ECLI:NL:RBOVE:2023:4835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
10793907 \ CV EXPL 23-2571
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in kort geding met betrekking tot executoriale beslagen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, h.o.d.n. Autodeals-Noord, en gedaagde. Eiser heeft op 14 november 2023 een dagvaarding met producties aan gedaagde laten betekenen, waarna de mondelinge behandeling op 17 november 2023 heeft plaatsgevonden. Eiser vorderde de schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis van 27 juni 2023, waarin hij was veroordeeld tot betaling van de koopsom van een auto en het vrijwaren van gedaagde. Eiser stelde dat hij pas na de beslaglegging op de hoogte was van het verstekvonnis en dat de beslagen hem financieel in de problemen brachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eiser om de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis te schorsen, wordt toegewezen. De rechtbank heeft de beslagen opgeheven, met uitzondering van het beslag op één adres, en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van beide partijen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de executie van het verstekvonnis een onredelijke situatie voor eiser zou creëren, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10793907 \ CV EXPL 23-2571
Vonnis in kort geding van 29 november 2023
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. Autodeals-Noord,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.N.E. Bakker,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. Yadegari.

1.De procedure

[eiser] heeft op 14 november 2023 de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben producties in het geding gebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2023. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Bakker. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door
mr. Yadegari. Beide partijen hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Namens [eiser] is nog een eiswijziging ingesteld. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag bij vervroeging uitgesproken.

2.Inleiding: waar de zaak over gaat

2.1.
[gedaagde] heeft in april 2023 van [eiser] een auto gekocht. Volgens [gedaagde] voldoet de auto niet aan de overeenkomst. Tussen partijen is daarover geen oplossing bereikt. [gedaagde] is vervolgens tot dagvaarden overgegaan en [eiser] is in die procedure niet verschenen. Dat heeft geleid tot een verstekvonnis op 27 juni 2023. Het verstekvonnis is betekend en vervolgens is [eiser] het vonnis niet nagekomen. Daarom is [gedaagde] overgegaan tot het leggen van meerdere executoriale beslagen ten laste van
[eiser] . Vanwege een overbetekening van één van de beslagen werd [eiser] naar eigen zeggen op 30 augustus 2023 bekend met het bestaan van een verstekvonnis en werd op 18 september 2023 pas voor het eerst bekend met de inhoud van het verstekvonnis en de daarin opgelegde dwangsommen, die op dat moment al waren volgelopen tot het maximum van € 20.000,00. Daarna is [eiser] een verzetprocedure gestart, waarvan de mondelinge behandeling plaatsvindt in januari 2024. Vanwege de door [gedaagde] gelegde beslagen op bankrekeningen, handelsvoorraad, appartementen en huurpenningen, zegt [eiser] met zijn rug tegen de muur te staan, zowel zakelijk als privé. [gedaagde] daarentegen vindt dat de gelegde beslagen terecht zijn gelegd. [eiser] moet aan de op hem rustende verplichtingen voldoen.
De beslissing samengevat2.2. De vordering van [eiser] om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 juni 2023 te schorsen, totdat op het geschil in de verzetprocedure is beslist, wordt toegewezen. Datzelfde geldt voor de meer subsidiaire vordering van [eiser] dat alle beslagen moeten worden opgeheven, met uitzondering van het beslag op de [adres] . De vordering van [eiser] om de dwangsommen op te heffen, dan wel te bepalen dat de dwangsommen niet eerder kunnen worden verbeurd dan na betekening van het vonnis in de verzetprocedure, wordt afgewezen. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proces- en nakosten van deze procedure.

3.De feiten

3.1.
Bij vonnis van 27 juni 2023 van deze rechtbank is [eiser] bij verstek -samengevat- veroordeeld om de koopsom van de auto ad € 5.011,00 bij volledige ontbinding aan [gedaagde] te betalen. Tevens staat in dit vonnis dat [eiser] gehouden is om op straffe van dwangsommen (tot maximaal € 20.000,00) de auto op te halen en aan [gedaagde] een vrijwaringsbewijs te verschaffen. Verder is [eiser] veroordeeld tot vergoeding van aanvullende schadeposten, rente en proceskosten.
3.2.
Het verstekvonnis is bij exploot van 12 juli 2023 in een gesloten envelop aan
[eiser] betekend, omdat de deurwaarder niemand aantrof aan wie rechtsgeldig een afschrift kon worden gelaten. In dit exploot is bevel gedaan om aan de inhoud van het verstekvonnis te voldoen.
3.3.
[eiser] heeft niet voldaan aan het bevel als bedoeld onder r.o. 3.2.
3.4.
[gedaagde] heeft vervolgens de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis ingezet. [gedaagde] heeft de volgende beslagen ten laste van [eiser] laten leggen:
- op 9 augustus 2023 is er executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank en ABN AMRO Bank;
- op 28 augustus 2023 is er executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Coöperatieve Rabobank;
- op 28 augustus 2023 zijn er diverse bedrijfs- en/of personenauto’s in beslag genomen, maar ook een bromfiets en een aanhangwagen;
- op 1 september 2023 is executoriaal beslag gelegd op drie appartementsrechten in Groningen die recht geven tot uitsluitend gebruik van de onroerende zaak, ook is er beslag gelegd op een onroerende zaak in Leek;
- op 23 oktober 2023 is er executoriaal derdenbeslag gelegd onder mevrouw [naam 1] en meneer [naam 2] , met betrekking tot de huurpenningen c.q. gebruikersvergoeding die [eiser] ontvangt met betrekking tot de huur aan de [adres] ;
- op 30 oktober 2023 is er executoriaal beslag gelegd op in het kentekenregister geregistreerde motorrijtuigen (personenauto’s en bedrijfsauto’s).
3.5.
Op 30 augustus 2023, na beslaglegging onder de Rabobank, heeft [eiser] voor het eerst contact opgenomen met de deurwaarder, waarbij hij een voorstel tot afbetaling heeft gedaan. Het voorstel is afgewezen.
3.6.
Bij e-mail van 5 september 2023 heeft [eiser] de deurwaarder laten weten de vordering te hebben betaald. [eiser] heeft een bedrag voldaan van € 7.964,43, zoals staat vermeld in het beslagexploot van 28 augustus 2023 (derdenbeslag Rabobank):
‘(…)
Dit beslag is gelegd om op Verweerder te verhalen de vordering krachtens deze titel van:de heer[gedaagde], met woonplaats [woonplaats] , gemeente [gemeente] .
Deze vordering bedraagt per 25 augustus 2023:(…)
Totaal: € 7.964,43(…)’.
Over (verbeurde) dwangsommen wordt in dit exploot niet gesproken.
3.7.
Bij exploot van 5 september 2023 is aan [eiser] in persoon bevel gedaan tot betaling van de verbeurde dwangsommen van € 20.000,00 en de kosten van de betekening van € 106,53.
3.8.
Bij e-mail van 18 september 2023 heeft de deurwaarder het verstekvonnis aan
[eiser] verstuurd.
3.9.
Eveneens bij e-mail van 18 september 2023 heeft de deurwaarder [eiser] vermeld dat hij uiterlijk 22 september 2023 nog een bedrag van € 21.197,32 moet betalen, de auto bij [gedaagde] op moet halen en deze dient te vrijwaren.
3.10.
Bij e-mail van 19 september 2023 heeft [eiser] de gemachtigde van [gedaagde] verzocht om contact in verband met het ophalen van de auto.
3.11.
Op 21 september 2023 is de auto opgehaald en gevrijwaard.
3.12.
Per bericht van 22 september 2023 heeft [eiser] onderbouwd dat met het beslag op het appartementsrecht [adres] , [gedaagde] voldoende zekerheid heeft, vanwege de overwaarde op het appartement.
3.13.
Bij exploot van 26 september 2023 heeft [eiser] verzet aangetekend tegen het verstekvonnis. De mondelinge behandeling in die zaak vindt plaats op 12 januari 2024.
3.14.
Uit de bij de betekende kort geding dagvaarding overgelegde correspondentie blijkt dat (de gemachtigde van) [eiser] in de periode van 22 september 2023 tot en met
1 november 2023 meerdere keren en op verschillende manieren getracht heeft in contact te komen met (de gemachtigde van) [gedaagde] . Er is door (de gemachtigde van) [gedaagde] niet gereageerd op de berichten.
3.15.
Op 1 november 2023 heeft [eiser] aangeboden zekerheid te stellen via een depotstelling. De gemachtigde van [gedaagde] heeft op 6 november 2023 gereageerd niet akkoord te gaan met een zekerheid via een depot.

4.Het geschil

De vordering4.1. [eiser] vordert - samengevat en na wijziging van eis - dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 27 juni 2023 schorst, totdat op het geschil in de verzetprocedure is beslist;
II.
primair:
de ten laste van [eiser] in opdracht van [gedaagde] gelegde beslagen opheft;
subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt de beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
meer subsidiair:
de ten laste van [eiser] in opdracht van [gedaagde] gelegde beslagen opheft, met uitzondering van het beslag op [adres], althans met uitzondering van de op de onroerende zaken gelegde beslagen, althans [gedaagde] te veroordelen de beslagen, met uitzondering van het beslag op [adres], althans met uitzondering van de op de onroerende zaken gelegde beslagen, met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag tot een maximum van € 100.000,00;
meest subsidiair:
de primair of subsidiair gevorderde voorziening treft, althans op en daaraan de voorwaarde verbindt dat [eiser] een bedrag van € 25.000,00 aan zekerheid stelt middels dit bedrag in depot te geven bij een notaris;
III. de dwangsommen zoals opgelegd in het verstekvonnis opheft, althans een zodanige voorziening treft die met zich brengt dat niet eerder dwangsommen kunnen worden verbeurd dan na betekening van het in de verzetprocedure nog te wijzen verzetvonnis, althans te verminderen naar nihil;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis;
V. [gedaagde] veroordeelt in de nakosten.
4.2. [eiser] stelt, samengevat weergegeven, dat de door [gedaagde] gelegde beslagen, mede gelet op de beperkte omvang van de door [gedaagde] gestelde vordering, excessief en onrechtmatig zijn. [eiser] heeft in de periode van 22 september tot 1 november 2023 geprobeerd contact te krijgen met (de gemachtigde van) [gedaagde] . Enige reactie heeft
[eiser] niet gekregen. Wel is [gedaagde] doorgegaan met het leggen van beslagen en heeft de door [eiser] aangeleverde informatie gebruikt om nieuwe beslagen te leggen.
De bedrijfsvoering van [eiser] ligt volledig stil. Voor de vordering heeft [gedaagde] voldoende zekerheid met het beslag op één appartementsrecht aan de [adres] . Bovendien is er voldoende zekerheid geboden, door zekerheid te stellen via een depot bij de notaris. Volgens [eiser] zijn de beslagen onrechtmatig en is sprake van misbruik van bevoegdheid. De beslagen moeten worden opgeheven.
Het verweer4.3. [gedaagde] stelt zich, samengevat weergegeven, op het standpunt dat de beslagen nodig waren omdat [eiser] geen actie ondernam naar aanleiding van het (betekende) verstekvonnis. Daaruit blijkt een harde vordering van [gedaagde] op [eiser] . Omdat [eiser] niets deed, ook niet na een eerste ronde met beslagen, heeft [gedaagde] geëscaleerd door steeds meer beslagen te leggen. De dwangsommen zijn verbeurd. Door het eindeloos stilzitten van [eiser] in het voortraject, natraject en huidige traject zijn de kosten alleen maar opgelopen. Er is geen sprake van betalingsonmacht aan de zijde van [eiser] , er is sprake van betalingsonwil. Naar de mening van [gedaagde] moet de vordering van [eiser] worden afgewezen en kunnen de beslagen blijven liggen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
Gelet op de aard van de vorderingen en al hetgeen daarover is gesteld en toegelicht, heeft [eiser] daarbij voldoende spoedeisend belang. Het spoedeisend belang is ook niet betwist. Dit betekent dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vorderingen en dat deze inhoudelijk kunnen worden behandeld.
5.2.
Ter beoordeling ligt voor of [gedaagde] in de gegeven omstandigheden bevoegd is om tot (verdere) executie van het vonnis van 27 juni 2023 over te gaan.
Vordering I
Schorsing tenuitvoerlegging verstekvonnis van 27 juni 20235.3. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter een executoriaal beslag slechts opheffen of de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant -mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad- geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Misbruik van bevoegdheid is niet tot de beide hiervoor genoemde gevallen beperkt.
5.4.
In het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 [1] is geoordeeld dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van een zekerheidsstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan gerechtvaardigd zijn indien het belang van de veroordeelde
( [eiser] ) bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidsstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen ( [gedaagde] ), bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat het verstekvonnis van 27 juni 2023 uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en dat aan [gedaagde] in beginsel de bevoegdheid toekomt om het vonnis te executeren. Hiertoe moet [gedaagde] zo min mogelijk worden belemmerd. Een afwijking van dit uitgangspunt kan echter gerechtvaardigd zijn, in gevallen zoals in r.o. 5.4. staan omschreven.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat in de onderhavige zaak afgeweken kan worden van het uitgangspunt dat [gedaagde] door mag gaan met executeren. Zij motiveert dat als volgt. In de eerste plaats is sprake van een verstekvonnis, waarbij [eiser] geen verweer heeft gevoerd. De uitvoerbaarheid bij voorraad is in het verstekvonnis niet gemotiveerd. Ten tweede is er door [eiser] verzet ingesteld, waarin op korte termijn (12 januari 2024) de mondelinge behandeling plaatsvindt. Ten derde weegt de kantonrechter mee dat de veroordeling in het verstekvonnis heeft gezien op het terugnemen van de auto, het betalen van de bijbehorende kosten en het vrijwaren, een en ander op straffe van een dwangsom.
[eiser] heeft voldaan aan het terugnemen van de auto, het betalen van de kosten en het vrijwaren. Ook heeft [eiser] een bedrag van € 7.964,43 betaald, een en ander zoals staat opgenomen in het exploot, waarin de deurwaarder een overzicht heeft opgenomen van het openstaande bedrag. Later is door [eiser] aan de deurwaarder nog een betaling verricht van € 1.575,00. De discussie tussen partijen ziet thans op de kosten die daarna nog zijn ontstaan en op de dwangsommen die verbeurd zouden zijn geraakt. Het belang van [gedaagde] was er in gelegen dat [eiser] de auto terug nam hij de koopsom terug zou krijgen. Ook heeft [gedaagde] belang om de kosten vergoed te krijgen. Daaraan is door
[eiser] inmiddels grotendeels uitvoering gegeven. De hoeveelheid gelegde executoriale beslagen, die mogelijk kunnen worden geëxecuteerd, geven een groot risico voor [eiser] . Niet alleen kan [gedaagde] overgaan tot het verkopen van de in beslag genomen bedrijfsvoorraad, ook zou [gedaagde] over kunnen gaan tot de executie van de onroerende zaken met grote gevolgen van dien. Dat risico verhoudt zich niet tot de nog openstaande vordering van [gedaagde] . Het belang van [eiser] weegt daarom zwaarder dan het belang van [gedaagde] . De tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 27 juni 2023 moet worden geschorst, in ieder geval totdat op het geschil in de verzetprocedure is beslist.
Vordering II
Primair en subsidiair: opheffen beslagen5.7. Het onder II. primair en subsidiair gevorderde, te weten het volledig (laten) opheffen van de beslagen, wordt afgewezen, omdat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter wel voldoende belang heeft bij een zekerheid van zijn vordering. Dat geldt temeer omdat het uitgangspunt is dat het verstekvonnis een uitgesproken veroordeling is die tussen partijen geldt. [eiser] moet in beginsel aan die veroordeling voldoen.
Meer subsidiair: opheffen beslagen met uitzondering van de [adres]5.8. [eiser] heeft meer subsidiair gevorderd dat de ten laste van hem gelegde beslagen worden opgeheven, met uitzondering van het beslag op de [adres] . Volgens [eiser] is dit beslag voldoende tot zekerheid van de vermeende vordering van [gedaagde] . Ter onderbouwing van dat standpunt verwijst [eiser] naar de informatie die door hem is aangeleverd ter onderbouwing van de waarde van de [adres] in Groningen. [eiser] stelt verder dat deze informatie door de advocaat van [gedaagde] enkel is gebruikt om nog meer beslagen te leggen.
5.9.
[gedaagde] heeft daar tegenover gezet dat er escalerende beslagen zijn gelegd, om
[eiser] te bewegen om in actie te komen. Dat is uiteindelijk pas gebeurd op
21 september 2023. Daarna zijn er nog beslagen gelegd, waaronder op de handelsvoorraad van [eiser] , omdat [eiser] nog een groot bedrag moet betalen uit hoofde van de volgelopen dwangsommen en kosten.
5.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak kan een beslag als middel tot verhaal, gelet op de omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, op zodanig buitenproportionele wijze worden toegepast dat het als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt. Opheffing ligt dan in de rede. Van belang kunnen zijn de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen, een eventuele en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door de uitwinning of het beslag op die goederen in zijn belangen wordt getroffen [2] . Zo handelt de executant die veel meer goederen beslaat en/of executeert dan nodig is tot verhaal van zijn vordering, in beginsel vexatoir.
5.11.
Gelet op dit kader is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] dusdanig veel beslagen ten laste van [eiser] heeft gelegd, dat sprake is van vexatoire en daarom onrechtmatige beslaglegging. Van een prikkel tot nakoming kan niet worden gesproken, er is sprake van misbruik van recht. De waarde van de gelegde beslagen staat in geen verhouding tot het door [gedaagde] gevorderde (rest)bedrag. De beslagen betreffen vrijwel alle vermogensbestanddelen van [eiser] , waardoor hij financieel geblokkeerd is geraakt. Het is kwalijk dat [gedaagde] is doorgegaan met het leggen van beslagen toen (a) [eiser] de hoofdveroordeling nakwam en de vordering als door de deurwaarder van [gedaagde] gecommuniceerd, betaalde en (b) terwijl de gelegde beslagen [gedaagde] al voldoende zekerheid boden. En (c) bovendien contactpogingen van de gemachtigde van [eiser] werden genegeerd. Door het beslag op de [adres] heeft [gedaagde] voldoende zekerheid tot betaling van zijn vordering. Dit betekent dat de meer subsidiaire vordering van [eiser] , waarbij wordt gevorderd dat de kantonrechter de beslagen op zal heffen, wordt toegewezen, met uitzondering van het beslag op de [adres] .
5.12.
Aan de meest subsidiaire vordering van [eiser] komt de kantonrechter niet toe, aangezien de meer subsidiaire vordering onder II. is toegewezen.
Vordering III
Opheffen dwangsommen verstekvonnis
5.13.
[eiser] vordert dat de dwangsommen uit het verstekvonnis worden opgeheven, althans dat een zodanige voorziening wordt getroffen dat de dwangsommen niet eerder kunnen worden verbeurd dan na de betekening van het in de verzetprocedure nog te wijzen vonnis. Ter onderbouwing van de vordering stelt [eiser] dat de dwangsommen niet verbeurd zijn, omdat hij geen kennis heeft gehad van de inhoud van het verstekvonnis, dan wel dat hij geen medewerking kon verlenen aan het vonnis omdat hij niet wist waar de auto stond en daarom überhaupt niet aan de veroordeling kon voldoen.
5.14.
Volgens [gedaagde] hoort [eiser] bekend te zijn met het vonnis en de inhoud ervan, waaronder ook de dwangsommen. Dat heeft de deurwaarder namelijk verklaard, ook aan
[eiser] . Van opheffing van de dwangsommen kan naar de mening van [gedaagde] geen sprake zijn.
5.15.
Op grond van artikel 611d lid 1 Rv kan de rechter die een dwangsom heeft opgelegd, op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Lid 2 bepaalt dat voor zover de dwangsom verbeurd was voordat de onmogelijkheid intrad, de rechter haar niet kan opheffen of verminderen.
5.16.
Geschillen die rijzen in verband met de executie van een door de kantonrechter afgegeven executoriale titel, worden ex artikel 438 Rv voor de kantonrechter gebracht, die de executoriale titel heeft afgegeven. Dit betekent dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering tot het opheffen van de dwangsommen kennis te nemen.
5.17.
De beantwoording in een executiegeschil van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, dient (wanneer sprake is van een veroordeling om iets te doen) plaats te vinden door een toetsing van de handelingen die ter uitvoering van het veroordelend vonnis zijn verricht aan de inhoud van die veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. De rechter mag bij zijn uitleg van de veroordeling de maatstaven van redelijkheid en billijkheid hanteren.
5.18.
Zoals onder r.o. 5.4. staat opgenomen, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van een zekerheidsstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Het verstekvonnis van 27 juni 2023 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waarbij [eiser] is veroordeeld om op straffe van een dwangsom de auto in te leveren en deze te vrijwaren. De dwangsommen zijn direct na het vonnis gaan lopen. Dit betekent dat de dwangsommen
in de 40 dagen volgend op het verstekvonnis zijn volgelopen, waarbij het maximum bedrag is bereikt op 6 augustus 2023. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft
[eiser] daarom geen belang bij het opheffen van de dwangsommen: de dwangsommen zijn al volgelopen. De overige vordering van [eiser] , namelijk dat er een zodanige voorziening wordt getroffen die met zich brengt dat niet eerder dwangsommen kunnen worden verbeurd dan na betekening van het in de verzetprocedure te wijzen vonnis, althans te verminderen naar nihil, gaat de procedure te buiten, omdat dan ingegaan moet worden op het geschil dat in de verzetprocedure aan de orde is.
5.19.
Ten overvloede, partijen hebben in de onderhavige zaak gediscussieerd over de betekening van het verstekvonnis en of dat op de juist wijze is geschied. In deze procedure is dat naar het oordeel van de kantonrechter niet relevant, omdat volgens het verstekvonnis de dwangsommen meteen na het vonnis zijn gaan lopen. Dit is niet afhankelijk gesteld van de betekening van het vonnis. De kantonrechter gaat daarom niet in op de door partijen dienaangaande ingenomen standpunten.
Vordering IV en V
Proces- en nakosten5.20. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- explootkosten € 129,85
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 793,00
- nakosten
€ 132,00totaal € 1.140,85
5.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter rechtdoende in kort geding
6.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, gewezen op 27 juni 2023, totdat op het geschil in de verzetprocedure is beslist;
6.2.
heft de ten laste van [eiser] in opdracht van [gedaagde] gelegde beslagen op, met uitzondering van het beslag op [adres] ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.140,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.

Voetnoten

2.HR 24 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1894.