ECLI:NL:RBOVE:2023:4707

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
10742090 \ CV EXPL 23-3922
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning in kort geding na beëindiging begeleidingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatie (hierna: eiser) en de besloten vennootschap Beschermingsbewind Centraal Nederland B.V. (hierna: BCN), in hoedanigheid van bewindvoerder van [naam 1]. Eiser vorderde de ontruiming van een huurwoning die door [naam 1] werd bewoond, na beëindiging van een begeleidingsovereenkomst die in 2011 was gesloten. Eiser stelde dat de huurovereenkomst eindigde met de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst, die was beëindigd na een ernstig incident in april 2023. De kantonrechter oordeelde dat de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbonden waren en dat de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst ook de beëindiging van de huurovereenkomst met zich meebracht. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de ontruiming en een gebruiksvergoeding van € 382,72 per maand voor de periode na de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10742090 \ CV EXPL 23-3922
Vonnis in kort geding van 20 november 2023
in de zaak van
de stichting [eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. B.J. van den Berg, advocaat te Zwolle
tegen
de besloten vennootschapBESCHERMINGSBEWIND CENTRAAL NEDERLAND B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [naam 1],
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder of BCN,
gemachtigde: mr. A. aan het Rot, advocaat te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding van 23 oktober 2023, met producties genummerd 1 t/m 13
- de producties genummerd 1 t/m 3 van BCN
- de mondelinge behandeling van 3 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen
zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van BCN.
1.2.
Ten slotte is de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2.Inleiding

[eiser] heeft in 2011 een begeleidingsovereenkomst gesloten met een client van wie de goederen onder bewind zijn gesteld (een meerderjarigenbewind). Onder begeleiding van [eiser] is deze client in 2019 gaan wonen in een (door [eiser] van Vechtdal Wonen gehuurde) huurwoning. In verband daarmee is een huurovereenkomst gesloten tussen [eiser] en de client. In de huurovereenkomst wordt verwezen naar de begeleidingsovereenkomst. [eiser] heeft de begeleidingsovereenkomst met deze client in mei 2023 beëindigd, onder meer omdat zich een ernstig incident heeft voorgedaan bij de woning. Als gevolg van de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst is volgens [eiser] ook de huurovereenkomst geëindigd. [eiser] wil in dit kort geding komen tot een spoedige ontruiming van de betreffende woning. De kantonrechter wijst de vordering toe. De bewindvoerder kan geen aanspraak maken op huurbescherming.

3.De feiten

3.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 augustus 2010 is een bewind ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 BW [1] over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978 (hierna te noemen: [naam 1]). Tot bewindvoerder is benoemd Beschermingsbewind Centraal Nederland B.V.
3.2.
Op 9 april 2011 is een begeleidingsovereenkomst tot stand gekomen tussen [eiser] (Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatie) en [naam 1]. In de inleiding van de overeenkomst is onder meer opgenomen:
Overwegende dat:
  • [eiser] in het kader van door de overheid en/of anderszins extern gefinancierde zorg professionele begeleiding biedt aan cliënten die op grond van een indicatiebesluit recht hebben op deze extern gefinancierde zorg;
  • Deze zorg bestaat uit opvang, onderdak, begeleiding en ondersteuning.
  • [eiser] zich onder meer ten doel stelt hulp te bieden aan personen die minder goed of in het geheel niet in staat zijn zelfstandig te wonen, teneinde de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid te vergroten;
  • (…)
  • Client bovenstaande doelstelling vrijwillig onderschrijft en aanvaardt dat, door deze begeleidingsovereenkomst aan te gaan, client de verplichting heeft om de begeleiding te accepteren en dat de duur van het verblijf in de woonzorgvoorziening onder meer van deze acceptatie afhankelijk is, zulks ter beoordeling van [eiser]
  • (…)
3.3.
In de begeleidingsovereenkomst is verder onder meer bepaald:
Artikel 2
(…) Indien de begeleidingsovereenkomst om welke reden dan ook wordt beëindigd, heeft client geen aanspraak meer op bewoning van de kamer in de woonvoorziening en andere diensten van [eiser].
Artikel 9
Bij beeindiging van de begeleidingsovereenkomst geldt in alle gevallen dat tegelijkertijd en onherroepelijk het verblijf in de woonvoorziening wordt beeindigd. (…)
Artikel 10
Bij ontbinding van de begeleidingsovereenkomst geldt in alle gevallen dat tegelijkertijd en onherroepelijk het verblijf in de woonvoorziening wordt beëindigd.
De begeleidingsovereenkomst wordt ontbonden wanneer:1. Door wijziging in de persoonlijke omstandigheden van cliënt in redelijkheid niet van [eiser] gevergd kan worden dat zij de begeleiding voortzet;
2. (…)
3. [eiser] de begeleidingsactiviteiten, door welke omstandigheden dan ook, niet langer uit kan voeren.
[eiser] deelt cliënt schriftelijk mee wanneer een van bovenstaande gronden zich voordoet.
3.4.
Op 1 augustus 2019 heeft [eiser] met [naam 1] een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het adres [adres] (hierna te noemen: de woning). De overeenkomst draagt de titel “Huurovereenkomst woonruimte op naam van [eiser] behorende bij de begeleidingsovereenkomst”. [eiser] heeft in verband hiermee voor de betreffende woning met ingang van 1 augustus 2019 een huurovereenkomst gesloten met Vechtdal Wonen.
3.5.
In de inleiding van de huurovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] is opgenomen:
Overwegende dat
  • Verhuurder een zorginstelling is die in het kader van de door de overheid en/of anders extern gefinancierde zorg, professionele begeleiding biedt aan mensen die problemen ondervinden bij het (her)krijgen en stabiliseren van sociale basisbehoeften en maatschappelijke participatie teneinde een zo groot mogelijke zelfredzaamheid te bewerkstelligen;
  • Huurder professionele begeleiding nodig heeft;
  • Het aspect van noodzaak tot begeleiding de reden is van het ter beschikking stellen van voorliggende zelfstandige woonruimte, door verhuurder aan huurder;
  • Voorliggende huurovereenkomst betrekking heeft op zelfstandige woonruimte die aan huurder wordt verhuurd;
  • Verhuurder in samenspraak met en ten behoeve van de huurder een begeleidingsovereenkomst heeft opgesteld, welke begeleidingsovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met voorliggende huurovereenkomst;
  • Huurder er van op de hoogte is dat de huisvesting en begeleiding qua omvang, financiering en organisatie alleen mogelijk is indien de begeleiding wordt afgenomen bij verhuurder;
  • (…)
  • De begeleiding door verhuurder en het in verhuur geven van de zelfstandige woonruimte onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in die zin dat de huurovereenkomst eindigt op het moment dat de begeleidingsovereenkomst eindigt;
  • (…)
3.6.
In de huurovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] is verder onder meer bepaald:
Artikel 3 Duur, verlenging en opzegging
3.2.
Indien de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd ingevolge artikel 4 van de begeleidingsovereenkomst, geldt in alle gevallen dat tegelijkertijd en onherroepelijk deze huurovereenkomst eindigt en de huurder verplicht is de woonruimte, (…) te verlaten uiterlijk binnen één maand na beëindiging van de begeleidingsovereenkomst. Uitzondering op deze termijn vormt het bepaalde in artikel 4.2.3 van de begeleidingsovereenkomst, waarin huurder verplicht is per direct de woonruimte te verlaten. De huurder verklaart zich uitdrukkelijk op de hoogte van deze bepaling en stemt daarmee uitdrukkelijk in.
(……)
Artikel 10 Bijzondere bepalingen
Deze huurovereenkomst is onlosmakelijk verbonden aan de tussen verhuurder en huurder gesloten begeleidingsovereenkomst. De begeleidingsovereenkomst vormt de kern van de tussen partijen gemaakte afspraken. Huurder aanvaardt door ondertekening van deze overeenkomst dan ook uitdrukkelijk dat de huurovereenkomst eindigt op het moment dat de begeleidingsovereenkomst eindigt.
(……)
Artikel 11 Bijlagen
Huurder verklaart te hebben ontvangen:
1.
de begeleidingsovereenkomst
(……)
3.7.
In de huurovereenkomst van 1 augustus 2019 tussen [eiser] en Vechtdal Wonen is onder meer bepaald:
(…) Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van cliënt van huurder, de heer [naam 1], (…)
3.8.
Aan de huurovereenkomst tussen [eiser] en Vechtdal Wonen is een bijlage gehecht met de titel “Begeleidingsovereenkomst [adres] d.d. 1 augustus 2019”. Daarin staat onder meer:
De volgende aanvullende afspraken zijn van toepassing:
1.
Bewoner gaat 2 dagen per week naar dagbesteding. Bij voorkeur [eiser] Veldzichthoeve.(…)
6.
Om de drie maanden is er een evaluatie over het bewonen van het gehuurde met Vechtdal Wonen en [eiser] en indien nodig Samen Doen en FACT (Dimence). (…)
De bijlage is ondertekend door [eiser] en Vechtdal Wonen.
3.9.
Op 20 april 2023 heeft zich een incident voorgedaan in en bij de woning waarbij medewerkers van Vechtdal Wonen door [naam 1] zijn geïntimideerd en bedreigd. Ook is een door Vechtdal Wonen ingeschakelde monteur in de woning door [naam 1] agressief benaderd en bedreigd. Daarbij was tussenkomst van de politie noodzakelijk om de werkzaamheden te kunnen voltooien.
3.10.
Mede vanwege het incident van 20 april 2023 heeft Vechtdal Wonen per brief van 26 april 2023 aan [eiser], de huurovereenkomst met [eiser] beëindigd. Daarbij is aangezegd dat [eiser] de woning op 26 mei 2023 schoon en leeg bij Vechtdal wonen moet opleveren.
3.11.
[eiser] heeft op 11 mei 2023 een brief gestuurd aan [naam 1] waarin zij de begeleidingsovereenkomst met [naam 1] per direct beëindigt op grond van artikel 10, sub 1 en sub 3 van de begeleidingsovereenkomst. Aanleiding daarvoor is, kort gezegd, dat [naam 1] zich niet aan afspraken heeft gehouden om geen overlast meer te veroorzaken en dat hij zich niet begeleidbaar opstelt alsmede het incident van 20 april 2023. [eiser] schrijft in de brief dat als gevolg van het eindigen van de begeleidingsovereenkomst ook het verblijf in de woning eindigt. Zij stelt [naam 1] tot 26 mei 2023 in de gelegenheid om de woning te ontruimen en leeg op te leveren.
3.12.
[naam 1] verbleef in de periode vanaf omstreeks half mei 2023 tot 2 oktober 2023 bij een opvanglocatie van Dimence in verband met een gedwongen opname. Daarna heeft [naam 1] in oktober 2023 enkele persoonlijke zaken opgehaald uit de woning aan de [adres] en is hij vertrokken.
3.13.
[naam 1] en zijn bewindvoerder hebben de woning aan de [adres] tot op heden niet ontruimd en opgeleverd aan [eiser] dan wel aan Vechtdal Wonen.
3.14.
In de periode van juni 2023 tot en met oktober 2023 heeft (de bewindvoerder van) [naam 1] geen huurbetalingen gedaan aan [eiser], zodat er op de dag van dagvaarding in kort geding een betalingsachterstand was van € 1.903,95. Met betalingen op 18 oktober 2023 en op 1 november 2023 heeft (de bewindvoerder van) [naam 1] de achterstallige huurtermijnen en de huurtermijn van de maand november 2023 aan [eiser] betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert in kort geding, na vermindering van eis in verband met gedane betalingen, veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van de woning aan het adres [adres], binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, met betaling van een gebruiksvergoeding van € 382,72 per maand voor de periode dat de woning na 30 november 2023 nog niet is ontruimd en met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van de procedure.
4.2.
De bewindvoerder voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
[eiser] heeft gesteld en toegelicht dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering in kort geding. [eiser] heeft namelijk tegenover Vechtdal Wonen de verplichting om de woning aan de [adres] ontruimd en leeg op te leveren. Zo lang de spullen van [naam 1] nog in de woning staan, kan [eiser] daaraan niet voldoen. Vechtdal Wonen heeft inmiddels al wel gedreigd met rechtsmaatregelen tegen [eiser] om de ontruiming en de oplevering van de woning gedaan te krijgen. De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang daarmee voldoende is onderbouwd. Dat [naam 1] volgens de bewindvoerder zich jegens Vechtdal Wonen op huurbescherming kan beroepen als hij tot ontruiming wordt veroordeeld, maakt dat niet anders.
Andere overwegingen met betrekking tot het procesrecht
5.2.
Het gaat hier om een kortgedingprocedure. Daarvoor geldt dat de kantonrechter moet beoordelen of de vorderingen in een te voeren bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.3.
Dat [eiser] de bewindvoerder heeft gedagvaard houdt verband met de wettelijke bepalingen die gelden voor een meerderjarigen bewind. Daarin is namelijk onder meer bepaald dat de bewindvoerder de persoon die onder bewind staat (ook wel rechthebbende genoemd) vertegenwoordigt [2] . Dat geldt voor het geval de rechthebbende in een gerechtelijke procedure wordt betrokken, zoals dat in deze procedure het geval is, maar ook daarbuiten. Dat verklaart waarom [eiser] de vordering heeft ingesteld tegen de bewindvoerder, ook al gaat het in dit vonnis met name over de rechtspositie van [naam 1].
5.4.
De kantonrechter zal hierna inhoudelijk ingaan op de vordering van [eiser] jegens de bewindvoerder.
Zijn zorg en huur onlosmakelijk met elkaar verbonden? Ja
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat zorg en huur in de rechtsverhouding tussen [eiser] en [naam 1] onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Dat oordeel is gebaseerd op het volgende.
5.6.
[eiser] heeft gesteld dat er in de rechtsverhouding tussen [eiser] en [naam 1] in de eerste plaats sprake is van een begeleidingsovereenkomst. Die overeenkomst houdt in dat [naam 1] zorg en begeleiding ontvangt van [eiser] en dat die begeleiding ook betrekking heeft op de woonsituatie van [naam 1]. Hoewel er in verschillende documenten sprake is geweest van verschrijvingen in artikelnummers en verwijzingen daarnaar, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat door [eiser] voldoende aannemelijk is gemaakt dat er maar één begeleidingsovereenkomst bestaat tussen [eiser] en [naam 1]. Dat betreft de overeenkomst van 9 april 2011. Voor zover de bewindvoerder heeft willen stellen dat er nog meer begeleidingsovereenkomsten tussen [eiser] en [naam 1] zijn gesloten, wordt aan die stelling bij gebreke van ook maar enige onderbouwing voorbij gegaan. [eiser] heeft verder uitgelegd dat [naam 1] bij het sluiten van die overeenkomst in eerste instantie is gaan wonen in een woonvoorziening van [eiser], genaamd “[naam 2]”. In de loop van het begeleidingstraject bleek, volgens de toelichting van [eiser], dat een andere woonvorm beter zou passen bij de situatie van [naam 1]. Dat heeft ertoe geleid dat [naam 1] met zorg en begeleiding van [eiser] kon gaan wonen in een zelfstandige huurwoning. Met deze uitleg van [eiser], die verder onweersproken is gebleven, heeft [eiser] voldoende duidelijk gemaakt dat de begeleidingsovereenkomst uit april 2011 nog steeds van toepassing was toen [naam 1] in 2019 met tussenkomst van [eiser] ging wonen in de huurwoning van Vechtdal Wonen aan de [adres].
5.7.
In de begeleidingsovereenkomst is in de artikelen 2, 9 en 10 (hiervoor geciteerd onder 3.3 van dit vonnis) uitdrukkelijk bepaald dat het wonen in een woonvoorziening van [eiser] eindigt als de begeleidingsovereenkomst om wat voor reden dan ook eindigt. Omgekeerd wordt er in de huurovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] verwezen naar de begeleidingsovereenkomst (zie hiervoor onder 3.5 en 3.6). Zo is in de inleidende overwegingen van de huurovereenkomst opgenomen dat de huurovereenkomst onlosmakelijk is verbonden met de begeleidingsovereenkomst. En hetzelfde valt te lezen in de eerste zin van artikel 10 van de huurovereenkomst. Verder is in artikel 3.2 van de huurovereenkomst opgenomen dat wanneer de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd, tegelijkertijd en onherroepelijk ook de huurovereenkomst eindigt. Op zichzelf is juist dat in laatstgenoemd artikel een verkeerde verwijzing is opgenomen naar een artikel uit de begeleidingsovereenkomst. Dat betreft de verwijzing naar artikel 4 en in het bijzonder artikel 4.2.3 van de begeleidingsovereenkomst. Laatstgenoemd artikelnummer is niet terug te vinden in de begeleidingsovereenkomst. [eiser] heeft erkend dat dit het geval is en dat het hier gaat om een verschrijving. In de begeleidingsovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] staan de situaties waarin beëindiging van de begeleidingsovereenkomst plaats kan vinden namelijk in artikel 9 en artikel 10 vermeld. Hoewel dus de verwijzingen in de huurovereenkomst naar de artikelen in de begeleidingsovereenkomst niet helemaal juist zijn, valt uit de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst in onderlinge samenhang bezien, voldoende duidelijk af te leiden wanneer de huurovereenkomst eindigt. Bovendien valt uit beide overeenkomsten af te leiden dat zij onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De kantonrechter gaat daar dan ook vanuit.
5.8.
De bewindvoerder heeft het verweer gevoerd dat de tekst van de huurovereenkomst tussen [eiser] en Vechtdal Wonen, en met name de titel van de bijlage daarbij, in samenhang met de in dit vonnis al besproken verschrijvingen, voor zodanige onduidelijkheid zorgt dat niet langer begrijpelijk is welke begeleidingsovereenkomt [eiser] bedoelt. Volgens de bewindvoerder moet de vordering van [eiser] daarop stranden. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. In de eerste plaats is daarvoor van belang dat [naam 1] geen partij is bij de overeenkomst tussen [eiser] en Vechtdal Wonen. In de twee plaats is van belang dat [eiser] voldoende heeft uitgelegd waarom er geen verwarring kan ontstaan over de begeleidingsovereenkomst die van toepassing is in de rechtsverhouding tussen [eiser] en [naam 1]. Er is volgens haar namelijk maar één begeleidingsovereenkomst tussen [naam 1] en [eiser] en dat is de overeenkomst van april 2011. En, zoals hiervoor al is overwogen, is van het bestaan van een andere begeleidingsovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] de kantonrechter niet gebleken. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] verder uitgelegd dat op de bijlage van de huurovereenkomst tussen [eiser] en Vechtdal Wonen helaas sprake is geweest van een verschrijving. De titel van de bijlage bij de huurovereenkomst tussen Vechtdal Wonen en [eiser] had niet de naam “Begeleidingsovereenkomst (…)” moeten dragen, maar had de naam “Huurovereenkomst (…)” moeten dragen. [eiser] onderkent dat dit een storende verschrijving is, maar heeft aangevoerd dat dit geen afbreuk doet aan de onderbouwing van haar vordering. De kantonrechter vindt deze weerlegging van [eiser] overtuigend en afdoende. De kantonrechter gaat voorshands dan ook uit van de juistheid van de stelling van [eiser] dat de begeleidingsovereenkomst die in artikel 11 van de tussen haar en [naam 1] gesloten huurovereenkomst genoemd wordt, de begeleidingsovereenkomst van 9 april 2011 betreft.
5.9.
Na hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter in het kader van dit kort geding tot het oordeel dat de begeleidingsovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] van 9 april 2011 en de huurovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] van 1 augustus 2019 onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Uit de inhoud van de beide overeenkomsten volgt bovendien onmiskenbaar dat de zorg het overheersende element is in die overeenkomsten. Dit is ook logisch, [eiser] is immers geen reguliere verhuurder, maar zij is een organisatie die zorg verleent. De huurovereenkomst met [naam 1] is tot stand gekomen in het kader van een zorg- en begeleidingstraject. [eiser] heeft ook genoegzaam onderbouwd dat aan die zorg en begeleiding daadwerkelijk uitvoering werd gegeven. Dat brengt mee dat de huurbeschermingsbepalingen in dit geval niet van toepassing zijn.
Het eindigen van de begeleidingsovereenkomst en het eindigen van de huur
5.10.
In een brief van 11 mei 2023 heeft [eiser] aan [naam 1] meegedeeld dat zij de begeleidingsovereenkomst per direct beëindigt dan wel ontbindt en dat daarmee ook de huurovereenkomst eindigt (zie hiervoor onder 3.11). Deze brief is door [eiser] niet alleen per post verstuurd naar de woning, maar is ook, naar [eiser] ter zitting onbetwist heeft gesteld, aan [naam 1] overhandigd op zijn verblijfadres bij Dimence. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiser] een goede grond had om de begeleidingsovereenkomst te beëindigen. Zij heeft met haar producties 6 tot en met 8 en 10 en 11 voldoende aannemelijk gemaakt dat [naam 1] zich niet heeft gehouden aan met hem gemaakte afspraken om geen overlast te veroorzaken en dat hij zich niet begeleidbaar opstelt. In die situatie, en voorts gelet op het ernstige incident van 20 april 2023, waarbij [naam 1] zich zeer kwalijk heeft gedragen (zie hiervoor onder 3.9), heeft [eiser] met recht een beroep kunnen doen op artikel 10 lid 1 en lid 3 van de begeleidingsovereenkomst. Bovendien is ook tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [naam 1] zich niet meer wil laten begeleiden door [eiser].
5.11.
Voorshands is de conclusie daarom dat de begeleidingsovereenkomst op goede grond door [eiser] is beëindigd en dat als gevolg daarvan ook de huurovereenkomst tussen [eiser] en [naam 1] is geëindigd.
5.12.
Ondanks het eindigen van de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst is (de bewindvoerder van) [naam 1] niet overgegaan tot ontruiming van de woning. Nu er, gelet op het vorenstaande, een grote kans bestaat dat ook de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst is beëindigd, is de vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning toewijsbaar. Er wordt aanleiding gezien de ontruimingstermijn te bepalen op veertien dagen.
5.13.
De bewindvoerder, BCN, is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,29
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
793,00
Totaal
1.053,29
5.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
6.1.
veroordeelt BCN om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, (tenzij deze zaken van [eiser] of van Vechtdal Wonen zijn), en de sleutels af te geven aan [eiser],
6.2.
veroordeelt BCN om te betalen aan [eiser] een bedrag van € 382,72 per maand vanaf 1 december 2023 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
6.3.
veroordeelt BCN in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.053,29, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt BCN in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023. (ap)

Voetnoten

1.Artikel 1:431 BW = Artikel 431 uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 441 lid 1 uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (1:441 BW)