroeg € 357.149,95. [19]
- op 1 februari 2017 werd € 57.512,45 overgeboekt van rekening [rekeningnummer 6] van [bedrijf 3] naar rekening [rekeningnummer 3] van [bedrijf 2] (omschrijving: ‘ [rekeningnummer 7] ’);
- op 7 februari 2017 werd € 31.000,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 9] (omschrijving ‘ [naam 7] [nummer 3] ’);
- op 1 februari 2017 werd € 19.593,79 overgemaakt van [bedrijf 3] naar rekening [rekeningnummer 8] van [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] );
- op 7 februari 2017 werd € 19.000,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Dossier [nummer 3] ’).
- op 20 maart 2017 werd € 3.600,-- contant gestort op rekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
- op 20 maart 2017 werd € 3.500,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar rekening [rekeningnummer 10] van de [bedrijf 13] NV (hierna: [bedrijf 13] ) (omschrijving: ‘Tijd. verstrekking’);
- op 20 maart 2017 werd € 3.400,-- overgemaakt van [bedrijf 13] naar rekening [rekeningnummer 11] van [bedrijf 14] BV (hierna: [bedrijf 14] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 4] ’);
- op 20 maart 2017 werd € 9.679,65 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 12] van [bedrijf 15] naar [bedrijf 13] (omschrijving: ‘REF 1934871.1703.01’);
- op 21 maart 2017 werd € 700,--, € 200,-- en € 7.000,-- overgemaakt van rekening [rekeningnummer 13] van de Ierse [naam 8] naar [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] (omschrijvingen: ‘ [nummer 5] ’, ‘ [nummer 6] ’ en ‘ [nummer 7] ’);
- op 21 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar [bedrijf 13] (omschrijving: ‘Tijd verstrekking’);
- op 21 maart 2017 werd € 9.500,-- en € 4.500,-- overgemaakt van [bedrijf 13] naar [bedrijf 14] (omschrijvingen: ‘Factuur [nummer 8] ’ en ‘Factuur [nummer 9] ’);
- op 22 maart 2017 werd € 1.950,-- contant gestort op rekening [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
- op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar rekening [rekeningnummer 14] van de Duitse rechtspersoon [bedrijf 16] GmbH (hierna: [bedrijf 16] );
- op 22 maart 2017 werd € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 14] (omschrijving: ‘Teveel betaald’);
- op 21, 22 en 23 maart 2017 werd respectievelijk € 12.500,--, € 4.500,-- en € 500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar rekening [rekeningnummer 15] van [bedrijf 17] BV (hierna: [bedrijf 17] ) (telkens omschrijving: ‘Overeenkomst [bedrijf 18] ’);
- op 23 maart 2017 werd € 14.000,-- contant gestort op [bedrijf 17] ;
- op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- contant gestort op [bedrijf 2] ;
- op 23 maart 2017 werd € 7.500,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘investering [bedrijf 5] ’);
- op 23 maart 2017 werd € 41.000,-- overgemaakt van [bedrijf 17] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Dossier [adres] ’).
- op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 22] BV;
- op 24 maart 2017 werd € 12.500,-- overgemaakt van [bedrijf 22] BV naar [bedrijf 17] (omschrijving: investering [bedrijf 5] );
- op 27 maart 2017 werd € 10.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
- op 27 maart 2017 werd € 20.000,-- overgemaakt van [bedrijf 23] BV naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘investering deel 1’);
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,--, € 700,--, € 13.300,--, € 9.900,-- en
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 12.000,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 10] ;
- op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 16] van [verdachte] ;
- op 27 maart 2017 werd € 1.100,-- overgemaakt van [verdachte] naar [bedrijf 10] (omschrijving: ‘Diverse investeringen’);
- op 24 en 27 maart 2017 werd € 10.000,-- en € 13.100,-- overgemaakt van [bedrijf 10] naar [bedrijf 17] (omschrijving: investering [bedrijf 5] );
- op 24 en 27 maart 2017 maakt [bedrijf 17] respectievelijk € 30.000,--, € 25.000,--, € 35.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 9] .
- op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 24] BV € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 17] (omschrijving: Investering [bedrijf 25] );
- op 30 maart 2017 werd door [bedrijf 17] € 20.000 overgemaakt naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘ [adres] dossier’).
- op 31 maart en 3 april 2017 werden respectievelijk € 11.950,-- en € 10.900,-- contant gestort op [bedrijf 17] ;
- op 3 april 2017 werd € 9.100,-- contant gestort op de rekening van [naam 12] (zijnde de zoon van [medeverdachte 2] );
- op 4 april 2017 werd € 9.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 12] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘Aankoop Volvo’);
- op 3 en 4 april 2017 maakte [bedrijf 17] € 20.000,-- en € 10.000,-- over naar [bedrijf 9] (omschrijvingen: ‘Deelbetaling’ en ‘ [adres] ’).
- op 6 april 2017 werd € 10.000,-- en € 2.550,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 2] ;
- op 6 april 2017 werd € 7.000,-- overgemaakt van [bedrijf 2] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘Investering [bedrijf 5] );
- op 7 april 2017 werd € 11.980,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
- op 7 april 2017 werd € 9.150,-- contant gestort op de rekening van [naam 12] ;
- op 7 april 2017 werd € 9.150,-- overgemaakt van de rekening van [naam 12] naar [bedrijf 17] (omschrijving: ‘Tweede betaling Volvo’);
- op 7 april 2017 maakte [bedrijf 17] € 30.000 over naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Deelbetaling’).
- op 10 april 2017 werd € 9.910,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
- op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Eigen bijdrage voertuigen’);
- op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 14] ;
- op 10 april 2017 werd € 9.500,-- overgemaakt van [bedrijf 14] naar [bedrijf 26] BVBA (hierna: [bedrijf 26] ) (omschrijving: ‘Factuur [nummer 10] ’);
- op 10 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 26] ;
- op 10 april 2017 werd € 10.000,--, € 9.850,-- en € 1.100,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 26] ;
- op 10 april 2017 werd € 40.000,-- overgemaakt van [bedrijf 26] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 5] ’);
- op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 27] BV (hierna: [bedrijf 27] );
- op 10 april 2017 werd € 9.800,-- overgemaakt van [bedrijf 27] naar [bedrijf 16] (omschrijving: ‘Factuur [nummer 11] ’);
- op 10 april 2017 werd € 9.900,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 28] ;
- op 10 april 2017 maakte [bedrijf 28] € 9.750,-- over naar [bedrijf 16] ;
- op 10 april 2017 werd € 1.550,-- contant gestort op rekening van [naam 13] (zijnde de dochter van [medeverdachte 5] );
- op 10 april 2017 werd € 1.550,-- overgemaakt van de rekening van [naam 13] naar [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] ;
- op 10 april 2017 werd € 700,-- en € 18.500,-- overgemaakt van [bedrijf 16] naar [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] (omschrijving: ‘Declaraties en vliegkosten dec-2016’);
- op 10 april 2017 werd € 20.270,-- overgemaakt van [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] naar [bedrijf 13] (omschrijving: ‘Verrekening kosten incl. tijd verstrekking ultimo’);
- op 10 april 2017 werd € 9.950,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 13] ;
- op 10 april 2017 werd € 30.000,-- overgemaakt van [bedrijf 13] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘Lening [bedrijf 5] ’).
- op 12 april 2017 werd € 6.350,-- contant gestort op de rekening van [bedrijf 17] ;
- op 13 april 2017 werd € 6.000,-- en € 200,-- overgemaakt van [bedrijf 17] naar [bedrijf 9] (omschrijvingen: ‘Restant [adres] ’ en ‘Restant van restant’);
- op 12 en 13 april 2017 werd € 7.900,-- en € 2.450,-- contant gestort op rekening van [naam 12] ;
- op 13 april 2017 werd € 10.000,-- overgemaakt van de rekening van [naam 12] naar [bedrijf 9] (omschrijving: ‘ [adres] ’).
€ 330.000,--. [64] Onder het document ‘ [bedrijf 32] ’ is een scenario in fases uitgeschreven. Dit scenario komt deels overeen met hoe het daadwerkelijk is gegaan, zoals hierboven uiteengezet. [65]
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van gewoontewitwassen;
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
medeplegen van gewoontewitwassen;
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
74 (vierenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
een geldboete van € 20.000,-- (zegge: twintigduizend euro);
135 (honderdvijfendertig) dagen;
ontzetting vanhet recht tot uitoefening van
het beroep van – middellijk of onmiddellijk – bestuurder van een rechtspersoonvoor duur van
3 (drie) jaren;
€ 20.000,--aan verdachte, [verdachte] .
mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.