In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een recreatiewoning verhuren, en gedaagden, die de woning huren. De eisers hebben de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en gedaagden te veroordelen tot ontruiming van de woning en betaling van een huurachterstand. Gedaagden hebben vanaf het begin van de huurovereenkomst, die op 1 februari 2020 is ingegaan, een huurachterstand laten ontstaan. Ondanks meerdere betalingsregelingen zijn deze niet nagekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2023 werd bevestigd dat gedaagden medio september 2023 de woning hadden verlaten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst nog niet formeel was beëindigd, maar dat gedaagden de woning vrijwillig hadden verlaten. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichtingen door gedaagden. De eisers hebben een gespecificeerd overzicht van de huurachterstand overgelegd, waaruit blijkt dat deze tot en met oktober 2023 € 32.840,39 bedraagt. Gedaagden hebben de huurachterstand betwist, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de door hen overgelegde kwitanties niet voldoende bewijs leveren voor hun verweer.
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden met ingang van de uitspraak en gedaagden veroordeeld om de woning binnen één week ontruimen. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 28.708,69, vermeerderd met een maandelijkse vergoeding voor het voortgezet gebruik van de woning en de wettelijke rente. De kosten van de procedure zijn eveneens voor rekening van gedaagden gesteld.