ECLI:NL:RBOVE:2023:4659

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
08.230884.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, nadat hij op 10 januari 2022 in Zwolle een vrouw had aangerand door haar borst te betasten en haar te zoenen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door getuigen, geloofwaardig was. Ondanks de ontkenning van de verdachte, concludeerde de rechtbank dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, evenals met het strafblad van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op als een soort waarschuwing voor de toekomst, naast de taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.230884.22 (P)
Datum vonnis: 16 november 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangerand door onverhoeds haar borst te betasten en haar te zoenen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2022 te Zwolle, althans in Nederland,
[slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
door
- die [slachtoffer] te achtervolgen en/of
- onverhoeds de borst van die [slachtoffer] te betasten en/of
- die [slachtoffer] (bij haar middel) vast te pakken en/of (vervolgens) te
zoenen/kussen en/of
- (nadat die [slachtoffer] hem, verdachte, had weggeduwd) die [slachtoffer] bij haar
gezicht te pakken en/of (vervolgens) te zoenen/kussen en/of
- zijn armen om die [slachtoffer] te doen/leggen en/of die [slachtoffer] tegen zich
aan te drukken en/of
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een
bedreigende situatie te doen ontstaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Er kan gesteld worden dat er voldoende wettig bewijs is, maar het bewijs is niet overtuigend. Er is geen objectief bewijs. Dat de aangifte van [slachtoffer] niet klopt blijkt vooral nu het DNA van verdachte niet is aangetroffen, aldus de raadsvrouw.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en van wat op de zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 10 januari 2022 ontmoetten [slachtoffer] en verdachte elkaar op het treinstation in Zwolle. Verdachte vroeg aan [slachtoffer] of hij bij haar mocht komen zitten en dat vond zij goed. Op het station praatten zij een tijdje met elkaar en rond 13:50 uur gaf [slachtoffer] aan dat zij weg moest. Verdachte vroeg aan haar of hij met haar mee mocht lopen waarop zij niet gezegd heeft dat dat niet mocht. [2]
[slachtoffer] heeft verder als volgt verklaard. Verdachte stopte met lopen en [slachtoffer] zei dat ze door moest lopen, omdat ze om 14:00 uur op haar stageplek moest zijn. Verdachte vroeg om haar telefoonnummer en [slachtoffer] gaf haar telefoon aan verdachte, zodat hij zijn nummer daarin kon opslaan en ze daarna weg kon lopen. Verdachte stuurde vervolgens met haar telefoon om 13:59 uur een bericht [3] aan zichzelf, waardoor hij ook haar nummer had. [slachtoffer] heeft meermalen tegen verdachte gezegd dat ze te laat op haar werk zou komen en dat ze weg moest. Verdachte greep vervolgens met zijn linkerhand naar haar rechterborst. Hij duwde aan de zijkant van haar rechterborst en volgens sloeg hij beide handen om haar heen. Hij pakte haar bij haar middel vast. [slachtoffer] duwde verdachte weg, nadat hij haar kort op haar mond zoende. Ze zei tegen verdachte dat ze dit niet wilde. Daarna pakte verdachte met beide handen het gezicht van [slachtoffer] vast en zoende hij haar weer op haar mond. De tweede zoen duurde langer, omdat [slachtoffer] geschrokken en bang was. Na de zoen gaf verdachte haar nog een knuffel. [slachtoffer] is vervolgens naar haar stageplek gelopen. Ze was overstuur van de gebeurtenis en haar collega’s vroegen wat er aan de hand was waarna ze vertelde dat ze zojuist was aangerand. [4]
Getuige [getuige 1] – een collega van [slachtoffer] – zag iets na 14:00 uur dat [slachtoffer] aan het huilen was en erg in paniek leek. [getuige 1] vroeg aan [slachtoffer] wat er aan de hand was en zij vertelde dat ze een man op het station was tegengekomen waar ze mee aan de praat raakte en dat hij vervolgens met haar meeliep naar haar stageplek waarna hij aan haar borsten had gezeten en dat hij haar wilde zoenen. [5] Ook getuigen [getuige 2] en getuige [getuige 3] zagen en hoorden dat [slachtoffer] erg emotioneel was. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] is meegelopen, dat ze telefoonnummers hebben uitgewisseld en dat hij haar een vriendschappelijke knuffel heeft gegeven. [7]
Overwegingen en conclusies
Hoewel verdachte heeft ontkend [slachtoffer] te hebben aangerand, twijfelt de rechtbank niet aan wat [slachtoffer] heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal en overweegt daartoe het volgende. Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] troffen [slachtoffer] vlak nadat zij op haar stageplek verscheen – en dus vlak na de confrontatie met verdachte – overstuur aan. [slachtoffer] heeft [getuige 1] meteen verteld dat zij door een man was aangerand. Het feit dat [getuige 1] meteen nadat het voorval zou hebben plaatsgevonden door een geëmotioneerde [slachtoffer] is geïnformeerd over de gebeurtenis, ondersteunt haar verklaring dat zij kort daarvoor is aangerand. Ook het Whatsapp-bericht dat verdachte naar zichzelf heeft verstuurd – enkele minuten voordat [slachtoffer] overstuur op haar stage verscheen – draagt bij aan de geloofwaardigheid van het verhaal van [slachtoffer] .
De rechtbank ziet daarnaast ondersteuning in de verklaring van verdachte. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op het station heeft ontmoet, dat hij met haar mee is gelopen, dat zij telefoonnummers hebben uitgewisseld en dat hij haar een knuffel heeft gegeven. Nu deze gebeurtenissen en handelingen deels overeenkomen met de verklaring van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] authentiek, consistent en gedetailleerd is en ook is ingebed in een concrete context.
Alles bij elkaar ondersteunen de bewijsmiddelen de feiten en omstandigheden die [slachtoffer] noemt. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en volgt het standpunt van de verdediging niet. Aan de verklaring van verdachte dat hij uitsluitend een vriendschappelijke knuffel heeft gegeven, zal de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, voorbij gaan.
Gezien de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen. Verdachte heeft een van de borsten van [slachtoffer] aangeraakt, hij heeft haar vastgepakt en op haar mond gezoend, haar gezicht vastgepakt en haar wederom gezoend en hij heeft haar geknuffeld. Dit alles terwijl [slachtoffer] na de eerste zoen duidelijk – verbaal en non-verbaal – heeft aangegeven dat zij dit niet wilde. De handelingen van verdachte zijn, gelet op wat hiervoor is vastgesteld, van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 januari 2022 [slachtoffer] heeft aangerand zoals ten laste is gelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2022 te Zwolle, [slachtoffer] door een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door
- onverhoeds de borst van die [slachtoffer] te betasten en
- die [slachtoffer] bij haar middel vast te pakken en vervolgens te zoenen en
- nadat die [slachtoffer] hem, verdachte, had weggeduwd die [slachtoffer] bij haar gezicht te pakken en vervolgens te zoenen en
- zijn armen om die [slachtoffer] te leggen en die [slachtoffer] tegen zich aan te drukken en
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet van die [slachtoffer] en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte een kale taakstraf moet worden opgelegd. Gelet op de handelingen zoals die ten laste zijn gelegd is sprake van een ‘inbreuk’ en niet van een ‘ernstige inbreuk’. Bovendien is er geen recidivegevaar en is het feit van twee jaar geleden, waardoor een voorwaardelijke straf niet noodzakelijk is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid door onverhoeds een van de borsten van [slachtoffer] te betasten, haar vast te pakken en te zoenen. Nadat zij hem duidelijk had gemaakt dat ze dat niet wilde, heeft hij haar gezicht gepakt en haar wederom gezoend, zijn armen om haar heen gelegd en zich tegen haar aan gedrukt. Door deze handelingen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het slachtoffer hoefde op dergelijk handelen niet bedacht te zijn en uit haar aangifte blijkt dat zij door het handelen van verdachte erg in paniek was geraakt.
Het behoeft geen betoog dat het erg hinderlijk is en zelfs beangstigend kan zijn om geconfronteerd te worden met dergelijke opdringerige uitingen van seksuele aandrang.
Verdachte heeft zich tijdens de aanranding uitsluitend laten leiden door zijn eigen behoefte en heeft daarbij geen enkel besef van de eventuele nadelige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer getoond. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving als geheel, alsook gevoelens van afkeer en verontwaardiging. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht het zorgelijk dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 februari 2023, waarin de reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Doordat de reclassering geen zicht heeft kunnen krijgen op delictgerelateerde risicofactoren en verdachte een first offender is, kan het herhalingsgevaar niet worden ingeschat. Daarnaast zijn er geen signalen voor problemen op leefgebieden waardoor de reclassering geen aanknopingspunten ziet voor het opstellen van een plan van aanpak. Verdachte beschikt over huisvesting, werk en inkomen. Verdachte heeft een verblijfsvergunning verkregen vanwege zijn betrokkenheid bij de opvoeding van zijn zoon. Mogelijk heeft verdachte door schaamte geen openheid van zaken gegeven aan zijn sociale netwerk omtrent deze strafzaak.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gezien het gepleegde feit acht de rechtbank het noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als stok achter de deur, zodat verdachte niet in herhaling valt. Bovendien vindt de rechtbank een taakstraf passend en geboden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken opleggen met een proeftijd van drie jaren. Ook zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van zestig uren opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland onderzoek PATRIOT/ ONRBC22002, met nummer PL0600-2022015494. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 18 januari 2022 (pagina’s 17 en 19).
3.Het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon [slachtoffer] ’ van 19 januari 2022 (pagina 41).
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 18 januari 2022 (pagina 16, eerste alinea en de pagina’s 20 tot en met 24).
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 19 april 2022 (pagina 62, alinea’s 7, 10 en 11 en pagina 63, alinea’s 3 en 5).
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 6 mei 2022 (pagina 68) en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 26 juli 2022 (pagina 73).
7.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.