Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1] B.V.,
[eiser 2] B.V.,
[eiser 3],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4] B.V.,
5.
[gedaagde 5] B.V.,
6.
[gedaagde 6] B.V.,
7.
[gedaagde 7] B.V.,
8.
[gedaagde 8] B.V.,
9.
[gedaagde 9] B.V.,
10.
[gedaagde 10] B.V.,
11.
[gedaagde 11] B.V.,
12.
[gedaagde 12] B.V.,
13.
[gedaagde 13],
14.
[gedaagde 14],
15.
[gedaagde 15] B.V.,
16.
[gedaagde 16],
17.
[gedaagde 17] B.V.,
18.
[gedaagde 18] B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 22 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 26 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waar de spreekaantekeningen van de advocaten zijn aangehecht.
2.Inleiding
3.De feiten
4.Informatie vastgoedobjecten
4.Het geschil
in de kwestie [gedaagde 9]
in de kwestie [adres 2]
in de kwestie [adres 9]
5.De beoordeling
voor de oordeelsvorming van [eiser 3] bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst” zoals in art. 4 van de VSO is bepaald.
In de onderhavige zaak bestaat niet zozeer een verschil van mening over de vraag of de tekst de partijbedoelingen goed weergeeft, maar verschillen partijen vooral van mening hoe de termen als “redelijkerwijs”, “in redelijkheid” en “belangrijk voor de oordeelsvorming” dienen te worden verstaan. De rechtbank acht bij de uitleg van de overeenkomst onder meer de achtergrond van het verstrekken van gevraagde garanties van belang. Dat is vooral – zoals [eisers] ook aanvoeren – dat er bij [eisers] een informatieachterstand bestond ten opzichte van [gedaagden 1] . Daarover hebben [eisers] in een e-mailbericht van 6 november 2019 aan de bemiddelaar Bun aangegeven: “
Het gaat dan natuurlijk niet om kleine zaken, maar zaken die materiele waarde hebben. Het kan zomaar zijn dat er ergens een bod op is gedaan dat (veel) hoger ligt dan de waardebepaling die wij overeenkomen.”.
Dat [gedaagden 2] heeft verklaard in december 2019 met [naam 4] te hebben gesproken en daarbij indicatieve bedragen te hebben genoemd, betekent niet dat er ook is onderhandeld tussen [gedaagden 2] en [naam 4]. [naam 4] bevestigt ook dat er wel contact is gehouden met [gedaagden 1] maar dat geen afspraken zijn gemaakt. Van een situatie waarin [gedaagden 1] gehouden was aan [eisers] informatie te verschaffen die belangrijk was voor de oordeelsvorming is onvoldoende gebleken. Een mededelingsplicht zou mogelijk wel aan de orde zijn in het geval dat BPD een aanzienlijk hoger bedrag zou hebben genoemd dan eerder bekend was, dat is echter niet gesteld en is ook anderszins niet gebleken. Geconcludeerd moet worden dat [eisers] hun vermoedens dat wel is onderhandeld met BPD onvoldoende concreet hebben kunnen maken, ook na het onder ede laten horen van getuigen.
Ook blijkt uit het voorgaande dat het laadvermogen dat door [naam 13] werd berekend met [eisers] is gedeeld. Deze bestanden zijn immers aan [eisers] toegezonden en waren onderdeel van de bijlagen bij de VSO. Op deze punten zijn [gedaagden 1] daarom naar het oordeel van de rechtbank niet tekortgeschoten. Door [eisers] is niet gesteld dat [gedaagden 1] over meer informatie van [naam 13] beschikten. Ook hebben [eisers] niet betwist dat zij daar geen verdere vragen over hebben gesteld. Ten aanzien van de gestelde betrokkenheid van HMO in 2019 kan de rechtbank evenmin tot de conclusie komen dat [gedaagden 1] zijn tekort geschoten in de nakoming van artikel 4. Uit de getuigenverklaring van [gedaagde 1] blijkt immers dat BPD in overleg met HMO wilde treden. Daaruit kan de rechtbank niet opmaken dat [gedaagden 1] daadwerkelijk bij enig overleg betrokken was, noch dat [gedaagden 1] informatie heeft gekregen waaruit een ander dan het aanvankelijk ingeschatte bouwvolume volgt. Daargelaten dat [eisers] onvoldoende concreet zijn geweest in dit verwijt, maakt het enkele feit dat volumestudies zijn gemaakt niet dat [gedaagden 1] dat hadden moeten meedelen. Zoals uit het voorgaande volgt is het door [naam 13] berekende laadvermogen immers gedeeld met [eisers] Gesteld noch gebleken is dat HMO in haar overleggen met BPD tot andere aantallen is gekomen, laat staan dat deze getallen bij [gedaagden 1] bekend zijn geworden.
nade update van [naam 12] in de tweede helft van 2019 met BPD nog hebben onderhandeld en dat daarbij het best mogelijke onderhandelingsresultaat was bereikt. [eisers] hebben ter ondersteuning van hun standpunt verwezen naar het gesprek op 6 december 2019 in [plaats] . De getuigenverklaring van [gedaagde 13] en de schriftelijke verklaring van [naam 3] ondersteunen dat standpunt echter onvoldoende. Op de vraag: “
Heeft [naam 15] mij uiteindelijk overtuigd dat Euro 24,5 miljoen het maximaal haalbare was en dat ik hem daarop moest vertrouwen” heeft [naam 3] geantwoord met “
Ja, dat klopt”. Daaruit blijkt echter niet dat [gedaagden 1] nog met BPD hebben onderhandeld over de BPD-locaties (als geheel)
nadatde update van [naam 12] en de brief van [naam 16] in de zomer aan [eisers] zijn gestuurd. Deze enkele verklaring van [gedaagde 13] , dat Euro 24,5 miljoen het maximaal haalbare was, behelst namelijk een conclusie of een aanname, maar zegt niet waar [gedaagde 13] die conclusie of aanname op baseerde. Dat [eisers] daaruit – kennelijk ten onrechte - heeft afgeleid dat [gedaagden 1] nog met BPD heeft onderhandeld is een veronderstelling van [eisers] , die wellicht gevoed is door informatie van de kant van [gedaagden 1] in de zomer van 2019 dat er nog gesprekken met BPD zouden worden gevoerd, maar die strikt genomen niet gebaseerd is op onjuiste of misleidende informatie van [gedaagden 1] , in het bijzonder niet op informatie van [gedaagden 1] dat er na de zomer van 2019 nog verder met BPD is onderhandeld. Voor de hand had gelegen dat [eiser 3] aan [gedaagde 13] had gevraagd waar hij op baseerde dat 24,5 miljoen het hoogst haalbare was.
- i) De koopovereenkomst waaruit de koopprijs blijkt met betrekking tot de [gedaagde 9] ;
- ii) De koopovereenkomst of andere documenten waaruit de afspraken en voorwaarden blijken met betrekking tot (de verwerving van) [bedrijf 6];
- iii) De koopovereenkomst waaruit de koopprijs blijkt met betrekking tot Object [adres 9] .