ECLI:NL:RBOVE:2023:4726

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
08.191793.23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na mishandeling, diefstal en bedreiging van politieambtenaren

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, diefstal van een fiets, en bedreiging van politieambtenaren. De rechtbank legt de verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren. De verdachte heeft op 28 juli 2023 in Enschede de kapper [slachtoffer 1] mishandeld door hem te slaan en met een stok te raken. Daarnaast heeft hij op 30 juli 2023 een fiets gestolen die toebehoorde aan [slachtoffer 2]. Tijdens zijn aanhouding beledigde hij meerdere politieambtenaren en bedreigde hij [slachtoffer 4] met zware mishandeling. De rechtbank oordeelt dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, ondanks het verweer van de verdediging dat de bedreiging niet opzet was. De rechtbank houdt rekening met de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, die gediagnosticeerd is met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblemen. De ISD-maatregel wordt opgelegd om de veiligheid van de samenleving te waarborgen en om de verdachte de kans te geven op behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.191793.23 (P), 08.048066.23 (VTUL) en 08.178730.22 (VTUL)
Datum vonnis: 21 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
uit andere hoofde gedetineerd in de P.I. Arnhem te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Guest en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.S.J. Chorus, advocaat in Nuth, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) heeft mishandeld;
feit 2:een fiets heeft gestolen;
feit 3:ambtenaren van de politie heeft beledigd;
feit 4:een ambtenaar van de politie heeft bedreigd;
feit 5:zich met geweld of bedreiging daarmee heeft verzet tegen ambtenaren van de politie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Enschede
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 1] een of meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan en/of stompen en/of meermaals op de arm(en) te slaan met een stok, althans een dergelijk hard voorwerp;
2
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Enschede
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Enschede
opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, en [slachtoffer 5] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 6] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Kankermongool, vieze flikker, hoerenzonen, kankersletje, kankerflikkers, kankermoeders, kankervaders, nietsnutten, kankerkale, kankercollega, motherfuckers, kankerhoeren", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Enschede
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling en/of misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen "Als ik jou tegenkom in de stad, als jij niet in dienst bent, dan sla ik jou van achteren neer!" en/of Als ik loskom, dan had ik jou, doodgeslagen!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 4] in diens hoedanigheid van ambtenaar van de politie;
5
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Enschede,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte,
door spanning in de spieren van verdachtes armen te zetten en/of te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Wat betreft de feiten 1 en 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Wat betreft de feiten 3 en 5 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 4 op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat het opzet op de bedreiging ontbreekt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Ten aanzien van feit 1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 juli 2023 gaat verdachte naar de kapperszaak van [slachtoffer 1] in Enschede . Verdachte wil daar zijn haren laten knippen. [slachtoffer 1] zegt dat hij voor die dag volgeboekt is. Dit maakt verdachte boos en hij gaat hierover met [slachtoffer 1] in discussie. [slachtoffer 1] verzoekt verdachte om weg te gaan. Omdat verdachte hier geen gehoor aan geeft, dreigt [slachtoffer 1] de politie te bellen. Verdachte geeft [slachtoffer 1] dan enkele klappen met gebalde vuist op diens gezicht waardoor [slachtoffer 1] op de grond valt. Verdachte pakt vervolgens ‘de stok van een veger’ (de rechtbank begrijpt dat verdachte deze stok bedoelt als hij verklaart over een bezem) en slaat [slachtoffer 1] meermalen op diens armen. [slachtoffer 1] voelt pijn en loopt letsel op. [1]
De overwegingen van de rechtbank
- Noodweer
Verdachte heeft ter terechtzitting een beroep op noodweer gedaan en het volgende verklaard. [slachtoffer 1] had een bezem in zijn hand en uit de houding van [slachtoffer 1] maakte verdachte op dat [slachtoffer 1] hem wilde slaan. Verdachte wilde zich verdedigen en heeft [slachtoffer 1] geslagen met zijn vuisten en met de bezem.
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] een stok/bezem in zijn handen heeft gehad of en/of dat verdachte door [slachtoffer 1] werd aangevallen. Er is dus geen sprake geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijk aanranding door [slachtoffer 1] . Het beroep op noodweer wordt verworpen
- Bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3.2
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5
- Bewezenverklaringen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [2]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaringen van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 30 juli 2023, pagina’s 7 tot en met 9;
het proces-verbaal van bevindingen van 31 juli 2023, opgemaakt door [verbalisant] , pagina’s 39 t/m 42;
het proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2023, opgemaakt door [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , pagina’s 36 tot en met 38.
Overwegingen gedeeltelijke vrijspraak feit 3
De rechtbank overweegt dat, hoewel verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet van alle ten laste gelegde beledigingen kan worden vastgesteld dat deze in Enschede of onderweg van Enschede naar Borne zijn geuit. Van die uitlatingen zal de rechtbank daarom vrijspreken.
3.3.3
Ten aanzien van feit 4
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 30 juli 2023 heeft verdachte tijdens zijn aanhouding in Enschede tegen [slachtoffer 4] (hierna ook: [slachtoffer 4] ) gezegd: “Als ik jou tegenkom in de stad, als jij niet in dienst bent, dan sla ik jou van achteren neer!”.
De overwegingen van de rechtbank
Uit het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door meerdere verbalisanten volgt dat behalve [slachtoffer 4] ook zijn collega’s de bedreiging hebben gehoord. Doordat verdachte hierbij ook meerdere malen zei: “jij op die fiets, jij kale” was voor hen allen duidelijk dat de bedreiging gericht was tegen [slachtoffer 4] , wijkagent in Enschede. De rechtbank begrijpt dat [slachtoffer 4] de enige kale agent was. Verdachte was op dat moment verbaal agressief en in verzet. De verbalisanten moesten hem met kracht tegen de politiebus drukken om te voorkomen dat hij zich zou losrukken.
Op grond van deze feiten en omstandigheden en gelet op het feit dat [slachtoffer 4] als wijkagent in Enschede verdachte regelmatig alleen in de stad tegenkomt, is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 4] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreiging daadwerkelijk zou uitvoeren en dat [slachtoffer 4] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaringen steunen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juli 2023 te Enschede [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd te stompen en meermaals op de armen te slaan met een stok;
2.
hij op 30 juli 2023 te Enschede een fiets, die aan [slachtoffer 2] , een ander, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 30 juli 2023 te Enschede opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, en [slachtoffer 5] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 6] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door aan hen de woorden toe te voegen: "vieze flikker, hoerenzonen, kankerflikkers, kankermoeders, kankervaders, nietsnutten, kankerkale”;
4.
hij op 30 juli 2023 te Enschede [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen "Als ik jou tegenkom in de stad, als jij niet in dienst bent, dan sla ik jou van achteren neer!", terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 4] in diens hoedanigheid van ambtenaar van de politie;
5.
hij op 30 juli 2023 te Enschede, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door spanning in de spieren van verdachtes armen te zetten en te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 180, 266, 267, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling;
feit 2
het misdrijf: diefstal;
feit 3
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling, terwijl deze wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
feit 5
het misdrijf: wederspannigheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd zou moeten worden met hieraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een opname in een kliniek.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft [slachtoffer 1] mishandeld terwijl [slachtoffer 1] aan het werk was in zijn kapperszaak. Verdachte heeft hierdoor een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] maar ook gevoelens van angst en onzekerheid bij [slachtoffer 1] veroorzaakt. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets, aan belediging van meerdere politieagenten, hij heeft een politieagent bedreigd en hij heeft zich verzet tijdens zijn aanhouding. Met deze feiten heeft verdachte overlast, angst en ongemak bij zijn slachtoffers veroorzaakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 24 oktober 2023 opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker en [naam] , unitmanager, van Iriszorg. Het rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in. Verdachte staat op de lijst van zeer actieve veelplegers. Hij heeft problemen op alle leefgebieden. Verdachte heeft geen huisvesting en geen werk of dagbesteding. Hij ontvangt een Wajong-uitkering en heeft een schuldenlast van onbekende hoogte. Hij is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en borderline trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne. Eerdere opnames voor behandeling van zijn verslaving zijn weliswaar positief afgerond maar desondanks is er nu weer sprake van een alcohol- en cocaïneverslaving. Verdachte heeft een relatie die als risicofactor wordt gezien. Eerder reclasseringstoezicht verliep moeizaam omdat verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden hield. Het risico op herhaling wordt als hoog ingeschat evenals het risico op onttrekking aan de voorwaarden.
De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Strafmodaliteit
De rechtbank stelt het volgende vast.
Aan alle voorwaarden die artikel 38m Sr stelt voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het 26 pagina’s tellende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 24 oktober 2023 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld en dat de feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Gelet op verdachtes uitgebreide Justitiële Documentatie en het door de reclassering ingeschatte hoge risico op recidive moet er bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte in de toekomst wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De rechtbank overweegt daarbij dat zij zich bewust is van de zwaarte van de ISD-maatregel. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat zonder langdurige behandeling binnen het gedwongen kader daarvan er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – ondanks zijn ter terechtzitting getoonde motivatie – zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal veranderen en dat hij ook in de toekomst (vermogens)delicten zal blijven plegen.
Verder voldoet verdachte aan de definitie van zeer actieve veelpleger als bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Tegen verdachte zijn over een periode van vijf jaar processenverbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste een in de laatste twaalf maanden, teruggerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Uit het advies van het NIFP van 10 augustus 2023, opgemaakt door I.E. Troost, psychiater, volgt dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Gelet op de problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het door de raadsman bepleite alternatief van een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke ISD-maatregel ontoereikend is voor gedragsverandering en risicobeperking. Zodra verdachte een klinische behandeling zou hebben afgerond, is hij uit beeld met het risico dat hij weer terugvalt in middelengebruik en strafbaar gedrag zoals na eerdere klinische behandelingen ook is gebeurd. Onder het huidige schorsingstoezicht was de reclassering niet in staat om in contact te komen met verdachte en dat zal, mede gelet op het ontbreken van huisvesting, na de klinische behandeling vermoedelijk niet anders worden.
De ISD-maatregel zal daarom worden opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank acht het van belang dat er voldoende tijd is om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om de bescherming van de samenleving te optimaliseren en alle kansen te geven aan de behandeling van verdachte, waaronder het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 1) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 887,10 (zegge: achthonderd zevenentachtig euro en tien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten voorstelbaar zijn maar onvoldoende zijn onderbouwd. [slachtoffer 1] moet om die reden niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde materiële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de vordering met parketnummer 08.048066.23 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes weken, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Overijssel bij vonnis van 5 juni 2023, als de vordering met parketnummer 08.178730.22 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van dertig dagen, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Overijssel bij vonnis van 27 juli 2023, moet worden toegewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vorderingen verzocht indien de rechtbank over zou gaan tot het opleggen van een ISD-maatregel. Mocht de rechtbank geen ISD-maatregel opleggen dan zouden de vorderingen kunnen worden toegewezen. Verdachte verblijft dan langer in detentie en dat zou wat meer tijd opleveren om een klinische opname na detentie mogelijk te maken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden afgewezen. Hoewel verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan het plegen van strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt, acht de rechtbank het toewijzen van deze vorderingen, gelet op de oplegging van de ISD-maatregel, niet opportuun.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: mishandeling;
feit 2het misdrijf: diefstal;
feit 3het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 4het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling, terwijl deze wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
feit 5het misdrijf: wederspannigheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.048066.23
-
wijstde vordering
af;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.178730.22
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M.O Frentrop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023349485 van 1 augustus 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 28 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 43 en 44):
Op 28 juli 2023 was ik aan het werk in mijn kapperszaak te Enschede. Ik zag en voelde dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij toen sloeg met beide gebalde vuisten. Ik voelde een hevige pijn aan beide kanten van mijn gezicht. Ik voelde dat de man mij daar geraakt had. Ik ben door de klappen op de grond gevallen. Ik zag dat de man een stok pakte van de veger die naast de toilet in mijn zaak stond. Ik zag en voelde dat de man mij daarmee sloeg. Ik ben meerdere malen op mijn armen geraakt.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 november 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 28 juli 2023 in Enschede de kapper met de bezem geslagen.
Ten aanzien van feit 4
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 30 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 33 tot en met 35):
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel gepleegd op 30 juli 2023 in Enschede. Ik was ten tijde van het voorval in de rechtmatige uitoefening van mijn bediening. Ik hoorde dat de verdachte tegen mij zei: "Als ik jou tegenkom in de stad, als jij niet in dienst bent, dan sla ik jou van achteren neer!" Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Ik ben wijkagent in het centrum van Enschede. Ik loop hierdoor regelmatig alleen in de stad. Ook loop ik regelmatig privé in de stad met mijn familie. Ik ben vanaf nu zeer wantrouwend als ik hem tegen kom in de stad.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2023, opgemaakt door [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 36 tot en met 38):
Wij verbalisanten, [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] , hoorden dat verdachte doelend op mij, [slachtoffer 4] , zei:" Wacht maar tot ik jou een keer tegen kom in de stad, wanneer je niet in dienst ben dan ga ik jou slaan, zo van achteren". Wij hoorden verdachte ook meerdere malen zeggen "jij op die fiets, jij kale", waardoor wij wisten dat deze bedreigende woorden richting mij, [slachtoffer 4] , waren gericht.

Voetnoten

1.Zie aangifte [slachtoffer 1] .
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023349485 van 1 augustus 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.