ECLI:NL:RBOVE:2023:4667

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/08/293181 / HA ZA 23-101
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in een geschil over een koopovereenkomst tussen een Nederlands en een Bulgaars bedrijf

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van de Rechtbank Overijssel om kennis te nemen van een geschil tussen X Centrum B.V., een Nederlands bedrijf, en Trans Interkar EAD, een Bulgaars bedrijf. X Centrum vordert betaling van een bedrag van € 94.000,- van Trans, voortvloeiend uit een vermeende koopovereenkomst voor een Mercedes-Benz SLR McLaren. De rechtbank oordeelt dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die namens Trans handelde, beoordeeld moet worden naar Bulgaars recht. De rechtbank komt tot de conclusie dat deze persoon, [betrokkene], niet bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan, omdat er geen gelegaliseerde volmacht was verstrekt. Hierdoor is er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd, omdat de uitzonderingsregel van de EEX-verordening niet van toepassing is. X Centrum wordt in de proceskosten veroordeeld, die op € 6.559,- worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 15 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/293181 / HA ZA 23-101
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X CENTRUM B.V.,
gevestigd te Haaksbergen,
eisende partij,
hierna te noemen: X Centrum,
advocaat: mr. R.L.M. Cox te Nijmegen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TRANS INTERKAR EAD,
gevestigd te Sofia (Bulgarije),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Trans,
advocaat: mr. L. Huttinga te Zwolle.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in incident,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak,
- de brief van 11 september 2023 van X Centrum ter overlegging van productie 18 en 19,
- de mondelinge behandeling van 25 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
X Centrum is een Nederlands bedrijf dat handelt in premium tweedehands auto’s. [naam 1] is (indirect) bestuurder van X Centrum.
2.2.
Trans is een Bulgaars bedrijf dat investeert in voertuigen die worden verhuurd. [naam 2] is de uitvoerend directeur van Trans.
2.3.
X Centrum had een Mercedes-Benz SLR McLaren (zonder kenteken) te koop staan voor € 639.000,-.
2.4.
Op 24 augustus 2022 heeft [betrokkene] de SLR in de showroom van X Centrum in Haaksbergen bezichtigd. Namens X Centrum was toen de zoon van [naam 1] aanwezig.
2.5.
Na het bezoek heeft [betrokkene] op 24 augustus 2022 aan X Centrum gemaild:
“Hello,
Please book the SLR for us. Can i have your father’s phone number? Wich language does he prefer – German or Englisch? (..)”
2.6.
[betrokkene] is vervolgens op diezelfde dag met [naam 1] telefonisch een koopsom overeengekomen van € 630.000,-.
2.7.
Op 30 augustus 2022 heeft [betrokkene] aan X Centrum gemaild:
“Dear [naam 1],
I confirm we purchase the SLR. The new owner will be:
Company name: TRANS INTERKAR
VAT Nr: [nummer]
Adress: Stafan Karadja 2, Sofia, Bulgaria
(..)”.
2.8.
In een e-mailbericht van 31 augustus 2022 heeft X Centrum vervolgens aan [betrokkene] gevraagd om een uittreksel uit het handelsregister van Trans en een kopie van de ID-kaart van de eigenaar. Op 1 september 2022 heeft [betrokkene] stukken over Trans en een kopie van de ID-kaart van [naam 2] toegestuurd. X Centrum heeft daarna aan [betrokkene] de factuur verzonden.
2.9.
Op 9 september 2022 heeft [betrokkene] aan X Centrum gemaild dat Trans toch afziet van de koop. De SLR is niet afgenomen, de koopsom is niet betaald.
2.10.
X Centrum heeft de koopovereenkomst bij brief van 11 november 2022 ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
X Centrum vordert dat de rechtbank Trans veroordeelt tot betaling van € 94.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag van voldoening. Daarnaast vordert zij Trans te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 1.715,- en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
X Centrum legt aan haar vordering ten grondslag dat op 30 augustus 2022 tussen X Centrum en Trans een koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot de SLR. Partijen hebben een koopprijs van € 630.000,- afgesproken. Trans zou de SLR zelf komen ophalen in Haaksbergen. Volgens X Centrum was [betrokkene] bevoegd om namens Trans deze overeenkomst te sluiten. Tijdens het bezoek op 24 augustus 2022 in Haaksbergen heeft [betrokkene] namelijk een lijst met auto’s gedeeld, waarbij achter de SLR stond “[betrokkene] – goedgekeurd voor aankoop door aandeelhouders 2 september 2022”. [betrokkene] noemde [naam 2] ‘my boss’. Verder blijkt uit de stukken dat [naam 2] op de hoogte was van de correspondentie tussen X Centrum en [betrokkene]. [betrokkene] en [naam 2] kenden elkaar. [betrokkene] beschikte ook over een kopie van de identiteitskaart van [naam 2]. Ook in het geval dat [betrokkene] formeel niet gevolmachtigd zou zijn om de auto in naam van Trans te kopen, dan volgt uit het voorgaande dat X Centrum er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [betrokkene] deze bevoegdheid wel had. Een doorslaggevende omstandigheid op grond waarvan X Centrum redelijkerwijs mocht aannemen dat [betrokkene] een toereikende volmacht was verleend, is dat [betrokkene] over een kopie van de identiteitskaart van [naam 2] kon beschikken.
Trans is de overeenkomst niet nagekomen omdat zij de SLR niet heeft afgenomen en de koopsom niet heeft betaald. X Centrum heeft de overeenkomst ontbonden. Zij vordert primair een contractuele boete op grond van de BOVAG-voorwaarden, die volgens haar onderdeel zijn van de overeenkomst. Op grond van artikel 8 van die voorwaarden is deze contractuele boete wegens het annuleren van de overeenkomst 15 % van de koopsom, dit is afgerond € 94.000,-. Subsidiair vordert X Centrum dit bedrag als schadevergoeding op grond van artikel 61 en 74 van het Weens Koopverdrag en op grond van artikel 6:277 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor een schatting van de schade verwijst X Centrum naar de in de BOVAG-voorwaarden gestelde norm als aanknopingspunt.
3.3.
Trans heeft in het incident opgeworpen dat deze rechtbank zich onbevoegd moet verklaren omdat tussen Trans en X Centrum geen overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens Trans is daarom niet de Nederlandse maar de Bulgaarse rechter bevoegd. X Centrum heeft in haar conclusie van antwoord in het incident uitgelegd waarom zij meent dat deze rechtbank wel bevoegd is. Trans heeft vervolgens in haar conclusie van antwoord inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van X Centrum. De rechtbank zal hieronder, voor zover nodig, nader ingaan op de stellingen van partijen.

4.Beoordeling

Is deze rechtbank bevoegd?
4.1.
De rechtbank dient haar bevoegdheid te beoordelen aan de hand van de EEX-verordening. [1] In artikel 4 van deze verordening staat als hoofdregel dat de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is. Op deze hoofdregel bestaan echter ook uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen is opgenomen in artikel 7 van de EEX-verordering.
In artikel 7 van de EEX-verordening staat:
“Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1.
a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:

voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;

voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;(..)”
4.2.
X Centrum stelt dat deze rechtbank op basis van artikel 7, eerste lid, onder b, eerste streepje, EEX-verordening bevoegd is, omdat tussen partijen een koopovereenkomst is gesloten, waarbij is afgesproken dat de plaats van levering Nederland is. Trans betwist dat tussen partijen een overeenkomst heeft bestaan en meent daarom dat artikel 7 EEX-verordering toepassing mist en de hoofdregel van artikel 4 EEX-verordering geldt.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van artikel 4 jo. artikel 7, eerste lid, EEX-verordering bevoegd is om te beoordelen of tussen partijen een overeenkomst heeft bestaan. [2] Indien zij echter tot de conclusie komt dat geen sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst dan zal zij zich alsnog onbevoegd moeten verklaren, omdat de bijzondere bevoegdheidsregel van artikel 7 EEX-verordening dan niet van toepassing is.
Is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
4.4.
Voor de beoordeling of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, moet de vraag beantwoord worden of [betrokkene] bevoegd was om de overeenkomst namens Trans met X Centrum aan te gaan. Indien hij namelijk niet bevoegd was, dan heeft dit tot gevolg dat tussen Trans en X Centrum geen overeenkomst heeft bestaan.
4.5.
Partijen verschillen van mening aan de hand van welk recht moet worden bepaald of al dan niet sprake was van bevoegde vertegenwoordiging. Partijen zijn het er wel over eens dat hier van toepassing is het Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging (hierna: HVV).
In artikel 11 HVV staat:
“In de verhouding tussen de vertegenwoordigde en de derde, worden het bestaan en de omvang van de bevoegdheden van de vertegenwoordiger, alsmede de gevolgen van het werkelijk of beweerdelijk uitoefenen van zijn bevoegdheden, beheerst door het interne recht van de Staat waarin de vertegenwoordiger zijn kantoor had op het tijdstip dat hij handelde.
Evenwel is het interne recht van de Staat waar de vertegenwoordiger heeft gehandeld toepasselijk, indien:
a.
a)de vertegenwoordigde zijn kantoor of, bij gebreke daarvan, zijn gewone verblijfplaats in die Staat heeft en de vertegenwoordiger op naam van de vertegenwoordigde heeft gehandeld; of
b)de derde zijn kantoor of, bij gebreke daarvan, zijn gewone verblijfplaats in die Staat heeft; of
c)de vertegenwoordiger ter beurze heeft gehandeld of aan een veiling heeft deelgenomen; of
d)de vertegenwoordiger geen kantoor heeft.
Wanneer een der partijen verschillende kantoren heeft, verwijst dit artikel naar dat kantoor waarmee de desbetreffende handelingen van de vertegenwoordiger het nauwst zijn verbonden.”
In artikel 13 HVV staat:
“Voor de toepassing van artikel 11, tweede lid, wordt de vertegenwoordiger, wanneer hij vanuit de ene Staat met de derde in een andere Staat in verbinding heeft gestaan per post, telegram, telex, telefoon of enig ander dergelijk middel, geacht daar te hebben gehandeld waar zijn kantoor of, bij gebreke daarvan, zijn gewone verblijfplaats is.”
En in artikel 14 HVV staat:
“Ongeacht artikel 11 is, wanneer een schriftelijke aanwijzing door de vertegenwoordigde of de derde van het recht dat toepasselijk is op de door dat artikel bestreken onderwerpen, uitdrukkelijk door de wederpartij is aanvaard, het aldus aangewezen recht op die onderwerpen van toepassing”.
4.6.
Het is niet gesteld dat sprake is van een uitdrukkelijk aanvaarde rechtskeuze in de zin van artikel 14 HVV. Volgens X Centrum maken de BOVAG-voorwaarden onderdeel uit van de overeenkomst, waarin een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen, maar zij heeft niet gesteld dat deze rechtskeuze in de zin van artikel 14 HVV uitdrukkelijk door Trans is aanvaard.
4.7.
Uit artikel 11 HVV volgt dat de hoofdregel is dat het recht van het land van het kantoor van de vertegenwoordiger van toepassing is. In dit geval is dat Bulgarije. De rechtbank overweegt dat uit de feiten volgt dat [betrokkene] zijn kantoor in Bulgarije had op het tijdstip dat hij handelde. De stelling van X Centrum dat [betrokkene] geen kantoor hield, is niet overtuigend, omdat uit de correspondentie volgt dat [betrokkene] de berichten heeft beantwoord met een e-mailhandtekening waarin de naam van een bedrijf in Bulgarije staat.
4.8.
Vervolgens staan er in artikel 11 HVV uitzonderingssituaties op de hoofdregel omschreven. X Centrum beroept zich op de uitzonderingen onder b) en d). Volgens X Centrum zijn deze uitzonderingen van toepassing, omdat het zwaartepunt van de onderhandelingen in Nederland ligt. Trans stelt daarentegen dat de uitzonderingen niet gelden omdat [betrokkene] niet in Nederland gehandeld heeft. Volgens Trans is er na het bezoek in Haaksbergen alleen via e-mail en telefoon gecommuniceerd en is daarom op grond van artikel 13 HVV het Bulgaarse recht van toepassing.
4.9.
De rechtbank overweegt dat bij de vraag of de uitzonderingssituaties van artikel 11 HVV gelden, beoordeeld moet worden of [betrokkene] in Nederland heeft gehandeld. Volgens X Centrum is [betrokkene] op 24 augustus 2022 rond 10:00 uur in Haaksbergen geweest om de auto te bezichtigen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter nog niet dat de vertegenwoordiger hiermee in Nederland heeft gehandeld, als bedoeld in artikel 11 HVV. Het zwaartepunt van het handelen ligt namelijk in de contacten per e-mail en telefoon, die daarna hebben plaatsgevonden. De vraag is daarom of [betrokkene] op die momenten in Nederland was. Uit de feiten volgt dat [betrokkene] op 24 augustus om 15:12 uur aan X Centrum heeft gemaild dat de auto ‘geboekt’ kon worden, daarna is hij telefonisch met [naam 1] van X Centrum de koopsom overeengekomen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [betrokkene] tijdens deze contacten per e-mail en telefoon, in Nederland was. X Centrum heeft hierover alleen gesteld dat [betrokkene] kennelijk in Nederland was. Dit is onvoldoende. Ter zitting heeft X Centrum verklaard dat het onmogelijk is dat [betrokkene] na het bezoek op 24 augustus in Haaksbergen ten tijde van de verstuurde e-mail om 15.12 uur al in Bulgarije was. Het gaat echter alleen om de vraag of [betrokkene] op dat moment nog in Nederland was. Van belang is dat X Centrum ook heeft gesteld dat [betrokkene] heeft gezegd dat hij naar Zwitserland zou doorreizen. Hieruit volgt dat het mogelijk was dat [betrokkene] ten tijde van het contact per e-mail en telefoon niet meer in Nederland was. Uit artikel 13 HVV volgt dat in dat geval – dus als hij vanuit de ene Staat met de derde in een andere Staat in verbinding heeft gestaan – Bulgaars recht van toepassing is. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat [betrokkene] ten tijde van het verzenden van de e-mail van 30 augustus (de bevestiging) in Nederland was. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet de uitzonderingsituatie maar de hoofdregel dient te gelden. Nu niet is gebleken dat [betrokkene] tijdens het zwaartepunt van het handelen in Nederland was, moet worden teruggevallen op de hoofdregel van artikel 11 HVV. Dit betekent dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene] beoordeeld moet worden naar Bulgaars recht.
4.10.
Vervolgens is het de vraag of naar Bulgaars recht sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging, zoals Trans stelt. Trans heeft ter onderbouwing van haar standpunt een legal opinion overgelegd, waarin staat dat [betrokkene] op basis van Bulgaars recht onbevoegd was om Trans te vertegenwoordigen en dat X Centrum hier ook niet op had mogen vertrouwen. Volgens Trans volgt uit de legal opinion dat naar Bulgaars recht een gelegaliseerde, schriftelijke volmacht vereist is voor vertegenwoordiging en dat deze volmacht door Trans nooit aan [betrokkene] is gegeven. Ook in het geval dat [betrokkene] wel bevoegd zou zijn geweest, dan zou Trans naar Bulgaars recht overigens niet gebonden zijn aan de overeenkomst, omdat Trans meermaals en ondubbelzinnig bezwaar heeft gemaakt tegen het bestaan van een overeenkomst tussen Trans en X Centrum. De rechtbank overweegt dat X Centrum deze conclusies op basis van legal opinion niet gemotiveerd heeft weersproken. De rechtbank is oordeel dat er daarom van moeten worden uitgegaan dat [betrokkene] naar Bulgaars recht niet bevoegd is geweest om Trans te vertegenwoordigen bij het aangaan van de overeenkomst. Dit betekent dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen Trans en X Centrum.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat deze rechtbank zich alsnog onbevoegd moet verklaren, omdat van de uitzonderingsregel van artikel 7 EEX-verordening geen sprake is nu tussen partijen geen overeenkomst heeft bestaan. Dit betekent dat de hoofdregel geldt, namelijk dat de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is. Dat is niet de Nederlandse rechter. Nu deze rechtbank onbevoegd is, zal zij X Centrum niet-ontvankelijk in haar vorderingen moeten verklaren. Hetgeen overigens is gesteld behoeft daarom geen bespreking meer.
Proceskosten
4.12.
X Centrum is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Trans worden tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 2.837,-
- salaris advocaat € 3.549,- (3 punten x € 1.183,-)
- nakosten
€ 173,-
totaal € 6.559,-.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verklaart zich onbevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen,
in het incident en in de hoofdzaak
6.2.
veroordeelt X Centrum in de proceskosten, aan de zijde van Trans tot dit vonnis vastgesteld op € 6.559,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert en in het openbaar uitgesproken op
15 november 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.HvJ EG 4 maart 1982, ECLI:EU:C:1982:79, NJ 1983/508 (Effer/Kantner).