In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de legitieme portie van een onderbewindgestelde, mevrouw [naam 4]. De eiseres, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over het vermogen van haar moeder, heeft gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangesproken tot betaling van een bedrag van € 25.913,62, dat voortvloeit uit schenkingen die aan de onderbewindgestelde zijn gedaan. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 8 maart 2023 gedaagden opgedragen bewijs te leveren van de schenkingen die aan een derde, [naam 2], zijn gedaan door de erflater in de periode van 2008 tot 2017. Na het horen van getuigen en het beoordelen van de bewijsstukken, concludeerde de rechtbank dat gedaagden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor de schenkingen ter waarde van € 6.104,98, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de jaarlijkse schenkingen van € 1.500,00 aan [naam 2]. De rechtbank heeft de legitieme portie vastgesteld op € 25.913,62, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 juni 2022. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De rechtbank heeft de vorderingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.