ECLI:NL:RBOVE:2023:4594

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/08/303265 / KG ZA 23-212
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning door een huurder tegen een medebewoner zonder recht of titel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser, een huurder, vorderde dat de gedaagde, die geen medehuurder is, de woning zou ontruimen. De eiser heeft sinds 16 januari 2020 een woning gehuurd van Delta Wonen en heeft samen met de gedaagde en hun drie minderjarige kinderen in de woning gewoond. In september 2023 heeft de eiser de woning verlaten en verzocht aan de gedaagde om de woning te verlaten, maar de gedaagde heeft dit geweigerd. Hierop heeft de eiser de gedaagde in kort geding gedagvaard en ontruiming gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2023 heeft de eiser haar eis gewijzigd en ontruiming gevorderd per 30 november 2023, omdat de woning op 1 december 2023 aan Delta Wonen moet worden opgeleverd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de woning op korte termijn moet worden opgeleverd. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft en dat hij de woning moet verlaten. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een dwangsom van € 500,- per dag voor het geval de gedaagde niet aan de veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,-. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren met behulp van de sterke arm van justitie overbodig is, omdat de deurwaarder deze bevoegdheid al heeft. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat partijen hebben afgesproken dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/303265 / KG ZA 23-212
Vonnis in kort geding van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. G. van Lent te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. M.E. Beeker te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in kort geding;
- akte wijziging van eis van [eiser] van 3 november 2023 met producties;
- de mondelinge behandeling van 8 november 2023, waar beide partijen pleitaantekeningen hebben overgelegd, waar [eiser] haar eis heeft gewijzigd en waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt;
- het proces-verbaal van 8 november 2023 met afspraken die partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben gemaakt over een deel van het geschil.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 15 november 2023.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad en hebben drie minderjarige kinderen.
2.2.
[eiser] heeft vanaf 16 januari 2020 een woning aan de [adres] (hierna: de woning) van Delta Wonen gehuurd. [eiser] heeft samen met [gedaagde] en hun kinderen in de woning gewoond. In september 2023 heeft [eiser] met haar kinderen de woning verlaten en heeft zij tijdelijk bij familieleden gewoond. Zij heeft [gedaagde] bij brieven van 8 september 2023 en 21 september 2023 verzocht de woning te verlaten zodat zij daar weer met de kinderen kon wonen. [gedaagde] heeft dat geweigerd.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] daarom op 12 oktober 2023 in kort geding gedagvaard en ontruiming van de woning gevorderd. Op 13 oktober heeft [eiser] de huur van de woning per 13 november 2023 opgezegd omdat zij een nieuwe huurwoning had gekregen. Bij akte wijziging eis van 3 november 2023 heeft [eiser] de voorzieningenrechter medegedeeld dat zij, hoewel zij niet meer zelf in de woning wil wonen, een spoedeisend belang heeft bij ontruiming van de woning door [gedaagde] op uiterlijk 10 november 2023, omdat zij deze op 13 november 2023 aan Delta Wonen moet opleveren en voor die tijd nog moet ontdoen van haar persoonlijke spullen en haar inboedel.
2.4.
Tijdens de (onderbreking van de) mondelinge behandeling op 8 november 2023 hebben partijen gezamenlijk telefonisch contact opgenomen met Delta Wonen en verzocht om voortzetting van de huur tot 1 december 2023, zodat [gedaagde] meer tijd heeft om een andere woonruimte te vinden. Delta Wonen heeft daarmee ingestemd. [eiser] heeft daarom haar eis gewijzigd en ontruiming gevorderd door [gedaagde] op uiterlijk 30 november 2023. Partijen hebben tijdens het minnelijk overleg ook afspraken gemaakt over andere geschilpunten en deze laten vastleggen in een proces-verbaal. De voorzieningenrechter zal daarom over die geschilpunten geen oordeel geven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na een wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling op
8 november 2023, - samengevat - [gedaagde] te veroordelen de woning aan [adres] uiterlijk op 30 november 2023 te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 500.000,- althans € 50.000,-.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er, gelet op de aard van de vordering en het feit dat de woning op 1 december 2023 opgeleverd moet worden, sprake is van een spoedeisend belang.
4.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft en daarmee inbreuk maakt op het huurrecht van [eiser]. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat hij de woning zal moeten verlaten. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij veel heeft ondernomen om een andere woonruimte te vinden, maar dat dit tot nu toe nog niet is gelukt. Ook heeft hij aangegeven dat hij het huurcontract graag had overgenomen zodat hij in de woning zou kunnen blijven wonen en de kinderen daar zou kunnen ontvangen, maar dat dit door de opzegging van de huur door [eiser] niet meer mogelijk is.
4.3.
De voorzieningenrechter vindt het voorstelbaar dat het vinden van een andere woonruimte op korte termijn lastig is. Tijdens de zitting is besproken dat het misschien mogelijk was geweest afspraken met Delta Wonen te maken over voortzetting van de huur door [gedaagde], voordat de huur door [eiser] werd opgezegd. Dat neemt echter niet weg dat [gedaagde] geen medehuurder is, zonder recht of titel in de woning verblijft en de woning zal moeten verlaten. De voorzieningenrechter zal de vordering tot ontruiming van de woning per 30 november 2023 daarom toewijzen en daarbij omwille van de duidelijkheid een tijdstip bepalen.
4.4.
Hoewel [gedaagde] heeft aangegeven de woning vrijwillig te zullen verlaten, zal de voorzieningenrechter ook de gevorderde dwangsom toewijzen. Zoals [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht heeft zij daarbij belang, omdat zij tegenover Delta Wonen verantwoordelijk is voor oplevering van de woning per 1 december 2023 en de dwangsom een extra prikkel geeft om aan de veroordeling te voldoen. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om gevorderde dwangsom als volgt te beperken. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot ontruiming op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling voldoet met een maximum van € 10.000,-.
4.5.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat deze gelet op artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft namelijk voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder zelf heeft geen rechterlijke machtiging nodig om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreekst aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.6.
Omdat partijen in het kader van de minnelijke regeling tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen zijn dat iedere partij de eigen proceskosten draagt van deze procedure, zal de voorzieningenrechter geen proceskostenveroordeling uitspreken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] uiterlijk 30 november 2023, 15:00 uur, de woning aan [adres] te ontruimen, van zijn persoonlijke spullen te ontdoen, en de woning daarbij in goede staat ter beschikking te stellen aan [eiser] onder afgifte van de sleutels aan [eiser] en de woning na 30 november 2023, 15:00 uur niet meer te betreden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 5.1. voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.