In deze zaak vorderde de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst op grond van vermeende tekortkomingen van de huurder, waaronder het niet goed onderhouden van de woning en het aanbrengen van wijzigingen zonder toestemming. Daarnaast was er een geschil over contante huurbetalingen en een huurachterstand. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding afgewezen, omdat de tekortkomingen van de huurder niet ernstig genoeg waren om de ontbinding te rechtvaardigen. De rechter oordeelde dat de huurder niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de huurbetalingen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen toe, maar wees de vordering tot ontbinding en ontruiming af. De rechter benadrukte dat de huurder zich moet houden aan de huurbetalingen en dat de verhuurder ook verplicht is tot vroegsignalering van eventuele betalingsproblemen, vooral gezien de aanwezigheid van een minderjarig kind in de woning. De rechter heeft ook overwogen dat de huurder de woning in goede staat moet opleveren en dat eventuele wijzigingen aan de woning bij het einde van de huur moeten worden hersteld. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.