ECLI:NL:RBOVE:2023:4943

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
ak_23_2117
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor woonark en bijbehorende voorzieningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die is verleend aan een derde-partij voor het plaatsen van een woonark met twee meerpalen, alsook het aanleggen van een terras en een toegangsweg. De voorzieningenrechter heeft op 16 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de verzoekers, de gemachtigde van de verweerder (het college van burgemeester en wethouders van Kampen) en de derde-partij aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dit is gebaseerd op de overweging dat er geen sprake is van een onomkeerbare situatie of onherstelbaar nadeel voor de verzoekers. De voorzieningenrechter wijst erop dat de rechtspraak omtrent spoedeisend belang zeer strikt is en dat er alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er een zwaarwegend spoedeisend belang is. In dit geval is de woonark verplaatsbaar en kan deze zonder grootscheepse sloopwerkzaamheden van het perceel worden verwijderd. Dit geldt ook voor de bijbehorende voorzieningen zoals het terras en de toegangsweg.

De derde-partij heeft verklaard dat de woonark en de bijbehorende voorzieningen pas na een periode van een halfjaar kunnen worden geplaatst, omdat er eerst nog werkzaamheden aan een recreatieschip moeten worden afgerond. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, in aanwezigheid van griffier R.K. Witteveen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2117

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekers], uit [woonplaats 1], verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Kampen, verweerder,

(gemachtigde: W.R. Beukhof).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [woonplaats 2].

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aan de derde-partij verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een woonark met twee meerpalen en het aanleggen van een terras en een toegangsweg op het perceel achter [adres] (verder: het bestreden besluit).
Verweerder heeft het bestreden besluit op 3 oktober 2023 genomen. Verzoekers hebben daartegen op 18 oktober 2023 beroep ingesteld en gelijktijdig een voorlopige voorziening gevraagd. Als gevolg hiervan treedt de omgevingsvergunning niet eerder in werking dan nadat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verweerder en de derde-partij.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
De voorzieningenrechter benadrukt dat de rechtspraak over het spoedeisend belang zeer strikt is. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is slechts plaats als een zwaarwegend spoedeisend belang maakt dat het voor een verzoeker onevenredig bezwaarlijk zou zijn de beslissing in de hoofdzaak – in dit geval de uitspraak in het beroep – te moeten afwachten. Er moet daarvoor sprake zijn van een onomkeerbare situatie of een onherstelbaar nadeel. Die situatie acht de voorzieningenrechter in het onderhavige geval niet aan de orde.
De aan de derde-partij verleende omgevingsvergunning voorziet in de mogelijkheid om op het voornoemde perceel een nieuwe woonark neer te leggen. Deze zal op die plaats worden verankerd aan twee te plaatsen meerpalen. De woonark wordt niet aard en nagelvast verankerd in de bodem van het perceel. De woonark is daarmee verplaatsbaar en kan derhalve zonder grootscheepse sloopwerkzaamheden weer van het perceel worden verwijderd naar elders. Van een onomkeerbare situatie of onherstelbaar nadeel is daarmee geen sprake. Dat geldt ook voor het terras en de toegangsweg. Over de meerpalen overweegt de voorzieningenrechter dat die naar hun aard weliswaar wel in de bodem bij het perceel worden verankerd, maar ook daarvoor geldt niet dat die in het geheel niet meer zouden kunnen worden verwijderd. Dat het feitelijk verplaatsen van de hiervoor genoemde werken het nodige werk en kosten met zich brengt, maakt dat niet anders. Dat aspect dient immers voor rekening en risico van de derde-partij te blijven.
De derde-partij heeft ter zitting in dit verband verklaard dat de woonark en de daarbij vergunde voorzieningen niet eerder dan na een periode van een halfjaar na heden op het perceel zullen kunnen worden geplaatst. Ten tijde van de zitting ligt op het perceel nog een recreatieschip van de derde-partij, dat hij eerst wil afbouwen. Pas als die werkzaamheden afgerond zijn, wordt met de bouw van de woonark gestart.
De conclusie is dan ook dat er geen enkel spoedeisend belang is.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.