ECLI:NL:RBOVE:2023:4699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
08.075225.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag en rijden onder invloed met ernstig lichamelijk letsel als gevolg

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag en rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor de duur van 3 jaren. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond op 19 maart 2022 te Hengelo, waarbij de verdachte, als beginnend bestuurder, met een snelheid van ten minste 97 km/uur door een rood verkeerslicht reed en in botsing kwam met een ander voertuig. Het ongeval resulteerde in ernstig lichamelijk letsel voor de andere bestuurder, die een gebroken enkel en andere verwondingen opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, aangezien hij onder invloed van alcohol verkeerde en niet de nodige aandacht voor het verkeer had. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, waarbij ook rekening werd gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar had gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.075225.22 (P)
Datum vonnis: 21 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.J. Dees en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:als beginnend bestuurder roekeloos heeft gereden door onder invloed van alcohol, met een hogere snelheid dan is toegestaan, door een rood verkeerslicht te rijden waardoor er een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer]) ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 1 subsidiair:gevaar op de weg heeft veroorzaakt door met een hogere snelheid dan is toegestaan, door een rood verkeerslicht te rijden;
feit 1 meer subsidiair:binnen de bebouwde kom de toegestane maximumsnelheid met meer dat 30 kilometer per uur heeft overschreden;
feit 2 primair:als beginnend bestuurder een auto heeft bestuurd terwijl hij meer alcohol had gedronken dan toegestaan;
feit 2 subsidiair:onder invloed van alcohol al dan niet in combinatie met een andere stof een auto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Hengelo in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Seat), komende uit de richting van het centrum van Hengelo, gaande in de richting van Enschede, daarmede rijdende over de weg de Enschedesestraat en roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was,
zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
terwijl op de kruising van de Enschedesestraat, de laan van Driene en de Kuipersdijk de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 327,1 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor dat driekleurig verkeerslicht maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 97 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van ander voertuig (personenauto, merk Opel) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere voertuig (personenauto, merk Opel),
terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Hengelo in de gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Seat), komende uit de richting van het centrum van Hengelo, gaande in de richting van Enschede, daarmede heeft gereden over de weg de Enschedesestraat en
in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat (reeds 327,1 seconden) rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of
aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 97 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Enschedesestraat, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 97 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;
2
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,00 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Gelet op de gedragingen van verdachte kan worden uitgegaan van roekeloosheid. De verdediging heeft verder gewezen op het feit dat verdachte niet binnen een week na het bloedonderzoek op de hoogte is gebracht van de uitslag. Dit vormverzuim van artikel 17 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna ook: het besluit) doet echter geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van het bloedonderzoek, aldus de verdediging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Overweging ten aanzien van het vormverzuim
In artikel 17 van het besluit is bepaald dat verdachte binnen een week na ontvangst van de resultaten van het bloedonderzoek hiervan schriftelijk in kennis wordt gesteld. De rechtbank heeft, met de officier van justitie en de raadsman, vastgesteld dat het rapport dateert van 5 april 2022. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte pas op 22 augustus 2022 schriftelijk in kennis is gesteld van de resultaten. Dit levert een vormverzuim op zoals bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv).
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld tot welk rechtsgevolg het hiervoor beschreven vormverzuim moet leiden. Daarbij moet worden gekeken naar het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. De rechtbank stelt vast dat de resultaten van het bloedonderzoek niet zijn betwist en dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Verdachte is niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim, zonder daar een rechtsgevolg aan te verbinden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 november 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 22 september 2022, opgemaakt door [verbalisant], pagina’s 7 tot en met 11;
het verkort proces-verbaal analyse VRI data van 12 april 2022, pagina’s 17 tot en met 25;
een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 4 Wetboek van Strafvordering, het rapport alcohol en drugs in het verkeer van het MaasstadLab van dr. T.M. Bosch, van 5 april 2022, pagina’s 50 en 51;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 4 Wetboek van Strafvordering, de geneeskundige verklaring van E.M. Oude Nijhuis, huisarts, van 15 november 2022, pagina 37.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 19 maart 2022 te Hengelo (O),
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Seat), komende uit de richting van het centrum van Hengelo, gaande in de richting van Enschede, daarmede rijdende over de weg de Enschedesestraat
roekeloos, heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was,
zijn aandacht gedurende enige tijd niet, op het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en
terwijl op de kruising van de Enschedesestraat, de Laan van Driene en de Kuipersdijk de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds 327,1 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor dat driekleurig verkeerslicht maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en
aldaar heeft gereden met een snelheid van tenminste 97 km/uur, een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, en
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig tijdig tot stilstand te brengen, bij nadering van ander voertuig (personenauto, merk Citroën) en
in aanrijding is gekomen met dat andere voertuig (personenauto, merk Citroën),
terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
2
hij op 19 maart 2022 te Hengelo (O) als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,00 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 8, 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna ook: WVW 1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,2 milligram).

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt ontzegd voor de duur van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank kan komen tot de juridische duiding roekeloosheid, maar dat qua straftoemeting aansluiting gezocht zou moeten worden bij wat, in de LOVS-oriëntatiepunten, wordt aangeduid als ernstige schuld. De alcohol was de katalyserende factor in deze. Verder wordt door de raadsman opgemerkt dat de feiten anderhalf jaar geleden zijn gepleegd en dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is. Ook wordt verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en met het gegeven dat er geen reclasseringsrapport is opgemaakt. Hierdoor is er geen afweging gemaakt of eventueel het adolescentenstrafrecht van toepassing zou kunnen zijn. Gelet hierop stelt de verdediging zich op het standpunt dat een gevangenisstraf van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij een maximale taakstraf van 240 uren en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als beginnend bestuurder schuldig gemaakt aan roekeloos rijgedrag waardoor hij een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. Hij heeft met een grote hoeveelheid alcohol op, veel harder gereden dan was toegestaan en is met deze hoge snelheid door een rood uitstralend verkeerslicht gereden. Hij is hierbij met een andere bestuurder, [slachtoffer], die op dat moment een groen uitstralend verkeerslicht passeerde, in botsing gekomen. [slachtoffer] is hierbij ernstig gewond geraakt. Zijn enkel is door het ongeval verbrijzeld. Hier is [slachtoffer] voor geopereerd. Er is sprake van blijvend letsel aan zijn voet. Ook de door het ongeval veroorzaakte rugklachten zijn nog lang aanwezig geweest. Verder heeft [slachtoffer] een gekneusd borstbeen opgelopen.
Verdachte reed op 19 maart 2022 in de vroege ochtend als bestuurder van een Seat met daarin 3 passagiers veel te hard, (bijna) twee keer de toegestane snelheid, door een verkeerslicht dat al minutenlang op rood stond, reed zonder te remmen een kruising op en kwam daar in aanrijding met het door het slachtoffer bestuurde voertuig, een Citroën. Verdachte was beginnend bestuurder en verkeerde onder invloed van alcohol. Verdachte heeft, zo blijkt uit zijn ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring, gedurende een langere tijd in het geheel geen aandacht gehad voor het verkeer. Het verkeerslicht heeft verdachte niet opgemerkt. Verdachte heeft zich na het ongeval niet bekommerd om het slachtoffer [slachtoffer]. Dat dit erg veel impact op hem heeft gehad blijkt uit zijn indringende slachtofferverklaring, die aan het dossier is toegevoegd. In deze verklaring beschrijft [slachtoffer] hoe hij zag dat zijn auto aan het roken was en dat hij uit het voertuig wilde ontsnappen. Dit lukte niet omdat zijn voet klem zat tussen de pedalen. Het is hem uiteindelijk gelukt waarna hij op het wegdek terecht is gekomen. Daar lag hij alleen en in het donker, verkerend in angst dat een andere bestuurder van een voertuig hem niet zou zien en zou overrijden. [slachtoffer] heeft zich op dat moment erg alleen gevoeld. Ook nadien heeft verdachte niets laten horen. [slachtoffer] schrijft dat hij hier “knettergek” van werd. De gevolgen van het ongeval hebben niet alleen grote impact op [slachtoffer] zelf maar ook op zijn gezin. Verdachte heeft hier op geen enkele manier de verantwoordelijkheid voor genomen.
Door zich op deze manier in het verkeer te gedragen heeft verdachte de verkeersregels op ernstige wijze overtreden. Zijn rijgedrag was ernstig gevaarzettend en het gevaar heeft zich ook verwezenlijkt. Dat de afloop voor het slachtoffer niet (nog) ernstiger is, is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om andere verkeersdeelnemers en heeft zich als een bestuurder gedragen die niemand in het verkeer hoopt tegen te komen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 31 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd en het gegeven dat hij een beginnend bestuurder is, al vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft verder geconstateerd dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in haar overweging betrokken. Voor roekeloosheid is (nog) geen oriëntatiepunt vastgesteld. Bij de categorie “zeer hoge mate van schuld” kan gedacht worden aan gevallen die meer neigen naar of grenzen aan roekeloosheid. Kijkend naar feiten waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en waarbij bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel, geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat sprake is van de zwaarste gradatie van schuld, namelijk roekeloosheid, de proceshouding van verdachte en de eveneens zeer ernstige gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer, een taakstraf niet passend is. Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijk gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden.
Daarnaast zal de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren opleggen, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs overeenkomstig art. 179 lid 6 WVW 1994 ingevorderd is geweest. De rechtbank heeft bij het opleggen van de onvoorwaardelijke ontzegging overwogen dat de veiligheid in het verkeer dient te prevaleren boven het belang dat verdachte stelt te hebben bij het behoud van zijn rijbewijs ten behoeve van zijn werk en zijn gezin.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 het misdrijf:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
feit 2 het misdrijf:overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,2 milligram)
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Buiten staat
Mr. A.M. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022125456 van 22 september 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.