3.4.2.De bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] samen met (een) ander(en) een of meer aangetroffen (onderdelen van de) wapens en/of munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
3.4.2.1 Voorhanden hebben
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. Die bewustheid hoeft niet te betekenen dat de verdachte zich bewust is van specifieke eigenschappen of kenmerken van het wapen of de munitie of van de exacte locatie van het voorwerp.
Daarnaast is voor het ‘voorhanden hebben’ vereist dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen; hij moet over het wapen of de munitie kunnen beschikken. In bijzondere gevallen is de mogelijkheid dat een verdachte feitelijke macht uitoefent over het wapen of de munitie niet voldoende om te kunnen spreken van het ‘voorhanden hebben’. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand onverwacht of ongewild, kort een wapen van een ander in handen krijgt of onverwacht een wapen van een ander in zijn buurt heeft terwijl hij daarvan niet direct afstand kan nemen.
Zoals hiervoor is vastgesteld hoort de berging bij de woning van [verdachte] . Als uitgangspunt geldt dat hij als bewoner van de woning en gebruiker van de berging de beschikkingsmacht heeft over de berging en de spullen die zich daarin bevinden. Daarvoor is wel vereist dat hij wetenschap heeft van de aanwezigheid van die spullen.
[verdachte] ontkent dat hij wist dat er wapens in zijn berging stonden. Hij verklaart dat hij zijn berging ter beschikking heeft gesteld aan een persoon, van wie hij verder geen naam wil noemen, die vroeg of hij verhuisdozen in [verdachte] ’s berging mocht stallen. [verdachte] heeft daarmee ingestemd en heeft de sleutel van de berging onder een tegel gelegd, zodat die persoon toegang had tot zijn berging.
De rechtbank acht dit scenario om meerdere redenen niet aannemelijk en zal dit toelichten.
De in de berging aangetroffen (onderdelen van de) wapens, munitie en tassen zijn forensisch onderzocht en bemonsterd. Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat het DNA-profiel van [verdachte] overeenkomt met het DNA-profiel dat op een ritslip van een rugzak met daarin wapens en munitie is aangetroffen. De rechtbank zal hieronder conclusies verbinden aan deze onderzoeksbevindingen.
Uit de bemonstering van de linker ritslip van het grote vak van de rugzak (SIN-kenmerk AAOY6648NL#02) is een onvolledig DNA-profiel van één man verkregen. Het DNA-profiel van [verdachte] komt overeen met dit profiel. Het DNA-profiel uit de bemonstering is extreem veel waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [verdachte] de donor is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [verdachte] donor is van het celmateriaal op de ritslip van de rugzak. In de rugzak zaten vijftien handvuurwapens, een vuurwapendoosje, munitie en patroonhouders.
Namens [verdachte] is aangevoerd dat het slechts een onvolledig DNA-profiel betreft en dat het DNA op de ritslip kan zijn overgebracht door middel van ‘contaminatie’. Bij contaminatie wordt DNA op een indirecte manier overgedragen. Dat betekent dat DNA van een persoon via een of meer tussenstappen op een voorwerp terecht komt, zonder dat de betreffende persoon met dat voorwerp contact heeft gehad. De verdediging stelt dat de persoon die de tassen met wapens en munitie in de berging heeft neergezet het DNA van [verdachte] op de ritslip achter heeft kunnen laten. De contaminatie kan ook plaats hebben gevonden doordat rechercheurs de wapens, munitie en tassen buiten hebben gelegd om te fotograferen. Daarbij werd telkens eenzelfde laken gebruikt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De stelling dat het DNA op de ritslip door andere personen kan zijn overgebracht door middel van contaminatie, is onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Er ontbreken toetsbare details en de rechtbank acht de scenario’s niet aannemelijk. Het feit dat het een onvolledig DNA-profiel betreft, heeft er niet aan in de weg gestaan om een bewijskracht te kunnen berekenen. Uit de bewijskracht van de DNA-match volgt de hoogste waarschijnlijkheidsgraad die mogelijk is.
Daarnaast acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat een persoon verzoekt goederen in de berging van [verdachte] te stallen en dat die persoon, zonder [verdachte] dat te vertellen, een grote hoeveelheid wapens en munitie in de berging onderbrengt. Deze persoon zou daarmee een zeer groot risico nemen in het geval [verdachte] zou ontdekken welke goederen zijn opgeslagen. [verdachte] zou de politie kunnen inlichten of de goederen zelf kunnen verwijderen.
De rechtbank overweegt verder dat de tassen zichtbaar in de relatief kleine berging stonden. Er staken zelfs grote delen van lopen van vuurwapens uit de vuilniszakken. Dit in combinatie met het DNA van [verdachte] dat op een onderdeel van één van de tassen is aangetroffen, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] deze tas heeft aangeraakt en dus in de berging is geweest. Anders dan [verdachte] de rechtbank heeft willen doen geloven, is het niet aannemelijk dat [verdachte] deze lopen van vuurwapens niet zou hebben gezien.
Op basis van de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen samen, concludeert de rechtbank dat [verdachte] wist dat er wapens en munitie in zijn berging lagen, dat hij deze bewust aanwezig had, dat hij er feitelijk over kon beschikken en dat hij daarmee de goederen voorhanden had.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] wapens en/of munitie heeft overgedragen. Onder ‘overdragen’ wordt verstaan het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht (artikel 1 aanhef en onder 11˚ Wet wapens en munitie). Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de conclusie dat daarvan in het geval van [verdachte] sprake is geweest.
[verdachte] wordt verweten dat hij samen met (een) ander(en) wapens en/of munitie voorhanden had. In het geval van ‘medeplegen’ moet vaststaan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van wapens en/of munitie. De eisen van bewustheid en feitelijke macht gelden hier voor verdachte en zijn mededader(s).
Namens [verdachte] is aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit volgt dat [verdachte] met anderen afstemming had of afspraken heeft gemaakt over de opslag van de wapens en munitie.
-
Foto’s van wapens
In de woning van [medeverdachte 1] is een Google Pixel telefoon inbeslaggenomen met kenmerk 26REDCAR.006. In deze telefoon staan foto’s van vuurwapens. Enkele van deze foto’s zijn getoond aan het onderzoeksteam dat de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] uitvoerde op 4 februari 2022. Het betreffen de foto’s die op 5 januari 2022 zijn opgeslagen om 18:59:17 uur en 20:28:31 uur.Het onderzoeksteam heeft vervolgens de achtergronden van de foto’s van de telefoon 26REDCAR.006 vergeleken met kenmerken van de woning van [medeverdachte 2] . De witte vierkante tegels, de crèmekleurige plinten en wanden en een doos die op de foto’s te zien zijn, komen overeen en zijn aanwezig in de woning en inpandige berging van [medeverdachte 2] .
Op een foto in de telefoon 26REDCAR.006 is een envelop te zien met een handgeschreven lijst met een opsomming van wapens. Uit onderzoek volgt dat de code van de envelop hoort bij het postadres [adres 3] , zijnde de woning van [medeverdachte 2] .
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de foto’s van de wapens op het toestel 26REDCAR.006 gemaakt zijn in de woning van [medeverdachte 2] . Dat betekent dat het niet anders kan zijn dan dat de uitgestalde wapens die op de foto’s te zien zijn, in [medeverdachte 2] ’s woning aanwezig waren.
Op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn ook foto’s van wapens aangetroffen. Enkele van deze foto’s zijn op 5 januari 2022 in de telefoon opgeslagen. De wapens die zichtbaar zijn op de foto’s van 5 januari 2022 op telefoon 26REDCAR.006 en de foto’s van de wapens op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn grotendeels hetzelfde. Dat geldt onder andere voor de foto’s die in de telefoon van [medeverdachte 2] zijn opgeslagen om 18:58 uur en 19:07 uur en in de telefoon 26REDCAR.006 om 18:59 uur en 19:07 uur.Hetzelfde type wapens is te zien en de foto’s zijn, gelet op de achtergrond, in de woning van [medeverdachte 2] gemaakt. Alleen de invalshoek van de foto’s is anders. De rechtbank concludeert dat ook de wapens die op de foto’s van [medeverdachte 2] ’s telefoon te zien zijn, zich in zijn woning bevonden.
De foto’s van het toestel 26REDCAR.006 zijn door een deskundige onderzocht. Het type wapens op de foto’s van 5 januari 2022 van 18:59 uur, 19:00 uur en 19:07 uur komt overeen met het type wapens dat in de berging van de [adres 2] is aangetroffen.De rechtbank concludeert dat gezien de overeenkomsten van de foto’s van beide telefoons deze conclusie ook geldt voor de wapens op de foto’s van [medeverdachte 2] ’s telefoon. De wapens op de foto’s van [medeverdachte 2] ’s telefoon komen overeen met het type wapens dat in de berging van [verdachte] is aangetroffen.
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat de foto’s waarop wapens te zien zijn, in de woning van [medeverdachte 2] zijn gemaakt en dat de wapens daarom ook in zijn woning aanwezig waren. Uiteindelijk is hetzelfde type wapens in de berging van [verdachte] aangetroffen.
-
Tapgesprekken
De rechtbank overweegt verder dat uit de tapgesprekken volgt dat op het moment dat de doorzoeking in de berging van [verdachte] bezig is, [medeverdachte 2] meerdere keren gebeld wordt door verschillende personen. Wanneer [medeverdachte 2] door zijn moeder wordt gebeld, vraagt zij of hij iets te maken heeft met de wapens die bij de buurjongen zijn aangetroffen. [medeverdachte 2] antwoordt daarop dat hij ook een probleem heeft. Tegenover getuige [getuige] heeft [medeverdachte 2] tevens verklaard dat hij bijna omviel bij het uitladen, hij moest “het” stallen of wegbrengen. [medeverdachte 2] nam hierbij het woord wapens niet in de mond, maar hij heeft tegenover getuige [getuige] bevestigd dat het te maken had met het nieuws over de wapenvondst. De rechtbank is van oordeel dat deze gesprekken in samenhang bezien moeten worden met de andere bewijsmiddelen in het dossier. [medeverdachte 2] sprak immer over uitladen, stallen en wegbrengen. Uit de foto’s bleek dat er zich wapens in [medeverdachte 2] ’s huis bevonden. Soortgelijke wapens werden in [verdachte] ’s berging aangetroffen, op twintig meter afstand van [medeverdachte 2] ’s huis. Niet alleen woonde [verdachte] op twintig meter afstand van [medeverdachte 2] maar uit de bij [medeverdachte 2] aangetroffen Samsung telefoon blijkt dat er ook eenmaal, op 8 december 2021, 17 seconden telefonisch contact is geweest met de telefoon van [verdachte] . Uit het feit dat [medeverdachte 2] door verschillende personen werd benaderd tijdens de doorzoeking bij [verdachte] , waarbij hij aangeeft een probleem te hebben, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] op het moment dat de wapens in de berging van [verdachte] lagen, nog steeds beschikkingsmacht had over de aangetroffen wapens en munitie.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met in ieder geval een ander. [verdachte] heeft verklaard dat hem verzocht is spullen op te slaan. De rechtbank heeft eerder overwogen dat [verdachte] wist dat het om wapens en munitie ging. [verdachte] had de sleutel van de berging onder een tegel verstopt, zodat anderen toegang hadden tot de berging. Dat maakt dat er daadwerkelijk afstemming en afspraken zijn gemaakt over het opslaan van de wapens en munitie en het bewaren van de sleutel. Of [verdachte] met “een ander” [medeverdachte 2] bedoelt of een ander persoon kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] op basis van zijn eigen verklaring in ieder geval samen met één ander de beschikkingsmacht had over de wapens en munitie.