ECLI:NL:RBOVE:2023:4665

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/08/294754 / HA ZA 23-140
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vergoedingen uit sponsorovereenkomst en afnameverplichting tussen horecagelegenheid en brouwerij

In deze zaak heeft Hesp Amsterdam Beheer B.V. de exploitatie van een horecagelegenheid overgenomen en vordert zij vergoedingen uit overeenkomsten die Grolsch met de rechtsvoorganger van het café heeft gesloten. De rechtbank Overijssel oordeelt dat er geen sprake is van een contractovername, waardoor de vorderingen van Hesp worden afgewezen. Hesp heeft de horecagelegenheid met ingang van 1 april 2018 overgenomen van een andere onderneming, maar de rechtbank stelt vast dat de contractuele verplichtingen uit de sponsorovereenkomst niet zijn overgedragen aan Hesp. Grolsch heeft in 2014 een sponsorovereenkomst gesloten met de rechtsvoorganger van Hesp, waarin een exclusieve afnameverplichting was opgenomen. De rechtbank concludeert dat Grolsch niet heeft meegewerkt aan de contractovername en dat Hesp niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de sponsorovereenkomst. De rechtbank wijst de vorderingen van Hesp af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/294754 / HA ZA 23-140
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
HESP AMSTERDAM BEHEER B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Hesp,
advocaat: mr. J.K.A. van Loo te Amsterdam,
tegen
GROLSCHE BIERBROUWERIJ NEDERLAND B.V.,
te Enschede,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Grolsch,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van 12 april 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 5 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Hesp.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

Hesp heeft met ingang van 1 april 2018 de exploitatie van de horecagelegenheid Cafe-Restaurant [café] overgenomen. In deze zaak draait het om de vraag of Hesp recht heeft op vergoedingen uit overeenkomsten die Grolsch met de rechtsvoorganger van [café] heeft gesloten. De rechtbank oordeelt er geen sprake is van contractovername en dat de vorderingen van Hesp daarom worden afgewezen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
Grolsch exploiteert een bierbrouwerij in Enschede.
3.2.
Hesp exploiteert de horecagelegenheid Café-Restaurant [café] te [vestigingsplaats] . Hesp heeft deze horecagelegenheid met ingang van 1 april 2018 overgenomen van [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ).
3.3.
Grolsch en [bedrijf 2] hebben op 2 april 2014 een Sponsorovereenkomst gesloten waarbij [bedrijf 2] met Grolsch een exclusieve afnameverplichting van 5 jaren is aangegaan tot en met 30 april 2019. Die afnameverplichting hield onder meer in een exclusieve afname van Grolsch bieren en aan Grolsch gelieerde bieren. Verder diende [bedrijf 2] de contractsgoederen te betrekken bij een door Grolsch aan te wijzen groothandel, in dit geval [bedrijf 1] B.V (hierna: [bedrijf 1] ).
3.4.
In de Sponsorovereenkomst is verder onder meer bepaald:
“(..) 7. Verplichting in geval van overdracht horeca-exploitatie
1.
In het geval de exploitant tijdens de looptijd van de overeengekomen afnameverplichting het voornemen heeft de horeca-exploitatie geheel of gedeeltelijk aan een derde of aan derden te doen overgaan, over te dragen of in gebruik te geven, in welke vorm dan ook, is de exploitant verplicht om ten gunste van Grolsch en ten laste van derde(n), de afname- en reclameverplichting, onder handhaving van de onderhavige verplichting tot overdracht, over te dragen/ op te leggen, als ware het eigen verplichtingen van de derde(n). De exploitant is verplicht ter zake met de derde(n) de over te dragen verplichtingen schriftelijk vast te leggen door deze letterlijk op te nemen in het overnamecontract, en een kopie van de onderhavige overeenkomst aan het overnamecontract te hechten en op iedere pagina te paraferen.
(..) 3. Grolsch is niet verplicht om bij overdracht van de horeca-exploitatie op welke wijze dan ook, ten behoeve van de opvolgende exploitant een (zelfde) sponsoring te verstrekken. Grolsch is bij overdracht van de horeca-exploitatie op welke wijze dan ook, wel breid de opvolgende exploitant een bonus te verstrekken onder gelijke voorwaarden zoals Grolsch bereid is die aan de exploitant te verstrekken. (..)”
3.5.
Op 18 april 2014 heeft Grolsch de Sponsorovereenkomst en bijbehorende Bonusbrief aan [bedrijf 2] gestuurd. In de Bonusbrief, die op 2 april 2014 door [bedrijf 2] is ondertekend, zijn de bonuscondities opgenomen. De bonus is de korting die wordt verstrekt op de inkoop van bier en wordt naderhand terugbetaald door Grolsch. De Bonusbrief bevat staffels voor die bonussen. Verder is hierin de voorwaarde opgenomen dat voor alle bonus- en sponsoruitkeringen geldt dat [bedrijf 2] al zijn verplichtingen jegens Grolsch en [bedrijf 1] nakomt.
3.6.
Op enig moment heeft de DGA van [bedrijf 2] , [naam 1] , Grolsch geïnformeerd dat hij voornemens was om [bedrijf 2] te verkopen aan Hesp. Bij brief van 31 januari 2018 heeft Grolsch [bedrijf 2] gewezen op zijn contractuele verplichting om de lopende afnameverplichting over te dragen aan de beoogde nieuwe exploitant.
3.7.
Bij brief van 28 maart 2018 heeft Grolsch ook Hesp gewezen op de contractuele verplichting van [bedrijf 2] om de afnameverplichting over te dragen.
3.8.
Grolsch en Hesp hebben diverse gesprekken gevoerd om tot nieuwe overeenkomsten te komen. Dit heeft niet geleid tot nieuwe schriftelijke overeenkomsten.
3.9.
Bij e-mail van 30 april 2018 heeft Grolsch een overeenkomst contractovername en een overeenkomst inzake afnamebeding aan Hesp gezonden. Deze overeenkomsten zijn niet door Hesp getekend.
3.10.
Bij brief van 8 juni 2018 heeft Grolsch Hesp er op gewezen dat de contractuele bepalingen niet werden nagekomen. Grolsch heeft in deze brief gemeld dat Hesp een ander assortiment bieren dan overeengekomen voerde en ook gebruik maakte van een andere groothandel dan de aangewezen groothandel.
3.11.
Op 22 juni 2018 heeft [naam 2] namens Hesp aan Grolsch een brief gestuurd. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..) Cliënte heeft in het kader van de overname/voortzetting van [café] kennis genomen van de volgende overeenkomsten die tussen uw brouwerij en de voormalig exploitant van [café] waren gesloten:

Kelderbierovereenkomst d.d. 20 maart 2002;

sponsorovereenkomst met afname- en reclameverplichting d.d. 2 april 2014;

bonusafspraken tussen uw brouwerij en de voormalig exploitant van [café] .
Cliënte realiseerde zich bij de aankoop/overname van [café] dat de voorgenoemde kelderbierovereenkomst per direct opzegbaar is/was en de exclusieve afnameverplichting ingevolge de sponsorovereenkomst zou voortduren tot 1 mei 2019. Voor alle duidelijkheid ging cliënte er daarbij van uit dat alle rechten en verplichtingen c.q. de samenhangende afspraken uit het verleden tussen de voormalige exploitant en uw brouwerij zouden worden voortgezet. In het bijzonder heeft cliënte daarbij kennisgenomen van het bepaalde ingevolge artikel 7 lid 3 sponsorovereenkomst:
“ Grolsch is bij overdracht van de horeca-exploitatie op welke wijze dan ook, wel bereid de opvolgende exploitant een bonus te verstrekken onder gelijke voorwaarden zoals Grolsch bereid is die aan de exploitant te verstrekken.”
(..)
Uiteraard kan het niet zo zijn dat uw brouwerij onder onderhavige omstandigheden in redelijkheid het standpunt kan innemen dat er bij voortzetting van [café] wel verplichtingen jegens uw brouwerij zouden moeten worden overgenomen door cliënt, doch daartegenover geen rechten zouden staan.
(..)
Namens cliënt verzoek ik u – en voor zover nodig sommeer ik u – hierbij om binnen zeven dagen na heden schriftelijk aan ondergetekende te bevestigen dat:
uw brouwerij gehoor zal geven aan het bepaalde in artikel 7 lid 3 sponsorovereenkomst;
in het kader hiervan aan cliënte dezelfde bonussen (en overige voor de afnemer gunstige condities) zullen toekomen welke laatstelijk golden voor de voormalige exploitant van [café] , de heer [naam 1] , zulks vanaf het moment waarop cliënte haar exploitatie van [café] is aangevangen. (..)
3.12.
Op 17 juli 2018 heeft [naam 3] namens Grolsch gereageerd op deze brief. In dit e-mailbericht staat, voor zover van belang:
(..) Allereerst merk ik op dat het juist is dat in artikel 7 lid 3 van de sponsorovereenkomst – in afwijking op hetgeen bij Grolsch standaard is – is overeengekomen dat aan een opvolgend exploitant een bonus zal worden verstrekt onder gelijke voorwaarden zoals die ook aan de voormalig exploitant is verstrekt. Door een intern misverstand bij Grolsch is in de gesprekken met uw cliënte er vanuit gegaan dat de standaard regeling, inhoudende dat een bonusaanspraak niet overdraagbaar is, van toepassing was. Dit blijkt nu ten onrechte. Gelet hierop kent Grolsch uw cliënte derhalve alsnog dezelfde bonuskorting toe als laatstelijk voor de voorgaande exploitant gold, één en ander onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat uw cliënte zich houdt aan de afspraken (waaronder met name de exclusieve afname van Grolsch producten).
Grolsch herkent zich niet in de stelling van uw cliënte dat Grolsch haar onder druk zou hebben gezet om een nieuwe “parapludeal” te tekenen. Het zal duidelijk zijn dat de zeer scherpe condities die Grolsch uw cliënte heeft geboden, waren gekoppeld aan een verlenging van de samenwerking. Naar ik begrijp is er juist vanuit uw cliënte aangedrongen op het snel aanbieden van een samenwerkingsvoorstel. Toen het voorstel eenmaal door Grolsch was uitgebracht, liet een reactie van uw cliënte op zicht wachten. Grolsch is uiteindelijk vanuit gegaan dat uw cliënte niet langer in wilde gaan op het voorstel. Zoals bij een overdracht van een afnameovereenkomst te doen gebruikelijk is vervolgens de nakoming van de exclusiviteitsafspraken bekeken en gebleken dat uw cliënte zich daar niet (volledig) houdt.
(..)
Desalniettemin heeft Grolsch begrip voor het feit dat uw cliënte een speciaalbierencafé exploiteert en is zij dan ook bereid om in gezamenlijk overleg met uw cliënte constructief te kijken naar een redelijke en logische invulling van de tapkranen, waarbij een overlap met de bieren van Grolsch zoveel mogelijk wordt vermeden. Voor de goede merk ik op dat een en ander in goed overleg en met instemming van Grolsch dient plaats te vinden en uw cliënte dus niet naar eigen inzicht met Grolsch concurrerende bieren kan gaan voeren. Voor een dergelijk overleg kan uw cliënte contact opnemen met de heer [naam 4] , uw cliënte welbekend. (..)
3.13.
Op 2 november 2018 heeft Grolsch een aanbiedingsbrief gestuurd. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
“(..)Om in aanmerking te komen voor, en ten teken van akkoord met bovenstaande bonusafspraken dient u deze brief voor akkoord te ondertekenen.(..)”.
Hesp heeft deze brief niet ondertekend.
3.14.
Grolsch heeft in 2018 een bonusafrekening opgemaakt.
3.15.
Met ingang van 1 mei 2019 neemt Hesp haar producten niet meer bij Grolsch af en is de afnameovereenkomst geëindigd.
3.16.
Op 2 september 2019 heeft Grolsch een creditnota gestuurd aan Hesp over de periode 01-01-2019 t/m 31-05-2019 met als omschrijving uitbetaalde bonussen ‘ [omschrijving] ’.
3.17.
Op 11 november 2019 heeft Hesp van Grolsch bij e-mail een aanvullende bonus over pils over 2019 gevorderd. Grolsch heeft de vordering afgewezen.
3.18.
Op 22 april 2022 heeft Hesp een brief gestuurd aan Grolsch waarin een bedrag van € 13.617,72 werd gevorderd aan aanvullende bonus over pils over 2019.
3.19.
Partijen hebben vervolgens meermaals contact gehad zonder resultaat, waarna Hesp Grolsch op 20 maart 2023 heeft gedagvaard.

4.Het geschil

4.1.
Hesp vordert - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Grolsch veroordeelt tot betaling aan Hesp van € 40.677,32 (inclusief BTW) nog te verhogen met:
- de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2020 tot de dag der voldoening over € 16.477,32 (inclusief BTW);
- de wettelijke handelsrente vanaf 1 mei 2018 tot de dag der voldoening over € 12.100,- (inclusief BTW);
- de wettelijke handelsrente vanaf 1 mei 2019 tot de dag der voldoening over € 12.100,- (inclusief BTW);
II. Grolsch veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding;
III. Grolsch veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
Hesp voert daartoe aan dat op basis van artikel 6:159 BW [bedrijf 2] haar rechtsverhouding met Grolsch kan overdragen aan Hesp door middel vaneen tussen [bedrijf 2] en Hesp opgemaakte akte. Die akte is opgemaakt op 21 februari 2018, met levering op 1 april 2018. Voor de overdracht op basis van artikel 6:159 BW is medewerking vereist van Grolsch. Die medewerking is vormvrij en volgt volgens Hesp uit de brief van 22 juni 2018 van de toenmalige advocaat van Hesp en de reactie hierop van de toenmalige advocaat van Grolsch van 17 juli 2018.
4.3.
Grolsch voert verweer. Grolsch concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Hesp, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Hesp, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Hesp in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

5.1.
Grolsch heeft op 2 april 2014 met [bedrijf 2] een Sponsorovereenkomst gesloten inhoudende dat [bedrijf 2] een exclusieve afnameverplichting van vijf jaren is aangegaan tot en met 30 april 2019. Op 18 april 2014 zijn de Sponsorovereenkomst en de bijbehorende Bonusbrief aan [bedrijf 2] gestuurd. In de bonusbrief is een staffel opgenomen op grond waarvan de bonus gekoppeld aan door [bedrijf 2] af te nemen hectoliters wordt bepaald. Naast deze bonuscondities hadden Grolsch en [bedrijf 2] afspraken over een hectoliter afhankelijke jaarlijkse sponsoring. Hesp stelt dat [bedrijf 2] haar rechtsverhouding met Grolsch aan haar heeft overgedragen op basis van artikel 6:159 BW door middel van een tussen [bedrijf 2] en Hesp opgemaakte akte. Die akte is volgens Hesp opgemaakt op 21 februari 2018 met levering op 1 april 2018.
5.2.
Hesp stelt dat de medewerking van Grolsch volgt uit de brief van [naam 2] in combinatie met de e-mail van [naam 3] .
5.3.
Artikel 6:159 BW bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte. Voor de geldigheid van een contractovername is echter wel de medewerking van Grolsch nodig. Vooropgesteld wordt dat, hoewel de vereiste medewerking in elke vorm verleend kan worden, hetzij vooraf, hetzij achteraf, hetzij zonder duidelijke verklaring, men er niet veronderstellenderwijs van uit mag gaan dat medewerking is verleend (HR 5 maart 2004, NJ 2004, 316). Hesp verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat Grolsch haar medewerking heeft verleend aan de contractovername naar de hiervoor aangehaalde correspondentie. De rechtbank oordeelt dat hieruit niet volgt dat Grolsch daadwerkelijk heeft meegewerkt aan de contractsovername. De advocaat van Grolsch schrijft namelijk dat Grolsch dezelfde bonuskorting wil toekennen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat Hesp zich houdt aan de afspraken en dat in gezamenlijk overleg en met instemming van Grolsch gekeken moet worden naar een redelijke en logische invulling van de tapkranen, waarbij een overlap met de bieren van Grolsch zoveel mogelijk wordt vermeden. Hieruit volgt dat partijen juist nog nader overleg zouden moeten hebben. Gesteld noch gebleken is dat Grolsch na deze correspondentie heeft meegewerkt aan de contractovername. Dit volgt ook uit het feit dat Grolsch op 2 november 2018 een brief met daarin bonusafspraken heeft gestuurd aan Hesp. In deze brief staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..)Om in aanmerking te komen voor, en ten teken van akkoord met bovenstaande bonusafspraken dient u deze brief voor akkoord te ondertekenen. (..)
Hesp heeft niet getekend en dus niet schriftelijk ingestemd met dit voorstel, zodat de vraag overblijft of Grolsch stilzwijgend heeft ingestemd met de contractovername.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet (voldoende) gesteld of gebleken dat Grolsch er stilzwijgend mee heeft ingestemd dat de contracten naar Hesp overgingen. Het enkele feit dat Grolsch in 2018 een bonusafrekening heeft opgemaakt en over 2019 ook een creditnota heeft opgemaakt, is onvoldoende. Daarbij wordt van belang geacht dat Grolsch hierover onweersproken heeft gesteld dat zij hiermee de mogelijkheid wilde openhouden dat Hesp alsnog een afnameovereenkomst met haar zou willen aangaan. Verder stelt Grolsch dat Hesp andere producten dan Grolsch-producten is blijven aanbieden en daarmee de exclusieve afnameverplichting niet is nagekomen. Dit was voor Grolsch juist een belangrijk onderdeel voor de bonusregeling. Verder volgt uit artikel 7 lid 3 van de Sponsorovereenkomst tussen Grolsch en [bedrijf 2] dat bij overdracht van de horeca-exploitatie Grolsch niet verplicht is om een (zelfde) sponsoring aan de opvolgende exploitant te verstrekken.
5.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de contracten tussen [bedrijf 2] en Grolsch op enig moment zijn overgaan en zijn gaan gelden tussen Hesp en Grolsch. De vorderingen van Hesp zullen worden afgewezen. Aan bespreking van hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd wordt niet toegekomen.
Proceskosten
5.6.
Hesp is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Grolsch worden begroot op:
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris advocaat € 2.366,00 (2,00 punten x € 1.183,00)
  • nakosten €
Totaal € 5.376,00
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Hesp in de proceskosten van € 5.376,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Hesp niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Hesp € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt Hesp in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 15 november 15 november 2023.