In deze civiele procedure heeft de rechtbank Overijssel op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een incident waarbij [gedaagde 2] verzocht om [gedaagde 1] in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 2] voldoende heeft aangetoond dat er een samenwerkingsovereenkomst bestaat tussen haar en [bedrijf 2] B.V., de rechtsvoorganger van [gedaagde 1]. Deze overeenkomst houdt in dat [bedrijf 2] verantwoordelijk is voor het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schade die [eisers] c.s. stellen te hebben geleden. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot oproeping in vrijwaring toewijsbaar is, omdat [gedaagde 2] voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoek. De eisende partijen in de hoofdzaak, aangeduid als [eisers] c.s., hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wat betekent dat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen de toewijzing van de vordering. De rechtbank heeft [gedaagde 2] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van [eisers] c.s. op nihil zijn vastgesteld, aangezien zij zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De civiele terechtzitting is gepland op 20 december 2023, waar [gedaagde 2] zal moeten antwoorden op de eis in vrijwaring.