ECLI:NL:RBOVE:2023:4606
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder bestuursdwang opgelegd door middel van sticker op gestalde fiets; verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen het opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij een sticker op een gestalde fiets is aangebracht. Deze sticker bevatte de mededeling dat de fiets zou worden verwijderd en dat de kosten op eiser verhaald zouden worden. Het college van burgemeester en wethouders van Dalfsen had in het bestreden besluit van 17 augustus 2022 het bezwaar van eiser gegrond verklaard, maar het primaire besluit niet herroepen. Tijdens de zitting op 9 oktober 2023, waar zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren, werd het beroep behandeld.
De rechtbank moest beoordelen of eiser nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, nu het college ter zitting het primaire besluit alsnog had herroepen. De rechtbank concludeerde dat eiser geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling, omdat hij zijn doel had bereikt: de herroeping van het primaire besluit en het behoud van zijn fiets. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat het gebrek in de procedure met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden gepasseerd.
Eiser had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit verzoek niet had onderbouwd. Volgens de vaste jurisprudentie moet voor vergoeding van immateriële schade worden aangesloten bij het civiele schadevergoedingsrecht. Aangezien eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van immateriële schade, werd zijn verzoek afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moest vergoeden, omdat het college pas na het instellen van beroep het primaire besluit had herroepen.