ECLI:NL:RBOVE:2023:486

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
ak_22_669
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor de functie van docent na eerdere veroordelingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) beoordeeld. Eiser had op 5 november 2021 een VOG aangevraagd voor de functie van docent bij het Etty Hillesum Lyceum – De Marke te Deventer. De aanvraag werd afgewezen door de minister voor Rechtsbescherming op basis van justitiële gegevens die in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) waren geregistreerd. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren voor verschillende strafbare feiten, waaronder drugshandel en witwassen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de VOG gerechtvaardigd is, omdat de justitiële gegevens een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie van docent, gezien het risico voor de samenleving. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder gevolgd en geconcludeerd dat het tijdsverloop sinds de laatste veroordeling te kort is om te concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn persoonlijke omstandigheden zodanig zijn dat de VOG toch zou moeten worden afgegeven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de VOG.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/669

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

(gemachtigde: M. Singh).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van
de aanvraag van eiser om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 14 december 2021 afgewezen.
In het bestreden besluit van 11 april 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanleiding
3. Eiser heeft op 5 november 2021 een VOG aangevraagd voor de functie van docent bij het Etty Hillesum Lyceum – De Marke te Deventer. Het screeningsprofiel onderwijs is op deze functie van toepassing.
Relevante wet- en regelgeving
4. Bij de beoordeling van de aanvraag heeft verweerder de criteria toegepast
die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (de Beleidsregels). Daarin
is bepaald dat als een aanvrager in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) staat, verweerder aan de hand van een objectief en een subjectief criterium bekijkt of de afgifte van een VOG gerechtvaardigd is. Bij de toetsing aan het objectieve criterium bekijkt verweerder of de justitiële gegevens, indien herhaald en gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Is daarvan sprake, dan zal de aanvraag in beginsel worden afgewezen. Bij het subjectieve criterium beoordeelt verweerder, als is voldaan aan het objectieve criterium, of de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat een VOG toch moet worden afgegeven.
Bestreden besluit
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Omdat eiser binnen de terugkijktermijn van vier jaren een vrijheidsbeperkende straf of maatregel of preventieve hechtenis heeft ondergaan, is de terugkijktermijn van vier jaren vermeerderd met twee jaren en tien maanden en zes dagen. Binnen deze terugkijktermijn zijn in het JDS de volgende relevante justitiële gegevens geregistreerd:
- Eiser is op 23 april 2020 in eerste aanleg veroordeeld wegens het medeplegen van harddrugshandel/ smokkel, meermalen gepleegd, witwassen en drie gevallen van het medeplegen van het aanwezig hebben van drugs, meermalen gepleegd tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
Tegen deze uitspraak heeft eiser op 4 mei 2020 hoger beroep ingesteld. Deze zaak is volgens de door het Openbaar Ministerie verstrekte gegevens nog niet inhoudelijk behandeld.
Volgens verweerder vormen deze justitiële gegevens, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Uit het JDS blijkt dat eiser met justitie in aanraking is gekomen wegens drugsdelicten. Indien dit herhaald wordt in de door eiser beoogde functie, is een risico aanwezig voor het welzijn en de veiligheid van de aan eisers zorg toevertrouwde leerlingen en bestaat de mogelijkheid dat zij in aanraking komen met drugs(handel) en/ of daarmee samenhangende criminaliteit. Daarnaast blijkt uit het JDS
dat eiser met justitie in aanraking is gekomen wegens een fraudedelict, te weten witwassen. Indien dit herhaald wordt in de door eiser beoogde functie, bestaat een risico dat eiser zijn functie zal misbruiken teneinde hemzelf of anderen (financieel) te bevoordelen. Ook bestaat het risico dat eiser zijn administratieve handelingen niet naar behoren verricht en op deze manier de aan zijn zorg toevertrouwde leerlingen benadeelt. Volgens verweerder is verder van belang dat eiser als docent een voorbeeldfunctie vervult, nu daar een opvoedkundig element aan is verbonden. Herhaling van strafbare feiten in de hoedanigheid van docent brengt het risico met zich mee dat zijn strafbare gedragingen tevens als voorbeeldgedrag wordt gezien dat door zijn leerlingen wordt gevolgd dan wel gekopieerd.
Hiermee is aan het objectieve criterium voldaan.
Verweerder heeft daarna getoetst aan het subjectieve criterium en heeft in de omstandig-heden van eisers geval geen aanleiding gezien toch over te gaan tot afgifte van de VOG.
De verstreken periode sinds eisers laatste veroordeling in eerste aanleg op 23 april 2020, bezien in het licht van de terugkijktermijn van vier jaren, welke is verlengd met de duur van de detentieperiode, is op dit moment nog te kort om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen om toewijzing van de VOG te rechtvaardigen. Verder is eiser eenmaal veroordeeld, maar is sprake van meerdere strafbare feiten die op verschillende data zijn gepleegd. De omstandigheid dat eiser slechts eenmaal is veroordeeld weegt verweerder daarom niet in zijn voordeel mee. Op 23 april 2020 is eiser in eerste aanleg veroordeeld tot een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren. Hoewel eiser tegen deze veroordeling hoger beroep heeft ingesteld en de veroordeling daarmee nog niet onherroepelijk is, kan uit deze strafafdoening in eerste aanleg worden afgeleid dat de feiten eiser door de rechter niet licht zijn aangerekend. Volgens verweerder weegt het belang van de samenleving bij bescherming tegen het bij het objectieve criterium vastgestelde risico zwaarder dan het belang dat eiser heeft bij verkrijging van de gevraagde VOG. Ook kan niet gezegd worden dat eiser door de weigering van de VOG wordt belemmerd in zijn resocialisatie.
Overwegingen
Griffierecht
6. Eiser heeft aangegeven dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen. Op verzoek van de rechtbank heeft eiser dit beroep op betalingsonmacht nader onderbouwd met stukken. Beoordeling van deze stukken heeft uitgewezen dat wordt voldaan aan de criteria voor betalingsonmacht, te weten dat het netto-inkomen van eiser en zijn eventuele partner gezamenlijk lager is dan 95% van een maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande èn eiser (en zijn eventuele fiscale partner) geen vermogen hebben waaruit het griffierecht kan worden betaald. Gelet hierop kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat eiser door het niet betalen van het griffierecht in verzuim is geweest, zodat niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te blijven.
Het objectieve criterium
7. Eiser heeft niet betwist dat voldaan is aan het objectieve criterium. Daarom staat vast dat de justitiële gegevens van eiser die zijn aangetroffen in het JDS, als deze worden herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie van docent.
Het subjectieve criterium
8. Op grond van de Beleidsregels ziet het subjectieve criterium op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving over deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG. Daarbij moeten volgens de Beleidsregels altijd de afdoening van de strafzaak, de hoeveelheid antecedenten en het tijdsverloop worden betrokken.
9. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat er te weinig wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden. Eiser heeft in dit kader door hem behaalde diploma’s voor de opleiding tot sportmasseur en tot Leider Sportieve Recreatie, brieven van potentiële werkgevers, brieven over sollicitaties, een brief van Transfore, een brief van een ondernemersadviseur en een brief van een reclasseringsmedewerker overgelegd. Volgens eiser zijn er zoveel kansen en mogelijkheden voor hem om te re-integreren in de maatschappij. De weigering om een VOG af te geven verhindert deze re-integratie.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de toetsing aan het subjectieve criterium in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen.
Voorop staat in de beoordeling dat het gaat om een functie in het VMBO-onderwijs
met (minderjarige) leerlingen. Verweerder heeft van doorslaggevend belang kunnen
achten dat eiser pas recent in vrijheid is gesteld en dat het tijdsverloop tussen het verlaten van de detentie op 14 september 2021 en het moment van de aanvraag van de VOG van 5 november 2021 te kort is om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving
in voldoende mate is afgenomen. Het is redelijk om van eiser te verwachten dat hij voor
een langere periode laat zien niet met justitie in aanraking te komen. Ook heeft verweerder bij de belangenafweging kunnen betrekken dat eiser door de rechtbank is veroordeeld voor een ernstig feit, waarvoor een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf is opgelegd. Dat eiser slechts eenmaal is veroordeeld heeft verweerder niet in eisers voordeel hoeven laten meewegen, nu sprake is van meerdere strafbare feiten die op verschillende data zijn gepleegd. Dat eiser in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de strafrechter omdat hij de aan hem opgelegde straf te hoog vindt en de omstandigheid dat het hof de voorlopige hechtenis heeft geschorst, maken het niet anders. Verweerder mag vooralsnog uitgaan van
het oordeel in eerste aanleg. Op dit moment is niet bekend wat de uitspraak van het hof zal zijn. Dat de school een andere afweging heeft gemaakt door eiser de functie aan te bieden, doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van verweerder bij de beoordeling of al dan niet een VOG kan worden afgegeven voor deze functie.
De rechtbank begrijpt dat de weigering van verweerder om eiser een VOG te geven voor
de functie van docent zijn re-integratie kan bemoeilijken, maar zoals ook door verweerder is aangegeven, heeft eiser ook andere mogelijkheden om dit doel te bereiken. De overgelegde documenten hebben verweerder geen aanleiding hoeven geven voor een andere belangenafweging.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.