ECLI:NL:RBOVE:2023:4832

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
10628832 \ CV EXPL 23-1665
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontbinding van overeenkomst en terugbetaling door Nationaal Forensisch Onderzoekbureau B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J. de Booij, en gedaagde, Nationaal Forensisch Onderzoekbureau B.V. (NFO), vertegenwoordigd door mr. M. Moszkowicz jr. Eiseres had NFO opdracht gegeven voor het vervaardigen van een forensisch beeld- en biometrisch deskundigenbericht in verband met een strafzaak tegen haar zoon. Eiseres vorderde ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het betaalde bedrag van € 910,53, omdat zij meende dat NFO tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van NFO die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter stelde vast dat het rapport tijdig was aangeleverd en dat de omissies in het rapport niet van zodanige ernst waren dat deze de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigden. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn begroot op € 330,00.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken tussen partijen in contractuele relaties, evenals de noodzaak voor partijen om tijdig en adequaat te reageren op de verplichtingen die voortvloeien uit hun overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10628832 \ CV EXPL 23-1665
Vonnis van 28 november 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.J. de Booij,
tegen
NATIONAAL FORENSISCH ONDERZOEKSBUREAU B.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NFO,
gemachtigde: mr. M. Moszkowicz jr.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 september 2023,
- de akte met aantekeningen mondelinge behandeling, uitlating producties en overlegging producties van [eiseres] ,
- de aanvullende productie van NFO,
- de op verzoek van de kantonrechter door [eiseres] toegezonden algemene voorwaarden van NFO,
- de mondelinge behandeling van 26 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Partijen hebben ter zitting gebruik gemaakt van spreekaantekeningen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres] heeft het NFO opdracht gegeven tot het vervaardigen van een forensisch beeld- en biometrisch deskundigenbericht. [eiseres] vordert ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het door haar daarvoor betaalde bedrag.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] af. Aan de zijde van NFO is geen sprake van een tekortkoming die ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt. [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
Mr. [naam 1] heeft, namens [eiseres] , NFO opdracht gegeven tot het vervaardigen van een forensisch beeld- en biometrisch deskundigenbericht in verband met een aanhangige strafzaak in hoger beroep tegen de zoon van [eiseres] .
3.2.
Mr. [naam 1] bericht NFO op 23 februari 2023 om 14:16 uur per e-mail als volgt:
(…)
Cliënt heeft aangegeven het onderzoek uit te willen laten voeren voor één persoon. Graag vernemen wij zo spoedig mogelijk welke informatie/gegevens u van ons nodig heeft. Er is overigens inmiddels een datum bekend voor de zitting. Dat is 12 april a.s..(…)
3.3.
NFO bericht mr. [naam 1] op 24 februari om 10:36 uur per e-mail als volgt:
“Voor stap 1 hebben wij meerdere foto’s nodig van uw cliënt waarop het gezicht duidelijk zichtbaar is.(…)
Indien vergelijking op basis van gezicht niet lukt, waarover wij u na stap 1 informeren, en we door moeten naar stap 2, dan zijn er bewegende referentiebeelden nodig (denk dan aan filmpjes die bijvoorbeeld door vrienden zijn genomen).(…)
3.4.
[eiseres] heeft op 8 maart 2023 een bedrag van € 910,53 betaald aan NFO voor stap 1 van het forensisch beeld- en biometrisch deskundigenbericht.
3.5.
Mr. [naam 1] bericht NFO op 16 maart 2023 18:38 uur per e-mail dat haar cliënt het onderzoek graag wil uitbreiden. Mr. [naam 1] verzoekt het NFO de verzonden foto’s van de zoon van [eiseres] te vergelijken met beide personen die te zien zijn op de camerabeelden (in de juwelierszaak).
3.6.
NFO bericht op 3 april 2023 om 09:23 uur per e-mail als volgt:
(…)
De deskundige moet nog verslag doen van het onderzoek, echter kan ik u al wel aangeven dat er geen vergelijk mogelijk is op basis van een gezichtsvergelijkend onderzoek. Er kan geen vergaande uitspraak worden gedaan. De bewegende beelden zijn dus nodig. De deadline is overigens nog haalbaar.”
3.7.
Mr. [naam 1] bericht NFO op 3 april 2023 om 15:08 uur per e-mail als volgt:
(…)
Dank voor uw reactie en uw uitleg. Dat betekent dat er geen conclusies getrokken kunnen worden enkel op basis van de foto’s en dat nu onderzoek zal worden gedaan naar de bewegende beelden om bijvoorbeeld het ‘loopje’ van cliënt te vergelijken met het bewegen van de twee personen in de winkel (begrijp ik dat zo goed)?(…)
Zoals gezegd staat de zitting op 12 april gepland. Kunt u aangeven wanneer u verwacht het rapport aan te kunnen leveren?(…)
3.8.
NFO bericht mr. [naam 1] op 4 april 2023 om 09:20 uur per e-mail als volgt.
(…)
Ik heb de beelddeskundige gevraagd naar de uiterlijke opleverdatum, dit hoort u spoedig. Ik ga er in ieder geval voor zorgen dat dit vóór 12 april is.(…)
3.9.
Mr. [naam 1] bericht NFO op 11 april 2023 om 15:39 uur per e-mail als volgt:
(…)
Zekerheidshalve mail ik u toch nog even. Ik heb nog geen rapportage of uitkomst van het onderzoek ontvangen. Aangezien we de rapportage vandaag echt moeten hebben om er voor de zaak eventueel nog gebruik van te kunnen maken, mail ik u toch nog even(…)
3.10.
[naam 2] bericht mr. [naam 1] op 11 april 2023 om 16:16 uur per e-mail als volgt:
(…)
Het komt erop neer dat de persoon in de blauwe kleding onvoldoende zichtbaar is om de persoon te kunnen identificeren aan de hand van de vele referentiefoto’s. Alleen de neus is min of meer zichtbaar en dat is echt onvoldoende voor een identificatie. De ogen zijn niet (goed) zichtbaar en kunnen niet worden vergeleken. De lengte van de persoon en de lichaamsbouw lijken wel overeen te komen, maar die zijn te algemeen van aard, wat wil zeggen dat er veel personen zijn met dat postuur en lengte en niet dusdanig specifiek zodat die niet direct aan betrokkene (verdachte) zijn te koppelen. Er is teveel twijfel. Dat zal de strekking zijn van de rapportage. De letterlijke tekst in de rapportage zal leidend zijn.(…)
3.11.
Mr. [naam 1] bericht NFO op 11 april 2023 om 18:40 uur per e-mail als volgt:
“(…)
Zojuist, om 18:05 werd ik gebeld door de heer [naam 2] . Ik heb hem, mede namens cliënt, kenbaar gemaakt dat op deze wijze niet en bovenal niet tijdig is voldaan aan de opdracht die reeds geruime tijd geleden is gegeven. De heer [naam 2] gaf mij te kennen pas afgelopen vrijdag de opdracht binnen te hebben gekregen en door het paasweekend niet eerder dan vandaag in de gelegenheid te zijn om het onderzoek te verrichten. Hij gaf tevens aan niet op de hoogte te zijn van het feit dat het om een vergelijking van beide personen ging (die op de beelden in de winkel te zien zijn). Kortom: de onderzoeksvraag was hem niet duidelijk. Daarnaast is tot op heden het rapport nog niet geleverd en heb ik de heer [naam 2] ook aangegeven dat het voor ons inmiddels niet meer werkbaar is om de gegevens van een eventueel rapport te gebruiken voor de zitting en dat er geen vertrouwen is dat het onderzoek op een degelijke wijze heeft plaatsgevonden. Onderstaande inhoud volstaat daarvoor vanzelfsprekend niet.(…)
(…)
In overleg met cliënt, zend ik u deze e-mail om aan te geven dat sprake is van het zowel in tijd als qua inhoud niet conform afspraak uitvoeren van de opdracht en dat cliënt derhalve onverschuldigd heeft betaald. Hierbij verzoek ik dan ook om de reeds gemaakte kosten terug te storten naar cliënt.(…)
3.12.
[naam 2] heeft het rapport op 11 april 2023 om 19:07 uur per e-mail aangeleverd.
3.13.
In het rapport is onder “15. Conclusies”, onder meer, het volgende opgenomen:
(…)
De bevindingen van het onderzoek naar de beelden van de betrokkene (verdachte) zijnongeveer even waarschijnlijkwanneer hypothese H1 waar is als wanneer hypothese H1 waar is.
Met betrekking tot de andere persoon kan worden geconcludeerd:
De bevindingen van het onderzoek naar de beelden van de verdachte zijnveel waarschijnlijkerwanneer hypothese H2 waar is dan wanneer hypothese H1 waar is.
Het onderscheid in de conclusies wordt gemaakt op basis van de vergelijkingsmogelijkheden, de aard en de complexiteit van het handschrift of de handtekeningen. Daarnaast spelen eventuele beperkingen een rol bij de afweging van de conclusies. Ook de zeldzaamheid speelt een rol en het aantal overeenkomsten dan wel verschillen ten opzichte van elkaar.(…)
3.14.
NFO bericht (onder meer) mr. [naam 1] en [eiseres] op 11 mei 2023 om 13:55 uur per
e-mail dat zij zich op het standpunt stelt dat zij het rapport tijdig heeft aangeleverd. Coulance halve, omdat het rapport op 11 april 2023 laat werd aangeleverd, zal zij stap 2 (vergelijking op basis van bewegende referentiebeelden) en stap 3 (verwerking in een deskundigenrapportage) niet in rekening brengen.
3.15.
De gemachtigde van NFO bericht de gemachtigde van [eiseres] op 20 juni 2023 dat het NFO het door [eiseres] betaalde bedrag van € 910,53 zal terugbetalen en verzoekt de gemachtigde van [eiseres] daarvoor een bankrekeningnummer op te geven.
3.16.
De gemachtigde van [eiseres] bericht de gemachtigde van NFO op 20 juni 2023 dat bij de terugbetaling door NFO finale kwijting dient te worden gegeven. De gemachtigde van NFO verzoekt (nogmaals) om een bankrekeningnummer en geeft te kennen dat door het niet opgeven van het bankrekeningnummer terugbetaling wordt verhinderd. De gemachtigde van [eiseres] geeft geen bankrekeningnummer op. Terugbetaling vindt niet plaats, waarna [eiseres] NFO in rechte heeft betrokken.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de overeenkomst ontbindt en NFO veroordeelt tot betaling van € 910,53, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [eiseres] veroordeling van NFO in de proceskosten en de nakosten, voorwaardelijk te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat er sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. Het rapport is niet tijdig aangeleverd en qua inhoud onbruikbaar. Dit rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het door [eiseres] betaalde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
4.3.
NFO voert verweer. NFO concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, voorwaardelijk te vermeerderen met de wettelijke rente over deze (na)kosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze procedure draait het om de vraag of de overeenkomst tussen partijen moet worden ontbonden en of NFO moet worden veroordeeld tot terugbetaling van het door [eiseres] betaalde bedrag van € 910,53, vermeerderd met rente en kosten.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat in artikel 6:265 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.3.
De eerste vraag die aldus voorligt is of er sprake is van (een) tekortkoming(en) in de nakoming van de overeenkomst. [eiseres] heeft in dat verband aangevoerd dat het rapport niet tijdig is aangeleverd en dat het rapport omissies bevat waardoor het rapport onbruikbaar was. De kantonrechter zal de door [eiseres] gestelde tekortkomingen hierna afzonderlijk behandelen.
Tijdigheid
5.4.
[eiseres] heeft allereerst aangevoerd dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, nu het rapport op 11 april 2023 in de avond is aangeleverd.
5.5.
NFO heeft betwist dat het rapport niet tijdig is aangeleverd. Het rapport is door mr. [naam 1] en [eiseres] op 11 april 2023 in de avond ontvangen. De strekking van het rapport was op 11 april 2023 reeds om 16:16 uur medegedeeld. Verder geldt dat de inhoud van het rapport niet complex is. Er was voor [eiseres] dan ook voldoende gelegenheid om tijdens de zitting van 12 april 2023 gebruik te maken van het rapport.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Door (of namens) [eiseres] , is in de opdrachtbevestiging en de daarop volgende correspondentie slechts gesproken over aanlevering van het rapport vóór 12 april 2023. Dit volgt ook uit het e-mailbericht van mr. [naam 1] op 11 april 2023 om 15:39 (zie rechtsoverweging 3.9.) waarin mr. [naam 1] te kennen geeft dat
“aangezien we de rapportage vandaag echt moeten hebben om er voor de zaak eventueel nog gebruik van te kunnen maken”.Vast staat dat het rapport op 11 april 2023 omstreeks 19:00 uur is aangeleverd, zodat het rapport conform afspraak vóór 12 april 2023 en dus tijdig is aangeleverd.
5.7.
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft de tijdigheid. Het voorgaande geldt te meer nu NFO ter zitting onweersproken heeft gesteld dat het vaker voorkomt dat rapporten in het kader van rechtszaken op het laatste moment worden aangeleverd. Indien mr. [naam 1] (namens [eiseres] ) het rapport eerder dan 11 april 2023 had willen ontvangen om het voor haar bruikbaar te doen zijn, had het op haar weg gelegen om een eerdere fatale termijn te stellen. Dat mocht ook van mr. [naam 1] als professional worden verwacht. Dat mr. [naam 1] dit heeft nagelaten, althans niet meer in staat was het rapport te gebruiken voor de zitting van 12 april 2023, komt voor rekening en risico van [eiseres] .
Inhoud
5.8.
[eiseres] voert verder aan dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, nu het rapport omissies bevat. Zo staat er in het rapport opgenomen dat de bevindingen van het onderzoek naar de beelden van de betrokkene ongeveer even waarschijnlijk zijn wanneer hypothese H1 waar is als wanneer hypothese H1 waar is. Verder staan er in het rapport verwijzingen naar een handtekeningenonderzoek opgenomen, terwijl daarvan geen sprake is geweest.
5.9.
NFO heeft erkend dat er omissies in het rapport staan, maar stelt dat dit schoonheidsfoutjes zijn. Deze omissies maken het rapport niet onbruikbaar. Het voorgaande levert volgens NFO dan ook geen tekortkoming in de nakoming van de verbintenis op, althans geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst die ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt.
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat het rapport de door [eiseres] gestelde omissies bevat, hetgeen ook door NFO is bevestigd. Hoewel deze omissies zonder meer slordig zijn, oordeelt de kantonrechter dat deze niet van zodanige ernst zijn dat deze de gevorderde ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Uit de inhoud van het rapport blijken immers voldoende de conclusies en bijbehorende onderbouwing van de gevraagde persoonsvergelijkingen. Door [eiseres] is niet, althans onvoldoende, duidelijk gemaakt welke inhoudelijke onjuistheden het rapport onbruikbaar zouden maken voor het hoger beroep. Daarbij slaat de kantonrechter ook acht op het feit dat de door [eiseres] gevorderde ontbinding feitelijk ziet op ‘stap 1’ van de overeenkomst (het uitvoeren van vergelijkend onderzoek op basis van foto ‘stills’). Daarvoor heeft NFO drie werkuren in rekening gebracht á in totaal € 910,53 en de uitkomst van dat onderzoek is op 3 april 2023 per e-mail met mr. [naam 1] gedeeld. NFO heeft [eiseres] laten weten de overige stappen van het onderzoek niet in rekening te zullen brengen. De door [eiseres] gestelde omissies zien niet op deze ‘stap 1’. Gelet op het voorgaande volgt de kantonrechter NFO in haar stelling dat geen sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst die de ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt.
5.11.
Voor zover [eiseres] ter zitting nog heeft aangevoerd dat de lengte van haar zoon een belangrijk aspect had moeten zijn in het door NFO verrichte onderzoek, geldt het volgende. Dat dit een belangrijk aspect had dienen te zijn, blijkt niet uit de (namens [eiseres] ) aan het NFO verstrekte opdracht dan wel in de daaropvolgende correspondentie tussen partijen. Verder volgt uit het rapport afdoende dat er wel degelijk aandacht is besteed aan een vergelijking van het postuur (zie bijvoorbeeld pagina 14 van het rapport). Van een tekortkoming op dit punt is daarom volgens de kantonrechter geen sprake.
Conclusie
5.12.
De conclusie van wat hiervoor is overwogen is dat voor zover al sprake is van tekortkomingen door NFO in de nakoming van haar overeenkomst met [eiseres] , deze te gering zijn om de gevorderde ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. De gevorderde ontbinding zal daarom worden afgewezen.
5.13.
Bovendien geldt, voor zover zou zijn aangenomen dat er sprake is van een tekortkoming die de gevorderde ontbinding rechtvaardigt, dat dan op grond van artikel
6:271 BW ongedaanmakingsverbintenissen voor partijen ontstaan. Artikel 6:272 BW bepaalt vervolgens dat indien de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, een waardevergoeding moet plaatshebben ter hoogte van de waarde die de prestatie ten tijde van de ontvangst voor de ontvanger daadwerkelijk heeft gehad.
5.14.
Desgevraagd is namens [eiseres] ter zitting gezegd dat de werkelijke waarde van het rapport voor haar € 910,53 is. Dit maakt dat, zelfs als de kantonrechter tot het oordeel was gekomen dat de gevorderde ontbinding toewijsbaar zou zijn, dit niet zou leiden tot een veroordeling van NFO tot (terug)betaling aan [eiseres] van het bedrag van € 910,53.
Proceskosten
5.15.
NFO heeft ter zitting betoogd dat [eiseres] onnodig tot dagvaarden is overgegaan, omdat NFO alvorens te zijn gedagvaard, heeft aangeboden het bedrag van € 910,53 aan [eiseres] terug te betalen. Volgens NFO moet [eiseres] alleen al om die reden in de proceskosten worden veroordeeld.
5.16.
De kantonrechter is met NFO van mening dat [eiseres] ten onrechte de voorwaarde van finale kwijting aan de terugbetaling door NFO heeft verbonden. NFO bood immers aan de hoofdsom zoals deze door [eiseres] werd gevorderd, te voldoen. De extra voorwaarde van finale kwijting is op niets gestoeld en was ook geen onderdeel van het gevorderde. Dat [eiseres] daarmee eventuele verdere vorderingen van NFO wilde voorkomen, kan de kantonrechter niet volgen. Uit eerdere e-mailberichten van NFO, waaronder die van 11 mei 2023, blijkt al de toezegging dat NFO haar andere werkzaamheden niet in rekening zou brengen.
5.17.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van NFO begroot op € 330,00 (€ 264,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief van € 132,00) + € 66,00 aan nakosten).
5.18.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 330,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft onderdelen 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023. (TD)