Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
Zoals hierna toegelicht, blijkt uit het procesdossier dat de verschillende (partij-)deskundigen geen of onvoldoende aandacht hebben besteed aan de brandbaarheid en het brandgedrag van materialen in het algemeen en die van de verschillende onderdelen van de in het geding zijnde cv-ketels in het bijzonder. Voor de beantwoording van de door de rechter gestelde vragen, zijn deze aspecten cruciaal en dienen deze eerst nader te worden onderzocht. Om deze reden is het deskundigenonderzoek aangevangen met een bijeenkomst van de partijen, gehouden op 3 november 2022 in de vestiging van Bosch Thermotechniek B.V. te Deventer.
Om de wisselaar in een positie te doen geraken zoals op het CED-beeldmateriaal weergegeven, dienen evenwel
allebevestigingspunten verloren te gaan.
• de brandhaard die in de zone vóór de EcomLine cv-ketel en de elektrische onderverdeelinrichting van het gebouw is ontstaan, is veroorzaakt door de grote hoeveelheid druipend en brandend polypropyleen waaruit het afneembare deel van de mantel van de bewuste EcomLine cv-ketel was vervaardigd, anders gezegd: dit betreft eveneens een secundaire brandhaard.
Algemeenvan haar reactie op het concept deskundigenbericht, merkt Bosch Thermotechniek B.V. op dat bij het deskundigenonderzoek met oogkleppen een doelredenering zou zijn gevolgd. Zij kwalificeert de inhoud van het concept deskundigenbericht als onnavolgbaar en beweert dat de informatie, die van haar kant is gegeven, zou zijn geresoneerd. Een en ander bevreemdt.
inde ketel. Efectis heeft onderzoek gedaan naar dat schadebeeld door in een kleine houten ruimte brand te creëren in enerzijds een werkende cv-ketel die aangesloten was op gas, water en elektriciteit en gevuld was met water en anderzijds een niet werkende, niet gevulde en niet aangesloten cv-ketel. Daarbij is vastgesteld dat wanneer er brand ontstaat in een aangesloten werkende cv-ketel, de brandschade sterk beïnvloed wordt door het koelende effect van water in bepaalde onderdelen van die ketel en het vrijkomen van water uit die onderdelen. Het schadebeeld dat in dat onderzoek ontstond als gevolg van een brand in de werkende ketel wijkt dermate af van het schadebeeld bij [eiseres] dat het schadebeeld dat [naam 1] toeschrijft aan een brandoorzaak gelegen
inde Topline-ketel niet kan kloppen. Zo vertoonde de warmtewisselaar na het onderzoek in kwestie geen smeltschade en hing deze, anders dan bij [eiseres] het geval was, nog op zijn plaats. De bevindingen van het betreffende onderzoek laten ook zien dat de door [naam 1] veronderstelde brandoorzaak het door hem geschetste schadebeeld helemaal niet kan creëren.
buitende niet werkende ketel is gelegen. Bij een ontbranding van een niet werkende ketel ontstaan temperaturen die 300 °C hoger zijn dan de gemeten temperaturen in een werkende ketel. Dan treedt het hiervoor genoemde koelende effect van water niet op. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er smeltschade ontstaat aan de warmtewisselaar en dat die wisselaar scheef komt te hangen. Geconcludeerd moet dan ook worden dat de warmtewisselaar in de Topline-ketel van [eiseres] niet gevuld was met water toen deze in brand ging. Zonder water in de warmtewisselaar kan de ketel niet in bedrijf zijn geweest, aangezien de beveiliging van een cv-ketel ervoor zorgt dat de ketel wordt uitgeschakeld indien er geen water in de warmtewisselaar aanwezig is. Indien een ketel niet in bedrijf is, produceert deze geen rookgassen en kan deze niet de oorzaak van de brand zijn geweest. De afwezigheid van water in de warmtewisselaar kan alleen zijn veroorzaakt als sprake is geweest van een brandoorzaak gelegen buiten de ketel, die het watercircuit heeft doen lekken en waardoor de Topline-ketel is leeggelopen. De oorzaak van de brand lag dus niet in de Topline-ketel, maar moet gezocht worden in een externe oorzaak als gevolg waarvan de Topline-ketel vervolgens is gaan ontbranden. Die andere oorzaak is de hiervoor genoemde elektrische installatie.
inde Topline-ketel overtuigt de rechtbank niet. In dit kader wordt vooropgesteld dat niet vast staat dat met de door Efectis gesimuleerde branden de op 24 juni 2010 bij [eiseres] plaatsgevonden brand in voldoende mate is nagebootst. Zo zijn de gesimuleerde branden ontstaan door een brandstof in de ketel te plaatsen, dit terwijl [naam 1] ervan uitgaat dat de brand bij [eiseres] is ontstaan door lekkage van hete rookgassen. De vergelijking van het schadebeeld dat voortvloeit uit de foto’s (van proefopstellingen) uit het rapport van Efectis van mei 2023 met het schadebeeld bij [eiseres] gaat reeds daarom al mank. Bosch meent (kennelijk) dat het verschil in schadebeeld voornamelijk wordt veroorzaakt door de aan- en afwezigheid van water in de warmtewisselaar, maar de rechtbank gaat aan dat betoog voorbij. Bosch heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat de warmtewisselaar in de Topline-ketel door een lekkage in het watercircuit is leeggelopen en dat die lekkage is veroorzaakt door een brandoorzaak buiten de ketel, namelijk door de extreem hoge temperaturen onderin en onder de Ecomline-ketel. [naam 1] heeft de brandhaarden onderin en onder de Ecomline-Ketel echter als secundaire brandhaard bestempeld, waarmee het betreffende betoog van Bosch niet kan slagen. Bij het voorgaande komt nog dat [naam 1] de mogelijkheid dat de brand in de elektrische installatie is ontstaan – zijnde de door Bosch gestelde externe oorzaak van de brand – gemotiveerd heeft weerlegd. De rechtbank passeert dus de stelling van Bosch dat sprake moet zijn geweest van een buiten de Topline-ketel gelegen brandoorzaak.
De wettelijke rente over het bedrag van € 596.823,88 exclusief btw is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is geleden en kan dus worden toegewezen zoals gevorderd.
over 2017ontvangen aanslag Vennootschapsbelasting d.d. 30 maart 2019. De rechtbank is echter van oordeel dat het enkel overleggen van die aanslag onvoldoende is om aan te nemen dat [eiseres]
als gevolg van de brandeen verlies heeft geleden van
€ 10.239,00(3,00 punten × € 3.413,00)