ECLI:NL:RBOVE:2023:4794

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
ak_23_2080
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor overtreding emissienorm formaldehyde door biomassa-installatie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. uit [vestigingsplaats], afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, dat op 18 juli 2023 een last onder dwangsom had opgelegd wegens overtreding van de emissienorm voor formaldehyde, zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. De last houdt in dat als de overtreding niet voor 18 oktober 2023 is beëindigd, verzoekster een dwangsom van € 684.375,- per drie maanden kan verbeuren, met een maximum van € 2.737.500,-.

Verzoekster heeft op 14 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om verlenging van de begunstigingstermijn. Dit verzoek werd op 13 oktober 2023 afgewezen. De voorzieningenrechter heeft op 13 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van verzoekster en verweerder aanwezig waren. Verzoekster betoogde dat er geen overtreding was en dat de opgelegde dwangsom te hoog was, terwijl verweerder stelde dat er al geruime tijd overlast was voor omwonenden en dat de emissiegrenswaarden werden overschreden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien een beslissing op het bezwaar op korte termijn kon worden verwacht. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2080

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats], verzoekster

(gemachtigden: mr. M. Bekooy en mw.mr. I.E. Nauta),
en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland

(gemachtigden: mr. V.A. Textor en mr. M. van Nijendaal).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster gericht tegen het op 18 juli 2023 door verweerder genomen besluit verzoekster een last onder dwangsom op te leggen voor het overtreden van de emissienorm voor formaldehyde uit artikel 2.5, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). Is de overtreding voor 18 oktober 2023 niet, niet volledig en/of niet tijdig beëindigd, dan verbeurt verzoekster een dwangsom van € 684.375,- per drie maanden met een maximum van € 2.737.500,-.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen op 14 augustus 2023 bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 2 oktober 2023 heeft verzoekster aan verweerder verzocht de begunstigings-termijn te verlengen tot in ieder geval de tweede week van februari 2024, aangezien verzoekster in die week verwacht de meetresultaten van het bureau Emissie- en Luchtkwaliteitsmetingen BV (ELM) te ontvangen van de op 6 december 2023 geplande emissiemetingen naar aanleiding van de op 30 november 2023 geplande plaatsing van een gaswasser/scrubber op het dak ter plaatse van de droger. Dit verzoek is nader toegelicht op
6 oktober 2023 en op 10 oktober 2023. Op 13 oktober 2023 heeft verweerder het verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn afgewezen.
1.4.
Op 13 oktober 2023 is namens verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Op 16 oktober 2023 en 19 oktober 2023 heeft verzoekster dit verzoek aangevuld. Op 18 oktober 2023 is namens verweerder een verweerschrift ingediend.
1.5.
Bij brief van 9 november 2023 heeft verweerder nadere stukken ingediend waaronder een ten behoeve van de op 6 november 2023 gehouden hoorzitting opgesteld verweerschrift. In dit verweerschrift is geconcludeerd dat de last onder dwangsom terecht is opgelegd maar dat op basis van nieuwe gegevens de hoogte van de last onder dwangsom verlaagd zou moeten worden naar € 338.578,93 per drie maanden met een maximum van
€ 1.354.315,71.
Bij brief van 10 november 2023 heeft gemachtigde van verzoekster M. Bekooy het verzoek nader aangevuld.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoekster, vergezeld door [naam 1] en [naam 2], en de gemachtigde van verweerder V.A. Textor, vergezeld door [naam 3] en [naam 4].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorlopige voorzieningenprocedure
2.1.
Als tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter,
die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningen-rechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beoordeling die de voorzieningenrechter hierin maakt is voorlopig van aard. De rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
De totstandkoming van het besluit
2.2.
Verzoekster drijft een inrichting aan de [adres]. De inrichting bestaat uit een biomassacentrale. Vanaf 2022 is daaraan een productielijn voor de productie van zogenoemde palletblokken toegevoegd.
Bij de productie van palletblokken is sprake van emissie van formaldehyde, omdat tijdens het productieproces lijm wordt gebruikt die formaldehyde bevat en de grondstoffen ook formaldehyde bevatten. Formaldehyde is een stof die sinds 2019 valt onder de stofcategorie “zeer zorgwekkende stof” (ZZS), stofklasse MVP2 als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Abm.
Bij brief van 7 juli 2022 heeft verweerder aan verzoekster meegedeeld dat zij zo snel mogelijk een einde moet maken aan de (milieu)overtredingen en daarmee een einde aan de overlast voor omgeving. Verweerder heeft verzoekster gevraagd om een plan van aanpak aan te leveren.
2.3.
Bij brief van 8 juni 2023 heeft verweerder aan verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt aan haar last onder dwangsom op te leggen om de overtredingen te beëindigen. Bij brief van 6 juli 2023 heeft verzoekster op dit voornemen haar zienswijze gegeven.
Vervolgens is verweerder overgegaan tot afgifte van het besluit van 18 juli 2023 waartegen, zoals gezegd, bezwaar is gemaakt en in welk kader is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 13 oktober 2023 heeft verweerder besloten geen medewerking te verlenen aan het verzoek om het verlengen van de begunstigingstermijn.
Standpunt verzoekster
2.4.
Verzoekster voert aan als primair standpunt dat er geen sprake is van een overtreding van de emissienorm voor formaldehyde. Inmiddels voldoet de emissie van formaldehyde bij de gaswasser aan de emissienorm uit artikel 2.5, lid 1 Activiteitenbesluit, aldus verzoekster. Verzoekster is verder van oordeel dat verweerder gebruik had moeten maken van de afrondingssystematiek ingevolge het Activiteitenbesluit. Als er zonder afronding naar beneden van de gevonden emissiewaarden al sprake zou zijn van een (geringe) overtreding van de emissienorm dan zou er bij de door verzoekster voorgestane afronding naar beneden in elk geval geen overschrijding van de norm meer zijn. Voorts realiseert verzoekster onverplicht en uit eigen beweging een proefopstelling van een op maat ontworpen scrubber bij twee van de vier emissiepunten van de droger op het dak van de inrichting. Verzoekster begrijpt niet dat verweerder daar geen rekening mee wenst te houden. Verzoekster acht het dwangsombesluit geen evenwichtige maatregel, de dwangsom te hoog en de gegeven begunstigingstermijn te kort.
Standpunt verweerder
2.5.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat al geruime tijd omwonenden en omliggende bedrijven overlast van de inrichting van verzoekster ondervinden. Uit metingen van juni 2022 bleek dat de emissiegrenswaarden van artikel 2.5. Abm voor formaldehyde werden overschreden. Verzoekster heeft hiervoor reeds op 7 juli 2022 een waarschuwing ontvangen. Na nieuwe metingen in februari 2023 is gebleken dat de overtreding nog steeds niet is beëindigd. Dat was voor verweerder reden om op 8 juni 2023 het voornemen kenbaar te maken verzoekster te gelasten om de geconstateerde overtredingen uiterlijk 7 oktober 2023 te beëindigen. Verweerder heeft verzoekster ruim de gelegenheid geboden om tijdig maatregelen te nemen. Bovendien heeft verweerder ook rekening te houden met belangen van derden, zoals omwonenden, van de inrichting. Verweerder is van mening dat het algemeen belang dat met handhaving is gediend in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van verzoekster bij verder uitstel van de begunstigingstermijn.
Het spoedeisende belang
2.6.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster M. Bekooy desgevraagd geantwoord dat het spoedeisende belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is gebaseerd op het voorkomen van het verbeuren van de eerste termijn van de dwangsom.
In dit verband heeft de gemachtigde van verzoekster eerst ter zitting gesteld dat na het verstrijken van de begunstigingstermijn en het daarna vaststellen van een overtreding op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) een verlengde begunstigingstermijn van in het geval van verzoekster drie maanden zou gelden. De voorzieningenrechter kan de gemachtigde van verzoekster hierin niet volgen en heeft voor de genoemde stelling ook geen steun kunnen vinden in de door de gemachtigde van verzoekster aangehaalde jurisprudentie (uitspraken van de Afdeling van 6 november 2013 (ECLI:NL:RVS:20123:1829) en 27 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2177). De voorzieningenrechter merkt op dat in deze procedures in tegenstelling tot de onderhavige procedure sprake is geweest van verlengde begunstigings-termijnen en dat indien de stelling van de gemachtigde van verzoekster zou worden gevolgd van een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening geen sprake zou zijn.
2.7.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat naar aanleiding van de hoorzitting van 6 november 2023 de bezwarencommissie reeds een advies heeft opgesteld en een beslissing op bezwaar kan worden verwacht op 28 november 2023 dan wel een week daarna op 5 december 2023. Verder heeft de gemachtigde van verweerder aangekondigd dat er op 13 en 14 december 2023 metingen op het bedrijf van verzoekster zullen worden uitgevoerd. Vanwege het ontbreken van de daarvoor benodigde technische voorzieningen waren eerdere metingen niet mogelijk, aldus de gemachtigde van verweerder.
2.8.
Nu een beslissing op het bezwaar op korte termijn kan worden verwacht en metingen eerst hierna zullen plaatsvinden, ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Vanwege het ontbreken van spoedeisend belang wordt het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verzoekster kan de beslissing op bezwaar afwachten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.