ECLI:NL:RBOVE:2023:4560

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
10655916 \ CV EXPL 23-1791
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenpremies en werkgeversbijdragen door Stichting Pensioenfonds, Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal Fonds

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen verschillende stichtingen en een gedaagde partij. De eisende partijen, waaronder Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek, vorderden betaling van achterstallige pensioenpremies en werkgeversbijdragen van de gedaagde, die tot en met 30 september 2022 een werknemer in dienst had. De gedaagde was verplicht om op basis van het Verplichtstellingsbesluit en de toepasselijke cao's deze premies en bijdragen te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de facturen van 10 augustus 2022 en de bijbehorende bedragen aan de eisers verschuldigd was, en dat de gedaagde ook in verzuim was geraakt met de betaling. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de eisende partijen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vorderingen die betrekking hadden op facturen van 16 november 2022 werden afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot pensioenpremies en de gevolgen van het niet tijdig betalen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10655916 \ CV EXPL 23-1791
Vonnis van 14 november 2023
in de zaak van

1.DE STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,

gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: Stichting Pensioenfonds,
2.
STICHTING WIJ TECHNIEK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3.
STICHTING SOCIAAL FONDS METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: Stichting Sociaal Fonds,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
mede handelend onder de naam [bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Wat is de beslissing van de kantonrechter in het kort?

1.1.
[gedaagde] had tot en met 30 september 2022 een werknemer in dienst. Op basis van het Verplichtstellingsbesluit tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek was [gedaagde] verplicht voor deze werknemer ouderdomspensioenpremie aan Stichting Pensioenfonds te betalen. Daarnaast moest [gedaagde] voor deze werknemer op basis van een cao jaarlijks een werkgeversbijdrage betalen aan Stichting Wij Techniek (eerst genaamd: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf) en op basis van een andere cao jaarlijks een werkgeversbijdrage betalen aan Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek.
1.2.
Stichting Pensioenfonds vordert betaling van facturen van 10 augustus 2022, 16 november 2022, 15 februari 2023, een boete en wettelijke rente. Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal Fonds vorderen betaling van een factuur van 10 augustus 2022, betaling van een factuur van 16 november 2022, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
1.3.
[gedaagde] heeft aangegeven de openstaande rekeningen van vóór september 2022 te willen betalen. Daaruit leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] de bedragen op de facturen van 10 augustus 2022 aan eisers is verschuldigd. De kantonrechter wijst deze bedragen (ad € 377,80, € 42,93 en € 10,10) dan ook toe. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente worden toegewezen.
1.4.
Ten aanzien van Stichting Pensioenfonds worden een boete van 10% en wettelijke rente toegewezen.
1.5.
De bedragen op de facturen van 16 november 2022 van Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal Fonds worden afgewezen, nu zij onvoldoende onderbouwd hebben gesteld op basis waarvan [gedaagde] verplicht was de geldelijke werkgeversbijdragen ook over de periode na 30 september 2022 te betalen.
1.6.
[gedaagde] wordt tot slot in de proceskosten van eisers veroordeeld.

2.Hoe is de procedure verlopen?

2.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
2.2.
De beslissing van de kantonrechter wordt vandaag meegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

3.Wat zijn de feiten?

3.1.
[gedaagde] , handelend onder de naam [bedrijf] , had tot en met 30 september 2022 een werknemer in dienst.
3.2.
Op basis van het verplichtstellingsbesluit tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek (hierna: het verplichtstellingsbesluit) is een werkgever die onder de werkingssfeer valt, verplicht ouderdomspensioenpremie aan Stichting Pensioenfonds te betalen. [1]
3.3.
Op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf en de collectieve arbeidsovereenkomst Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek is een werkgever die onder de werkingssfeer valt, verplicht een werkgeversbijdrage aan Stichting Wij Techniek en een werkgeversbijdrage aan Stichting Sociaal Fonds te betalen.
3.4.
Eisers hebben voor deze premies en bijdragen diverse facturen aan [gedaagde] gestuurd, onder meer op 10 augustus 2022 en op 16 november 2022. Eisers factureerden de door hen gevorderde bedragen gezamenlijk.
3.5.
[gedaagde] heeft de facturen onbetaald gelaten.
3.6.
Eisers hebben op 19 september 2022 en op 23 december 2022 betalingsherinneringen gestuurd. Daarin staat onder meer:
“Betaalt u niet? Dan herinneren we u opnieuw en wordt het bedrag verhoogd met rente en 10% boete of buitengerechtelijke invorderingskosten.”
3.7.
Eisers hebben op 10 oktober 2022 en op 9 januari 2023 [gedaagde] aangemaand de factuurbedragen, de rente en de boete/buitengerechtelijke invorderingskosten te betalen.
3.8.
Op onder meer 14 maart 2023 heeft de gemachtigde van eisers [gedaagde] verzocht de openstaande bedragen (inclusief incassokosten en rente) te betalen.
3.9.
Per e-mail van 5 april 2023 schrijft de gemachtigde van eisers aan [gedaagde] :
“in het telefonisch onderhoud d.d. 24 maart 2023 heeft u aangegeven dat er sinds vorig jaar juli geen personeel meer in dienst is en dat uw boekhouder de afmelding had gedaan bij het pensioenfonds. Wij hebben echter hiervan geen bewijs, c.q. correspondentie mogen ontvangen wat wij kunnen voorleggen aan het pensioenfonds.”
3.10.
Per e-mail van 12 juni 2023 schrijft de gemachtigde van eisers onder meer aan [gedaagde] :
“Het afmelden van personeel dient u zelf te regelen met cliënte. Als werkgever bent u verantwoordelijk voor een tijdige en juiste loonaangifte.”
3.11.
Op 25 juli 2023 hebben eisers [gedaagde] gedagvaard.
3.12.
Op 5 september 2023 heeft (alleen) Stichting Pensioenfonds alle factuurbedragen – behalve het bedrag van de factuur van 10 augustus 2022 – gecrediteerd.

4.Wat zijn de vorderingen van eisers?

V
orderingen van Stichting Pensioenfonds:
4.1.
Stichting Pensioenfonds vordert (na eisvermindering) – kort gezegd – veroordeling van [gedaagde] tot het betalen aan Stichting Pensioenfonds van:
een (factuur)bedrag van € 377,80;
een bedrag van € 180,94 aan boete;
een bedrag van € 33,31 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot 21 juli 2023, berekend over de bedragen genoemd onder a) en b);
e wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 21 juli 2023, berekend over de bedragen genoemd onder a) en b);.
4.2.
Stichting Pensioenfonds legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] op grond van het verplichtstellingsbesluit verplicht is ouderdomspensioenpremie aan Stichting Pensioenfonds te betalen. De facturen van 10 august 2022, 16 november 2022 en 15 februari 2023 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten. Dit betreft een bedrag van in totaal € 1.085,77. Pas na de dagvaarding heeft [gedaagde] op de juiste wijze bij Stichting Pensioenfonds gemeld dat hij geen werknemer(s) meer in dienst heeft, waardoor hij vanaf 30 september 2022 geen premie meer hoeft te betalen. Dit heeft geleid tot een creditfactuur. Dit betreffen de factuurbedragen over de maanden oktober 2022 tot en met september 2023. Stichting Pensioenfonds vordert daarom nu alleen nog een factuurbedrag van € 377,80.
In het pensioenreglement staat dat een achterstallig bedrag aan premie wordt vermeerderd met onder meer een boete van 15%. Stichting Pensioenfonds vordert een boete van 10%.
Vorderingen van Stichting Wij Techniek:
4.3.
Stichting Wij Techniek vordert - kort gezegd - veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan Stichting Wij Techniek van:
(factuur)bedragen van in totaal € 85,86;
een bedrag van € 14,31 aan buitengerechtelijke incassokosten;
een bedrag van € 2,63 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot 21 juli 2023, berekend over de bedragen genoemd onder a) en b);
e wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 21 juli 2023, berekend over de bedragen genoemd onder a) en b);
4.4.
Stichting Wij Techniek legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf jaarlijks een bijdrage aan Stichting Wij Techniek moet betalen. [gedaagde] heeft de factuur van 10 augustus 2022 en de factuur van 16 november 2022, die zien op de werkgeversbijdrage, onbetaald gelaten.
In de hiervoor genoemde cao staat dat bij niet-tijdige betaling van de bijdrage Stichting Wij Techniek vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten mag vorderen. In de cao staat dat dit een bedrag van 15% over de hoofdsom betreft. Stichting Wij Techniek hanteert een percentage van 10%.
Vorderingen van Stichting Sociaal Fonds:
4.5.
Stichting Sociaal Fonds vordert – kort gezegd – veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan Stichting Sociaal Fonds van:
(factuur)bedragen van in totaal € 20,20;
een bedrag van 3,37 aan buitengerechtelijke incassokosten;
een bedrag van € 0,62 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot 21 juli 2023, berekend over de bedragen genoemd onder a) en b);
e wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 21 juli 2023, berekend over de bedragen genoemd onder a) en b);.
4.6.
Stichting Sociaal Fonds legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek jaarlijks een werkgeversbijdrage aan Stichting Sociaal Fonds moet betalen. [gedaagde] heeft de facturen van 10 augustus 2022 en van 16 november 2022, die beiden zien op de werkgeversbijdrage, onbetaald gelaten.
In de hiervoor genoemde cao staat dat bij niet-tijdige betaling van de premie de Stichting Sociaal Fonds vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten mag vorderen. In de cao staat dat dit een bedrag van 15% over de hoofdsom betreft. Stichting Sociaal Fonds hanteert een percentage van 10%.
Vorderingen van eisers gezamenlijk:
4.7.
Eisers vorderen veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Wat is het verweer van [gedaagde] ?
4.8.
[gedaagde] voert als verweer dat zijn werknemer op 30 september 2022 uit dienst is gegaan en hij dit bij eisers heeft gemeld.

5.Hoe oordeelt de kantonrechter?

Vorderingen van Stichting Pensioenfonds
-
factuurbedragen
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] onder het verplichtstellingsbesluit valt. Bovendien betwist [gedaagde] niet dat hij premie moet betalen voor de werknemer(s) die bij hem in dienst zijn.
5.2.
Nu Stichting Pensioenfonds haar eis heeft verminderd, vordert Stichting Pensioenfonds alleen nog betaling van de factuur van 10 augustus 2022. Deze factuur ziet op de periode juli 2022 tot en met september 2022. In die periode had [gedaagde] nog een werknemer in dienst.
5.3.
[gedaagde] heeft erkend dat hij het factuurbedrag van 10 augustus 2022 aan Stichting Pensioenfonds moet betalen.
5.4.
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] dan ook tot betaling aan Stichting Pensioenfonds van een bedrag van € 377,80.
-
wettelijke rente
5.5.
[gedaagde] was vanaf 10 september 2022 (in verband met een betalingstermijn van dertig dagen na de factuurdatum) in verzuim. De wettelijke rente wordt vanaf dat moment toegewezen.
-
boete
5.6.
[gedaagde] heeft niet betwist dat in het pensioenreglement staat dat een achterstallig bedrag aan premiebetaling wordt vermeerderd met een boete van 15%, eisers dus een boete van 10% mogen hanteren en dat de boete wordt berekend over de hoofdsom plus de wettelijke rente.
5.7.
Door Stichting Pensioenfonds is niet toegelicht hoe de gevorderde boete van € 180,94 over de initiële vordering is berekend, waardoor de kantonrechter de boete zelf zal berekenen.
5.8.
De factuurbedragen zijn zodanig gecrediteerd, dat [gedaagde] uiteindelijk alleen een bedrag van € 377,80 hoeft te betalen. De wettelijke rente over het bedrag ad € 377,80 bedraagt tot de datum van de dagvaarding € 11,32. De kantonrechter berekent de boete dan ook over deze bedragen. De boete betreft dan € 38,91 (€ 389,12 x het door Stichting Pensioenfonds gehanteerd percentage van 10%).
5.9.
De wettelijke rente over de boete wordt toegewezen, zoals vermeld in de beslissing.
Vorderingen van Stichting Wij Techniek en van Stichting Sociaal Fonds
-
de factuurbedragen
5.10.
[gedaagde] erkent dat hij de factuur van 10 augustus 2022 van Stichting Wij Techniek (ad € 42,93) en van Stichting Sociaal Fonds (ad € 10,10) moet betalen. De kantonrechter wijst deze vorderingen dan ook toe.
5.11.
De kantonrechter overweegt dat Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal Fonds hebben nagelaten voldoende onderbouwd te stellen op basis waarvan [gedaagde] verplicht is ook na 30 september 2022 premie te betalen, terwijl hij op dat moment geen werknemer in dienst had. Ook stellen zij niet op basis waarvan [gedaagde] tijdig aan hen had moeten melden dat de werknemer niet meer bij [gedaagde] in dienst was. Zij stellen dat dit in een Uitvoeringsreglement staat, maar daarvan wordt niet vermeld op welke wijze dat van toepassing is op de relatie tussen [gedaagde] en Stichting Wij Techniek respectievelijk Stichting Sociaal Fonds. Het uitvoeringsreglement is bovendien niet overgelegd. Daarnaast is niet gesteld welke termijn als ‘tijdig’ wordt aangemerkt.
5.12.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat niet is betwist dat [gedaagde] al voor de dagvaarding bij de gemachtigde van eisers had gemeld dat hij geen werknemers meer in dienst had. Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaals Fonds erkennen bovendien dat [gedaagde] inmiddels heeft doorgegeven dat de betreffende werknemer sinds 1 oktober 2022 niet meer bij [gedaagde] in dienst is. Het is de kantonrechter niet bekend waarom Stichting Pensioenfonds vervolgens wel, en Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaals Fonds niet, hun eis hebben verminderd vanwege het (al dan niet ‘alsnog’ correct) melden van mutaties in het personeelsbestand.
5.13.
De kantonrechter wijst de vorderingen die zien op de factuur van 10 augustus 2022 dan ook toe, en wijst de vorderingen die zien op de factuur van 16 november 2022 als onvoldoende onderbouwd gesteld af.
-
buitengerechtelijke incassokosten
5.14.
Dat Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal Fonds op basis van de hiervoor genoemde cao’s aanspraak kunnen maken op buitengerechtelijke incassokosten, wordt niet door [gedaagde] betwist.
5.15.
Met de in de cao’s opgenomen regeling voor buitengerechtelijke incassokosten is afgeweken van de wettelijke regeling. De vordering zal daarom worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter stelt vast dat Stichting Wij Techniek en Sociaal Fonds voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en daarvoor kosten zijn gemaakt. De gevorderde bedragen vallen binnen de wettelijke tarieven (die geacht worden redelijk te zijn).
5.16.
Hierbij merkt de kantonrechter op dat [gedaagde] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij al voor de door de gemachtigde van eisers verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden aan eisers had gemeld dat hij geen werknemer meer in dienst had. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die zijn berekend over de volledig door Stichting Wij Techniek en Stichting Sociaal gevorderde bedragen (inclusief de factuur van 16 november 2022), worden dan ook toegewezen.
-
wettelijke rente
5.17.
[gedaagde] was vanaf 10 september 2022 (in verband met een betalingstermijn van dertig dagen na de factuurdatum) in verzuim. De wettelijke rente wordt vanaf dat moment toegewezen.
5.18.
Eisers hebben niet gesteld op welk moment zij de kosten voor de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben betaald, waardoor de wettelijke rente over die kosten wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Vordering van eisers gezamenlijk
-
proceskosten
5.19.
Aangezien [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, veroordeelt de kantonrechter [gedaagde] in de proceskosten (inclusief nakosten) van eisers. De kantonrechter zal voor de dagvaarding slechts 0,5 punt toekennen, nu eisers bij dagvaarding hun vordering niet of nauwelijks hadden onderbouwd. Zo ontbraken de facturen waarvan betaling werd gevorderd en een onderbouwing van de grondslag van de boetes. Dit is pas bij repliek door eisers aangevuld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 132,29
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde € 120,00 (1,5 punten × tarief € 80,00)
- nakosten € 40,00plus eventuele kosten voor betekening)
Totaal € 614,29

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Pensioenfonds tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 377,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Pensioenfonds tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 38,91, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Wij Techniek tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 42,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Wij Techniek tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 14,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Sociaal Fonds tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 10,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Sociaal Fonds tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3,37, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van eisers, tot op heden begroot op € 614,29, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening aan eisers betalen;
6.8.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023. (JK)

Voetnoten

1.Besluit van de Minister van Sociale Zaken van 25 oktober 2007 nr. 07/25206/05,